1 Overwegingen hij par. 3-5.3. van het leggen van vloeistofleidingen de inleidraad en' nabijvoor waterkeringen inzake het toepassen van partiële grondmechanische veiligheidsfaktoren. i ] INTERN CENTRUM VOOR ONDER ZOEK WATERKERINGEN feJ«i.*0Ti*£EK Vd> frr-i öwgbawt} SH*. aas e* om WORDT NIET UITGELEEND 125 SM-as 0\d .BTTEBHKAPPORT ,. - • v. q <;? van de l e i d r a a d voor h e t leggen van van p a r t i ë l e grondmechanische v e x l i g h e i d s f a k t o r e n CEHTRUtë yOOB ONDERZOEK IfATERKERIIGEM BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015 - 699111 2 1 JULI 1992 JU^A) INHOUDSOPGAVE blz. 1. Inleiding 2.Grondbelasting 2 van vloeistofleidingen a. b.~ c. d. Berekening vertikale grondbelasting Heutrale vertikale grondbelasting Passieve vertikale grondbelasting Aktieve-, neutrale- en passieve horizontale gronddrukken e. Bepaling verband tussen relatieve zakking van de omliggende grond t.o.v. de buis en bijbehorende buisbelasting • f. Bepaling van het verband tussen de zijdelingse verplaatsing en de ontwikkelde horizontale steundruk g. Berekening van de passieve gronddruk wanneer de buisverplaatsingen liggen in een. vlak dat een hoek a maakt met het horizontale vlak •. . 2 '3 h 7 8 9 10 3. Zettingen 33 k. Vertikale beddingsconstante lh 5. Evenwichtsdraagvermogen l6 6. Wrijving tussen buisomtrek en omliggende grond ]8 7- Invloed van de grondmechaaische grootheden op het spanningsbeeld 38 8. Conclusie 21 1. Inleiding In de leidraad is een systeem gekozen, waarbij grondmechanische grootheden moeten worden vermenigvuldigd met faktoren, die de onzekerheden in de grondeigenschappen en de verschillen in de toegepaste theorieën voor een nader te bepalen deel aangeven. In deze beschouwing wordt een overzicht gegeven van de grondmechanische theorieën die bij het grondmechanisch advies worden'gebruikt. De invloed van de uit deze theorieën gekozen grondmechanische. randvoorwaarden op de sterkteberekening van de buisleiding wordt eveneens aangegeven. Zie 1. Leidraad voor constructie en beheer van vloeistofleidingen in en nabij waterkeringen. (concept augustus 1970) Hauptprobleme der Bodenmechanik Brinch Bahseh/Lundgren. 2. Grondbelasting van vloeistofleidingen 2A. Berekening vertikale grondbelasting Bij het berekenen van de vertikale grondbelasting op buisleidingen kunnen twee bijzondere gevallen worden beschouwd; a. Leiding in ingraving waarbij D < 2D (zie fig. 1) waarin D = uitwendige diameter van de buis D = hor. breedte van de sleuf ter hoogte van de kruin van de buis fig. 1 GROND AANVULLING Schematische vertikale doorsnede over buis en omliggend grondlichaam bij leiding in ingraving. Als gevolg van de klink van de grondaanvulling zal er tussen grondaanvulling en wand van de ingraving een wrijvingskracht ontstaan. "? y • * ' -cl 1 > \ L <^^r 'K^c-^/ w ^ > ^ ^ / / — y /£*» Ar^^uA/^- ir" M ^f - 3- De vertikale gronddruk op het niveau van de kruin van de """•%ui^^an"'%erefeen^--w^F^ïen^^ In analogie met de berekening van de horizontale grondbelasting op damwanden kan men hier spreken van aktieve vertikale gronddruk. Door bepaalde oorzaken kan de "Silowerking" verminderen (bijvoorbeeld ten gevolge van zware regenval). Hierdoor zal men in het algemeen niet kunnen rekenen met de aktieve vertikale grondbelasting. b. Leiding in ophoging. fig. 2 Schematische vertikale doorsnede over buis en omliggend grondlichaam bij leiding in ophoging. . WRIJV1NGS KRACHT " ONGEROERDE GROND Er zal nu klink optreden van de grond naast en boven de buis. Het verschil in klink tussen de vertikaal door de schedel van de buis en de vertikaal naast de buis is in grootte gelijk aan de klink van het grondlichaam met een dikte D . De klink van het grondmassief boven het horizontale vlak door de schedel van de buis is in elke vertikaal vrijwel gelijk. Wanneer wordt aangenomen, dat de buis niet zakt en oneindig stijf is, zal er een extra belasting op de buis aangrijpen t.g.v. de naar beneden gerichte wrijvingskrachten op het grondprisma boven de buis. De naar beneden gerichte wrijvingskrachten worden veroorzaakt door de klink van laag D (zie fig. 2 ) . In de praktijk zullen er belastinggevallen optreden, die tussen deze twee gevallen in liggen. 2B. Neutrale vertikale grondbelasting De neutrale vertikale grondbelasting is de belasting op in grond gelegde leidingen, wanneer de grond t.o.v. de buis niet zakt en geen wrijvingskrachten in de grond boven de buis worden opgewekt ("oplegzones"). Berek.: Het gewicht van de kolom grond met breedte D en hoogte H boven een horizontaal vlak, dat raakt aan de schedel van de buis, wordt als neutrale grondbelasting aangenomen (zie fig. 3 ) . _ k - J^ÏJ^ . __„ _ _ _ •waarin: q = neutrale grondbelasting in t/m 3 Y, - volumegewicht gerond in t/m H = gronddekking in m D = leidingdiameter in m & u fig. 3 Bepaling neutrale grondbelasting 2C. Passieve vertikale grondbelasting De passieve vertikale grondbelasting treedt op als de grond t.o.v. de buis zakt (m.a.v.. wanneer er holle ruimte onder de buis zou ontstaan) ("zettingszone"). Berek.: van de passieve vertikale grondbelasting met de methode van het Laboratorium voor Grondmechanica (fig. k). 9 ALTIJD ca. 9* tg H = 0,16 Q = V HD (1 + |tg<j>) indien H > D gr.p 'gr u D ÖT u • 3 waarin: y = volumegewicht grond t/m H = gronddekking in m <)> = +_ 9° = hoek van inwendige wrijving van de grond D = uitwendige leidingdiameter in m - 5- De steundruk van de op te schuiven wig wordt gelijkgesteld aan "dé"p"a"siSï^ve^'groïïdb-elusting^"--—~^-—--^,,_ _^_ _„„____ Een groot bezwaar van deze benadering is het konstant houden van <f>. Deze (j>-waarde is namelijk afhankelijk van de grondsoort en derhalve niet konstant. TT Enkele waarden van Q gr.p = Y HD 'gr -u (1 + rrtgó) 6Y Du ' 1 2 § D = -* Q™. g^.p = 1,16 ' y'grDu u § = 2+ Q = 2,6H y D 2 D gr.p gr u 2 a J D 3 + Qgr-p = b,kk Y'grDu fD = k -»• Q = 6,56 Y D2 gr-p gr u Methode Marston-Spangier, Roske e.a. De grondbelasting op ondergronse buisleidingen is afhankelijk van het gewicht van het grondprisma en van de vertikale schuifkrachten boven de buis. Deze schuifkrachten worden veroorzaakt door ongelijke vertikale bewegingen of zettingen van het grondprisma boven de buis ten opzichte van de grond naast het prisma. De resulterende belasting op de leiding is gelijk aan het gewicht van de grond boven de buis plus of min de som van de veroorzaakte schuifkrachten. Genoemde schuifkrachten zijn afhankelijk van de relatieve beweging tussen het grondprisma boven de buis en de grond ernaast. De richtingen van de veroorzaakte schuifkrachten kunnen in de volgende drie gevallen als volgt worden weergegeven (fig. 5 ) . fig. 5 Schematisch overzicht van de methoden toegepast bij het leggen van leidingen. •j'WRUVINGS•- ' K R A C H T 7 DiTCH CONDITION " INCOMPLETE 'DiTCH CONDITION' 'Wzt COMPLETE 'PROJ. CONDITION " De formule van Marston-Spangier voor de grondbelasting b i j "complete p r o j . condition" kan aangehouden worden b i j de b e rekening van de passieve v e r t i k a l e grondbelasting. -6 - Q = C y D 2 vaarin: Q = passieve vertikale grondbelasting in t/m gr.p y = volumegewicht grond in t/m D = uitwendige leidingdiameter C c = coëfficiënt— f (tr , en hoek van inwendige) u wrijving grond (j> 2 Enkele waarden van Q = C y D gr.p c'gr u 5 = 1 •> C = 1,3 •*• Q D c gr.p u = 1,3 y D 2 ' 'gr u 2 !• D u = 2 •*- C c = 3,1 ' •*• Q gr.p = 3,1 Y'grDu . | = 3 -> C = 6,0 •*• Q D e ' gr.p = 6,0 Y D gr u 2 | = k + C = 9,6 •*• Q D e " gr.p = 9,6 Y D 'gru 2 Vergelijking Marston-Spangier, met methode L.G.M. . ,. Marston , . . Verhouding Y^QMT ^J TT u !=2-2T6Ï=l>1T u H= ^ 3 +M Du _ = % U U -ls3:? u Literatuur: 1. Spangler, M.G, 1 Underground Conduits- an appr.aisal of modern research Transactions A.S.C.E. 19^8 2. Wetzorke, M. "' """* "~ — — - Ueher die Bruchsicherheit von Rohrleitungen - iii'--para±iueïwaiidi'gen'-"G-rahen • - - — •— — Diss. 1960 3. Roske, H. Betonrohre nach Din UC32 k. Daniel G. Le calcul des Tuyaux en Béton arme et non arme, Paris. Guerrin, A. Aktieve-, neutrale- en passieve horizontale gronddrukken , R . v Voor definitie en afleiding theorie, zie de handboeken. . ö ha = V v ~ 2ct S^5° - 3+) a, = X o hn n v a^ = X o + 2ctg(U5° + yU) &x hp p v * / A = tg2 (hf - H) <3i X n = 1-siné Y Xp = tg2 (U5° + U) aktief waarin: 0, (neutraal) in t/m h . _ passief o. 2 = vertikale korrelspanning in t/m <j> = inwendige wrijvingshoek grond c 2 = cohesie in t/m Literatuur: 1. Terzaghi, K. and Peck, R.B. Soil Mechanics in Engineering Practice 196? - 8 - 2E. B e p a l i n g van h e t verband t u s s e n de r e l a t i e v e zakking van de om- ~TÏ5gë5dë=grü5iFt^£^^ { K - l / 2 0 u ! t g i? fig. 6 5 = relatieve zakking Y = gem. hoekverdraaiing in radialen P = H+iD ut g * COS(|) 5 . cos(<j+y) = s i n y (1) en (2) H = gronddekking i n cm (1) (2) D^ = u i t w e n d i g e Tsuisdiameter m cm H+ÏD. 6 COSU+Y) = 2~c^?tg(|) sinY H+|D. <S (COS<J>COSY - s i n ^ s i n y ) = ' ^ ^ ^u,S * 2cos<j) cotg.Y = - 5 7 — • - ^ ' tS * c o s <jj Afleiding; Y/'- , \ .*. — - — (h) 'kr ( z i e K e v e r l i n g Buisman Grondmechanica 19^*0 siir Y Wanneer de horizontale verplaatsing "bij een schuifproef ofwel •-4e^oatog.ex-dxaaiing^(..=^Qxiz.Qn.tale verplaatsing gedeeld door dikte monster), ten opzichte van de schuifspanning worot~uit'-" gezet, ontstaat een kromme als in fig. 7fig. T Verband tussen T en y volgens Buisman Volgens Buisman kan deze kromme door de volgende formule worden "benaderd: kr waarin: Y = de hoekverdraaiing in radialen T 2 = de aangebrachte schuifspanning in kg/cm x, = de kritieke of maximale schuifspanning in kg/crn^ X = een constante, afhankelijk van de grondsoort en de dichtheid De waarde van x blijkt voor klei in de orde van grootte van 1/20, vóór zand van 1/200 - 1/300 te zijn. Met behulp van form. (3) en {k) is nu de verhouding — — bepalen. kr De ontwikkelde vertikale passieve gronddruk is nu te x max. passieve gronddruk T kr Voor de bepaling van de max. passieve gronddruk zie: 2B en 2C. 2F. Bepaling van het verband tussen de zijdelingse 3e£Pl^atsing ën~de~ontwikkelde horizontale steundruk - 10 - fig. 8 1/2 D u { ) " c o s ( i 5 ° - i ? / 2 ) } - 5h sin ( 4 5 ° - $ 12) 5h 6 h cos(l+5 tsY = = HORIZONTALE VERPLAATSING - */2) JD {n-cos(U5 u +<}>/2)-S v sin(i+5 u -<i«/2)} (1) u (afl. zie blz. 7) Y = X"T, ~T kr Uit (1) en (2) volgt de verh. (2) kr De ontwikkelde horizontale steundruk bedraagt bij- een bepaalde horizontale verplaatsing 8 : — — x de passieve horizontale gronddruk T kr Voor de bepaling van de passieve horizontale gronddruk zie 2D. 2G. Berekening van de passieve gronddruk wanneer de_buisyerplaatsingën-ïïggën-ïn~ëën~vïak~dat~ëën~höëk~a m&^t_mët_hët_horj__yïak Voor de berekening van de passieve gronddrukken zijn slechts de methoden voor vertikale respectievelijk horizontale verplaatsingen bekend, die minimum respectievelijk maximum waarden der passieve gronddrukken geven. - iSaL < %a < 11 - 5gv eii %h' S>hj ZOals b e p a a l d i n r e s p ' 2C e n 2D. In de "berekeningen wordt aangenomen dat de Q liggen op waarden een ellips met Q . als halve assenQ wordt dan aangegeven door de voerstraal die een hoek et maakt met de halve as Q . Y-os. X-as Het punt (x , y ) op de ellips ^ — - + ^ — - = 1 wordt gevonden als snijpunt met de rechte y = xtga Substitutie van y = xtga in de ellipsvergelijking geeft: •L-.2 + £tgfa s 1 ofx = V p>a V W (V2+Qph2tg2a)0'5 .5E5BL cosa 2+2,0,5 De gronddrukken t.g.v. de relatieve verplaatsingen van de grond. Y = X —T - —T (in rad) ' kr~ Klei x = 1/20 Zand x = 1/100-1/300 Voor hor. verpl. G fi = x ^ - ~ Q h kr Voor verplaatsingen in het vlakakan gesteld worden: Q .= CtO kr T. -T %a Hierbij is aangenomen, dat het tempo waarin 90$ van de vertikale passieve gronddruk zich ontwikkelt, gelijk is aan het tempo waarin 90$ van de horizontale gronddruk wordt "bereikt. Het laatstgenoemde tempo is hoger, zodat deze aanname aan de veilige kant is. - 12 - P {*«} X-Y VLAK p (-*) **z Voor de onder een hoek a werkende grondreacties worden de volgende betrekkingen aangehouden: Bij + o is: o, ,.S*L«e (in t/m ) 2 + 2 ,0,5 c o s a f ^ S + <L.h'tg'a) T,(+a) Bij - a ia: S(-aI = Pw. w.e.ger 2B T>h 'a (in t/m ) 2 , 2 ,0,5 cosa(Pw.e.ger+Q_-u ^>h "tg ° et) Waarin: Q pv = de vertikale passieve grondbelasting t/m 1 1 Q , = de horizontale passieve gronddruk ^ph P w.e.ger 'gr =p t/m u' p u w.e. - Q . . ,« P - yDH gr.neutraal w.e u t/m1 = het volumegewicht van de grond t/m H = de hoogte van de dekking in m D = de uitwendige 'buisdiameter in m u ° P = het gereduceerde draagvermogen van de grond onder w.e.ger , , . • . /T • de buxs in t/m - 13 - 3 . Zettingen IZëttilïgêiFM j n völumëvermlnderingen t i-g-.-rr- verhoogde- 4>elasting (verhoogde korrelspanningen). Zettingen worden berekend volgens Von Terzaghi-Buisman. Z+ = h ( l t c p + ^logt) c s in^lM p * Z, = zetting na t dagen in cm h = laagdikte in cm t = tijd in dagen p 2 = oorspronkelijke korrelspanning in t/m p+Ap = korrelspanning na belastingverhoging in tjk 2 — en — zijn samendrukkingsconstanten en worden experimenteel p . s bepaald met behulp van grondmonsters {samendrukkingsproef). Aangezien een waterkering beperkte afmetingen heeft, moet de spreiding van de belasting in rekening worden gebracht. De spreiding van de belasting kan in de berekening verdisconteerd worden met behulp van de methode Jurgenson. Zie: theories of elasticity and plasticity Boston Society of Civil Engineers blz. 173 t/m 183Om het vraagstuk binnen welke tijd een bepaalde zetting tot stand komt op te lossen, is de zgn. hydrodynamische periode nodig. T = gh -f—y k 'w v Waarin: •7 T = hydrodynamische periode in sec (1 jaar = 3,U.10 sec.) h = laagdikte in cm Z . • a = - — , waarin Z = zetting ö in cm h.p' 2 p = belastingverhoging in kg/cm k = vertikale doorlatendheidscoëfficiënt in cm/sec. v Y = 10~3kg/cm3 w k moet experimenteel bepaald worden met behulp van grondmonsters (samendrukkingsproef) - lU - Voor de praktijk is het bij deze proef gewenst de oorspronke^t^e^oTTëls^sxath^-^xt-ée toegevoegde—las*- -gelijk-aan-die-in..het., terrein te kiezen. (Methode Taylor of methode Casagrande) Zie: Taylor, D.W. - Fundamentals of Soil Mechanics 19^8. Voor de te verwachten zettingen onder de leiding moet worden uitgegaan van de economische levensduur van de buisleiding. Aangehouden wordt 30-50 jaar .(seculair effect). De zettingen moeten bepaald worden zoals ze aan het eind van deze periode zouden optreden. Literatuur: 1. Collegediktaat Grondmechanica T.H. Delft. 2. Handleiding proeven Grondmechanica. h. Vertikale beddingsconstante a. De vertikale beddingsconstante is het vertikale gewicht in kg/cm'2 op een grondlichaam om een zakking van 1 cm te veroorzaken. Bij de bepaling van de beddingsconstante komen in aanmerking de formule van Schleicher of een geschatte waarde aan de hand van ervaringscij fers. Toepassing van de formule van Schleicher in combinatie met een berekening van de maximaal in rekening te brengen opleglengte volgens Hetenyi levert het volgende op: Volgens Hetenyi is3 de de invloed van puntlast en moment uitgedempt als 1X>TT waarin X =^ * b k k \ \ 1 b = breedte oplegvlak .= D sin§8 D = leidingdiameter cm B = ondersteuningshoek volgens Spangier 2 = beddingsconstante kg/cm k cm 2 EL = elasticiteitsmodules buismateriaal kg/cm I, = traagheidsmoment buis cmU Een grotere opleglengte dan 1 = — geeft voor het gedeelte groter dan -r een oplegdruk = 0 , zodat de maximaal in rekening te brengen opleglengte 1 = ~ bedraagt. A - 35 - Volgens Schleicher geldt voor de "beddingsconstante: k = E m(l-v2)fA waarin: E = elasticiteitsmodules grond kg/cm2 m = f(l/b) zie tabel v = contractiecoëfficiënt = 0 , 5 o A = oppervlak oplegvlak in cm Bepaling van E volgens Koppejan: Veen: Klei: Zand: S E = 1,2 S E = 0,6 E = s 0,1 2 waarin S = sondeerwaarde in kg/cm l/b vierkant m 0,95 cirkel 0,96 1,5 0,9U 2 3 5 10 100 0,92 0,88 0,82 0,71 0,37 b. Hor. beddingsconstante e (voor systeemberekening).. De hor. beddingsconstante is de kracht in kg die nodig is om een zijwaartse verplaatsing, van een vlak met een oppervlak van 1 m , van 1 cm te veroorzaken. De hor. beddingsconstante kan bepaald worden met behulp van het op blz. 7 gestelde. o, passief optr. = x a. h * T, h pass.max. De hor. beddingsconstante wordt gevonden door de optredende <T, . t e delen door de bijbehorende verplaatsing. h passief optr. 6 1 - 16 - Literatuur: 1. Theory—of^^-El«.stici4iy-,-!rhird JSdition. S.P.Timoshenko and J.N.Goodier, blz. 398 t/m UOT Beams on elastic foundation. M.Hetênyi, blz. 50, 68, 69, 219 t/m 239 Journal of Soil Mechanics and Foundations Division. September 1963 en maart 19èk B.B.Broms, Coëfficiënt of lateral subgrade reaction. Evaluation of coefficients of subgrade reaction. Geotechnique 5, no. h, blz. 29T - 326 K.Terzaghi. 5. Evenwichtsdraagvermogen Ten gevolge van een extra belasting kan het evenwicht in de grond verbroken worden door het overschrijden van de toelaatbare schuifspanning De volgende faktoren kunnen van invloed zijn op het draagvermogen: 1 . <{> 2. tijdsduur belasting (klei) 3. volumegewicht op te persen grondlichaam U. afmetingen buis 5. bovenbelasting 6. cohesie langs glijvlak Bij het bepalen van het evenwichtsdraagvermogen moeten de krachten bestudeerd worden die werken op het grondlichaam bij overschrijding van het evenwicht. fig.9 Afschuivingslichaam met het verloop van de grootste hoofdspanningen en de optredende schuifvlakken. Pb - 17 - De gevaarlijkste sehuifvlakken maken hoeken van U5 ' lïè-grööt ^ e " ^ hoek van 90 - $ insluiten. - §/2 met Prandtl heeft de indringingsweerstand onder vorming van oppersingen analytisch bepaald. Zie: Prandtl, J. - Ueber die Eindringungsfestigkeit plastischer Körper, Z-A.M.M. Vol. 1, 1921. Prandtl beschouwde een lange strookvormige plaat of wig, die ingedrukt werd in een gewichtloos materiaal dat een schuifweerstand T = c + crtg<j> bezat. Buisman (zie boek Grondmechanica Delft 19kk) heeft deze berekeningen uitgebreid voor het geval dat een bovenbelasting p, naast de strookvormige plaat op de grond aangrijpt. Pw>e - p ^ e ^ t g ^ U A*/2)>+c{crt«* ££||_^+ { ^ ^ )vtg<j>} = V, p, + V c b b c In deze berekeningen werd geen rekening gehouden met het gewicht van de op te persen grondmassa. Indien Prandtl ook geldt voor een materiaal met een zeker gewicht, kan men de voor oppersing benodigde kracht berekenen bij verschillende in het materiaal aanwezige wrijvingshoeken. De totale weerstand kan worden aangegeven door: P = PrV. + V c + V Y, b *wc y b b c g'k p p 2 = evenwichtsdraagvermogen in t/m c = korrelspanning op buisasniveau (aanleg) naast de leiding in t/m o = cohesie in t/m y, = volumegewicht grond in t/m3 b = aanlegbreedte = leidingdiameter in m V. , V en V coëfficiënten als f($) b' c g bij $ = 20° é = 30° V = 7 V = 15 V, = 19 V = 3 0 b c V = k } zie grafieken in de V = 15} betreffende literatuur g De wrijvingghoek $ kan uit de sondeerwaarde worden bepaald volgens de methode Koppejan. - 18 - . Het aandeel van de cohesie is verdisconteerd in de waarde iT^r-srodrft-ia d^^ c = 0 moet worden ingevuld. *' —————— 1 S = P-uV 1 "V te bepalen uit grafieken. Zie ook: de Beer, Grondmechanica, Standaard, Antwerpen 19^9Bij dé berekening wordt verondersteld, dat de grond niet samendrukbaar is. Aangezien dit niet het geval is, zal daarom eerst samendrukking plaats vinden. 6. Wrijving tussen buisomtrek en omliggende grond Vuistregel grondwrijving W = l x 1x 1 M x S x 10 waarin: 2 W = grondwrijving in t/m (maximale langs- en torsiewrijving). S = gemiddelde sondeerwaarde over de hoogte van de leiding + 20 cm boven en onder de leiding in kg/cm . De grondwrijving kan ook worden bepaald met behulp van de kleefmantelconus in situ. Verplaatsingen bij max. wrijving volgens L.G.M.: in zand: 1 - 5 mm in klei: 2 - 6 mm in veen: k - 18 mm Zie: Modern sonderen t.b.v. grondonderzoek in het terrein, ir. K.Joustra P.T. 1-5-'?0, blz. 353 t/m 360 7. Invloed van de grondmechanische grootheden op. het spanningsbeeld a. Bij een hogedrukleiding, respectievelijk lagedrukleiding Bij twaalf kruisingen van hogedrukleidingen met waterkruising en is nagegaan wat de relatieve bijdrage is tot de totale spanning in 4e maatgevende doorsnede van: inwendige vloeistofdruk, grondbelasting» zetting en verlengingen. - 19 - diam.(cBr)- —cbrafcfafe©} 1 2 3 1+ 5 6 7 Ö 9 10 11 12 90 90 90 90 75 30 90 90 90 20 65 65 67,5 67,5 67,5 67,5 67,5 ko 50,5 50,5 50,5 85 50,7 50,7 tot tot 0,81 0,06 0,81 0,C7 0,82 0,08 0,80 0,08 0,7^ 0,03 0,86 Ö9lk 0,71 0,15 0,75 0,86 - 0,12 0,72 0,05 0,80 0,20 0,76 0,12 er z °M ö Ü tot t5b — - 0,13 0,12 0,10 0,12 0,10 0,13 0.1U 0,25 0,02 0,23 _ - 0,01 0,11 Uit "bovenstaande gegevens van 12 kruisingen blijkt de "bijdrage van de inwendige druk op de totale spanning in de maatgevende doorsnede van overheersende invloed te zijn. Bij lagedrukleidingen zal de invloed van de inwendige druk op de totale spanning in de maatgevende doorsnede aanmerkelijk geringer zijn. De invloed van de grondmechanische grootheden, grondbelasting en zetting zal bij lagedrukleidingen gezien "bovenstaande groter zijn. . Grondmechanische grootheden In overleg met het L.G.M, te Delft is in hoofdstuk 3.5-3 van "De Leidraad vloeistofleidingen " aangegeven, waarmee de uit het grondmechanisch onderzoek afgeleide grootheden moeten worden vermenigvuldigd, respectievelijk gedeeld. Hierbij is ervan uitgegaan, dat bij het geven van de grootste waarde van de grondmechanische grootheid rekening is gehouden met de mate waarin 'deze grootheden nog kunnen afwijken van de bepalingen met behulp van de onderzochte grondmonsters. Dit maximum kan nog worden overschreden t.g.v. allerlei moeilijk in beschouwing te nemen faktoren, die nog onvoldoende zijn onderzocht. De bestaande theorieën zijn hiervoor nog ontoereikend. Fundamenteel onderzoek aan bestaande en nog te ontwerpen leidingkruisingen met waterkeringen zoals spanningsmetingen en het controleren van de grondmechanische-randvoorwaarden is tot nu toe echter niet verricht. - 20 - 1. Neutrale grondbelasting Faktor 1,1 t . o . v . de gem. t é vërwaclffiè^^waafde: Faktor 1,1 i s gekozen i n verband met de onzekerheid in de bepal i n g van y Bij de verhoging van de neutrale grondbelasting nemen de spanningen in de leiding toe. Passieve_grondbelasting Faktor 1,3 t.o.v. de max. de verwachtenwaarde. De wijze waarop het L.G.M, de passieve grondbelasting berekent kan t.o.v. de berekening met.behulp van de silotheorie ongeveer een faktor 1,3 verschillen. In de max. te verwachten waarde moet de onzekerheid in de bepaling van y verdisconteerd zijn. Bij verhoging van de passieve grondbelasting nemen de spanningen in de leiding toe. Zettingen t.o.v. de gem. te verwachten waardefaktor 1,5 Zettingen t.o.v. de max. te verwachten waardefaktor 1,3 Bij verhoging van de zettingen zal, omdat altijd een bepaalde zettingsbreedte in beschouwing moet worden genomen, de zettingsgradiënt meestal toenemen. . Een grote zettingsgradiënt (— ." . ^+~^ veroorzaakt grotere spanningen in de leiding. Evenwichtsdraagvermogen voor zand faktor 1,2 _ _ vöör kïël~ën-vëën~faktör 7,5 Wanneer mantelbuizen worden toegepast zal een laag evenwichtsdraagvermogen van de grond grotere spanningen veroorzaken in de leiding. Wanneer geen mantelbuizen worden toegepast, moet de hoogste waarde voor het evenwichtsdraagvermogen worden aangehouden. 5. Grondwrijving faktor 1,k Bij berekeningen van hogedrukleidingen is gebleken dat bij een verhouding ^ J ving-bovengrens < 2 wrijving-ondergrens de maximale afwijking van de maximale spanning bij een der grenswaarden ten opzichte van de waarde bij een gemiddelde k-wrijving in de axiale spanning < 5#> en in de omtreksspanning < 3% is. Een kleinere waarde van de grondwrijving gaf bij de onderzochte kruisingstypen hogere spanningen in de leiding. 21 - 6. Beddingsconstante faktor 1,U Bij berekeningen van n^edlruklëidingëh is"~gebleken,dat bij e e n — lateraal bovengrens _ Q verhouding — <2 lateraal ondergrens de maximale afwijking van de maximale spanning bij een der grenswaarden ten opzichte van de waarde bij een gemiddelde k-lateraal in de axiale spanning < 5$ in de omtreksspanning < 5% Bij deze berekeningen bleek echter, dat deze afwijkingen sterk kunnen toenemen bij een grotere waarde van de zettingsgradiënt. Ook bleek, dat een lage waarde van de beddingsconstante in het algemeen leidt tot grotere spanningen in axiale richting, en een hoge waarde van de beddingsconstante tot maximale waarden voor de spanningen in omtreksrichting. Tot slot kon de conclusie worden getrokken, dat wanneer de zettingsgradiënt in de berekening wordt betrokken, een verhoging van de beddingsconstante grotere spanningen in de leiding veroorzaakt. Zie: Samenvatting van de resultaten van de besprekingen inzake een aantal principiële punten in de berekeningsmethode van hogedrukgastransportleidingen van het raadgevend ingenieursbureau Rutten en Kruisman, mei 1968. 8. Conclusie Naar aanleiding van dit interne rapport is overleg gepleegd met het Laboratorium voor Grondmechanica. Hierbij is opnieuw naar voren gebracht dat het "maximum" voor grondmechanische eigenschappen wordt bepaald op grond van de mate waarin de grondeigenschappen kunnen afwijken van de eigenschappen van de onderzochte grondmonsters. Dit maximum kan dan nog worden overschreden, omdat de bestaande theorieën ontoereikend blijken te zijn. In het gesprek kwam verder naar voren, dat fundamenteel onderzoek aan bestaande en nog te leggen leidingkruisingen met waterkeringen nog nooit is uitgevoerd. De in de leidraad genoemde faktoren zijn derhalve ervaringscijfers en niet door fundamenteel onderzoek aan kruisingen gecontroleerd. In hoeverre de verschillende faktoren afhankelijk zijn en de mate van zekerheid waarmee deze faktoren worden gegeven, is zonder genoemde fundamentele research niet te geven. Er zal in verband met het hier bovenstaande voorgesteld moeten worden fundamenteel onderzoek te laten instellen aan bestaande en nog te ontwerpen leidingkruisingen met waterkeringen ten einde de faktoren scherper te kunnen formuleren. Augustus 1970
© Copyright 2024 ExpyDoc