BOEK EN TI.IDSCHRIFT Naar onze mening beroepen de

BOEK EN TI.IDSCHRIFT
16
Naar onze mening beroepen de samenstellers zich hier ten onrechte op
het onderzoek, in het „Zeitschrift fiir Kinderforschung" gepubliceerd. Ze verliezen het onverbrekelijke verband tussen het kinaesthetische, het betekenisvolle
en het auditieve van de door de kinderen gebruikte klankcomplexen te veel uit
het oog.
In verband met deze onzelfstandige delen van 't geheel, dat een klankcomplex voor een kind is, staat de grootte der optische moeilijkheid, als ook het
woordbeeld onzelfstandig deel van het woordcomplex zal gaan uitmaken.
Voor onze debielen is het beginnen met deze klank-„Gestalten", dan ook
niet aan te bevelen.
De uitvoering der boekjes is keurig. Het 8ste deeltje, dat geheel uit verhaaltjes bestaat, is ook voor onze scholen stellig als leesstof bruikbaar, als de
kinderen lezen kunnen. P. H. S.
32 Tekenvoorbeelden Map 2. Ontwerp Dick de Boer. Uitg.
J. B. Wolters, Groningen.
De eerste map achtten we blijkens de aankondiging in ons Tijdschrift zeer
bruikbaar voor het Buit. O. Ook deze serie zal zeker met genoegen gebruikt
worden. De voorbeelden zijn eenvoudig van vorm gehouden. Vooral de heldere
kleuren trekken de kinderen aan. De lage prijs (f 0.90) maakt, dat ieder onderwijzer zijn leerlingen dit tekengenoegen kan verschaffen. P. H. S.
Met pen en penseel, door K. Postma en K. Sennema. Uitgave
A. Huisman, Meppel
Dit is een map met 20 copieer-tekeningen. Als ze zijn nagetekend moeten
de omtrekken met de redispen en O.-I.inkt worden aangegeven en daarna
gekleurd. 't Is aardig werk, maar alleen voor zeer goede tekenaars uit hogere
klassen van onze scholen bruikbaar. P. H . S .
Handenarbeid, deel I (karton-, papier- en kleiarbeid), deel II
(houtarbeid), door H. Elsinga. Uitgave .1. B. Wolters, Groningen.
Beide delen vormen een volledige, doch beknopte handleiding voor hen,
die zich voor het examen handenarbeid willen bekwamen.
Castratie en Sterilisatie. Naar aanleiding van de verschillende gevallen
van moord en doodslag met een kennelijk sexuele achtergrond schrijft de
geneeskundige medewerker van de ,,N. Rott. Ct." een artikel. Hij geeft er in
aan hoe de geslachtsdrift in de regel van sterilisatie geen invloed ondervindt
en dus in verband met misdrijven met sexuele ondergrond buiten beschouwing
kan blijven. Bij castratie bestaat de zekerheid, dat de geslachtsdrift zal verdwijnen niet, de mogelijkheid wel. Het rechtstreeks verband tussen geslachtsklierfunctie en neiging tot sexuele misdadigheid is zo moeilijk aanwijsbaar, dat
de schrijver voor het onderstellen van dit verband geen reden ziet.
Verder acht hij de vraag naar de wettelijke geoorloofdheid van een gedwongen operatie nog niet voldoende beantwoord. Hij noemt het probleem dan
ook medisch en jurisch onrijp. Hoe meer men er van weet, hoe minder men
over eventuele wettelijke regeling er van praat. Hij meent dat het buiten de
vakpers van medici en juristen voorlopig maar onbesproken moet blijven.
16e JAARGANG
FEBRUARI 1935
No. 2
TIJDSCHRIFT
VOOR
BUITENGEWOON ONDERWIJS
Verschijnt maandelijks
P. H. SCHREUDER
Abonnementsprijs f 5.— per jaar
Redactie:
P. G. SCHREUDER
Redactie-Adres:
P. H. SCHREUDER
Van Hogendorpstr. 89 — Den Haag
Dr. D. HERDERSCHÊE
Administratie-Adres:
N. V. UITGEVERS - MIJ. „H A G A"
DEN HAAG — Giro No. 32990
HOOFDBESTUUR:
P. H. SCHREUDER, Van Hogendorpstraat 89, Den Haag, Voorzitter
Dr. D. HERDERSCHÊE, Nic. Maesstraat 32boven, Amsterdam-Z., 2e Voorzitter
P. V. D. WAALS, Valkenboschkade 135, Den Haag, le Secretaris
C. DE JEU, Schepenstraat 86, Rotterdam, 2e Secretaris
J. J. EDENS, Jan Luykenstraat 46boven, Amsterdam-Z., Penningmeester,
Postrekening Hoofdbestuur No. 67181, Amsterdam
K. DE BLoots, Stadhouderslaan 16, Hillegersberg.
Aanvraag Bibliotheek: Mejuffrouw E. UBAS, IJmuidenstraat 54, Scheveningen - Postrekening 129281.
INHOUD:
Onze Kolonie 1910-1935
18
.
Het testen van leerlingen. P. H. Schreuder
.
26
Hoofdbestuur. (H. B. Verg., Brochure, Voorst. v. d. Alg. Verg.) 29
Verslag van de arbeid van de sociaal-paedagoog van Het
Groene Kruis. C. Leeflang .
30
Berichten
31
.
33
Boek en Tijdschrift
Bijdragen in te zenden vóór de
20 ste
van de maand.
ONZE KOLONIE
18
ONZE KOLONIE
1910-1935.
Onder grote belangstelling werd op 10 Januari j.l., in Hotel
des Pays-Bas te Utrecht, het 25-jarig bestaan herdacht van de
Centrale Vereniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen.
Aan het deze herdenking voorafgaande noenmaal van Bestuur
en Raad van Toezicht, waaraan mede aanzat de heer Prof. Dr.
G. A. van Poelje, Directeur Generaal van het Onderwijs, deelde
deze, namens den Minister van Onderwijs, mede, dat het
H. M. de Koningin had behaagd den heer M. C. M. de Groot,
penningmeester der Vereniging, te benoemen tot Ridder in de
Orde van Oranje-Nassau. Deze mededeling werd met luid applaus
begroet.
Toen alle genodigden in de filmzaal hadden plaats genomen,
hield de voorzitter, Mr. F. van Hasselt, een korte openingsrede,
waarna een film werd vertoond, getiteld : „Zonne-Oord: het leven
en werken in de gezondheidskolonie voor het afwijkende kind."
Deze film, met opofferingen van zeer veel vrije tijd belangeloos
door den heer G. P. W. de Bruin, te 's-Gravenhage, vervaardigd,
oogstte groot succes. Een kort verslag van de inhoud moge hier
volgen :
De film geeft een beeld van de verpleging en verzorging
van het misdeelde kind, dat tengevolge van lichamelijke zwakte,
een gezondheidskuur moet ondergaan in het Koloniehuis ZonneOord te Ede.
Het Eerste Deel.
Dit speelt in de dokterskamer van de school. De schoolarts
onderzoekt de leerlingen en oordeelt uitzending voor sommigen
noodzakelijk. Daarna de aankomst in de Kolonie. De hartelijke
begroeting brengt al dadelijk een goede stemming. Een zorgvuldig medisch onderzoek door de Koloniearts geschiedt zo vlug
mogelijk na de aankomst.
De verplegingsgebouwen
De vereniging kocht in 1916
een huisje op de Doesburgerheide te Ede. De koopprijs was
f 5500.—. Thans staat op hetzelfde terrein voor meer dan een
kwart millioen aan verplegingsgebouwen. Zij voldoen aan de
uiterste eisen van moderne verpleging.
Het Tweede Deel.
De kinderen worden gewekt, staan op en wassen zich ; elk
kind aan zijn eigen vaste wastafel met stromend water. Dan het
ontbijt. Na het ontbijt de dagelijkse wandeling; en daarna in
afwachting van het middagmaal, spelen bij het huis.
ONZE KOLONIE
11)
Vóór het eten het gezamenlijk gebed. Dan „aanval" op de
schalen ! Na de maaltijd de verplichte rust.
In gevallen van besmettelijke ziekte worden de patienten
onmiddellijk geïsoleerd in de barak.
Een vertelling van de zuster, vóór het naar bed gaan. Daar
zijn ze dol op ! Ook de vertoning van de poppenkast is een geliefde ontspanning.
Als het werk is afgelopen, zijn de verzorgsters moe. Een
gezellig samenzijn in de huiskamer -- 's zomers op het terras —
is het slot van de dag.
Zonne -Oord 1923
Als de directrice . verjaart, is er groot feest. Wekenlang wordt naar
die dag verlangd. De film geeft een beeld van deze kindervreugde.
Het Derde Deel.
Dit deel geeft te zien de afdeling lichamelijk gebrekkigen.
Heel veel genieten ook deze stumperds, maar bovenal: heel veel
gaat ook hun gezondheidstoestand vooruit.
De film besluit met een overzicht van de groei der verpleging
en geeft aan hoe verschillende soorten van misdeelde kinderen
worden opgenomen.
De Voorzitter der vereniging sprak daarna de volgende rede uit:
Dames en Heren !
Nu de film is afgedraaid en U allen een idee heeft kunnen
krijgen van de wijze, waarop op de Doesburgerheide in onze
20
ONZE KOLONIE
Kolonieliuizen wordt gewerkt, moet ik nog een ogenblik Uw
aandacht vragen, en wel om U, Dames en Heren, die de Departementen van Sociale zaken en Onderwijs hier vertegenwoordigen
en U Inspectrices en Inspecteurs van Onderwijs en Volksgezondheid, U heren Doctoren en hoofden van Scholen en leerkrachten
aan het Buitengewoon Onderwijs bijzonder welkom te heten op
deze bijeenkomst omdat wij voelen dat wij Uw aller belangstelling
niet kunnen en niet zouden willen missen, maar even welkom
zijn ons hier de vele anderen die ons met hun tegenwoordigheid
vereren en dan wil ik met name noemen Dr. Van Vliet die
zovele jaren ons als medicus heeft bijgestaan. 't Is toch niet de
Het Witte Huis
1926
filmvertoning of nieuwsgierigheid, die U aandreef naar hier te
komen maar sympathie met het werk, dat door ons wordt verricht
ten bate van zovele misdeelde kinderen.
Ik dank U allen zeer voor Uw tegenwoordigheid en belangstelling en hoop, dat wat gij misschien reeds in Ede gezien
hebt, wat wij U hier hebben getoond en medegedeeld U moge
aansporen mede te werken aan een propaganda voor onze Centrale
Vereniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen. We
zouden deze naam eigenlijk moeten wijzigen, daar sedert korte
tijd ook geestelijk goed ontwikkelde kinderen bij ons komen, als
lichamelijk gebrekkigen, doven en blinden. Wij blijven ons beperken tot opname van het misdeelde kind en krijgen uit de
aard der zaak alleen kinderen uit arme gezinnen, die meer dan
anderen behoefte hebben aan een flink verblijf buiten, maar die
ONZE KOLONIE
21
het aan middelen ontbreekt om daarvoor voldoende te betalen.
Wat wij U hebben vertoond op de film gaf U een beeld
van het leven in de Koloniehuizen, van de zorgen en moeite,
die Directrice en personeel hebben om de kinders eerst goed
schoon en netjes in de kleren te krijgen, dan om ze bezig te
houden, maar die film sprak niet tot U over de finantiële zorgen.
Als U nu zoudt denken, dat die er niet zijn, dan heeft U het
mis. Het aantal der direct aan onze Vereniging contribuerenden
loopt wat terug geen wonder in deze tijd de van de
regering ontvangen subsidie is sterk verminderd
ook geen
wonder.
De bij ons aangesloten plaatselijke verenigingen doen wat
zij kunnen, maar Amsterdam heeft voor '35 nog geen kinderen
Groot-Zonne -Oord
1930
opgegeven. Utrecht, Groningen, Amersfoort, Gouda, Assen maar
zeer enkele. Toch mogen wij niet klagen. 1934 was een zeer
goed jaar met over 25000 verpleegdagen, maar we kunnen niet
genoeg over houden om flink op onze schuld af te lossen. Er
staat nog een hypotheek van f 75.000,— op onze huizen.
Als we deze eens flink konden verminderen zodoende de
rentelast konden terugbrengen, dan zag de toekomst er beter uit.
Wie helpt ons hiermede ? Niet één persoon of enkelen, neen,
wij moeten het hebben van de steun van velen, in de vorm van
giften in eens of nog liever van jaarlijkse bijdragen. Daarmede
kunnen wij een eind komen in de goede richting.
ONZE KOLONIE
22
Waarom riepen wij U juist heden bijeen ? Wel 't is 25 jaar
geleden dat onze Vereniging werd geboren en nu wil ik U even
iets van hare geschiedenis vertellen.
In de algemene vergadering van de Vereniging van Onderwijzers en Artsen, werkzaam aan inrichtingen voor achterlijke en
zenuwzwakke kinderen, gehouden in December 1909 werd, op
voorstel van den heer P. H. Schreuder, een commissie benoemd,
die tot taak had, de mogelijkheid te onderzoeken van een centrale
uitzending van zwakzinnige kinderen in een gezondheidskolonie.
Eet-Speelkamer Zonne-Oord
In verschillende plaatsen was beproefd de zwakzinnigen te verplegen tegelijk met de normale kinderen. Deze proefneming was
echter op een mislukking uitgelopen. Genoemde corn missie, welke
bestond uit de dames M. Barreveld Bute te Amsterdam, M. Rinkema
te 's-Gravenhage en de heren P. H. Schreuder te 's-Gravenhage,
L. Broekhuizen te Haarlem, S. Snijder te Utrecht, J. v. Woerkom
te Arnhem en P. Linthorst te Rotterdam, kwam in .lanuari 1910
te Utrecht bijeen en besloot reeds in deze eerste vergadering
tot oprichting van de Centrale Vereniging voor Gezondheidskolonies voor Zwakzinnigen.
De eerste jaren van de Vereniging waren moeilijk : Geld
was er niet, de inkomsten bleven beneden f 50.— per jaar; het
bleef bij plannen maken ; van uitzending was geen sprake.
ONZE KOLONIE
23
Te 's-Gravenhage was reeds sedert enige tijd opgericht de
Vereniging „Zorg voor het achterlijke kind", die de zwakke
leerlingen der buitengewone school verpleegde in een huis, dat
Of tijdelijk was gehuurd, Of gedurende de zomermaanden door
kindervrienden welwillend was afgestaan. Van de onderwijzers
en onderwijzeressen dezer kinderen deden verschillende dienst
als verzorger der kinderen. Zij vergezelden de kinderen naar het
„Koloniehuis" en verleenden hulp in alle opzichten. Slechts één
dienstbode verzorgde het ruwere werk, maar de verdere arbeid,
Speelkamer Groot-Zonne-Oord
zelfs de reiniging der kinderen geschiedde door de onderwijskrachten van de buitengewone school.
Niet alleen, doordat het telkens verlenen van verlof aan deze
onderwijskrachten op grote bezwaren stuitte, maar ook door dat
de exploitatiekosten gedurende één of twee maanden van het
jaar zeer hoog waren, is het te verklaren, dat op de vergadering
van de Vereniging van Onderwijzers en Artsen, waar tot oprichting
van de Centrale Vereniging de stoot werd gegeven, de meeste
aandrang kwam van de Haagse leden. De voorsteller, de heer
P. H. Schreuder, toen en thans nog Voorzitter der Vereniging
van Onderwijzers en Artsen, was destijds ook voorzitter van
„Zorg voor het achterlijke kind" te 's-Gravenhage.
Door toevallige omstandigheden kon, gedurende twee zomermaanden van het jaar 1912 een gunstig gelegen villa te Noordwijkerhout, welwillend daartoe afgestaan, door een groepje
O N'/,E KULOti1F,
24
kinderen uit Den Haag en Haaarlem worden betrokken. Dit was
de eerste uitzending der Centrale Vereniging.
Later, toen dit huis niet meer beschikbaar was, werd voor
twee of drie zomermaanden een leegstaand huis tijdelijk gehuurd
en daarin de verpleging ondergebracht (1914 Oudenbosch, 1915
Barneveld). In 1916 kon toevallig op voordelige voorwaarden
een terrein heidegrond in de gemeente Ede van 2,5 H.A. met
een daarop staand primitief ingericht klein gebouwtje worden
aangekocht. Koopsom f 5.500,—. Hier werd uitsluitend in de
zomer verpleegd (Mei t/m October), in groepjes van ongeveer
12 kinderen. Het huis was niet geschikt voor verpleging in de winter.
Steeds meer werden in verschillende steden verenigingen
opgericht ter verpleging van zwakzinnige kinderen. Deze sloten
zich alle bij de Centrale aan. Het gevolg was een groot tekort
aan ruimte. Verplegingsgeld was er wel — de verenigingen betaalden dit — maar er was geen plaats. In 1919 werd aangevangen
met een propagandatocht ter verkrijging van gelden voor een
nieuw groot huis. Na veel moeite en strijd, maar vooral door de
hulp van een der bestuursleden kon dit in 1923 worden gebouwd
en in 1924 worden geopend. Dit was „Zonne-oord". Hier kon
ook de winterverpleging worden toegepast ; liet aantal plaatsen
bedroeg achttien. In het oude huis werden zomers ook nog enige
kinderen ondergebracht. Het bestuur verwachtte, dat voorlopig
geen gebrek aan ruimte zou bestaan.
De groei van het werk ten gevolge van het steeds weer aansluiten van nieuwe plaatselijke verenigingen, die om verpleging
vroegen, was echter na de opening van Zonne-oord zodanig
toegenomen, dat reeds een jaar na ingebruikneming weer een
ruimte-tekort was ontstaan. In 1925 werd daarom het oude buis
„Sunny Home" afgebroken en werd op dezelfde plaats gebouwd
een slaaphuis voor 24 kinderen, geschikt voor winterverpleging.
Nu had de vereniging de beschikking over 42 plaatsen, zomer
en winter.
Ook dit bleek nog niet voldoende. Daarom werden wederom
plannen gemaakt voor de bouw van een nieuw huis, dat in 1929
werd geopend.
Zo is dan door hulp van velen een complex gebouwen tot
stand gekomen, dat aan alle eisen van moderne hygiëne en
verpleging voldoet.
De grote toename van de verpleging bewijst wel haar nut.
Waar het nu eenmaal gewoonte is de stand van verplegingswerk
tuit te drukken in aantallen verpleegdagen, zal ik ook hier deze
aantallen van de achtereenvolgende perioden noemen.
Begonnen werd in 1912 met 1109 verpleegdagen ; dit eerste,
simpele begin was tien jaren later uitgegroeid tot 5140 dagen,
tien jaren later, dus bij het 20-jarig bestaan tot 24055 dagen ;
het heeft in het afgelopen jaar de 25000 overschreden.
ONZE KOLONIE
95
De verschillende getallen in de film hebben U reeds een
indruk kunnen geven van het grote voedselverbruik.
De grote geldelijke bedragen, hiervoor nodig, werden ons
geschonken door onze contribuanten, door subsidies van rijk en
provincie. De gemeentelijke subsidie, die onze, over het gehele
land verspreide 27 aangesloten verenigingen ontvangen, kwam
ons weer ten goede in de verplegingsbijdragen, die deze verenigingen ons betaalden.
De Centrale Vereniging heeft 25 jaar bestaan ; zij is de
kinderschoenen ontwassen. Zij is uitgegroeid tot een instituut,
waarvan de waarde voor het misdeelde kind onschatbaar is.
Dat dit zo is bewijzen tal van brieven van dankbare ouders
en bovendien het feit dat vele kinderen herhaaldelijk komen en
dat zij door broertjes of zusjes worden gevolgd.
Ik hoop, dat bij U, die wel overtuigd zult zijn van het nut
onzer instelling, voldoende belangstelling voor haar is opgewekt
om, ieder in zijn eigen kring, een flinke propaganda voor haar
te maken. De film is daarvoor zeker een geschikt hulpmiddel.
We stellen haar beschikbaar voor de aangesloten plaatselijke
verenigingen en voor anderen, die met ons willen medewerken
en dan wil ik hier een woord van hartelijke dank uitspreken
aan den heer De Bruin, die geheel belangeloos de film gemaakt
en vertoond heeft, die er zijn vacantie aan besteedde.
En nu zal ik niet meer van Uw geduld vragen. Alleen nog
de mededeling, dat men zich bij den heer Linthorst kan vervoegen als men inlichtingen wenst omtrent de vertoning van de
film in verschillende plaatsen.
In een der andere zalen van het hotel werd daarna de thee
gebruikt, waarbij de vereniging door velen werd gefeliciteerd en
waar algemeen grote waardering werd uitgesproken voor haar werk.
Het woord voerden :
Dr. Hemmes, namens de Minister van Sociale Zaken.
Dr. Josephus Jitta namens de Gezondheidsraad en de Staatscommissie voor onvolw. arbeidskrachten.
Mr. Lisman namens de Raad van Toezicht.
De heer W. P. Blokpoel, namens het gemeentebestuur van
's-Gravenhage.
De heer De Jeu, namens de Vereniging van Onderwijzers en Artsen.
De heer Willeboer, namens de Ver. Zorg voor het Achterlijke
Kind te Rotterdam.
De heer Bodaan, namens het gemeentebestuur van Rotterdam.
De heer Bakhuis Rozeboom, namens het gemeentebestuur van
Amsterdam.
De heer Schuckink Kool, namens het Centr. Genootschap.
HET TESTEN VAN LEERLINGEN
26
Mevr. Kerdijk, namens de Ver. „Vacantieoord voor lichamelijk
gebrekkigen."
De heer Geerts, namens de B. L. O. groep van het N. O. G.
De heer P. de Boer, namens de B. L. O. groep van de Bond
van Nederl. Onderwijzers.
J. van Praagh, namens de Ver. Zorg voor het Achterlijke Kind
te 's-Gravenhage.
Dr. M. J. Dentz, namens de U. R. K., mede namens de Vereniging
Zwakzinnigenzorg te Utrecht.
De beer André, namens de Ver. v. Chr. B. L. O.
Van verschillende personen en verenigingen waren bloemstukken en telegram men ingekomen. Algemeen was de waardering
voor de arbeid der jubilerende vereniging. 10 Januari 1935 zal in
de geschiedenis der vereniging een belangrijke datum blijken te zijn.
HET TESTEN VAN LEERLINGEN.
.
Omtrent de testschaal van Binet-Simon en wat daarmee
meermalen in verband wordt gebracht, treffen we in Ons Eigen
Blad een artikel aan van den hoofd-redacteur Fr. S. Rombouts,
dat om twee redenen onze aandacht trok.
Ten eerste vindt men er volkomen dezelfde mening in verdedigd omtrent de waarde van het testen in 't algemeen en omtrent
de betrouwbaarheid van de test-serie van Binet-Simon als in ons
vorig nummer door dr. Herderschêe werd uitgesproken.
Inzonderheid wordt door Fr. Rombouts op de vergelijkende
waarde gewezen. Terwijl hij ten dezen opzichte alleen de milieuinvloeden noemt, mag ook niet betrekking hiertoe wel de
aandacht gevestigd worden op de verschillen, welke de opvattingen
van de testonderzoekers, dus niet van de proefpersonen, op de
uitkomst der getallen hebben.
De toon waarop gevraagd wordt, de houding en de
persoonlijkheid van de onderzoeker, en de wijze van ondervraging oefenen een zódanige invloed uit op de uitkomstgetallen, dat deze alleen ter vergelijking met de getallen van
dezelfde onderzoeker vaststaande waarde hebben. Voor ons
doel, n.l. het bepalen van de al- of niet-geschiktheid voor 't B. O.
is dit echter geheel voldoende. De onderzoekers zijn toch, voor
een bepaalde school, steeds dezelfde. De Intelligentie-quotienten
dienen dus ter vergelijking onder dezelfde omstandigheden, wat
milieu en onderzoeker betreft en daaraan ontlenen ze hun waarde.
Meer mogen we van test-onderzoekingen niet verwachten
en meer is voor de toelating op onze school ook niet nodig.
Voor het kennen van onze leerlingen zódanig, dat daarop onze
didactische en onze paedagogische maatregelen, doelbewust,
verschillend naar aard en karakter onzer leerlingen, gaan berusten,
HET TESTEN VAN LEERLINGEN
is natuurlijk veel meer nodig dan dit voorlopige testonderzoek.
Die kennis zal meer op observatie dan op laboratoriumwerk
moeten berusten. Juist om deze observatie, zódanig dat daaruit
het nodige inzicht in de habitus onzer leerlingen wordt verkregen, mogelijk te maken, worden de leergangen voor voortgezette vakstudie en de seminarieopleiding zo nodig geacht.
Ten tweede is het artikel van Fr. Rombouts van belang,
omdat er uit blijkt hoe zuiver hij het belang inziet, dat èn de
leerlingen van de gewone school èn de leerlingen van de buitengewone school hebben bij het spoedig onderkennen der afwijkenden. Hun verblijf op de gewone school wordt terecht door
hem een bron van ellende genoemd.
Niet vaak genoeg kan dit in onderwijsbladen en paedagogische tijdschriften herhaald worden en artikelen als van Fr.
Rombouts zullen stellig meewerken om de onkunde te verminderen, die m.i. de grootste oorzaak is van dit nog voortdurende
verblijf van afwijkenden op dé gewone school.
Thans laten we betreffende gedeelten uit genoemd artikel volgen :
Op de naam „intelligentie-tests" valt wel een en ander aan
te merken. Intelligentie toch is synoniem met verstandelijke
aanleg, en de pure aanleg kan men met de bedoelde steekproefjes stellig niet achterhalen. Wat onderzocht wordt, is de
verstandelijke on t wikkel i n g, en die ontwikkeling is een resultante
van tweeërlei factoren, innerlijke en uiterlijke, aanleg en millieuinvloeden. Onder de laatste valt niet alleen het onderwijs als
opzettelijke beïnvloeding, maar ook de omgang niet huisgenoten,
familieleden, kennissen, in één woord alle prikkels uit de buitenwereld waarin liet kind opgroeit, die zijn kenvermogens
activeren. Het is bijv. duidelijk, dat de millieu-factoren voor een
stads- en een dorpskind niet gelijk mogen gesteld worden.
Zouden een Bakels boertje en een voornaam Haags jongeheertje
die voor het eerst de lagere school bezoeken, als I. Q. beiden
100 halen, dan mag met grond worden aangenomen, dat de
eerste in aanleg of intelligentie verre staat boven de tweede.
Worden ze na zes, zeven jaar opnieuw getest, dan zal zeer
waarschijnlijk Den Haag het tegen Bakel moeten afleggen, omdat
intussen door het onderwijs de millieu-factoren althans enigszins
genivelleerd zijn. Wanneer echter de beïnvloeding van buiten
dezelfde of ongeveer dezelfde is — dezelfde stand, dezelfde
huiselijke verhoudingen, dezelfde woonplaats of wijk, enz. dan
geeft de uitslag van het test-onderzoek werkelijk betrouwbare
gegevens omtrent de verstandelijke aanleg der onderzochten,
minstens vergelijkenderwijze. En dat is voor het doel waarvoor
ze dienen, meestal ook voldoende.
Welk is dat doel? In hoofdzaak de selectie van zwakbegaafden, die vermoedelijk het gewone onderwijs der lagere