Wandelexcursie in de meander van Stokkem-Dilsen Krís Van Looy* Pascal Van Ghelue** Summ ary A walking-excursion in the Meuse meander at Stokkem-Dilsen The aim of this article is to provide information for the preparation of an excursion in the old meander of the river Meuse in Disen-Stokkem on the Belgian side of the river. In the geomorphological part the relation between stream velocities, discharges, sediment transport and evolution of the river bed is described in such a way that river dynamic observations can easi ly be explained to students. Also an historical evolution since the 17th century of the location of the main river bed in this meander is given as it was found in literature. The result from very recent developments as intensive gravel-mining, construction of new winter dikes, the natu re development project 'Kerkeweerd' and the results of the floodings from December 1993 and January 1995 on the local landscape can be observed. T refw oorden: Excursie, R ivierevolutie, N atuu ro ntw ikke lin g, G rin d w in n in g , Grensmaas, Limburg * Instituut vo or N atuurbehoud, Kliniekstraat 25, 1070 Brussel ** M inisterie van de Vlaamse Gemeenschap. A M IN AL, Cel Mer, G ra a id e Ferrarisgebouw, Emile Jacqmainlaan 156 bus 8, 1000 Brussel toekim st voor d it p ilo o tp ro je ct hangt n am elijk nauw samen m et de hierboven aangehaaide relaties dat zich vertaalt in een n atuurlijke vegetatiestructuur. Inleiding D it artikel heeft to t doei inform atie aan te bieden voor de organisatie van een w andelexcursie in de meander van Stokkem -Dilsen langs de Grensmaas in Belgisch Limburg. Naast een algemene geom orfologische beschrijving van de H olocene M aasvlakte w o rd t o ok een historiek van de m eanderevolutie gegeven vanaf de 1 7de eeuws zoals dat in de literatuur terug te vinden is. In de geom orfologische beschrijving w o rd t de nodige aandacht besteed aan de re laties tussen stroom snelheden, sedimenttransport, e volu tie van de rivierbedding zodat waarnem ingen i.v.m. rivierdynam iek op diverse stopplaatsen degelijk verklaard kunnen w orden. O o k het pilo otn atuu ro n tw ikke lin gsp roje c t 'K erkew eerd' kan bezocht w orden. Het succes in de DE AARDRIJKSKUNDE 1 Algemeenheden i.v.m. de Grensmaasvlakte De Maasvlakte, meer bepaald de H olocene overstrom ingsvlakte, heeft niet het karakteristieke patroon van een norm ale riviervlakte: oeverw allen, parallel aan de stroom, en kom gronden zijn hier eerder zeldzaam . De overstrom ingsvlakte van de Grensmaas is algemeen v rij vlak w aa rb ij alleen verlaten stroom geulen relatief lager gele gen z ijn . De huidige Maas stroomt, ais gevolg van de nor mal iseringswerken vanaf m idden 19de eeuw, in één hoofdgeul doorheen deze vlakte. Voor deze w erkzaam he 55 1 9 9 7 , NR. 4 K ris van Lo o y en Pa s c a l V a n G h elu e den bevonden er zich aan weerszijden van de hoofdgeul nevengeulen w elke bij hoge waterstanden actief mee stroom den. W a a rsch ijn lijk overstroomde de Grensmaas vroeger sneller (bij lagere debieten dan tegenw oordig) maar kwam het w ater meestal in de overstrom ingsvlakte m inder hoog. lande zones. Soms vo rm t een dergelijke verlaten stroomgeul zelfs het tracé van een beek. Gezien de ligging van deze verlaten meanders (aan de w estelijke zijde) van de Maas kan men dus veronderstellen dat de Maas van natu re u it g e le id e lijk naar de oostrand opschuift. Paulissen (1973) m aakt een onderscheid in 2 types van verlaten beddingen en geulen: De Maas heeft in deze zone nog een b e h o o rlijk verval in vergelijking met andere rivieren in Vlaanderen. In het 50 km lange Grensmaas traject is er een hoogteverschil van 23 m en varieert het verval tussen 0.3 en 0.5 m/km (gem iddelde is 43 cm /km , Paulissen, 1973). Hoge stroom snelheden kunnen hier dus voorkom en. De Maas is tro u wens een typische regenrivier met een g rillig afvoerverloop. D it w erd door de toenem ende invloed van de mens (afname van de bosoppervlakte, toenam e van de verhar dingen, rechttrekkingen) stroom opwaarts in het stroom ge bied van de Maas nog versterkt. H ierdoor kom t het piekdebiet sneller in tijd en is het hoger in waarde. O nder zoekingen hebben, volgens Heylen (1997), nochtans u it gewezen dat het effect van de verstedelijking, m .a.w. het urbanisme, nauw elijks een rol speelt b ij extreem hoge waterstanden zoals die van decem ber 1993 en januari-februari 1995. Bodem verzadiging en sm eltende sneeuw waren dan een belangrijken Voor de vaker voorkom ende hoge waterstanden speelt het effect van de urbanisatie w el een rol (Heylen, 1997). geulen die ontstaan z ijn onder invloed van strom ing in de bedding zelf: deze zijn herkenbaar aan de regelma tige afwisseling van gebogen ruggen en laagten (rela tie f smal en ondiep) en zijn in de binnenbochten gesi tueerd. Ze ontstaan door zijdelingse stroom verlegging richting 'stootoevers'; in de b innenbocht w o rd t dan se dim ent afgezet. Voorbeelden z ijn te vinden langs de verlaten meanders van Stokkem en Dilsen. 2 geulen ontstaan door stroom m igratie b ij grote overs trom ingen: plotse stroom verleggingen die optreden in dien de hoofdgeul nog slechts een klein deel van het wateraanbod kan afvoeren ais gevolg van een verla ging van de afvoercapaciteit t.g.v. opgedoken hinder nissen (vb. ijsdamm en, eigen sedimenten, bom en,...). Het proces van geulverlegging kon relatief gem akkelijk plaatsvinden om dat de zijwaartse weerstand kleiner is dan de neerwaartse. Ais een nieuw e geul zich gevormd had bleef de oude nog enige tijd meestromen ais neven geul tot het m om ent dat deze bovenstrooms met meestal zandig sedim ent verstopt raakte. D oor een dergelijke geul stroomde dus enkel nog w ater b ij extreme hoge waters tanden. Bij lage waterstanden w o rd t een d ergelijk afge sneden geul nog gevoed door kw ellend grond- o f rivie r water. Indien ook de benedenstroomse kant m et sediment verstopt geraakt ontstaat een geïsoleerde plas. Sedimenta tie en verlanding w aren de vervolgende stadia in de ver dere o n tw ikke lin g het m om ent dat een dergelijke zone w eer in de rivierdynam iek w erd opgenom en. De Grensmaas is van nature ook een grindrivier. Het over grote deel van de zand- en kleifractie w o rd t doorgevoerd. Het jaarlijkse slibtransport zou ongeveer 0.5 m iljoe n m 3 bedragen, het transport van grind en zand ongeveer 35 000 m 3. De ondergrond van de Maasvlakte bestaat u it een 6 to t 8 m zand- en grindpakket bedekt met 2 m fijn e r al luviu m . De rivierbedding bevindt zich grotendeels in haar eigen grindafzettingen. Lokaal werd d it o.a. door grindw in n in g en baggerwerken verstoord w aardoor de rivie r dieper dan normaal in haar bedding ligt. De ondergrond in de bedding, bestaande u it grof grind, kan alleen door de rivier afgebroken en vervoerd w orden indien het de biet groter is dan 1 500 m 3/s. Hoew el dergelijke erode rende stroomsnelheden regelmatig voorkom en slijp t de ri vier haar bedding niet o f nauw elijks dieper in deze ondergrond door het zgn. 'afpleisteringseffect'. In volledige natu urlijke omstandigheden kan het reliëf een indicatie van de ouderdom van het verlaten geulen stelsel geven. - De alleroudste verlaten geulen z ijn nauw elijks nog te herkennen in het reliëf en vo lle dig opgevuld. - O ude verlaten geulen zijn vaak nog te herkennen aan een v rij grof reliëf. Voorm alige nevengeulen z ijn opge vuld te rw ijl de vroegere hoofdgeul nog terug te vinden is. - Rondom de jongste verlaten geulen nemen w e nog d u i d e lijk een m icro re lië f waar. Toch z ijn er voorbeelden van oudere geulen die m inder opgevuld zijn dan jongere geulen u it de o n m id d e llijk e om geving. D it gebeurt w anneer de jongere geularm m in der lang is dan de oudere en/of w anneer de jongere geul Ondanks d it is de Grensmaas een rivier met enige dyna mische w erking. In de vlakte komen n am elijk ve rschillen de verlaten stroom geulen u it het Holoceen voor. De m or fologie van deze geulen is analoog ais deze van de huidige Maas. De vorm ing ervan is dus toe te schrijven aan een stroom met ongeveer dezelfde karakteristieken ais de huidige Maas. De verlaten stroomgeulen, meestal aan de w estelijke z ijd e van de Maas gelegen, vertonen verschillende verlandingsstadia: van nog open w ater over moerassige gebieden, drassige gronden to t vo lle d ig ver DE AARDRIJKSKUNDE 1 56 1 9 9 7 , NR. 4 W korter bij de actieve stroomgeul ligt. Z o is de meander van Stokkem recenter dan die van Dilsen, en toch is de Stokkemse meander meer opgevuld. H ij ligt n am elijk korter b ij de actieve stroomgeul en krijg t dus meer en vlugger se dim enten te verwerken. Ongeveer hetzelfde verhaal kan aangehaald w orden voor de lange en de korte verlaten geulen. In de lange verlaten geulen, waarvan de u ithoe ken reeds verland kunnen zijn , bereikt d oo r de grote leng te w e in ig opvulm ateriaal het middengedeelte. De vorm in d it m iddengedeelte b lijft v rij lang bewaard. Van belang is ook de mate w aarin de verlaten geul nog na de afsnijding b ij hoge waterstanden, en hoge stroomsnelheden, nog w ater afvoert. De bezinking in de geul van het fijn m ateri aal vin d t enkel plaats ais het w ater erin tot stilstand komt. St o k k e m - D il sen hoogw aterperiode verdwenen z ijn . In natuurlijke omstan digheden is er tussen deze processen van sedimentatie en erosie een dynam isch evenw icht. Bij lage debieten is het transportverm ogen te klein om grind te verplaatsen. De vorm van de bedding b lijft dan enigszins constant. Slib en zand w orden w ei nog in sus pensie vervoerd doch dragen w e in ig bij tot de bodem opb ou w van de overstrom ingsvlakte (de weerden) doordat de Maas een te beperkt aantal dagen buiten z ijn oevers treedt. Zom erpiekdebieten bevatten veel suspentiemateriaal maar leiden zeer zelden to t overstrom ingen. Enkel de grootste w interdebieten laten de Maas buiten zijn oevers treden. Forse stijgingen van het debiet gaan trouwens ook gepaard met een snelle toenam e van de suspensielading. Deze laatste neemt trouwens zeer snel af, ook wanneer de hoge debieten aanhouden. De aanvoer van slib in de overstrom ingsvlakte hangt dus in grote mate af van het tijd s tip dat de rivier buiten zijn oevers treedt t.o.v. de p lo t se toenam e van het debiet. Komt de overstrom ing vlug dan krijg t de overstrom ingsvlakte veel sedimenten. B lijft de rivier nog relatief lang in z ijn bedding dan vloeien er m inder sedimenten mee richting overstrom ingsvlakte. De o p v u llin g gebeurt dan preferentieel in de laagten in de weerden (o.a. in de voorm alige stroomgeulen die niet meer meestromen) en kan v rij aanzienlijk zijn (enkele 10tallen cm zijn bekend). D it is uiteraard sterk afhankelijk van de stroom snelheid op die plaats w ant er zijn ook ge vallen bekend waar ju ist in deze geulen o pn ie uw erosie optreedt om dat de strom ing er te sterk was. De Grensmaas heeft van nature, dus van vo or de normalisatiewerken in de 19de eeuw, de karakteristieken van een 'm eanderende rivier m et eilanden' met grindbanken. D it kenmerk is nu enkel nog terug te vinden b ij lage w a terstanden ais enkele 'grote' grindbanken boven w ater komen. Kaarten u it de 18de en begin 19de eeuw geven een 14tal eilanden aan in het deel van de Grensmaas (Ham huis, 1996). Een verklaring voor deze n atuurlijke structuur m oet uiteraard in de erosie- en sedim entatieprocessen gezocht w orden. Het onderw aterreliëf in het leng te- en het dwarsprofiel is v rij onregelm atig, in de bedding komen drempels en laagten voor. De afstand tussen 2 o p eenvolgende drempels is 5 tot 10 keer de stroombreedte (90 to t 130 m). In de m eanderbochten komen laagten ver houdingsgewijs veel meer vo or aan de b uitenzijde dan aan de binnenzijde, de drempels iets stoom opwaarts van de bocht. Het hoogteverschil tussen opeenvolgende laag ten en drempels kan zeer sterk variëren (tot 6 m tussen hoogste en laagste punt). In de rechtlijnige delen is d it hoogteverschil m inder uitgesproken (Paulissen, 1973). Bij lage debieten w o rd t de hoogte bepaald door de hoogste drempels, meestal gelegen in de rechtlijnige stroom geu len in het begin van een m eanderbocht. H ierdoor is het verval in deze rechtlijnige delen vo or een m eanderbocht groter. Bij lage afvoeren is de erosiekracht ook hier het grootste. O o k bij grote debieten speelt d it verschijnsel. Het reslutaat van dergelijke lengteprofielen is dat er zich b ij laag w ater een reeks poelen en stroom versnellingen vorm en die in hoge mate bijdragen tot gedifferentieerde rivierom standigheden gaande van stilstaand, betrekkelijk diep, w ater to t ondiep snelstromend water. Bij hoge de bieten kan de Maas a anzienlijke hoeveelheden grind u it z ijn bedding transporteren. De Maas poogt dan zijn bed din g te verdiepen. Bij afnemende debieten zullen ju is t op dergelijke geërodeerde plekken w eer materiaal afgezet w orden w aarbij de drempels en laagten zich lijken te ver plaatsen over de rivierbodem . D it proces van erosie en sedimentatie kan v rij snel gebeuren. Uitgebaggerde plaat sen z ijn soms na 1 w in te r o p n ie u w opgevuld en plaatse lijk e oeverversterkingen m et zeer grof grind kan na 1 DE AARDRIJKSKUNDE a n d e l e x c u r s ie in d e m e a n d e r v a n Het algemeen n atu u rlijk beeld van de Maas ais grind rivie r w o rd t gekenm erkt door een hoofdgeul met eilanden, ver lande en meestromende nevengeulen, grindbanken en dat alles tem idden van de ooibossen. Sinds de vastlegging van de Grensmaas in de 19de eeuw in 1 relatief diepe geul is het proces van beddingverlegging gestopt. W el is er sindsdien sprake van aanzienlijke geul vervorm ing (aantal eilanden, locatie en vorm van deze eilanden). D oor de vastlegging van de Grensmaas in 1 diepe geul op een gemechaniseerde w ijz e w erd gepoogd verschillende doelstellingen te realiseren: bevaarbaarheid m ogelijk houden (in Nederland is het Julianakanaal pas in gebruik in 1935), de hoogwaterbeheersing en niet onbelangrijk het 'vastleggen' van de Belgisch-Nederlandse grens om dat in het tractaat van 1863 de grens tussen de 2 lan den gevorm d w o rd t door de 'tha lw e g'. Deze d oelstellin gen hebben geleid to t een normaliseringsaanpak w aarbij een zo groot m og elijk debiet snel afgevoerd kan worden door een zo laag m og elijk gelegen geul. Deze grootscha lige n orm a lisatiewerken bestonden uit het opwerpen van oeververstevigingen en het uitbaggeren van de hoofdgeul w aarbij massaal grind en zand u it de bedding werd w eg gehaald. Het resultaat van deze laatste is de aanzienlijke verdieping van de Grensmaas (figuur 1). 57 1 9 9 7 , NR. 4 K ris van Lo o y en Pa s c a l V a n C h elu e restanten ooibos leem grind en zand •Ss- hJxic ■ -, verhoogde slibsedimentatie zomerdijk uitschuring geul r.y;\uïï\*<\\V> verdere verlaging door grindwinning ¡ verlaagde grondwaterstand 2 Figuur 1: Gevolgen van de normalisatie en de aanleg van zom erdijken (boven: ca. 1800, m idden: normalisatie 1850-1900, onder: de huidige situatie) (naar Van Looy, et al., 1995) • de kaart geeft o ok een oudere meander b ij Dilsen; in Stroomverleggingen t.h.v. Stokkem-Dilsen vanaf de 17de eeuw. deze geul lo o p t nu de Kogbeek; Veelvuldig historisch m orfologisch onderzoek (Paulissen, 1973, H am huis et al., 1996, Ham huis, 1997) hebben toe gelaten de geulverleggingen t.h.v. Stokkem en Dilsen te recontrueren. Een kaart van halfweg de 18de eeuw (figuur 2) laat zien hoe tussen Berg en G revenbricht de Maas 2 grote geulen heeft, nl. de w estelijke langs M eesw ijk, Stokkem en D il sen en de oostelijke via O b b ic h t en Papenhoven. Figuur 2 to o n t de M aasloop rond 1633 en laat o.a. een aantal m erkw aardige bochten zien b ij Stokkem. Kaarten u it begin 18de eeuw tonen de Maas gedetailleerder in de om geving van Leut-Stokkem -Dilsen: • de stroom geul lig t langs Leut-Stokkem en ver van Berg en O b b ic h t af; • van Stokkem to t Rotem komen 2 stroom geulen voor, een w estelijke arm langs de dorpskern van O ud-D ilsen en een oostelijke langs G revenbricht; samen ontsluiten ze een enorm eiland; O p de Ferraris-kaart (einde 18de eeuw) is het traject van de Grensmaas ongeveer analoog met het tracé van de h u i dige actieve geul. De loop is sindsdien niet echt meer ver anderd m et uitzondering van een Maasmeander die des tijds ten noorden van Berg via O b b ic h t naar Stokkem stroomt. Deze kom t overeen m et de oude meander b ij Stokkem die w e nu nog in het landschap herkennen. De verlaten meander van Dilsen stond stroomafwaarts nog in verbinding m et de stroomgeul. DE AARDRIJKSKUNDE 58 1 9 9 7 , NR. 4 W Hondius 1633 a n o e le x c u r s ie in d e m e a n d e r v a n St o k k e m - D ilsen Leclerc 1740 ? Fricx 1702 Eelen qrenenbucht GrevembrechI Rothem Opbicht STOCHEM M ullem Papenhoven STOCKEM ° r Oilien Sicht STOCKEM Looet B ergh Haeow iek EesAm L j« *' Esden Vucht Uchoven Op lehi Ur mondei Vucht oSteyn oStein Mechelen Uckhoven Borsem Figuur 2: O ude kaartvoorstellingen van de Maas t.h.v. Stokkem-Dilsen (naar Paulissen, 1973) Bij een eerste verplaatsing is de geul w a a rs c h ijn lijk gaan stromen via Palm enhof richting Stokkem. Daarna (in 1642 volgens de Tranchotkaart) w erd de bedding Palmenhof-Stokkem verlaten en is de geul gaan meanderen via O b b ic h t naar Stokkem en vervolgt de Maas dan z ijn weg via de meander van Dilsen M idden 18de eeuw w o rd t de meander van Dilsen afge sneden en ontstaat er een geul tussen Stokkem en Grevenbricht. O p basis van al deze gegevens kom t Paulissen (1973) tot een volgende reeks stroom geulen (figuur 3) in de omge ving van Stokkem -Dilsen: * De oude bedding langs O ude M aashof en M eesw ijkdorp w erd verlaten voor een deel M eeswijk-Stokkem en voor de meander van Dilsen. D it w o rd t afgeleid u it de com binatie van de verlandingsstadia van deze trajecten en hun afstand to t de historische actieve geulen. na 1616 ? na 1740 ! na 1640 ? Palm enhof' Oude 1000 1000 2000 Figuur 3: Evolutie van de actieve geulen van de Maas t.h.v. Stokkem-Dilsen (naar Paulissen, 1973) DE AARDRIJKSKUNDE 59 1 9 9 7 , NR. 4 na 1816 ? K ris van Lo o y Tr*oc_hrtk*«rt en P as c a l V a n G helüe staan. Naar alle w aa rsch ijnlijkh eid is deze doorbraak rond 1820 door m enselijk ingrijpen bevorderd o f ge creëerd. De geul was toen nog geheei meestromend. In 1849 was dat zeker niet meer het geval (Figuur 4). Re sultaat van deze doorbraak was dat benedenstrooms veel materiaal is opgedwarreld. Een groot aantal eilan den en banken hebben er zich in de brede bedding bij G revenbricht gevorm d «06 R * ie rta * rt van N nkrtend I 3 Stopplaatsen tijdens de wandeling. De stopplaatsen vo or deze excursie z ijn w ille keu rig ge num m erd (figuur 5) en hoeven niet n oo dza kelijk in deze volgorde aangedaan te w orden. Z ij m elden enkel w at er op deze plaatsen va lt waar te nemen. De waarnemingen dienen in de hierboven geplaatste context gezien te w o r den. Norm aal w orden eerst waarnem ingen gedaan vanop de w in te rd ijk rondom de meander van Stokkem, daarna w o rd t 'afgedaald' naar het 'w in te rb e d ' w aarin we door heen het natuurontw ikkelingsproject 'Kerkeweerd' w an delen om vervolgens langs te Maas op de zo m e rd ijk en de M aasbedding bestuderen. Daarna gaat het terug naar 'D e W issen'. Verkenning op voorhand (korte tijd vo or de ge plande uitstap!) is een noodzaak i.v.m. de doorwaadbaarheid van de plas in het natuurontw ikkelingsgebied 'Ker keweerd'. STOKKEM Figuur 4 : Evolutie van de Maas t.h.v. Stokkem-Dilsen op basis van to pografische kaarten (naar Paulissen, 1973) * In de 19de eeuw zijn er geen grote w ijzig in ge n meer m et uitzondering van o.a. de geulveriegging b ij Stok kem die de afgesloten meander van Stokkem laat o nt faem lde Negehcpn (ammeii Kiffhitvm Ij&TOÖËriSS; DE AARDRIJKSKUNDE Figuur 5: Locatie 'stopplaatsen' (Bron kaart: N G I 1/10000) 60 1 9 9 7 , NR. 4 W uiterwaard a NDELEXCURSIE IN DE MEANDER VAN STOKKEM-DILSEN eerste Haasterras grondwaterstand hoog rivierpeil s tijg in g ^ rivierpeil grondwaterstand loag rivierpeil Figuur 6; effect van de stand van het water in de Maas op de grondwaterstand en de g ro n d waterstroming in de M aasvallei (stippellijn: grondwaterconfiguratie b ij hoogwaterstanden) (naar Van Looy, et al., 1995) Stop 1 : O ude Maasmeander: dek bovenop de d ijk vorm t ook een bescherming tegen het wegeroderen van de d ijk indien w ater over de d ijk zou lopen. • D ijkbeheer vanuit ecologisch standpunt biedt ook een aantal interresante aspecten. O m w ille van de expositie en de schrale bodem ontw ikkelen zich hier optim aal zgn. 'stroom dalgraslanden'. In deze graslanden komen v rij zeldzam e stroomdalsoorten vo or die de rivier ais m igratieroute gebruiken. Soorten m et een meer z u id e lij ker verspreidingsgebied komen hier voor: Echte Sleutel bloem , Knolboterbloem , Knolsteenbreek,.... Langsheen deze d ijk z ijn een aantal pilootprojectgebiedjes w aarbij op verschillende delen verschillende beheerstechnieken uitgetest w orden m et de bedoeling de biodiversiteit te verhogen. • Stokkem was een 'b loe ien de ' haven to t in de 16de eeuw ondanks de m o e ilijke bevaarbaarheid van de Maas. • Het huidig w aterpeil in de meander is 2 to t 3 m lager dan begin deze eeuw en d it t.g.v. van grind w inn in g . • D oor de b ed ijking van de Maas heeft deze zich hier in haar bedding ook dieper ingesneden. • De waterstand in de Maas vo rm t de ontwateringsbasis van de vallei. De invloed gaat zeer ver van de Maas weg door de grote perm eabiliteit van het grindpakket. D oor stroomsnelheden van het grondw ater bedragen 5 000 m/dag w aardoor er een snelle com m unicerende w er king ontstaat, niet alleen bij laagwater maar ook bij hoge waterstanden in de Maas (Van Looy, et al., 1995). Deze hoogwaterstanden in de Maas zorgen dan voor grondw ateropstuw ing to t ver vo o rb ij de w inte rd ijken (figuur 6). Stop 4: N atuurontw ikkelingsterrein Kerkeweerd (figuur 7) (Van Looy et al., 1997): • P ilootnatuurontw ikkelingsproject m et verschillende doelstellingen: creëren van een draagvlak voor dergelij ke natuurbeheersprojecten, het tonen van streefbeelden vo o r natuurontw ikkeling langsheen de Maas, onder zoek naar effecten van een bepaald beheer, ... • H et natuurontw ikkelingsterrein o n tw ikkeld e zich op zeer korte tijd to t een boeiend p ilo otp roject. Het terrein is z o 'n 40 Ha groot en kwam in beheer van de Stichting Limburgs Landschap. Kleine kuddes Konik-paarden en G allow ay-runderen werden in het gebied losgelaten om er zom er en w in te r v rij rond te lopen en te grazen. H ier door ontstaat een grote diversiteit, sterke m orfologische verschillen tonen ook grote verschillen in vegetatiestructuur. • H et terrein is een gedeeltelijke heraangevulde ontgrinding. De o p v u llin g dateerde u it de naoorlogse periode en gebeurde per schip. H ierdoor bleef de kronkelende geul over. H et gebied w erd grotendeels opnieuw in landbouw genomen met uitzondering van een aantal spontane bosontw ikkelingen. Na de overstromingen van decem ber 1993 en januari 1995 is de landbouw Stop 2: G rindherstructurering • O ntgronde terreinen w orden snel terug aangevuld. In deze zone w erd de restfractie van het grind (zand en wasslib) opgespoten. H ierop kan de natuur zich spon taan gaan o ntw ikkelen. • D oor de grote grindafzettingen aan de binnenbochten van de meanders z ijn grind w inn in g en op deze locaties econom isch zeer interresant. Stop 3: W in te rd ijk • De w in te rd ijk doet, naast de w aterkering b ij hoge w a terstanden, vooral dienst ais fietsroute. H ier is die druk bereden. N ochtans is de verharding op de d ijk niet enkel m et die bedoeling aangelegd. De verharding d ie nt om , vooral om bij hoge waterstanden en/of indien de d ijk zou overlopen, nog zw aar werfverkeer (vb. kra nen, bull-dozers, ...) naar m ogelijke dijkdoorbraken o f naar andere calam iteiten te kunnen brengen. Het weg DE AARDRIJKSKUNDE 61 1 9 9 7 , NR. 4 K ris van Lo o y en Pa s c a l V a n G helue K e rk e w e e rd LEGENDA a* ooibps: w a te r (géén vegetatie) pfonlervegetatie »Ç21 graslanden ruigtes: d o m in a ntie van Kw eek en Bijvo e t *‘f ‘ dom in a ntie van B ijvoet/A kkerdlstel/ G ro te bran d n etel ( jong katw llgenbos (verjonging van 1994) 2 w ilgenstruw eel (k a tw llg -do m ln an tie ) 3 4 schletwilgenbos bosw ilgstm w eel met aanzet to t hardhoutbos bo om - en stnulksoorten algem ene: * EenstlJIIge m eidoorn ■ Z w a rte els o Z o m e reik ¿ Hondsroos K K iem llng CP RB GV GE ZK KW Canadese p o p u lie r Ruwe b e rk Gewone v ile r Gewone es Zoete kers KrookwWg Figuur 7: Vegetatiekaart van Kerkeweerd (naar Van Looy, et al., 1997) deel van 'G roen vo or G rind'). O b b ic h t is echter een knelpunt door z ijn ligging krt bij de Maas zodat N eder land naar Vlaanderen k ijk t om de stroom geulverbreding hier aan Vlaamse z ijd e te realiseren. verdwenen. Bij deze hoogwaters was er telkens een dijkdoorbraak w aarbij enorm e hoeveelheden grind, zand en slib verplaatst en afgezet werden. O o k werden plantensoorten d oo r deze overstrom ingen aangevoerd (figuur 8). D it verhoogde de variatie aan m ilieus (o.a. een w ie l, doorbraakzones m et grind en zand, slibplaten en een variatie in lem ige en zandige afzettingen). Z o doende ontstond een m ogelijkheid to t het verhogen van de b iodiversiteit op een n atuurlijke w ijze . Stop 6: G rin d w in n in g en grindplassen van Negenoord. • G rootschalig nog actieve g rin d w in n in g w aa rb ij grind in natte omstandigheden w o rd t uitgebaggerd en gewas sen. Het lidteken dat in het landschap a chte rb lijft is een diepe plas die zonder ingrepen geen m ogelijkheden voor natu uro ntw ikkelin g biedt. D aarvoor z ijn de plas sen te diep. Z ij dienen eerst gedeeltelijk terug opgevuld te w orden zodat glooiende oeverprofielen ontstaan. H ierdoor stijgen de kans op waterleven. Later komen dan de watervogels hierop af. Stop 5: Z ic h t op de huidige bedding van de Grensmaas. • afhankelijk van de waterstand kan men de m orfolgie van de bedding bestuderen en toesten aan de inleiding. De 10 m hoge zom erdijk kanaliseert hier de Grensmaas. • Aan de overzijde zouden de Nederlandse oevers w o r den afgegraven om de stroomgeul te verbreden (onder DE AARDRIJKSKUNDE zeldzam e: 62 1 9 9 7 , NR. 4 W weggespaekf d ijk tra jc c t a NDELEXCURSIE IN DE MEANDER VAN STOKKEM-DILSEN dijkdoorbraak ja n *95 dijkdoorbraak dec *93 soortverspreidîng: IM Beemdkroon (Knautia arvensis) 11 >1 Echt walstro (Galium verum) [1 3 Blaassilene (Silene vulgaris) en Kleine pimpernel (Sanguisorba minor) Figuur 8 : Verspreiding van een aantal stroomdalsoorten t.g.v. dijkdoorbraken in Kerkeweerd (naar Van Looy, et. al., 1997) Literatuur V a n L o o y , K. & G. D e B lust (1 9 9 5 ): Ruimte voor d e Grind- D. & W . O v e r m a r s (1996): H istorische verken ning naar de m orfologische o n tw ikke lin g van de Grens maas. Laag Keppel, Bureau Stroming, 53 p. H a m h u is , D . (1997): Kerkeweerd en de Maas van de 17de to t de 19de eeuw. Natuurhistorisch M aandblad, 86-6, pp. 132-136. H e y l e n , j. (1997): De hoogwaters op de Grensmaas in de cem ber 1993 en 13 maanden later in januari-februari 1995. Infrastructuur in het Leefm ilieu, 2/97, pp. 81-92. Pa u l is s e n , E. (1973): De m orfologie en de kw artairstratigrafie van de M aasvallei in Belgisch Lim burg. Brussel, Paleis der Academ iën, Verhandelingen van de K onink lijk e Vlaamse Academ ie voor W etenschappen, Letteren en Schone Kunsten. 266p. H a m h u is , DE AARDRIJKSKUNDE rivier: N atuu ro ntw ikke lin g langs de Grensmaas. Infrast ructuur in h e t Leefm ilieu, 5 /9 5 , pp. 2 8 7 -2 9 3 . V a n L o o y , K. & G. D e B lust (1 9 9 5 ): De Maas N atuurlijk?!: Aanzet tot een grootschalig natuurom tw ikkelingsproject in de Grensmaasvallei. Instituut vo o r N atuurbehoud, 1 2 3 p. V a n L o o y , K. & G. K u r s tje n s (1 9 9 7 ): Kerkeweerd: d o o rkijk naar natuurontw ikkeling langs de Grensmaas. N atuur historisch M aandblad, 8 6 -6 , pp. 1 5 5 -1 5 9 . 63 1 9 9 7 , NR. 4
© Copyright 2024 ExpyDoc