Installatie- en onderhoudsinstructie voor de installateur SP 400 SHU 6 720 649 062 (2012/02) BE 6 720 642 603-00.1O Buffervat voor zonnesystemen Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 2 3 4 Uitleg van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . 2 1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 1.2 Veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Gegevens betreffende het product . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2.1 Gebruik volgens de voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2.2 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2.3 Typeplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2.4 Productbeschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2.5 Bouw- en aansluitmaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2.6 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2.7 Installatieschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2.8 Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 3.1 Voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 3.2 Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 3.3 Opstellingsplaats . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 3.4 Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 3.4.1 Zijdelen monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 3.4.2 Aanvoergroep boven en retourgroep boven monteren . . 9 3.4.3 Belangrijke instructies voor het zonnesysteem . . . . . . 10 3.4.4 Aansluiting van het zonnecircuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 3.4.5 Aansluiting CV-waterzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 3.5 Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1 Informatie aan de eigenaar door de installateur . . . . . 4.2 In gebruik nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2.2 Buffervat aan de cv-waterzijde vullen . . . . . . . . . . . . . 4.2.3 Zonne-installatie vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2.4 Zonnesysteem leegmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3 Inbedrijfsstellingsprotocol voor het zonnesysteem . . 13 13 13 13 13 13 15 16 5 Buiten bedrijf stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 6 Milieubescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 7 Inspectie en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 7.1 Vervangingsonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 7.2 Werkdruk van de cv-installatie controleren . . . . . . . . . 17 7.3 Bedrijfsdruk van de zonne-installatie controleren . . . 17 7.4 Zonneboilervloeistof controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 7.5 Elektrische bedrading controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 18 7.6 Na de inspectie of het onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 18 7.7 Checklist voor de inspectie en het onderhoud (onderhouds- en inspectieprotocol) . . . . . . . . . . . . . . . 18 8 2 Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 1 Uitleg van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1.1 Uitleg van de symbolen Waarschuwingssymbolen Veiligheidsinstructies worden omkaderd en aangegeven met een uitroepteken in een gevarendriehoek met grijze achtergrond. Bij gevaar door elektriciteit wordt het uitroepteken in de gevarendriehoek vervangen door een bliksemsymbool. Signaalwoorden geven de soort en de mate van de gevolgen aan indien de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd. • OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan. • VOORZICHTIG betekent dat licht tot middelzwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. • WAARSCHUWING betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. • GEVAAR betekent dat levensgevaar kan ontstaan. Informatiesymbool Belangrijke informatie zonder gevaar voor personen en materialen, wordt tussen 2 lijnen geplaatst en aangegeven met een i-symbool in een vierkant. Aanvullende symbolen Symbool Betekenis Handeling Æ Verwijzing naar andere plaatsen in het document of naar andere documenten Opsomming Opsomming (subniveau) Tabel 1 1.2 Veiligheidsvoorschriften Opstelling en ombouw B Laat het buffervat alleen door een erkend installateur opstellen of ombouwen. B Gebruik het buffervat uitsluitend voor het opwarmen van cv-water. B Gebruik aan de zonnezijde ≥ 150 °C hitte- en glycolbestendig installatiemateriaal. B Gebruik aan de cv-waterzijde alleen materiaal, die bestand is tot de mogelijke temperaturen tot 110 °C. B Voor de montage van het buffervat: onderbreek de voedingsspanning (230 V AC) naar het cv-toestel en naar alle andere BUS-deelnemers. B Alleen wanneer de zon niet op de collectoren schijnt en er geen vorst wordt verwacht, het zonnesysteem spoelen en vullen. Functie B Installatie- en onderhoudshandleiding respecteren, zodat de correcte werking gegarandeerd blijft. B Voer geen veranderingen uit aan de constructie. B Uitloop van de veiligheidsventielen nooit afsluiten. B Sluit de ventilatiesleuven op het buffervat nooit af! Gevaar voor brandwonden B Bij gebruik van het buffervat kunnen temperaturen hoger dan 60 °C optreden. Laat daarom het buffervat voor ingrepen in het zonne- of cv-circuit altijd eerst afkoelen. SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Gegevens betreffende het product B Alleen wanneer de temperatuur van de zonneboilervloeistof en het cv-water tot onder 60 °C is afgenomen, de automatische ontluchter activeren. Onderhoud B Aanbeveling voor de gebruiker: sluit een onderhouds- en inspectiecontract af met een erkend installateur. B Voor onderhoud aan de installatie: onderbreek de voedingsspanning (230 V AC) naar het cv-toestel en naar alle andere BUS-deelnemers. B Gebruik alleen originele onderdelen! 2 Gegevens betreffende het product SP 400 SHU zijn buffervaten met warmtewisselaar en geïntegreerd zonnestation voor de overdracht van de zonne-energie aan het cv-water. 2.1 Gebruik volgens de voorschriften Gebruik dit buffervat alleen met zonnesystemen in combinatie met geschikte cv-regelaars en geschikte cv-toestellen van de leverancier. De warmtewisselaar en het zonnestation van dit buffervat zijn uitsluitend bedoeld voor het gebruik met zonne-installlaties met propyleenglycolwatermengsels (Tyfocor® L of Tyfocor® LS). Gebruik met een ander medium is niet toegestaan. B Gebruik het buffervat uitsluitend voor het opwarmen van cv-water. Een andere toepassing is niet voorgeschreven. Daaruit resulterende schade valt niet onder de fabrieksgarantie. 2.2 Leveringsomvang 1 2 3 6 720 642 603-01.1O 4 5 6 7 2.3 Typeplaat De typeplaat bevindt zich boven op de buffervatafdekking (Æ afb. 2, [19], pagina 4). Daar vindt u informatie over buffervat, bestelnummer, toelatingsgegevens en de gecodeerde fabricagedatum (FD). 2.4 Productbeschrijving • Buffervat en mantel: – Aan alle kanten hardschuimisolatie. – Warmtewisselaar voor de zonneverwarming. – Temperatuurgevoelige verdeling van het cv-water. – Aftapkraan voor cv-water. – Ontluchtingsklep voor cv-water. – Temperatuurindicatie voor cv-water. – In hoogte verstelbare stelpoten voor verticale uitlijning van het buffervat. – De mantel bestaat uit bekleed plaatstaal. Met vervangbare zijdelen en afneembare voorste afdekking. • Voor de aansluiting op een geschikt cv-toestel: – Gemonteerde temperatuursensor (TS3) met verbindingskabel en stekker. – Verbindingskabel netaansluiting (230 V AC). – BUS-verbinding (BUS). • Zonnemodule voor aansluiting van de zonne cv-wateropwarming. • Gemonteerde temperatuursensor (T2) op zonnemodule aangesloten. • Collectortemperatuursensor (T1) voor aansluiting op zonnemodule. • Geïsoleerde aanvoergroep van het zonnestation: – Klemkoppelingen voor Ø 18 mm voorgemonteerd1). – Afsluitinrichting – Terugslagklep • Geïsoleerde retourgroep van het zonnestation: – Klemkoppelingen voor Ø 18 mm voorgemonteerd1). – Afsluitinrichtingen – Terugslagklep – Zonnepomp met drie standen. – Automatische ontluchting met dop. – Vul- en aftapkranen. – Manometer – Veiligheidsventiel met afvoerleiding. – Debietmeter met insteller en aanwijzing. – Aansluitmogelijkheid voor zonne-expansievat klemringkoppelingen voor Ø 18 mm voorgemonteerd1). 8 9 10 Afb. 1 [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] Buffervat Klemkoppelingen Ø 15 mm Adapter Ø 18 mm naar G¾ " met vlakke pakking Vlakke pakking voor aanvoergroep boven Steunhuls voor retourgroep boven Afvoerleiding voor veiligheidsventiel 2 m lang Collectortemperatuursensor (T1) Opdruk Retourgroep boven Aanvoergroep boven SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 1) Alternatief klemkoppeling Ø 15 mm of adapter Ø 18 mm naar G¾ " met vlakke pakking. 3 Gegevens betreffende het product 2.5 Bouw- en aansluitmaten min 350 1 18 22,5 56 1 107 2 9 3 4 5 min 1937* 6 min 1734* 8 7 13 6 720 642 603-02.1O 14 475 330 215 615 G1 700 663 17 850 15 16 360 45 G1 255 130 18 10 19 18 11 18 12 660 Afb. 2 Bouw- en aansluitmaten SP 400 SHU [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] Afsluitrichting met terugslagventiel Veiligheidsventiel Automatische ontluchting met dop zonnecircuit Zonnepomp (SP) Debietmeter met insteller en aanwijzing Temperatuursensor boven (TS3) Temperatuursensor onder (T2) Zonnemodule Temperatuurindicatie voor cv-water Zonne-aanvoer (VSSP) van collector naar buffervat, klemkoppeling Ø 18 mm voorgemonteerd1) [11] Zonneretour (RSSP) van buffervat naar collector, klemkoppeling Ø 18 mm voorgemonteerd1) [12] Aansluiting voor zonne-expansievat, klemkoppeling Ø 18 mm voorgemonteerd1) [13] Aftap/vulpunt (E) cv-water [14] Temperatuurgevoelige verdeling [15] Retour (SE) van cv-toestel naar buffervat G 1 [16] Aanvoer (SA) van buffervat naar cv-toestel G 1 [17] Ontluchtingsklep (EL) cv-water [18] Manometer [19] Typeplaatje [*] De maatspecificaties gelden bij geheel ingedraaide stelpoten. Door verdraaien van de stelpoten kunnen deze maten met maximaal 12 mm worden verhoogd. 1) Alternatief klemkoppeling Ø 15 mm of adapter Ø 18 mm naar G¾ " met vlakke pakking 4 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Gegevens betreffende het product Voorbeeld: bij de zonneboilervloeistof (Tyfocor® L) met de water/propyleenglycol-mengverhouding van 55/45 (vorstbeveiligd tot ca. -30 °C) ligt het drukverlies bij ca. 1,2-maal de waarde voor schoon water. In het diagram is geen rekening gehouden met drukverliezen aan de netkant. ≥ 30 Meetwaarden van de temperatuursensor op buffervat (T2 ... TS3) ≥0 [ °C] 20 ≥ 600 [ Ω] [ °C] [ Ω] 13779 ... 14772 56 3534 ... 3723 26 10766 ... 11500 62 2855 ... 3032 32 8543 ... 9043 68 2346 ... 2488 38 6790 ... 7174 74 1941 ... 2053 44 5442 ... 5730 80 1589 ... 1704 50 4298 ... 4608 86 1327 ... 1421 Tabel 2 Meetwaarde van de collectortemperatuursensor (T1) 6 720 642 603-03.1O Afb. 3 Aanbevolen wandafstandsmaten in mm 2.6 Technische gegevens Drukverlies warmtewisselaar (in bar) Δp (bar) 0,4 0,3 0,2 0,1 2 0,08 [ °C] -20 [ Ω] [ Ω] 60 4943 -10 112400 70 3478 0 66050 75 2900 5 50000 80 2492 10 40030 90 1816 15 32000 95 1500 20 25030 100 1344 25 20000 110 1009 30 16090 120 767 35 12800 130 591 40 10610 140 461 50 7166 Tabel 3 0,06 0,05 Technische gegevens 1 0,04 Type buffervat 0,03 SP 400 SHU Buffervat: 0,02 0,01 0,008 0,006 Effectieve inhoud l 412 Maximale bedrijfstemperatuur cv-water °C 90 Maximale bedrijfsdruk cv-water bar 3 Toegestane omgevingstemperatuur °C 10 ... 50 – 13 Warmtewisselaar zonnecircuit: 0,004 Aantal windingen 0,003 Zonneboilervloeistof 6 720 640 287-02.1R 0,005 0,002 0,001 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 2,0 3,0 4,0 6,0 8,0 V (m /h) 3 Afb. 4 [1] [2] [Δp] . [V] [ °C] 198400 Water Tyfocor® L of Tyfocor® LS Drukverlies Volumestroom Bij de berekening van het drukverlies in het zonnecircuit: B Invloed van de gebruikte zonneboilervloeistof (Tyfocor® L of Tyfocor® LS) en specificaties van de leverancier respecteren. l 12,5 Verwarmingsoppervlak m2 Maximale bedrijfstemperatuur zonnecircuit °C 110 Maximale bedrijfsdruk bar 6 Maximale toelaatbare bedrijfstemperatuur °C 110 Aanspreekdruk veiligheidsventiel bar 6 Veiligheidsventiel mm DN 15 1,8 Zonne-energiestation: Aanvoer- en retouraansluiting (klemringkoppelinmm gen) 15 of 18 of G¾ " vlak afdichtend Aantal collectoren - 1-5 m2 m2 ca. 2,3 ... 11,5 V 230 Het aantal collectoren komt overeen met - vlakke collectoroppervlak - vacuümbuiscollectoroppervlak ca. 1,8 ... 9,0 Zonnepomp: - elektrische spanning Tabel 4 Technische gegevens SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 5 Gegevens betreffende het product Type buffervat SP 400 SHU - frequentie Hz 50 - 60 - maximale opgenomen vermogen W 75 - BUS V DC 15 - zonnemodule VAC 230 Maximum stroomopname A 4 Zonnemodule: Nominale spanningen Meetbereik temperatuursensor op buffervat °C T2 en TS3 Meetbereik collectortemperatuursensor T1 °C Beveiligingsklasse 0 ... 99 -20 ... 140 IP 44 Standby-warmtevermogen (24h) conform DIN 4753 deel 8 1) kWh/d 3,0 Leeggewicht (zonder verpakking) kg 165 Overige gegevens: Tabel 4 Technische gegevens 1) Nom. vergelijkingswaarde, met verdelingsverliezen buiten het buffervat is geen rekening gehouden. 2.7 Installatieschema T1 SV RS SP VS SP FK AB E SA E SE E SAG AV AV SB SB AE BUS 230V AC TS 3 ISM1 ϑ SP RE TS 3 E SP 400 SHU ϑ T2 6 720 642 603-15.1O Afb. 5 Zonnesysteem met SP 400 SHU. Vereenvoudigd installatieschema (weergave voor montage en andere mogelijkheden in de ontwerpdocumentatie) 6 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Installatie 230V AC AB AE AV BUS E FK RE RSSP SA SAG SB SE SP SV SP400SHU T1 T2 TS3 ISM 1 VSSP * Voedingsspanning van cv-toestel naar zonnemodule Opvangvat Automatische ontluchting met dop Afsluitinrichting BUS-verbinding zonnemodule naar cv-toestel Aftappen/vullen/ontluchten Collector Debietmeter met insteller en aanwijzing Zonneretour van buffervat naar collector Aanvoer van buffervat naar cv-toestel Zonne-expansievat Terugslagklep Retour van cv-toestel naar buffervat Zonnepomp Veiligheidsventiel Buffervat voor zonnesystemen Collectortemperatuursensor Temperatuursensor onder Temperatuursensor boven Zonnemodule Zonne-aanvoer van collector naar buffervat Conform EN 12975 moet de uitblaas- en afvoerleiding in een open vat uitmonden, die in staat is, de gehele inhoud van de vlakke collectoren op te nemen. De getoonde collectorhydrauliek komt overeen met die van de FKT-serie. B Bij de FKC-serie de collectoren diagonaal aansluiten. 2.8 3 Installatie 3.1 Voorschriften Voor de inbouw en het bedrijf de geldende voorschriften, richtlijnen en normen respecteren: • Plaatselijk geldende voorschriften van Brandweer, Nutsbedrijven en Gemeente. • EN 12975 (thermische zonne-installaties en hun onderdelen) • EN 12976 Thermische zonnesystemen en de componenten (prefab installaties) • ENV 12977 Thermische zonnesystemen en de componenten (klantspecifieke installaties) • DIN EN 1151, deel 1: niet-automatische circulatiepompen (voor bepaling rekening houden met het hydraulisch vermogen van het zonnestation) • NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. • NEN 3028 Veiligheidseisen voor centrale verwarmingsinstallaties. 3.2 Transport OPMERKING: Schade door een ondeskundige beveiliging tijdens het transport! B Gebruik alleen geschikte transportmiddelen en geschikt zekeringsmateriaal. B De verpakking verwijderen. B De voorste afdekking verwijderen. Toebehoren De toebehoren voor dit buffervat vindt u in onze prijslijst. 1. 2. 6 720 646 998-03.1O 1. Afb. 6 B De zijdelen rechts en links verwijderen. SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 7 Installatie 3.3 B De bovenste afdekking verwijderen. 3. 5. Opstellingsplaats VOORZICHTIG: Schade door spanningsscheuren! B Stel de bufferboiler op in een vorstvrije ruimte. 1. 2. 6 720 642 603-04.1O 6 720 646 998-09.1O 4. B Houd de minimale afstanden tot de wand aan (Æ afb. 3, pagina 5). B Buffervat op een vlakke en voldoende draagkrachtige vloer opstellen. De vloer moet in de nabijheid van het buffervat een draagkracht hebben van ≥ 1000 kg/m2. B Bij de opstelling van het buffervat in vochtige ruimten, het buffervat op een bordes opstellen. B Buffervat door verdraaien van de stelpoten horizontaal uitlijnen. Daarbij de stelpoten max. 12 mm uitdraaien. Afb. 8 Afb. 7 B Buffervat borgen tegen omvallen en staand transporteren naar de opstellingslocatie. B In de opstellingsruimte mag de bufferboiler ook liggend worden getransporteerd. B Bufferboiler bij transport niet hard neerzetten. 8 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Installatie 3.4 Montage OPMERKING: Schade door lekkende aansluitingen! B Leidingen spanningsvrij installeren. B Aansluitingen en leidingen bij de inbedrijfname controleren op lekdichtheid. 3.4.2 Aanvoergroep boven en retourgroep boven monteren B Aanvoergroep boven met afdichtring op buffervat monteren. 3.4.1 Zijdelen monteren Afhankelijk van de opstelling van het buffervat links of rechts van het cv-toestel, moet u de zijdelen monteren. B Bij linkse opstelling van het buffervat de zijdelen conform afb. 9 monteren. 1. 3. 5. 6 720 642 603-18.1O Afb. 10 Montage aanvoergroep boven B Steunhuls in de aansluitleiding op het buffervat schuiven. B Retourgroep boven op de aansluitleiding op het buffervat schuiven. B Klemringkoppeling aantrekken. 2. 4. 3X 4X 6 720 642 603-05.1O Afb. 9 Voorbeeld: montage van de zijdelen bij linkse opstelling van het buffervat B Bij rechtse opstelling van het buffervat, het grote zijdeel rechts monteren. 6 720 642 603-17.1O Afb. 11 Montage retourgroep boven SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 9 Installatie 3.4.3 Belangrijke instructies voor het zonnesysteem B Sluit de beide aansluitingen van het zonnecircuit aan op het buffervat. WAARSCHUWING: Verbrandingsgevaar bij het afblazen van hete zonneboilervloeistof! B Voor de afvoer van het veiligheidsventiel een geschikte opvangbak gebruiken. 1. 2. VS SP RS SP OPMERKING: Beschadiging van niet-hittebestendige installatiematerialen (bijv. kunststof leidingen)! B Gebruik aan de zonnezijde ≥ 150 °C hitte- en glycolbestendig installatiemateriaal. • De bij uitlevering vast gemonteerde onderdelen zijn montageklaar afgedicht. • Veiligheidsklep niet sluiten. • Voor de opvang van eventueel via het veiligheidsventiel ontsnappende zonneboilervloeistof, adviseren wij een opvangbak te gebruiken. • Tussen de collectoren, de veiligheidsklep en het zonne-expansievat geen afsluiter inbouwen. • Voor de montage moet eventueel de voordruk van het zonne-expansievat worden aangepast (Æ“voordruk van het zonne-expansievat aanpassen”, pagina 11). • Bij dakinstallaties bovendien een voorschakelvat tussen het collectorveld en het zonne-expansievat inbouwen. Bij stilstand van de zonnepomp wordt daardoor oververhitting van het membraan in het zonneexpansievat voorkomen. • In het leidingsysteem kunnen in de nabijheid van de collector kortstondig temperaturen optreden tot ca. 175 °C. Gebruik alleen temperatuurbestendige materialen. Wij adviseren de leidingen te hardsolderen. • Wanneer de installatie niet met een zonnevulpomp wordt gevuld, dan moet op het hoogste punt van het leidingsysteem een extra ontluchting worden ingebouwd. • Om luchtinsluitingen te voorkomen, de leidingen van het buffervat naar de collector stijgend installeren. • Op het laagste punt van het leidingsysteem een aftapkraan inbouwen. • Leiding op de lokale aarde aansluiten. • Ter voorkoming van bedrijfsstoringen door luchtinsluitingen is in de retourgroep van het zonnestation een automatische ontluchter opgenomen. 6 720 642 603-06.1O Afb. 12 Aansluiting/doorstroomrichting B Voer de leidingen zo kort mogelijk uit en isoleer deze. Daardoor wordt onnodig drukverlies en het afkoelen van het buffervat door bijv. leidingcirculatie voorkomen. B Afvoerleiding op veiligheidsventiel aansluiten. B Het uiteinde van de afvoerleiding laten uitmonden in de opvangbak en vastzetten met een leidingklem. OPMERKING: B De afvoer niet veranderen of afsluiten. B Afvoerleiding alleen dalend installeren. B Het zonne-expansievat met bijbehorend bevestigingsmateriaal monteren. B Het zonne-expansievat op de retourgroep van het zonnestation aansluiten. 3.4.4 Aansluiting van het zonnecircuit Door de gebruikt zonneboilervloeistof vergroot het drukverlies overeenkomstig de mengverhouding (Æ afb. 4, pagina 5). 6 720 642 603-07.1O Afb. 13 Leidingen aarden B Op de aanvoer- en retourleiding ieder een aardklem monteren. B Aardklemmen via de potentiaalvereffeningskabel model NYM met minimaal 6 mm2 op de potentiaalvereffeningsrail van het gebouw aansluiten. 10 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Installatie Voordruk van het zonne-expansievat aanpassen Voor installatiehoogten vanaf 8 m wordt de voordruk van het zonne-expansievat berekend uit de statische installatiehoogte plus 0,4 bar. 1 meter hoogteverschil komt overeen met 0,1 bar. Voor installaties met een hoogte minder dan 8 m geldt een minimale voordruk van 1,2 bar. B Sluit de beide aansluitingen op de cv-waterzijde aan op het buffervat. 1. 2. 1. 2. Voorbeeld: installatie met 10 m hoogteverschil komt overeen met 1,0 bar + 0,4 bar = 1,4 bar benodigde voordruk zonne-expansievat. Wanneer de berekende voordruk afwijkt van de af fabriek ingestelde voordruk: B De benodigde voordruk instellen bij onbelast vat (zonder vloeistofdruk). Daardoor wordt het maximaal bruikbare volume ter beschikking gesteld. 3.4.5 Aansluiting CV-waterzijde OPMERKING: Beschadiging van niet-hittebestendige installatiematerialen (bijv. kunststof leidingen)! B Gebruik aan de cv-waterzijde ≥ 90 °C hittebestendig installatiemateriaal. OPMERKING: Corrosieschade door diffusie-open leidingen! B Het cv-toestel en het buffervat via een platenwarmtewisselaar van het installatiedeel met diffusie-open leidingen scheiden, bijv. een vloerverwarming. Voor de aansluiting aan de cv-waterzijde adviseren wij de installatieset uit ons prijslijst. Wanneer u de installatieset niet gebruikt. B Gebruik voor de verbinding koperen leidingen met minimaal Ø 22 mm. Het maximaal toegestane drukverlies vindt u in de installatiehandleiding van het cvtoestel. SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) SE SA 6 720 642 603-08.1O Afb. 14 Aansluiting/doorstroomrichting Expansievat Voor het installatiedeel aan de cv-waterzijde adviseren wij het expansievat uit ons prijslijst te gebruiken. B Rekening houdend met de inhoud van het buffervat (412 liter cv-water), de exacte grootte van het expansievat conform EN 12 828 bepalen. B Sluit het expansievat direct aan op het cv-toestel (Æ installatiehandleiding van het cv-toestel). B Bouw indien nodig een extra expansievat in. 11 Installatie 3.5 Veiligheidsmaatregelen conform NEN 1010 en speciale voorschriften van de lokale energiebedrijven respecteren. Elektrische aansluiting GEVAAR: Door elektrocutie! B Onderbreek de spanningsvoorziening (230 V wisselstroom) naar de verwarmingsinstallatie voordat u de elektrische aansluiting tot stand brengt. Een gedetailleerde beschrijving van de elektrische aansluiting vindt u in de installatiehandleiding van het cvtoestel en de collector. B Om inductieve beïnvloeding te vermijden: alle laagspanningskabels van 230 V of 400 V geleidende kabels afzonderlijk installeren (minimale afstand 100 mm). Alle regel-, besturings- en veiligheidscomponenten van het buffervat zijn bedrijfsklaar bedraad en gecontroleerd. T1 ISM 1 230V 230V AC R1 R2 24V R3 TB 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11121314 NTC1 NTC2 NTC3 BUS 1 2 3 4 5 6 B B BUS 230V AC TS3 SP TS 3 6 720 642 603-19.1O T2 Afb. 15 Wanneer geen dubbele zonnebuis wordt gebruikt en de sensorkabel van de collectortemperatuursensor T1 moet worden verlengd, de volgende aderdiameters gebruiken: Kabellengte ≤ 50 m ≤ 100 m Doorsnede 0,75 mm2 1,50 mm2 Tabel 5 Toegestane kabellengten voor T1 B Als er inductieve externe invloeden zijn, moeten de kabels worden afgeschermd. Daardoor worden de kabels beschermd tegen externe invloeden zoals sterkstroomkabels, voeringskabels, transformatorstations, radio- en televisietoestellen, amateurzendstations, magnetrons en dergelijke. 12 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Inbedrijfname 4 Inbedrijfname 4.1 Informatie aan de eigenaar door de installateur 4.2.3 Zonne-installatie vullen De installateur legt de klant de werking en het gebruik uit van het cv-toestel en het buffervat. B Wijs de eigenaar op de noodzaak tot regelmatig onderhoud; werking en levensduur hangen daarvan af. Het buffervat zelf is onderhoudsvrij! B Bij vorstgevaar en buiten bedrijf stellen het buffervat geheel leegmaken, ook het onderste gebied. B De installateur dient alle bijgevoegde documentatie aan de gebruiker over te dragen. 4.2 In gebruik nemen 4.2.1 Algemeen Storingen door verkeerde inbedrijfstelling. B Alle BUS-deelnemers op de BUS aansluiten voordat de spanning van de BUS wordt ingeschakeld. De ingebruikname vindt plaats door de installateur of door een deskundige in opdracht van de installateur. B CV-toestel en zonnecollectoren volgens de instructies van de leverancier en de bijbehorende installatiehandleiding en de bedieningshandleiding in bedrijf nemen. B Buffervat en zonnecircuit in bedrijf nemen volgens deze installatiehandleiding. B Om zo veel mogelijk zonne-energie op te slaan, op de cv-regelaar de maximale temperatuur voor het buffervat instellen op 90 °C (Æ bedieningshandleiding van de cv-regelaar). 4.2.2 Buffervat aan de cv-waterzijde vullen B Ontlucht aan de cv-waterzijde het buffervat bij het vullen via het ontluchtingsventiel aan de bovenkant van het buffervat. OPMERKING: Schade door niet geschikte zonneboilervloeistoffen! B Vul de installatie alleen met de toegelaten zonneboilervloeistof. OPMERKING: Schade aan de collector door druktest met water! B Vacuümbuiscollector uitsluitend vullen met de zonnevulpomp. VOORZICHTIG: Gevaar voor lichamelijk letsel door contact met zonneboilervloeistof! B Bij omgang met zonneboilervloeistof veiligheidshandschoenen en veiligheidsbril dragen. B Wanneer zonneboilervloeistof op de huid terechtkomt, de zonneboilervloeistof met water en zeep afwassen. B Wanneer zonneboilervloeistoffen in de ogen komt: ogen met open oogleden onder stromend water goed uitspoelen. De zonneboilervloeistof is gebruiksklaar gemengd. Zo wordt er een veilige werking gegarandeerd binnen het aangegeven temperatuurbereik, is de installatie beschermd tegen vorst en wordt er een hoge bescherming tegen verdamping geboden. De zonneboilervloeistof is biologisch afbreekbaar. Een veiligheidsspecificatieblad met meer informatie over de zonneboilervloeistof kan bij de fabrikant worden opgevraagd (TYFOROP Chemie GmbH, Anton-RèeWeg 7, D-20537 Hamburg). Gebruik de collectoren alleen met de volgende zonneboilervloeistof (propyleenglycol-watermengsel): Zonneboilervloeistof Vorstbeveiliging tot Vlakke collector Tyfocor® L – 30 °C Vacuümbuiscollector Tyfocor® LS – 28 °C Tabel 6 Tyfocof-type afhankelijk van het collectormodel B Installatie met solarvloeistof conform de circulatierichting van de zonnepomp spoelen. Om verdampen van de solarvloeistof te voorkomen, mogen de collectoren niet heet zijn! B Collectoren afdekken en installatie zo mogelijk 's ochtends vullen. 6 720 642 603-09.1O Afb. 16 Vullen met zonnevulpomp Vul de installatie conform de bedieningshandleiding van de zonnevulpomp. Op de aanvoer- en retourgroep van het buffervat bevinden zich de aansluitingen en afsluitinrichtingen, die nodig zijn voor het vullen. Deze onderdelen worden in het hoofdstuk “vullen met handpomp ”beschreven. Vullen met handpomp B Sluit de slangen voor het vullen aan. SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 13 Inbedrijfname B Open de afsluitkranen. 3 B Afsluitinrichting in retour sluiten. a 4 b c 6 720 642 603-11.1O Afb. 19 Afsluitinrichting met terugslagklep in de retour [a] [b] [c] Werkpositie Terugslagklep open (stand voor aftappen) Leiding geblokkeerd (stand voor vullen) B Open de dop op de automatische ontluchter. 3 2 1 4 6 720 642 603-10.1O Afb. 17 [1] [2] [3] [4] Retourslang Afsluitkraan voor retourslang Vulslang in richting collector Afsluitkraan voor vulslang 6 720 642 603-12.1O Afb. 20 De bedrijfsstand van de terugslagklep mag alleen tijdens het vul- of aftapproces worden veranderd. B Terugslagklep in de aanvoer openen. a b c 6 720 642 603-11.1O Afb. 18 Afsluitinrichting met terugslagklep in de aanvoer [a] [b] [c] Werkpositie Terugslagklep open (stand voor vullen en aftappen) Leiding geblokkeerd [3] [4] Automatische ontluchting met dop zonnecircuit Zonnepomp (SP) B Zonne-installatie vullen en ontluchten. B Om de resterende lucht uit het zonnecircuit te verwijderen, de afsluitinrichting in de retour meerdere keren kortstondig tussen de standen terugslagklep open (b) en leiding gesloten (c) omschakelen. B De terugslagkleppen in de aanvoer en retour weer in de bedrijfsstand zetten. B Sluit de afsluitkraan onder (Æ afb. 17, [2], pagina 14). B Sluit de afsluitkraan boven, wanneer de bedrijfsdruk is bereikt (Æ afb. 17, [4]). B Sluit de dop op de automatische ontluchter weer. Bedrijfsdruk voor de zonne-installatie aanpassen De voordruk van het zonne-expansievat moet zijn aangepast (Æ hoofdstuk “voordruk van het zonne-expansievat aanpassen”, pagina 11). De bedrijfsdruk wordt berekend uit de statische installatiehoogte plus 0,7 bar. 1 meter hoogteverschil komt overeen met 0,1 bar. Voorbeeld: installatie met 10 m hoogteverschil komt overeen met 1,0 bar + 0,7 bar = 1,7 bar benodigde bedrijfsdruk. B Bij te weinig druk zonneboilervloeistof bijpompen. B Sluit na afronding van de ontluchtingsprocedure de dop van de automatische ontluchter. Alleen bij een gesloten ontluchter treedt bij het verdampen van zonneboilervloeistof in de collector de drukcompensatie via het zonne-expansievat op. 14 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Inbedrijfname Na het vullen B Zonnepomp handmatig in- en uitschakelen (Æ bedieningshandleiding van de cv-regelaar). Tijdens het handmatig schakelen van de zonnepomp mag de wijzer van de manometer geen drukvariaties vertonen (Æ afb. 2, [18], pagina 4). B Bij drukvariaties het zonnecircuit ontluchten. B Bedrijfsdruk controleren, evt. solarvloeistof bijvullen. B Zonnepomp ca. 10 minuten laten draaien. Circulatie via de debietmeter controleren. B Nogmaals ontluchten en de bedrijfsdruk op de bepaalde waarde instellen (Æ hoofdstuk “bedrijfsdruk voor de zonne-installatie aanpassen”). B Volumestroom op de debietmeter aflezen en met de benodigde volumestroom uit de tab. 7 vergelijken. 4.2.4 Zonnesysteem leegmaken B Sluit de slang voor het leegmaken aan. B Open de afsluitkraan. 20 2 1 5 6 720 642 603-14.1O Afb. 22 Afb. 21 [1] [2] [5] Debietmeter met aanwijzing [20] Insteller voor volumestroom B De terugslagkleppen in de aanvoer en retour openen (Æ afb. 18 en 19, pagina 14). 6 720 642 603-13.1O Aantal collec- Volumestroom in I/min toren (bij 30...40 °C in retour) Volumestroom in I/h 1 1 50 2 1,5...2 100 3 2,5...3 150 4 3...4 200 5 4...5 250 Aftapslang Afsluitkraan Tabel 7 Overzicht volumestroom Instellen van de benodigde volumestroom: B Insteller voor de volumestroom geheel openen. B Laagste pompstand instellen. B Wanneer de benodigde volumestroom niet wordt bereikt, de volgende pompstand instellen. B Wanneer de benodigde volumestroom wordt overschreden, de volumestroom op de insteller overeenkomstig smoren. -ofB De volgende pompstand instellen en de volumestroom via de insteller overeenkomstig smoren. Na vier weken: B Installatie via de automatische ontluchter op de zonnepomp nogmaals ontluchten (Æ afb. 20, [3], pagina 14). SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 15 Inbedrijfname 4.3 Inbedrijfsstellingsprotocol voor het zonnesysteem B Protocol invullen en de uitgevoerde werkzaamheden noteren. Klant/eigenaar installatie: naam, voornaam Straat, nr. Telefoon/fax Postcode, plaats Datum van de inbedrijfstelling: Tabel 8 Inbedrijfstellingswerkzaamheden Beschrijving pagina Uitgevoerd/ opmerking Algemeen – – Aanvoer- en retourleidingen geïnstalleerd en geaard. 10 Voordruk van het zonne-expansievat gecontroleerd. 11 ____________ bar Zonne-installatie gevuld en afwezigheid van lucht gecontroleerd. 13, 15 Automatische ontluchter gesloten. 14 Zonnecircuit – – 14 ____________ bar ____________ °C Bedrijfsdruk in koude toestand van de zonne-installatie meten en invullen. Zonnetemperatuur aan zonneretour RSSP. Volumestroom (debiet) in koude installatietoestand gecontroleerd. 15 Pompstand op de zonnepomp ingesteld (1/2/3). 15 Terugslagkleppen in bedrijfsstand. 15 Collectorveld __________ l/min – – Visuele inspectie van de collectoren uitgevoerd. 1) Collectortemperatuursensor tot aan de aanslag in de dompelhuls geschoven en vastgezet. 1) Visuele inspectie van het montagesysteem uitgevoerd. 1) Visuele inspectie van de overgangen tussen het montagesysteem en de dakbedekking op lekdichtheid uitgevoerd. 1) Isolatie van de leidingen gecontroleerd. 1) Indien nodig: natte reiniging van de collectoren zonder reinigingsadditieven uitgevoerd. 1) Buffervat – – Buffervat met cv-water en zonneboilervloeistof gevuld en ontlucht. 13, 15 Regeling – – Zonnesysteem in bedrijf genomen. 2) Bedrijf van de zonnepomp (handmatig aan/handmatig uit/automatisch bedrijf) gecontroleerd. 2) In-/uitschakeltemperatuurverschil van de zonnepomp ΔT gecontroleerd en ingevuld. 2) _____ K/_____ K Maximale temperatuur zonneboiler T2 op 90 °C ingesteld. 2) ____________ °C Firmastempel/datum/handtekening Tabel 9 1) Æ Installatiehandleiding van de collector 2) Æ Installatie- en bedieningshandleiding van de cv-regelaar 16 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Buiten bedrijf stellen 5 Buiten bedrijf stellen CV-installatie bij vorstgevaar buiten bedrijf stellen B CV-installatie conform de bedieningshandleiding van het cv-toestel buiten bedrijf stellen. B Bij vorstgevaar en buiten bedrijf stellen het buffervat geheel leegmaken, ook het onderste gebied. 6 Milieubescherming Milieubescherming is een belangrijk beginsel van Junkers. Kwaliteit van de producten, spaarzaamheid en milieubescherming zijn voor ons doelen die even belangrijk zijn. Wetten en voorschriften ten aanzien van de milieubescherming worden strikt in acht genomen. Ter bescherming van het milieu passen wij met inachtneming van economische gezichtspunten de best mogelijke techniek en materialen toe. Verpakking Voor wat de verpakking betreft, nemen wij deel aan de nationale verwerkingssystemen, die een optimale recycling waarborgen. Alle gebruikte verpakkingsmaterialen zijn milieuvriendelijk en kunnen worden hergebruikt. Oud toestel Oude toestellen bevatten materialen, die hergebruikt kunnen worden. De modules kunnen gemakkelijk worden gescheiden en de kunststoffen zijn gemarkeerd. Daardoor kunnen de verschillende componenten worden gesorteerd en voor recyclage of afvoeren worden aangeboden. 7 Inspectie en onderhoud Het buffervat zelf is onderhoudsvrij! Wij adviseren, na ca. 500 bedrijfsuren de eerste inspectie- of onderhoudswerkzaamheden aan de zonne-installatie uit te voeren en daarna met tussenposen van 2 – 3 jaar. 7.1 Vervangingsonderdelen B Gebruik alleen originele onderdelen! B Reserve-onderdelen aanvragen aan de hand van de reserve-onderdelencatalogus. B Gedemonteerde afdichtingen en O-ringen vervangen door hogetemperatuurbestendige (minimaal 200 °C) nieuwe exemplaren die bestendig zijn tegen de zonneboilervloeistof. 7.2 Werkdruk van de cv-installatie controleren Controleer de bedrijfsdruk van de cv-installatie en stel deze indien nodig bij (Æ installatiehandleiding cv-toestel). 7.3 Bedrijfsdruk van de zonne-installatie controleren WAARSCHUWING: Verbrandingsgevaar door hete zonneboilervloeistof! B Alleen wanneer de temperatuur van de zonneboilervloeistof < 60 °C is, de dop op de automatische ontluchter openen (Æ afb. 20, [3], pagina 14). 7.4 Zonneboilervloeistof controleren OPMERKING: Schade door vorst! B Controleer iedere twee jaar of de benodigde vorstbeveiliging is gewaarborgd. Naast de controle van de vorstbeveiliging adviseren wij: iedere 2 jaar de corrosiebescherming (pH-waarde) in de zonneboilervloeistof controleren. Vorstbeveiliging van de zonneboilervloeistof Tyfocor® L Gewenste waarde voor de vorstbeveiliging: ca. -30 °C B De vorstbeveiliging moet met de tester uit onze prijslijst worden gecontroleerd. B Wanneer de grenswaarde ≥ -26 °C wordt overschreden, zonneboilervloeistof vervangen. -ofB Vorstbeveiliging corrigeren door bijvullen van zonneboilervloeistofconcentraat (Æ hoofdstuk “vorstbeveiliging corrigeren”, pagina 17). Vorstbeveiliging van de zonneboilervloeistof Tyfocor® LS Gewenste waarde voor de vorstbeveiliging: ca. -28 °C B De vorstbeveiliging moet met de tester uit onze prijslijst worden gecontroleerd. B De gemeten vorstbeveiliging conform tab. 10 omrekenen. B Wanneer de grenswaarde ≥ -26 °C wordt overschreden, zonneboilervloeistof vervangen. -ofB Vorstbeveiliging corrigeren door bijvullen van zonneboilervloeistofconcentraat (Æhoofdstuk “vorstbeveiliging corrigeren”, pagina 17). Met tester gemeten vorstbeveiliging Vorstbeveiliging bij bij Tyfocor® L (concentraat) Tyfocor® LS – 23 °C (39 %) – 28 °C – 20 °C (36 %) – 25 °C – 18 °C (34 %) – 23 °C – 16 °C (31 %) – 21 °C – 14 °C (29 %) – 19 °C – 11 °C (24 %) – 16 °C – 10 °C (23 %) – 15 °C – 8 °C (19 %) – 13 °C – 6 °C (15 %) – 11 °C – 5 °C (13 %) – 10 °C – 3 °C (8 %) – 8 °C Tabel 10 Vorstbescherming voor Tyfocor LS omrekenen Corrosiebescherming van de zonneboilervloeistof Gewenste waarde voor de corrosiebescherming: • Bij Tyfocor® L pH ca. 7,5 • Bij Tyfocor® LS pH ca. 7,5...10 B Controleer de corrosiebescherming met een pH-indicator. B Wanneer de grenswaarde ≤ pH 7 wordt onderschreden, de zonneboilervloeistof vervangen. Voor het bijvullen de slang vullen met zonneboilervloeistof. Daardoor wordt voorkomen, dat er lucht in het zonnecircuit terecht komt. B Ontluchten en bedrijfsdruk op de gewenste waarde instellen (Æ hoofdstuk“Bedrijfsdruk voor de zonne-installatie aanpassen”, pagina 14). SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 17 Inspectie en onderhoud Installatieonderdeel B Bijvulhoeveelheid (Vvulhoev) van het concentraat bij zonneboilervloeistof met een water/propyleenglycol-mengverhouding van 55/45 met de volgende formule bepalen: Vulvolume FKC-collector verticaal 0,86 l FKC-collector horizontaal 1,25 l FKT-collector verticaal 1,43 l FKT-collector horizontaal 1,76 l Zonnestation 0,50 l Warmtewisselaar in buffervat 12,5 l 1 m koperleiding Ø 15 mm 1 m koperleiding Ø 18 mm 1 m koperleiding Ø 22 mm 1 m koperleiding Ø 28 mm 1 m koperleiding Ø 35 mm 1 m koperleiding Ø 42 mm 1 m stalen leiding R ¾ 0,13 l 1 m stalen leiding R 1 0,58 l 1 m stalen leiding R 1¼ 1 m stalen leiding R 1½ 1,01 l 45 – C Concentratie V Verversen = V tot × ----------------------------------------------100 – C Concentratie Afb. 23 Formule voor de berekening van de bijvulhoeveelheid Voorbeeld voor Tyfocor® L: • Installatievolume (Vtot): 22 l • Vorstbeveiliging (afgelezen waarde): – 14 °C • Komt overeen met concentratie (Æ tab. 10): 29 % (C = 29) • Resultaat: VVerversen= 4,96 liter 0,20 l 0,31 l 0,53 l 0,86 l 1,26 l B Berekende bijvulhoeveelheid (VVerversen) aflaten en dezelfde hoeveelheid zonneboilervloeistofconcentraat bijvullen. 0,37 l 7.5 1,37 l Tabel 11 Vulvolume van de afzonderlijke installatieonderdelen Elektrische bedrading controleren B Elektrische bedrading controleren op mechanische beschadigingen en defecte kabels vervangen. 7.6 Na de inspectie of het onderhoud B Alle losgedraaide schroefverbindingen natrekken. B Buffervat weer in bedrijf nemen (Æ hoofdstuk 4 , pagina 13). B (Gas) Koppelingen op dichtheid controleren. 7.7 Checklist voor de inspectie en het onderhoud (onderhouds- en inspectieprotocol) B Protocol invullen en de uitgevoerde werkzaamheden noteren. datum 1 De bedrijfsdruk van de cv-installatie gecontroleerd (Æ installatiehandleiding cv-toestel). bar 2 De bedrijfsdruk van het zonnesysteem gecontroleerd (Æ pagina 14). bar 3 De zonneboilervloeistof gecontroleerd (Æ pagina 17). 4 De elektrische bedrading gecontroleerd (Æ pagina 18). 5 Alle scheidingslocaties gecontroleerd (Æ pagina 18). 6 Het buffer weer in bedrijf nemen (Æ pagina 13). Tabel 12 18 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Storingen 8 Storingen Meer informatie over de storingen vindt u in de installatiehandleidingen van het cv-toestel en de cv-regelaar. Commentaar Oorzaak De zonnepomp wordt niet door de cv-regelaar aangestuurd. De zonnepomp draait niet, ondanks dat aan de inschakelvoorDe zonnepomp is mechanisch geblokkeerd. waarden is voldaan. De schroef op de pompkop uitdraaien en de pompas met een schroevendraaier losmaken. Niet tegen de pompas slaan! De zonnepomp is defect. De zonnepomp controleren en evt. vervangen. Te weinig verschil tussen de in- en uitschakeltemperatuur. De instelling op de cv-regelaar controleren. De zonneopbrengst is te laag. De volumestroom is te hoog. De zonnepomp schakelt continu De positie van de temperatuursensor (T1 en/of T2) niet aan en uit. correct of slechte warmteoverdracht . De positie van de temperatuursensor (T1 en/of T2) niet Warmte wordt uit het buffervat correct, slechte warmteoverdracht of temperatuursengetransporteerd. De zonnesor defect. pomp schakelt niet uit. Oplossing De storing aan de cv-regelaar opheffen ( Æinstallatie- en bedieningshandleiding van de cv-regelaar). De cv-regelaar is defect. De zonneopbrengst is te laag of CV-regelaar is niet juist ingesteld. De positie van de temperatuursensor (T1 en/of T2) niet schade aan de installatie. Het temperatuurverschil in het zon- correct, slechte warmteoverdracht of temperatuursennecircuit is te hoog. De aanvoer- sor defect. temperatuur is te hoog. De Er zit lucht in het zonnecircuit. collectortemperatuur is te snel De volumestroom is te laag. hoog. De leidingen zijn verstopt. Verlies van zonneboilervloeistof door geopend veiligheidsventiel. De volumestroom controleren en instellen. Positie en warmteoverdracht van de temperatuursensoren (T1 en T2) controleren. Positie, warmteoverdracht en meetwaarde van de temperatuursensoren (T1 en T2) controleren. Vervang de defecte cv-regelaar. De instelling op de cv-regelaar controleren. Positie, warmteoverdracht en meetwaarde van de temperatuursensoren (T1 en T2) controleren. Ontlucht het zonnecircuit. De volumestroom controleren en instellen. De leidingen controleren en spoelen. Zonne-expansievat, voordruk en afmetingen controleren. Tijdens bedrijf ontsnapt stoom door de geopende automatische Sluit de dop op de automatische ontluchter. ontluchter. De zonneopbrengst is te laag. Drukverlies in het zonnecircuit. Lekkende locaties hardsolderen, lekkende afdichtingen vervangen Verlies van zonneboilervloeistof op de verbindingsplaatsen. en de koppelingen natrekken. De zonneopbrengst is te laag. Zonnepomp draait, maar er is geen volumestroom zichtbaar op de debietmeter. Zonnecircuit lek door vorstinwerking. Vorstbeveiliging van de zonneboilervloeistof controleren en lekkende plaatsen hardsolderen. De afsluitinrichtingen zijn gesloten. Open de afsluitinrichtingen. Er zit lucht in het zonnecircuit. Ontlucht het zonnecircuit. Vlotter in debietmeter zit vast. De debietmeter reinigen. Collector met collectortemperatuursensor in de schaduw. De beschaduwing verwijderen. Ontlucht het zonnecircuit en controleer de leidingen op afschot. Lekkage in het zonnecircuit. GeGeen homogene doorstroming van de collectorvelden mogelijk. Controleer het leidingwerk. luid in collectorveld bij sterke De zonnepomp controleren en evt. vervangen. Het vermogen van de zonnepomp is te laag. zonnestralen (waterslag). Dimensionering en voordruk van het zonne-expansievat en de beHet zonne-expansievat is defect of te klein. drijfsdruk controleren. Er zit lucht in het zonnecircuit. Te grote warmteverliezen. Het buffervat koelt sterk af. Condensaat in de collector. Bij instraling beslaan van collector gedurende langere tijd. Natuurlijke circulatie over het collectorveld. De terugslagventielen controleren. Eigen circulatie (microcirculatie in de leidingen). Leidingen die rechtstreeks op de bufferboiler worden aangesloten, zodanig uitvoeren dat eigencirculatie niet mogelijk is. Isolatie van het buffervat defect. De isolatie van het buffervat controleren. De aansluitingen van het buffervat isoleren. Bij geventileerde collectoren: ventilatie van de collector onvoldoende. De ventilatieopeningen reinigen. Collectoren in de schaduw. De beschaduwing verwijderen. Er zit lucht in het zonnecircuit. Ontlucht het zonnecircuit. De zonneopbrengst is te laag. Te Het vermogen van de zonnepomp is te laag. weinig vermogen van de zonneDe warmtewisselaar is vervuild/verkalkt. installatie. De collectorplaten zijn sterk vervuild. De zonnepomp controleren en evt. vervangen. De warmtewisselaar spoelen/ontkalken. De collectorplaten met glasreiniger schoonmaken. Gebruik geen aceton! Tabel 13 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 19 Storingen Storingen zonnemodule Storingen worden in het display van de cv-regelaar of de betreffende afstandsbediening getoond. B Voorste afdekking van het buffervat openen. Het display op de zonnemodule geeft de bedrijfstoestand aan. Bedrijfsindicatie Reactie van de zonnemodule Storing/oplossing Constant uit – Knippert Regelnoodbedrijf: de zonnemodule probeert, met een alternatieve regelstrategie op de storing te reageren. De opbrengst van de zonne-installatie blijft verregaand behouden. Toch moet de storing bij het eerstvolgende onderhoud worden opgeheven. Continu aan Normaal bedrijf geen storing De voedingsspanning inschakelen. De zekering vervangen (Æafb. 25). Tabel 14 6 720 612 405-05.1R Zekering vervangen: B Voorste afdekking van het buffervat openen. B Afdekking van de zonnemodule verwijderen. Afb. 24 B De zekering T 4 A (230 V AC) vervangen. Een reservezekering bevindt zich in de afdekking van de zonnemodule. 6 720 612 404-23.1R Afb. 25 20 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Notities SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 21 Notities 22 SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) Notities SP 400 SHU – 6 720 649 062 (2012/02) 23
© Copyright 2024 ExpyDoc