Het resultaat van de M.A.K.S. op spieractiviteit van de nekspieren en

Het resultaat van de
M.A.K.S. op
spieractiviteit van de nekspieren en de stand van het
hoofd bij gezonde proefpersonen.
I. Jansen i.o. • N. Stammers i. o. • A. van Elleswijk i.o.
Januari 2014
Samenvatting.
Inleiding: Het doel van dit onderzoek was om te bestuderen of de M.A.K.S. effect op de stand van het
hoofd en de spieractiviteit van de m. sternocleidomastoideus en de m. trapezius descendens.
Materiaal en methode: 71 gezonde deelnemers waarvan 53 vrouwen en 18 mannen, verdeeld in de
M.A.K.S. groep of de controlegroep. Bij deze groepen werd de spieractiviteit gemeten van de m.
sternocleidomastoideus en m. trapezius descendens met een EMG meter en werd de stand het
hoofd bepaald.
Resultaten: Er bleven 54 deelnemers over. Er bleek een significant verschil te zijn in de stand van het
hoofd in de M.A.K.S. groep (P= 0,034). In de spieractiviteit van de m. trapezius descendens was er
een significant verschil bij de M.A.K.S. groep (P= 0,001) en bij de controlegroep (P= 0,008).
Discussie: Bij de stand van het hoofd was er een significant verschil tussen de eerste en derde
meting, hieruit blijkt dat de M.A.K.S effect heeft op de stand van het hoofd. Echter dit is op de korte
termijn onderzocht dus wij bevelen aan om onderzoek te doen naar de lange termijn. Bij de
spieractiviteit zie je dat de M.A.K.S groep een grotere variatie laat zien, met behulp van de juiste
trainingprincipes zou er mogelijk gewerkt kunnen worden aan de stabiliteit. Echter hiervoor zal het
nodig zijn om een vervolg onderzoek te doen.
Conclusie: wegens te kleine verschillen kunnen wij onze hypothese niet beantwoorden en wordt
verder onderzoek naar de M.A.K.S. op lange termijn bij personen met chronische a- specifieke nek
klachten gerelateerd aan kantoorwerk geadviseerd.
Inleiding.
Nekpijn is na rugpijn en schouderpijn de meest voorkomende klacht aan het
bewegingsapparaat1,3,4,5,6. De oorzaak van nekpijn is vaak onduidelijk2,7. Vaak wordt nekpijn
geassocieerd met degeneratieve processen of pathologische problematiek maar meestal is niet
duidelijk welk weefsel is aangedaan7. Er wordt gesuggereerd dat (diepe) spieren een belangrijke rol
spelen bij het stabiliseren van gewrichten12. Spieren die zich direct aan de gewrichten hechten
worden ook wel diepe spieren genoemd. Uit onderzoek is gebleken dat de diepe nekspieren een
correlatie hebben met nekpijn12, en er is gebleken is dat atrofie van de diepe nekspieren kan
optreden bij mensen met chronische aspecifieke nekklachten12. Panjabi beschrijft in [Clinical spinal
instability and low back pain] dat het actieve systeem (spieren), het passieve systeem (gewrichten)
en het neurale systeem (zenuwen) in harmonie moeten zijn om de juiste stabiliteit te hebben13. In
Nederland heeft 30% van de mannen en 43% van de vrouwen weleens last gehad van nekpijn4.
Nekpijn komt vaak voor op de werkvloer8. Vooral zittend werken kan er voor zorgen dat mensen
vaker nekklachten krijgen .3.5,7,8,9
De reguliere behandeling bij patiënten met chronische aspecifieke nekklachten bestaat uit tractie en
oefentherapie die bestaat uit coördinatie, spierversterking en uithoudingsvermogen training7. Bij
tractie wordt er kortdurende pijn reductie ervaren, echter er zijn geen goede RCT´s beschikbaar 2.
Hierdoor kan er geen goed gefundeerde uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van tractie bij
de behandeling2. Manipulatie in combinatie met fysiotherapie lijkt effectief te zijn 1,2,7,12, . Helaas
blijkt het effect van deze therapie na 6 maanden al te zijn verdwenen12.
Gebaseerd op ervaringen binnen een fysiotherapeutische praktijk in Zimbabwe, waar opvallend
weinig nekklachten leken voor te komen bij vrouwen die regelmatig veel gewicht droegen op hun
hoofd, is het idee ontstaan om axiale compressie aan te bieden voor patiënten met nekklachten.
Vanuit dat idee is een zandzak (M.A.K.S.: Medizinische Afrikanische Kompressions Sandsack)
ontwikkeld. Wanneer deze gebruikt wordt bij de behandeling, lijkt dit een positief effect te hebben
op het gebied van pijnreductie. (M. Bol, persoonlijke communicatie). Deze behandeling wordt het
meeste gebruikt bij patiënten met nekklachten die ontstaan zijn door kantoorwerk. Nekpijn komt
vaak voor bij zittend werk achter een computer3,5,7,8,9.
Oostendorp14 heeft geconcludeerd dat compressie therapie een zinvolle behandeling kan zijn bij
patiënten met kortdurende aspecifieke nekpijn. Er is verder geen onderzoek verricht naar het
fysiologisch effect van compressie bij nekklachten is. Vandaar dat onderzoek naar het
werkingsmechanismen van compressie op de Cervicale Wervel Kolom (C.W.K.) en hoofd gewenst is14.
In dit onderzoek zullen wij bestuderen welk effect compressie heeft op de stand van het hoofd en de
spieractiviteit van de m. Sternocleidomastoideus (SCM )en de m.Trapezius descendens (TD) .
Specifiek zullen wij ons richten op de volgende deelvragen:

Welke veranderingen treden er op in spieractiviteit van de SCM en de TD bij gezonde
deelnemers bij het dragen van de M.A.K.S. op het hoofd van 7,5 kg , 5 minuten lang, vergeleken
met gezonde personen die de geen M.A.K.S. op het hoofd dragen?

Wat voor effect heeft de M.A.K.S. op de stand van het hoofd bij gezonde proefpersonen
vergeleken met de controle groep?
Uit de voorgaande vragen zijn de volgende hypothese ontstaan:
Hypothese 1: Wij verwachten een verandering12 in de spieractiviteit22,23 van de SCM en de TD bij
gezonde proefpersonen. Deze spieren zijn gekozen omdat de twee spieren de meest oppervlakkige
spieren zijn van de nek en deze spieren het beste met de EMG meters gemeten kunnen worden24 .
Hypothese 2: Wij verwachten dat de stand van het hoofd bij de gezonde deelnemers met M.A.K.S
veranderd, de aantal graden zal dan kleiner (hoek wordt kleiner) worden omdat het gewicht ervoor
zorgt dat men beter zijn hoofd moet stabiliseren.
Materiaal en Methode
De metingen werden uitgevoerd in het beweeg-lab van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen te
Nijmegen. Onderzocht werd wat het effect is van de M.A.K.S. op de stand van het hoofd en de
spieractiviteit van de SCM en TD17.
Proefpersonen
De deelnemers van dit onderzoek waren gezonde volwassen personen in de leeftijdscategorie 18 jaar
tot 65 jaar 15,16 Het Nationaal kompas 15 beschrijft hoe nek en rugklachten vanaf 15 jaar toenemen..
Aan dit onderzoek hebben 71 deelnemers meegedaan. De in- en exclusie criteria zijn beschreven in
de resultaten. Deelnemers zijn geworven door het gebruik van Social Media en netwerk. Hiervoor is
speciaal een poster ontwikkeld.
Metingen
Voordat de metingen begonnen werd de beweeg-lab ingericht volgens figuur 1. De deelnemers
werden per tweetal gemeten . Er werden hiervoor twee stoelen en twee tafels gebruikt. Een camera
werd gepositioneerd aan de linkerzijde van het beweeg-lab zodat de linkerzijde van de deelnemers
gefilmd kon worden. Voordat de deelnemers het beweeg-lab binnenkwamen werd eerst de leeftijd
gecontroleerd door middel van ID, paspoort, studentenkaart en/of rijbewijs. Deelnemers hebben eerst
het Informed consent en daarna de `neck/disability/index (NDI) ingevuld. Voor het betreden van het
beweeg-lab kregen de deelnemers een nummer. De nummers werden op de linker bovenarm van de
deelnemer geplakt Personen met een oneven getal werden aan de voorste tafel en de personen met
een even getal aan de achterste tafel gemeten.
E.M.G. onderzoek.
Aan de proefpersonen werd uitgelegd dat er gemeten zou worden met 2 E.M.G. meters. Na deze
uitleg werden de E.M.G. meters (type: Delsys; Tringo Wireless EMG System) opgeplakt. De E.M.G.
meters werden eerst voorzien van een dubbelzijdig sticker. Er werd goed opgelet dat de elektrodes in
de openingen van de stickers zaten. De huid werd eerst geschuurd en ontsmet en vervolgens werden
de twee E.M.G. meters opgeplakt, aan de rechterzijde op de SCM en de TD. De oneven deelnemers
kregen E.M.G. nummer 1 op de rechter SCM en E.M.G. nummer 2 werd op de rechter TD geplakt. Bij
de even deelnemers werd E.M.G. nummer 3 geplaatst op de rechter SCM en werd de E.M.G. nummer
4 werd op de rechter TD geplaatst. Alle E.M.G. meters werden op de desbetreffende spierbuiken
geplakt. Vervolgens werd de procedure uitgelegd aan de hand van figuur 2 die op een schoolbord
werd weergegeven. Alle deelnemers moesten bij iedere meting met het hoofd roteren. De rotatie werd
als volgt uitgevoerd: positie 1 = naar de muur kijken, positie 2 = naar links kijken dan terug naar positie
1 en vervolgens naar positie 2 = naar rechts kijken. Met behulp van een metronoom werd de snelheid
van deze posities bepaald. De app “Metronoom Beats” werd op 30 Beats per Minute (BPM) gezet. Na
iedere piepje moest de deelnemer gaan roteren. De E.M.G. meters waren verbonden met de
computer (Dell Precision T7500, Windows XP). Met het programma Delsys (E.M.G. works 4.0
Analysis) werden 5 metingen verricht. Iedere meting duurde 20 seconden en iedere meting werd
opgeslagen in Delsys. In figuur 2 ziet men hoe het onderzoek is opgebouwd. Na de laatste meting
werden de stickers en E.M.G. meters verwijderd.
Figuur 2: In dit figuur wordt beschreven hoe de tijdsindeling was van het onderzoek
Analyse
van het E.M.G. onderzoek.
De resultaten van de metingen werden vervolgens geanalyseerd. Eerst werd het EMG signaal geplot).
Om het EMG signaal beter in beeld te brengen werden de X’ en ‘de Y’ as in beeld gebracht, en werd
en de absolute waarde van de meetgegevens berekend. Hierna werd het EMG signaal nogmaals
geplot. (klikte op plot as subplots). Daarna werd nog de Root Mean Square toegepast. De Window
length werd op 0,125 gezet, de Window overlap werd op 0.0325 gezet en de Remove Offset werd
aangevinkt. Vervolgens werd het signaal nogmaals geplot. Van de hoogste piek in het EMG signaal
van 1 seconde, werd de Mean (gemiddelde) van de amplitude als resultaat overgenomen in een
Excel bestand. De resultaten werden vervolgens vergeleken om te onderzoeken of er een significant
verschil was in SPSS. De uitslagen van de dragers van de M.A.K.S.-groep werd vergeleken met de
controlegroep. Deze grafiek werd gemaakt met behulp van Microsoft office Excel 2007.
Opname en analyse.
Aan de linkerzijde van de deelnemers stond een camera op een statief (PANASONIC HC v27)
opgesteld. Er werden een drietal kleurrijke stickers op iedere deelnemer geplakt op de linker
schouder, bij het linker oor en aan de zijkant van de kin (links). Op deze manier ontstaat er een
driehoek. Hierna werden de deelnemers geattendeerd op hun houding. Een ergonomische zithouding
werd in acht genomen om de meting zo gelijk mogelijk te laten verlopen. De opname werd gestart
voor de 1e meting (figuur 2) hierbij werden hardop de deelnemersnummers opgenoemd. Om de twee
groepen werden de opnames via een SD-kaart naar een laptop ge-upload welke ook nog naar een
USB stick werden ge-upload. De opnames werden ge-upload in het programma Kinovea. In het begin
(1e meting), het midden (3e meting) en aan het einde (5e meting) van de opname werden de stickers
met elkaar verbonden met de optie ‘hoeken’. Hierna werd bepaald of deze 3 momenten voor een
significant verschil zorgde in het aantal graden (in SPSS en Microsoft office Excel 2007).
Resultaten.
Deelnemers
In totaal hebben 71 gezonde personen meegedaan aan het onderzoek. Het betrof 53 vrouwen en 18
mannen. Deelnemers werden ge-excluded wanneer zij niet aanwezig waren (7) of een hogere score
dan 8% (10 personen) hadden op de Neck Disability Index (NDI). In tabel a. worden de in- en
exclusiecriteria beschreven waar de deelnemers aan moesten voldoen. Na toepassing deze criteria
waren er 54 deelnemers over, 41 vrouwen en 13 mannen. Deze deelnemers zijn vervolgens random
onderverdeeld in 2 groepen: een groep met de M.A.K.S en een groep zonder de M.A.K.S. De leeftijd
van de groepen lag tussen 18 jaar en 30 jaar. De groep met de M.A.K.S. bestond uit 30 personen. 21
vrouwen en 9 mannen in de leeftijdscategorie 18 jaar-30 jaar, gemiddelde leeftijd van: 20.1 jaar De
groep zonder de M.A.K.S. bestond uit 24 personen. 19 vrouwen en 5 mannen in de leeftijdscategorie
18 jaar-23 jaar, gemiddelde leeftijd van: 19.9 jaar.
Tabel 1: In- en exclusiecriteria van deelnemers aan het onderzoek.
Inclusie criteria
Deelnemers welke 0-8% scoren op de Neck
Disabillity Index.
Deelnemers die de Nederlandse taal voldoende
beheersen.
Geslacht,♀ en ♂.
Exclusie criteria
Deelnemers met co-morbiditeiten15.
Jonger dan 18 jaar15 en ouder dan 65 jaar.
Deelnemers met specifieke en aspecifieke
nekklachten.
Stand van het hoofd.
Bij de deelnemers die werden belast met de MAKS werd de MAKS (7,5 kg.) gedurende 5 minuten op
het hoofd gelegd. Voor en na de belasting werd de stand van het hoofd werd bepaald door de
aangebrachte stickers te verbinden tot hoeken in het programma Kinovea. Omdat er 24 deelnemers
waren bij de controlegroep hebben wij met het programma SPSS eerst gekeken, door middel van een
Q-Q plot, of er een normale verdeling was van de meetgegevens. Dit was het geval en daarom kon
een T-test gedaan worden toegepast om te zien of er een significant verschil was tussen de test
groepen. Figuur 1 geeft een staafdiagram weer, waarin de stand van het hoofd (gemeten in graden)
is weergegeven voor de groep die werd belast met de MAKS, en voor de groep die niet werd belast
met MAKS. De stand van het hoofd werd bepaald vóór belasting (1), tijdens de belasting (2,5 min. na
aanvang van de belasting, 2) en na de belasting (1 min. na verwijdering van de MAKS.
Figuur 1: Stand van het hoofd gemeten in graden, vóór, tijdens en na belasting met MAKS. (NB assen
moeten nog worden benoemd in de figuur). De 3 staven zijn onderverdeeld in een M.A.K.S.-groep
(blauw) en een controlegroep (rood). De staven geven de gemiddelde aan in het aantal graden van de
1e meting(1), de 3e meting (2) en de 5e meting (3) en de bijbehorende standaarddeviatie . De
gegevens van de staafdiagram is ook weergegeven in tabel 1. *=Significant verschil, p<0.05.
Vervolgens werd er gekeken naar het verschil tussen de metingen tussen de groepen in. Meting 1
werd vergeleken met meting 3, meting 2 met meting 3 en meting 1 met meting 2 zowel als in de
M.A.K.S-groep en in de controlegroep zie tabel 2.
Tabel 2: het verschil in metingen bij de stand van het hoofd van de M.A.K.S. groep en de
controlegroep.
Verschil in metingen.
M.A.K.S.-groep
(p-waarde)
0,377
0,111
0,034*
1e meting – 3e meting
2e meting – 3e meting
1e meting – 2e meting
SD= standaarddeviatie
P waarde= significant (P=<0.05)
*= Is significant
SD (σ)
Controlegroep
SD (σ)
3,663
4,560
4,839
0,700
1,000
0,613
3,665
3,257
2,789
Spieractiviteit van de m. Sternocleidomastoideus en m. Trapezius Descendens.
De spieractiviteit van de SCM en de TD is eerst verkregen via Delsys [zie methode] vervolgens hebben
wij de gemiddelden in SPSS ingevoerd. Het doel was om er achter te komen of er een significant
verschil te zien was in beide spieren. Er is een Q-Q plot gemaakt om te bepalen of er een normaal
verdeling was. Dit was voor beide spieren het geval. Vervolgens werd er een T-test gemaakt van de 1e
meting, 2e meting, 3e meting, 4e meting en de 5e meting en werden deze onderling vergeleken met
de M.A.K.S groep en de controle groep om te zien of een significant verschil te vinden is. In tabel 3
worden deze gegevens weergegeven.
Tabel 3: met de onderlinge verschillen tussen de M.A.K.S-groep en de controle.
Meting.
1
2
3
SCM
P-waarde
0.926
0.149
0.152
TD
P-waarde
0.591
0.181
0.349
4
5
0.176
0.202
0.484
0.883
P-waarde= significant (P=<0.05)
SCM: m. Sternocleidomastoideus
TD: m. trapezius descendens
Daarnaast zijn er twee staafdiagrammen gemaakt om het verschil duidelijker aan te geven [diagram 2
en diagram 3]. Een staafdiagram is gemaakt van de SCM en de ander van de TD. Vervolgens is er
berekend of er een significant verschil is tussen meting 1 en meting 5, meting 1 en meting 2, meting
4 en meting 5 en meting 2 en meting 5 [tabel 4 en tabel 5]. Met behulp van een sterretje is er aan
gegeven of er een significant verschil is.
Diagram 2. De metingen weergeven spieractiviteit in microvolt van de m. Sternocleidomastoideus:
Diagram 3. De metingen weergeven spieractiviteit in microvolt van m.Trapezius descendens:
*= significant verschil.
Tabel 4: m. Sternocleidomastoideus
M.A.K.S.
N
Mean
Std. Deviation
P- waarde
Verschil: Meting 1-5
30
6,9708
35,28163
0,288
Verschil:Meting 1+2
30
11,5613
35,76877
0,087
Verschil:Meting 4+5
30
-3,6835
20,36595
0,330
Verschil:Meting 2+5
30
-4,5905
17,88643
0,170
Verschil:Meting1-5
24
-20,2992
92,84789
0,295
Verschil:Meting 1-2
24
-14,3951
66,15394
0,297
Verschil:Meting 4-5
24
-,2075
24,82693
0,968
Verschil:Meting 2-5
24
-5,9042
33,86989
0,402
Controlegroep
Tabel 5: m. Trapezius decendens
M.A.K.S.
N
Mean
Std. Deviation
P-waarde
Verschil:Meting 1-5
30
1,0037
9,73464
0,577
Verschil:Meting 1-2
30
-4,0085
9,95037
0,035
Verschil:Meting 4-5
30
1,8441
9,55190
0,299
Verschil:Meting 2-5
30
25,0743
36,71496
0,001
Verschil:Meting 1-5
24
2,3520
6,40152
0,085
Verschil:Meting 1-2
24
2,0680
4,44459
0,032
Verschil:Meting 4-5
24
-,4022
5,95796
0,744
Verschil: Meting 2-5
24
49,4616
83,91236
0,008
Controlegroep
Discussie.
Het doel van de studie was om te bepalen of de M.A.K.S,gedurende 5 minuten EMG- meten,effect
had op de stand van het hoofd in graden en op de spieractiviteit van de SCM en de TD bij gezonde
deelnemers. De resultaten laten zien dat de M.A.K.S., effect heeft op de stand van het hoofd. Er is
een significant verschil tussen de 1e meting en de 3e meting van de stand van het hoofd bij de
M.A.K.S groep [diagram 1]. In de spieractiviteit van de TDis er een significant verschil te zien tussen
meting 2 en meting 5 in de M.A.K.S groep [diagram 3]. Op basis van de verkregen resultaten en de
bijhorende literatuur kan geen uitspraak gedaan worden of de M.A.K.S. invloed heeft op de
spieractiviteit van SCM en de TD.
Spieractiviteit
Bij de SCM, hebben de beide groepen een gelijkwaardig startpunt (diagram 2). De M.A.K.S. groep
heeft bij de metingen een lagere spieractiviteit ten opzichte van de controle groep. Dit valt ons op
aan het diagram (diagram 2) en zou voor ons de eerste hypothese kunnen beantwoorden. Echter zijn
deze verschillen die wij zien niet significant waardoor wij verder onderzoek bij mensen met
chronische a-specifiekenek klachten aanbevelen.
Bij de TD is er bij beide groepen een significant verschil te zien tussen meting 2 en 5. Men kan hieruit
afleiden dat de interventies een effect heeft op de spieractiviteit van de TD. In dit geval lijkt de
spieractiviteit juist hoger te zijn bij de M.A.K.S. groepmaar hier kunnen wij geen conclusies aan
verbinden doordat deze verschillen niet significant zijn.
Bij beide spieren is er een grotere variatie van de spieractiviteit ten opzichte van de controle groep te
zien. Dit zou kunnen betekenen wanneer men deze interventie op langere termijn toepast en op
proefpersonen met chronische a-specifieke nek klachten er een trainingseffect gaat optreden25. Uit
onderzoek blijkt dat de diepe cervicale flexoren een correlatie hebben met chronische a-specifieke
nek klachten13,19.Wij gaan er vanuit datchronische a-specifieke nek klachten een correlatie hebben
met instabiliteit13. Als wij kijken naar wat er al bekend is over compressie, zoals in de
behandelmethode PNF waar compressie approximatie wordt genoemd, waarbij
approximatiecontracties van de strekspieren en faciliteert de houdingstonus, oprichtreflex en de
rompstabiliteitstimuleert20. De M.A.K.S zouden deze principes kunnen overbrengen bij mensen met
chronische a-specifieke nek klachten. Uit ons experiment blijkt dat de M.A.K.S groep een grotere
variatie laat zien in de spieractiviteit, echter is dit niet significant. Dus verder onderzoek is hierbij
noodzakelijk om te kijken wat het effect is bij mensen met chronische a-specifieke nek klachten.
Stand van het hoofd
De M.A.K.S. heeft effect op de stand van het hoofd. De zandzak werd door de deelnemers zelf op hun
hoofd geplaatst, na instructie van de aspirant- onderzoekers. Het was belangrijk dat de deelnemers
dit zelf deden omdat zij het beste aanvoelden hoe het gewicht verdeeld werd op het hoofd.
Naderhand gaven enkele deelnemers aan het gevoel te hebben dat de M.A.K.S. van het hoofd leek te
vallen. Het gewicht bleek niet goed te liggen hierdoor kunnen de resultaten zijn veranderd en dit kan
effect hebben op de uiteindelijke resultaten.In meerdere artikelen waren er bewijzen dat er een
correlatie was tussen de antropositie van het hoofd en chronische a-specifieke nek klachten18,26,27. Er
is bewijs dat mensen met chronische a-specifieke nek klachten moeite hebben om hun hoofd in een
bepaalde positie te houden19. Tijdens onze zoektocht of er iets bekend was over compressie hebben
wij in [(2001) Beckers Het PNF – concept in de praktijk]20 compressie als approximatiegevonden.
Approximatie stimuleert vooral de contracties van de strekspieren en faciliteert de houdingstonus,
oprichtreflex en de rompstabiliteit20. Aangenomen wordt dat de M.A.K.S. de oprichtreflex van het
hoofd aanzet en voor een betere stabiliteit gaat zorgen en men zo beter kan stabiliseren.Voor dit
experiment hebben wij gezonde proefpersonen gebruikt. Dit experiment zal dus ook moeten worden
gedaan bij mensen met chronische aspecifieke nek klachten om erachter te komen of het effect van
de stand van het hoofd hetzelfde zal zijn als op onze gezonde proefpersonen.
Limieten.
Het verkrijgen van de gegevens kon nauwkeuriger. In het Delsys programma kon je de seconde
verkrijgen door twee verticale lijnen te verschuiven naar deze seconde. Dit ging met de blote oog en
omdat de seconden vijf decimalen had was het onmogelijk om de seconde nauwkeurig te krijgen.
Ook namen wij het hoogste E.M.G. signaal van de meting. E.M.G. signalen zijn niet altijd even
nauwkeurig en kunnen door omstandigheden hoger uitvallen17. De stand van het hoofd kon ook
beter berekend worden door een verticale lijn te trekken en op deze manier de hoek te bepalen naar
een referentiepunt (zoals het oor). Een andere optie was om de carniovertebrale hoek17,21 (lijn
gehooringang naar processus C7 ten opzichte van horizontaal) te pakken om de hoek te berekenen
[zie afbeelding 121]
Afbeelding 1.
[Bron:(2012) Onderzoek en behandeling van de nek21.]
Conclusie.
Uit de resultaten blijkt dat er een verschil is in de spieractiviteit van de TD tussen meting 2 en meting
5 bij de M.A.K.S. groep. En een verschil in de stand van het hoofd tussen meting 1 en meting 2 bij de
M.A.K.S. groep. Echter zijn deze verschillen te klein om hier een conclusie uit te kunnen trekken om
de onderzoeksvraag te beantwoorden. De aspirant- onderzoekers raden daarom aan om het lange
termijn effect van de M.A.K.S. bij personen met chronische a- specifieke nekklachten.
Aanbevelingen
Bij de M.A.K.S groep heeft een grotere variatie van de spieractiviteit ten opzichte van de controle
groep. Het is gebaseerd op een keer vijf minuten, dus er is onderzoek nodig naar wat de effecten van
de M.A.K.S op langere termijn is. Het experiment kan ook beter worden opgezet zoals hierboven
beschreven staat.
Dankwoord.
Graag willen wij de volgende mensen bedanken die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt: Michael
Bol, Henk Nieuwenhuijzen, Freek Albers, de deelnemers aan dit onderzoek en alle andere
professionals.
Referentielijst
1
= Plat E, Scherer M. et al. (2007) De behandeling van aspecifieke nekklachten, Huisarts en Wetenschap, nr
13:660-665
2
= Koes B. et al. (1992) Randomised clinical trial of manipulative therapy and physiotherapy for persistent back
and neck complaints: results of one year follow up. BMJ VOLUME 304
3
= Kay TM, et al. (2009) Exercises for mechanical neck disorders(review). Cochrane Library issue 4
4
= Borghouts J A J, Koes B W, Bouter L M, (1997-1998) The clinical course and prognostic factors of non-specific
neck pain; a systematic review. Pain 77 (1-13
5
= Vos CJ, Verhagen AP, Hermans GPH, (2004) Nekpijn. Huisarts En Wetenschap;, Vol. 47 Issue 6, p622-626, 5p
6
= Tsakitzidis G et al.(2013). Non-specific neck pain and evidence-based practice. European Sientific Journal,
volume 9, nr.3.
7
= Childs J. D. et al. (2008). Neck pain; Clinical practice guidelines linked to the international classification of
functioning, disability, and health from the orthopaedic section of the American physical therapy association.
Journal Orthopedic Sports Physical Therapy(USA) , volume 38.
8
= Johnston V.(2008). Neck movement and muscle activity characteristics in female office workers with neck
pain . Spine .1;33(5):555-63.
9
= Ariens G.A.M et al.(2001). Are neck flexion, neck rotation, and sitting at work risk factors for neck pain?
Results of a prospective cohort study. Occup environ med, 58(p. 200-207).
12
=Chiu T T W, Lam T, Hedley A J, (2004) A Randomized Controlled Trial on the Efficacy of Exercise for Patients
With Chronic Neck Pain. SPINE Volume 30, Number 1, pp E1–E7 ©, Lippincott Williams & Wilkins, Inc
13
= MM Panjabi (2003) Cilincal spinal instability and low back pain. Journal of Electromyography and
Kinesiology 13 (2003) 371–379 Biomechanics Laboratory, Department of Orthopaedics and Rehabilitation, Yale
University School of Medicine, New Haven, CT 06510, USA
14
= Oostendorp R.A.B. et al (2006) Gerandomiseerde klinische trail naar het effect van compressietherapie bij
kortdurende aspecifieke nekpijn: een pilot. Ned Tijdschr Fysiother 2006;116(1):2-7
15=
(geen auteur) (g.d.) CCMO: Over de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek http://www.ccmoonline.nl/main.asp?pid=17&sid=19&ssid=47
16=
Koes BW, Tulder MW, Poos MJJC. (2010) Hoe vaak komen nek- en rugklachten voor en hoeveel mensen
sterven eraan? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/bewegingsstelsel-enbindweefsel/nek-en-rugklachten/omvang/
17
= Franssen J.L.M., (1995) Handboek oppervlakte elektromyografie. De tijdstroom, Utrecht
18
= C Fernández-de-las-Peñas, C Alonso-Blanco, ML Cuadrado & JA Pareja (2005) Forward head posture and
neck mobility in chronic tension-type headache: a blinded, controlled study, doi:10.1111/j.14682982.2005.01042.x © Blackwell Publishing Ltd Cephalalgia,2005 26 , 314–319
19
= Falla D, Gwendolen J, Trevor R et al (2007) Effect of Neck Exercise on Sitting Posture in Patients with Chronic
Neck Pain, Physical Therapy Volume 87 number 4
20
= Beckers, Buck, Adler. (2001) Het PNF-concept in de praktijk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.
21
= K. van Nugteren, D. Vinkel, G. Mahieu et al (2012) Onderzoek en behandeling van de nek. Houten: Bohn
Stafleu van Loghum.
22
= O'Sullivan P.B. et al.(2002). The effect of different standing and sitting postures on trunk muscle activity in a
pain-free population. Spine, volume 27, number 11, p. 1238-1244.
23
= Caneiro J.P. et al. (2010) . The influence of different sitting postures on head/neck posture and muscle
activity. Maual therapy volume15 (54-60).
24
= Sforza C. et al.(2011). EMG analysis of trapezius and masticatory muscles. Experimental protocol and data
reproducibility. Journal of oral rehabilitation volume 38(648-654)
25
= De Morree J.J(2006). Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
26
=Anabela G, Silva MSc, T David punt, PhD et al (2009) Head Posture and Neck Pain of Chronic Nontraumatic
Origin: A Comparison Between Patients and Pain-Free Persons 2009 by the American Congress of Rehabilitation
Medicine
27
= Chris Ho Yip, Thomas Tai Wing Chiu and Anthony Tung Kuen Poon. (2008) The relationship between head
posture and severity and disability of patients with neckpain. Manual Therapy 13 (2008) 148:154