01 PB d-day - Koninklijk Museum van het Leger en de

De Chef Defensie en het Koninklijk Legermuseum gedenken de 70ste verjaardag van de landing in Normandië Op zaterdag 7 juni 2014 organiseert het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, in samenwerking met Defensie, een gedenkdag in het kader van de 70ste verjaardag van de landing in Normandië. Op het programma: een academische zitting met een eerbetoon aan de landgenoten die aan D-‐Day deelnamen en een receptie in het Koninklijk Legermuseum. Dit evenement zal, misschien voor de laatste maal, meerdere veteranen van de Royal Navy Section Belge (RNSB), de Royal Air Force (RAF) en de Brigade Piron verenigen, naast verschillende militaire en burgerlijke autoriteiten. Programma 1ste deel: Academische zitting in de Koninklijke Militaire School (Hobbemastraat 8 -‐ 1000 Brussel) 9:30 – 10:00 : onthaal van de genodigden met koffie aan de inkom van de zaal “De Winne” 10:10 : welkomstwoord door de directie a.i. van het KLM, Christine Van Everbroeck en Piet De Gryse 10:20 : inleiding door de opdrachthouder Marine van het KLM, Leo Vermaere 10:30 : presentatie van de Belgische schepen en zeelui op 6 juni 1944 door de medewerker Marine van het KLM, Dominique Henrard 11:00 : pauze met koffie 11:20 : presentatie van de Belgische bijdrage aan de luchtvaartoperaties op 6 juni 1944, door de opdrachthouder Luchtvaart van het KLM, Lionel Gabriël 11:50 : officiële bedankingen van de Chef Defensie aan de veteranen met de standaarden van de componenten – Volkslied 12:20 : einde van de academische zitting 2de deel : Receptie in het KLM (Jubelpark 3 -‐ 1000 Brussel) 12:30 -‐15:00 : receptie in de Zaal 14-‐18 Mogelijkheid voor interviews met de veteranen, militaire en burgerlijke autoriteiten en de directie van het KLM : enkel tijdens de receptie. Inschrijvingen en perscontact KLM : Marie-‐Hélène Billwatsch – marie-‐helene.billwatsch@klm-‐mra.be -‐ 0473/78 41 71-‐ www.klm-‐mra.be Le Chef de la Défense et le Musée royal de l’Armée célèbrent le 70e anniversaire du Débarquement de Normandie Le samedi 7 juin 2014, le Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire organise, en collaboration avec la Défense, une journée commémorative à l’occasion du 70e anniversaire du Débarquement de Normandie. Au programme : une séance académique en l’honneur des compatriotes qui ont participé au D-‐Day, suivie d’une réception au Musée royal de l’Armée. Cet évènement réunira, pour une des dernières fois, plusieurs vétérans de la Royal Navy Section Belge (RNSB), de la Royal Air Force (RAF) et de la Brigade Piron aux côtés de nombreuses autorités civiles et militaires. Programme 1re Partie : Séance académique à l’École Royale Militaire (rue Hobbema 8 -‐ 1000 Bruxelles) 9:30 – 10:00 : accueil-‐café des invités à l’entrée de la Salle “De Winne” 10:10 : mot d’accueil de la direction a.i. du MRA, Christine Van Everbroeck et Piet De Gryse 10:20 : introduction par le Chargé de mission Marine du MRA, Leo Vermaere 10:30 : présentation de la contribution des navires et marins belges le 6 juin 1944, par le collaborateur Marine du MRA, Dominique Henrard 11:00 : pause-‐café 11:20 : présentation de la contribution des Belges aux opérations aériennes le 6 juin 1944, par le Chargé de mission Aviation du MRA, Lionel Gabriël 11:50 : remerciements officiels du Chef de la Défense aux Vétérans en présence des drapeaux des composantes – Hymne national 12:20 : fin de la séance académique 2e Partie : Réception au MRA (Parc du Cinquantenaire 3 -‐ 1000 Bruxelles) 12:30 -‐15:00 : réception dans la Salle 14-‐18 du MRA Possibilité d’interviews des vétérans, des autorités civiles et militaires et de la direction du MRA : uniquement pendant la réception. Inscriptions et contact Presse MRA : Marie-‐Hélène Billwatsch – marie-‐helene.billwatsch@klm-‐mra.be -‐ 0473/78 41 71-‐ www.klm-‐mra.be Toespraak van de directie van het Koninklijk Legermuseum ter gelegenheid van de 70e verjaardag van de landing in Normandië Koninklijke Militaire School – Koninklijk Legermuseum Brussel, 7 juni 2014 Geachte heer Chef van Defensie, Beste veteranen, Dames en heren, in uw graden, titels en hoedanigheden, Het is met het grootste genoegen dat het Koninklijk Legermuseum u vandaag in de lokalen van de Koninklijke Militaire School verwelkomt om de 70e verjaardag van de landing in Normandië te gedenken. In Frankrijk vinden dit weekend uiteraard heel wat herdenkingen plaats. Het leek ons echter onontbeerlijk ook onze landgenoten, en meer bepaald onze jongeren, te herinneren aan de rol die de Belgische strijders in de gigantische “Operatie-‐Overlord”, een slag voor vrijheid en vrede, hebben gespeeld. Ze waren misschien niet zo talrijk, maar verschillende Belgische piloten waren aanwezig boven de stranden. Ze beschermden de troepen tijdens de ontscheping, vielen vijandelijke batterijen aan en zetten de luchtoperaties tijdens de doorbraak voort. Onze matrozen hadden dienst op bombardementsschepen, op konvooischepen, namelijk op onze twee korvetten “Buttercup” en “Godetia”, op mijnenvegers en op sleepboten die de geprefabriceerde elementen voor de kunstmatige haven van Arromanches aanbrachten. We denken uiteraard ook aan de leden van de Brigade-‐Piron die, zoals het op hun citatie staat vermeld, “steeds de voorhoede vormde van de divisies waaraan ze was verbonden”. Deze dag wenst hulde te brengen aan alle veteranen die aan de cruciale dag van 6 juni 1944 deelnamen. In 2014 gaat de aandacht misschien iets meer uit naar het eeuwfeest van de Eerste Wereldoorlog, met talloze ceremonies en tentoonstellingen. De 70e verjaardag van de landing in Normandië mocht echter niet onopgemerkt voorbijgaan en het is ook altijd nuttig even stil te staan bij de omstandigheden waarin België, willens nillens, bij een wereldconflict was betrokken. Dat is trouwens ook één van de opdrachten van onze wetenschappelijke instelling. We hopen dat het programma, samengesteld door onze twee opdrachthouders Air en Marine en onze medewerker van de Marine, aan uw verwachtingen zal beantwoorden. We danken eveneens de chef van Defensie, generaal Van Caelenberge, die het voorzitterschap van deze academische zitting op zich heeft willen nemen. Dit kleine welkomstwoord is voor ons, de nieuwe directie van het KLM, ook de gelegenheid om onze dank uit te spreken aan alle medewerkers die tijd noch moeite hebben gespaard om deze gedenkdag in goede banen te leiden. We danken u voor uw aandacht. Allocution de la direction du Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire à l’occasion du 70e anniversaire du débarquement en Normandie, École royale militaire – Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire Bruxelles, le 7 juin 2014 Monsieur le Chef de la Défense Chers vétérans, Mesdames et Messieurs, en vos grades, titres et qualités, C’est avec un réel plaisir que Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire vous accueille aujourd’hui dans les installations de l’École royale militaire pour célébrer le 70e anniversaire du débarquement en Normandie. De nombreuses commémorations se tiennent évidemment ce week-‐end en France. Cependant, il nous est apparu indispensable de rappeler à nos concitoyens, et surtout aux jeunes, le rôle joué par les combattants belges qui ont lutté pour la liberté et la paix lors de cette gigantesque opération « Overlord ». Même s’ils n’étaient pas nombreux, plusieurs aviateurs belges étaient présents au-‐dessus des plages. Ils ont protégé les troupes qui débarquaient, ont attaqué les batteries ennemies et ont poursuivi les opérations aériennes lors de la percée de la tête de pont. Nos marins, quant à eux, étaient embarqués sur des navires affectés au bombardement de zones, à l’escorte des convois, notamment à bord de nos deux corvettes « Buttercup » et « Godetia », au dragage de mines et au remorquage des éléments préfabriqués destinés au port artificiel d’Arromanches. Bien entendu, nous tenons également à associer les membres de la Brigade Piron qui, comme le mentionne leur citation, « a toujours été à l’avant-‐garde de la division à laquelle elle était attachée » . Cette journée se veut un modeste hommage à tous les vétérans qui ont participé à cette journée cruciale du 6 juin 1944. En cette année 2014, l’attention se porte peut-‐être un peu plus sur le centenaire de la Première Guerre mondiale, par le biais de nombreuses manifestations et expositions. Toutefois, le 70e anniversaire du débarquement de Normandie ne peut certainement pas passer inaperçu et il est toujours utile de se souvenir des circonstances dans lesquelles la Belgique a été, bien malgré elle, impliquée dans les différents conflits mondiaux. Ceci est d’ailleurs une des missions confiées à notre institution scientifique. Dès lors, nous espérons que le programme préparé par nos deux chargés de mission Air et Marine, et par notre collaborateur Marine, répondra à vos attentes. Nous tenons à remercier le Chef de la Défense, le Général Van Caelenberge, d’avoir accepté la présidence de cette journée académique. Ce petit mot de bienvenue est pour nous, la nouvelle direction du MRA, aussi l’occasion d’exprimer nos remerciements à tous les collaborateurs et au personnel d’appui pour les efforts déployés en vue d’assurer le bon déroulement de cette journée commémorative. Nous vous remercions de votre attention. Un aperçu de ce qui précédait – Een overzicht van wat voorafging Vooraleer de twee volgende sprekers in het bijzonder de Belgische deelname aan de operatie Overlord zullen behandelen, is het aangewezen om eerst even het breder kader te schetsen van wat voorafging aan 4 juni 1944. Toen Adolf Hitler op 30 januari 1933 aan de macht kwam, begon hij meteen met het uivoeren van zijn grootse ideeën. Het in 1919 aan Duitsland opgelegde verdrag van Versailles moest verdwijnen. Tegen de termen van het verdrag in, voerde hij in 1935 opnieuw de militarie dienstplicht in en herbezette hij het Rijnland in 1936. Zijn intentie voor het oprichten van het grote Derde Rijk begon met de inlijving van Oostenrijk en het oostelijk deel van Tsjechoslowakije en het onder protectoraat plaatsen van Bohemen en Moravië, terwijl Slowakije een satelietstaat werd. Tot dan toe wilden Fransen en Britten, terugdenkend aan wat in 14 – 18 gebeurde, een nieuwe oorlog zo mogelijk vermijden en ze opteerden voor het “appeasement” met de Nazi’s. Dit had geen succes bij Hitler die, na het afsluiten van een niet-‐aanvalspact met Rusland, Polen binnenvalt. Frankrijk en Groot-‐Britannië kunnen dan niet anders dan de oorlog verklaren. Er komt echter niet meteen een offensief tegen Duitsland. Nadat de Duitsers in 1940 eerst Denemarken en Noorwegen veroveren en zo een toegang krijgen tot de Atlantische Oceaan, begint in mei, meer specifiek op 10 mei 1940, het Westers offensief. Nederland capituleert na vijf dagen, België na 18. Luxemburg wordt bezet en met het noordelijk deel van Frankrijk valt de hele Atlantische kust in Duitse handen. Velen in bezet gebied denken op dat ogenblik dat Duitsland de oorlog gewonnen heeft, de verzetslui zijn maar een minuscule minderheid. Maar met Eerste Minister Churchill blijven de Britten vechten en Hitler verliest de slag om Engeland. Dit ontmoedigt hem echter niet en in 1941 start hij in het Oosten met een grote aanval op de Sovjet-‐Unie. Als gevolg hiervan bevinden de Russen zich nu aan de kant van Groot-‐
Britannië. En in december 1941 beginnen ook de Verenigde Staten de oorlog. C’est en automne 1942 que le “Dritte Reich” atteint le maximum de son expansion: à l’est, ses troupes se trouvent au bord de la Volga, tous les pays au sud de la Méditerranée sont conquis et le canal de Suez est menacé. Mais vers la fin de la même année commence le recul. Les Russes retiennent les Allemands à Stalingrad et les Britanniques gagnent la bataille d’El-‐Alamein. Après la bataille de Stalingrad, l’Armée rouge entame même sa marche vers Berlin et se trouve, début juin 1944, aux frontières de la Pologne et la Roumanie. Le Maréchal Montgomery chasse les troupes allemandes hors de l’Afrique du Nord et les Alliés débarquent en Sicile et dans le Sud de l’Italie ; le 4 juin ils entrent à Rome. Comme les U-‐boote allemands ont de moins en moins de succès dans l’Océan Atlantique, il devient possible aux forces de l’ouest de monter une armée gigantesque en Angleterre. On pouvait se préparer à la plus grande opération combinée de débarquement de l’histoire. 1
Déjà en 1940 Winston Churchill envisageait des opérations combinées. L’état-‐major créé dans ce but n’étudiait donc pas uniquement l’emploi de commandos mais préparait aussi les opérations et le développement des équipements nécessaires. L’opération “Jubilee”, c’est à dire le raid sur Dieppe le 19 août 1942 échouait dans un bain de sang mais apportait d’importantes données utiles pour d’autres actions futures. L’expérience acquise lors des débarquements en Afrique du Nord, la Sicile, l’Italie et même dans le Pacifique montrait que le débarquement de troupes devait aller de paire avec un appui de la mer, une couverture aérienne et des engins blindés spécifiques sur la plage. Le raid sur Dieppe avait aussi montré que le “Mur atlantique” était très bien défendu et qu’un débarquement dans les environs d’un port existant ne pouvait pas vraiment être envisagé. On établissait donc des plans pour la construction de ports artificiels. De invasie op het Europese continent werd in januari 1943 te Casablanca door Roosevelt en Churchill besproken. Ondanks een beetje meningsverschil werd een Engels-‐Amerikaanse staf opgericht die de plannen moest uitwerken: de COSSAC (Chief of Staff to Supreme Allied Commander) te Londen. Na een grondige studie van de Europese kusten werden twee opties weerhouden: -‐ het Nauw van Calais en de Picardische kust (tussen Grevelingen en de baai van de Somme) -‐ de baai van de Seine en de Cotentin. De eerste oplossing had het voordeel dat het toneel dichter bij Engeland lag maar luchtverkennningen hadden aangetoond dat dit deel van de Franse kust zeer sterk verdedigd werd, hetgeen niet zo was bij de tweede optie. Dus opteerde de COSSAC in juni 1943 voor de tweede.Tijdens “Quadrant”, de conferentie in Quebec van 17 tot 24 augustus 1943, werden de plannen voor “Overlord” door de hoogste autoriteiten goedgekeurd. De ontscheping zou gebeuren tussen de monding van de Orne en deze van de Vire, met drie divisies over een front van 40 km, gevolgd door twee andere divisies, en omringd door twee operaties van luchtlandingstroepen. Omdat de Russen aandrongen op het openen van een front in het Westen, bevestigden de Engelsen en Amerikanen tijdens de conferentie van Teheran op 28 november dat dit werd voorzien voor de lente van 1944. Eerst werd overwogen tegelijk een landing uit te voeren in Normandië en in de Provence, maar het aantal daarvoor benodigde schepen was niet beschikbaar en dus werd eerst Overlord gepland en pas later, namelijk op 15 augustus 1944, de operatie Anvil in het Zuiden. Le général Dwight Eisenhower s’installait à Londres le 14 janvier et intégrait le COSSAC dans son état-‐major, appelé maintenant SHAEF. Trois commandants étaient désignés sous les ordres directs d’Eisenhower: -‐ pour les forces maritimes l’amiral Britannique Sir Bertram Ramsay, qui avait dessiné le plan de l’opération “Torch” , le débarquement en Afrique du Nord, et qui avait été impliqué de près dans les débarquement en Sicile et en Italie -‐ pour les forces aériennes on faisait appel à l’Air Chief Marshall Sir Trafford Leigh-‐Mallory -‐ et les forces terrestres étaient commandées par le général Bernard L. Montgomery qui devenait ainsi le commandant de la 1ère Armée américaine du général Omar Bradley et la 2ème Armée britannique du général Miles Dempsey. Il y avait moins de divisions allemandes en Normandie et les plages permettaient de consolider rapidement une tête de pont. En janvier 1944 le général Eisenhower décide d’engager trois divisions aéroportées et cinq divisions amenées par mer. Le largueur de la zone de débarquement est étendue à 60 km, de l’estuaire de l’Orne jusqu’à la côte est du Cotentin. Ceci aussi pour tromper les Allemands en leur faisant croire que la Normandie n’est que le début d’un plus grand débarquement dans le Pas de Calais. Le 6 juin 1944, le D-‐day, les Alliés mettent 156.000 hommes à terre en Normandie, appuyés par plus de 6000 navires et 11600 avions. De Belgische inzet bij deze operatie zal, zoals ik al vermeldde, tijdens de twee volgende uiteenzettingen uitgebreid worden voorgesteld. Om deze inleiding te vervolledigen voeg ik er toch nog aan toe dat het gecreëerde bruggenhoofd gaandeweg zou worden geconsolideerd. Het bleef tot eind juli beperkt tot een boog tussen Caen en de Cotentin. De strijd was hevig want de Duitse weerstand was hardnekkig. Maar dan lanceerden de Geallieerden de operatie “Cobra”, die de start van de bewegingsoorlog inluidde en zou leiden tot de uiteindelijke bevrijding van Frankrijk en België. Het is ook in die periode, begin augustus 1944, dat de brigade Piron naar Douvres-‐la-‐Délivrande en Plumetot werd overgebracht. Als onderdeel van de 6de Britse Airborne Divisie kreeg ze eerst de opdracht de 5de Brigade Commandos op de rechteroever van de Orne, in de sector Pegasus Bridge, af te lossen. Nadien zou ze vorderen in de schoot van het 1ste Canadese leger langs de Franse kust, ondermeer via Cabourg, Villers-‐sur-‐Mer, Deauville, Trouville, Honfleur en Bolbec, naar het Noorden. Parijs zou worden bevrijd op 25 augustus, Brussel op 3 september en Antwerpen onmiddellijk daarna. Het algemeen kader is nu geschetst. Ik geef dan ook graag het woord aan de heer Dominique Henrard voor het maritiem gedeelte van Overlord. Dank u voor uw aandacht. Auteur: Kapitein-‐ter-‐zee (T) b.d. Leo Vermaere, Opdrachtouder Marine in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis Conférence de M. Dominique Henrard, Collaborateur Marine, sur les navires & marins belges présents le 6 juin 1944 en Normandie. L’opération « Neptune » : L’appellation « Overlord » désigne le débarquement de Normandie dans son ensemble. Le nom de code « Neptune » étant sa facette navale. Le 10 avril 1944, l’état-‐major de l’amiral Ramsay distribue un énorme volume de 700 pages reprenant l’ensemble du plan naval. L’objectif est défini comme suit : « Sécuriser et ouvrir sur le continent une tête de pont d’où les futures offensives peuvent être développées en vue de la défaite total de l’Allemagne ». Puis aborde, jusque dans le moindre détail, les diverses missions d’escorte, de dragage, de soutien d’artillerie, etc…, que comporte cette vaste entreprise. 5015 navires seront mobilisés. Les navires de guerre, à l’exclusion de tous les navires de transports et autres péniches, sont en majorité fournis par la Royal Navy et par la marine canadienne (79 %), les Américains représentant 16,5 % et les autres nations alliées 4,5 %. Ceci, bien entendu, au détriment des autres théâtres d’opérations (Pacifique, Méditerranée et Atlantique). 1633 navires de guerre sont également prévus pour l’appui feu, à courte et longue distance, allant des cuirassés et monitors jusqu’aux sous-‐marins nains. La partie ‘escorte’, quant à elle, représente 263 destroyers, sloops, frégates et corvettes. Venant des ports du sud de l’Angleterre, principalement de Portsmouth et de Southampton, pour les Britanniques, et de Dartmouth, Salcombe et Brixham, pour les Américains, les navires avaient rendez-‐vous au début de la nuit, par une mer démontée, en plein milieu de la Manche, au sud de Portsmouth, dans une zone circulaire dénommé « Z », rebaptisée « Piccadilly Circus » par les marins, en raison du nombre proprement incroyable de navires qui s’y étaient rassemblés. L’emplacement de la zone « Z » avait été choisi pour laisser l’adversaire hésiter le plus longtemps possible sur le lieu précis du débarquement : Normandie ou Pas-‐de-‐Calais. Egalement, c’est à cet endroit, que chaque navire prenait place dans sa flottille respective afin de se diriger, par des chenaux dragués et balisés de bouées, vers les plages qui lui étaient attribuées. Au large de la côte française, cinq routes se scindaient en dix chenaux, deux pour chaque plage. Deux grandes forces amphibies exécuteront l’assaut proprement dit : la Task-‐Force de l’Est sous les ordres du contre-‐amiral anglais Philip Vian et la Task-‐Force de l’Ouest sous les ordres du contre-‐
amiral américain Alan Kirk. La première, composée principalement d’unités britanniques, devra débarquer les trois divisions de la 2ème armée britanniques dans les secteurs : « Sword », « Gold », pour les Britanniques, et « Juno », pour les Canadiens, sur un front de cinquante-‐cinq kilomètres, entre Arromanches et l’embouchure de l’Orne, à Ouistreham. La seconde, américaine, a pour tâche de mettre à terre la 1ère armée américaine sur deux plages appelées : « Omaha » et « Utah », soit sur un front de trente kilomètres, 1 de part et d’autres de l’estuaire de Carentan. Au fur et à mesure que la journée du 6 juin s’écoula, les diverses états-‐majors, dont on imagine l’anxiété, comprirent peu à peu que le succès de l’opération dépassait toutes les espérances. Certes, même si les embarcations avaient subi des pertes, le reste de la flotte demeurait pratiquement indemne. A la fin de la journée, plus de 132.000 hommes et plusieurs milliers de véhicules avaient débarqué. Malheureusement, les Américains doivent déplorer la perte de plus de 3000 G.I.’s sur « Omaha Beach » surnommée depuis « Omaha la sanglante ». Avec le recul de l’Histoire, et sur base des archives, il nous apparaît évident aujourd’hui que le succès du débarquement est dû principalement à l’excellence du plan, à l’entraînement ainsi qu’aux soutiens aériens et navals. D’ailleurs, et comme l’écrivit le Captain S.W. Roskill dans son livre « La Flotte Britannique en Guerre 1939 – 1945 », publié aux Presses de la Cité, en 1961 : « ‘Neptune’ demeurera sans doute dans l’Histoire plus comme un exploit d’organisation que comme une victoire remportée en combattant, car la faiblesse de l’ennemi, sur mer et dans le ciel, et la vaste supériorité des Alliés dans les deux éléments épargnèrent aux marines de ceux-‐ci d’avoir à livrer une grande bataille pour acquérir une maîtrise presque absolue de la Manche ». La contribution belge à l’opération « Neptune » : A l’occasion des commémorations dédiées au 70ème anniversaire du « Jour-‐J », il nous est apparu évident de rappeler auprès de nos concitoyens, la présence de nos navires et marins durant cette gigantesque opération. Ils n’étaient pas nombreux, mais ont en trouvaient bord de différentes unités navigantes affectées aux bombardements de zones, à l’escorte des convois, au dragage de mines, au transport de troupes et même au remorquage des éléments des ports artificiels. Dès lors, cette présentation se veut un modeste hommage à tous les marins Belges qui ont combattu au nom de la « Liberté » et de la « Paix ». Les navires : Les deux corvettes « HMS Buttercup » et « HMS Godetia », tous deux armées par un équipage belge, participèrent à l’escorte des convois vers la Normandie et à la protection de la zone d’assaut, à savoir : •
La corvette « HMS Buttercup », sous le commandement du Lieutenant-‐Commander RNR John Hunter, en compagnie des corvettes « HMS Camellia » et « HMS Campanula », assure la couverture antiaérienne du convoi « G17 » à destination du secteur « Gold ». Un des pavillons utilisés par la corvette « HMS Buttercup », durant son service à la Royal Navy Section Belge, est exposé dans la halle Bordiau du Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire. Cette pièce historique a été restaurée, en 2006, à l’occasion de l’ouverture de la phase II du Forum européen des conflits contemporains. 2 Dans le cadre des commémorations entourant le 60ème anniversaire de l’opération « Overlord », deux membres d’équipage de la corvette « Buttercup », les Leading Seamen Pieter Coussaert et Eduard Breem reçoivent la « Légion d’Honneur », à Bruxelles, des mains de l’Ambassadeur de France en Belgique, Madame Joëlle Bourgois. •
•
La corvette « HMS Godetia », sous le commandement d’un Belge, le Lieutenant-‐Commander RNR Maurice Larose, venant de Southampton, escorte le convoi « S14B » avec 9 autres navires. La « Godetia » fait partie de la Force d’escorte « L », commandée par le contre-‐
amiral Parry. Elle assure aussi la protection de la deuxième vague d’assaut qui doit mettre à terre, sur un étroit secteur de la plage « Sword Beach », entre Hermanville-‐sur-‐Mer et la Brèche d’Hermanville, les chars du 22ème « Dragoons » et la 3ème Division d’Infanterie britannique. Mentionnons aussi le rôle de la 118ème flottille de dragueurs de mines, armée et commandée par un Belge, le Lieutenant-‐Commander RNR Louis Petitjean. Même si elle ne participe pas directement à l’opération « Neptune » à proprement dit, elle accomplit plusieurs missions de dragages, entre-‐autre le long des South Falls, afin d’assurer la sécurité des navires le long de la côte anglaise. Notre marine marchande est également présente : •
Le caboteur « Julia », de l’armement Belgica, avec un équipage de 18 hommes y compris le capitaine, Maurice Coppin, chargé de 500 tonnes de munitions et 100 tonnes de carburant, en ‘jerrycans’, et ayant à son bord aussi une compagnie du génie américain, quitte la baie de Swansea, le 5 juin, afin de s’insérer dans le convoi « EBC2Y » qui fait route vers le sud en direction de la plage « Omaha », dans le secteur d’Isigny-‐sur-‐Mer et St.-‐Vaast. Vers 10 heures, il s’échoue afin de mettre à terre son chargement et la troupe embarquée. Le navire attendra jusqu’au 7 juin avant de reprendre la mer. Par la suite, le « Julia » continua d’aller et venir entre Southampton et les ports français jusqu’au début du mois de novembre 1944. Mais, et en ce qui concerne le « Julia », durant cette journée du 6 juin 1944, il est intéressant de relevé l’anecdote suivante, à savoir : « A Saint-‐Laurent sur Mer, près d’un canon allemand de 88 mm, se trouvent les restes d’un petit mur de ferme, avec un rosier ayant de belles roses rouges. Avec précaution, le 1er officier Robert Van Damme cueille une rose et la place dans son « Battle Dress ». Cette rose sera la première « Rose de France » à franchir la Manche pour être offerte à sa fiancée. Depuis ce jour et chaque année le 6 juin, il offrit des roses à son épouse en souvenir de la plus grande bataille de l’Histoire maritime. La « Rose de Normandie » existe toujours, elle est encadrée sous verre et se trouve maintenant dans les collections de l’Imperial War Museum. » •
Le récit du caboteur « Marcel », de l’armement Hermans, est identique, dans les grandes lignes, à celui du « Julia ». Tandis que ce dernier était engagé dans le secteur américain, le « Marcel », quant à lui, le sera dans le secteur britannique. Il quitte son ancrage dans le ‘Solent’, le 6 juin, en direction du secteur de « Sword », devant Ouistreham. 3 Le capitaine Julien De La Rue et tout l’équipage du « Marcel » recevront la « médaille maritime ». •
Le cargo « Belgique », vieux de 42 ans et appartenant à l’armement Deppe, sera coulé avec 10 autres navires pour former le « Gooseberry 4 », un brise-‐lames extérieur du port artificiel d’Arromanches, près de Courseulles. Son commandant, Marc Jacobs, sera nommé après-‐guerre « Chevalier de l’ordre de Léopold II ». •
Le paquebot « Léopoldville », de la Compagnie Maritime Belge, reconverti en transport de troupes, embarque le 4 juin, à Tilbury, près de 2200 soldats britannique. Le 6 juin, il quitte l’estuaire de la Tamise en direction du ‘Solent’. Le 7 juin, le navire traverse la Manche, avec le convoi « EWP 1 », et arrive le 8 juin devant les plages du secteur « Gold ». Mis à l’ancre, les troupes seront débarquées à l’aide des LCI. Du 7 juin au 24 décembre 1944, le « Léopoldville » fera 24 traversées du ‘Solent’ vers les plages normandes et transporta au total 53.217 soldats. Malheureusement, beaucoup l’ont oublié mais peu s’en souviennent, ce navire qui partit de Southampton pour Cherbourg sera torpillé, par le U-‐486, la veille de Noël 1944 avec à son bord 2235 hommes de la 66è Division d’Infanterie américaine. Des 2235 soldats américains plus de 800 hommes périrent. Cette action sera pour les Américains le pire désastre de ce genre au cours de la guerre en Europe. Les familles reçurent le télégramme d’usage « tué au combat », mais n’apprirent la vérité qu’en 1989 ! Gisant par 60 mètres de fond à 10 Km au large de la côte française, l’épave du transport de troupe « Léopoldville » est considérée depuis comme cimetière militaire américain de Normandie. •
Le paquebot « Thysville », appartenant aussi à la Compagnie Maritime Belge, transformé en transport de troupes en 1941 et placé sous le commandement du Capitaine au long cours Henri Teugels, arrive avec le convoi « ETM2 » dans le secteur « Gold », le 8 juin. Il sera utilisé comme navire de repos pour les équipages de petites unités au mouillage dans le « Mulberry B » (Arromanches), de juin à juillet 1944. En reconnaissance des services rendus lors des opérations en Normandie, Henri Teugels sera décoré, le 1er avril 1948, de la « Distinguished Service Cross » britannique. Cette décoration est la troisième plus haute décoration militaire décernée au personnel de la Navy pour leur « …courage lors d’opérations actives contre l’ennemi ». En 2010, Madame Arlette Teugels remit officiellement au Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire la « Distinghuised Service Cross » ayant appartenu à son père. Celle-‐ci sera présentée prochainement dans l’exposition permanente, et rénovée, de la halle Bordiau consacrée à la Seconde Guerre mondiale. •
Deux remorqueurs de la Marine de l’Etat, le « Zeehond » et le « Zeeleeuw », amènent en Normandie une partie des éléments des ports artificiels, les « Mulberries » et les « Gooseberries ». 4 Le port artificiel d’Arromanches fut mis en service le 14 juin 1944. Il fonctionna jusqu’en novembre 1944. Le bilan de l’activité du port s’établit comme suit : 39.000 véhicules, 220.000 hommes et 239.000 tonnes de marchandises furent débarquées. D’autre part, et dans le cadre de cette rétrospective, signalons aussi que d’autres navires marchands belges contribueront, dans les jours qui suivirent, à l’acheminent des approvisionnements, à savoir : •
•
A « J + 3 », les cargos Marie et Gironde. A « J + 6 », le cargo Henri Gerlinger. La contribution de nos malles : En septembre 1940, l’Amirauté britannique demande la permission à notre pays de pouvoir réquisitionner et de transformer les malles belges en transports auxiliaires armés ou plus communément appelé « Landing Ships Infantry » (LSI). Notre pays consentit à cette demande et, par conséquence, les malles « Prince Charles », « Prince Léopold », « Prinses Astrid », « Prince Baudouin », « Prins Albert », et « Princesse Joséphine-‐Charlotte » furent mises à la disposition de la Grande-‐Bretagne. Ayant un équipage mixte belgo-‐britannique, elles devaient se distinguer tout au long de la guerre dans la plupart des opérations amphibies. Lors de l’opération « Neptune » leurs rôles se répartit comme suit : -‐
Les « HMS Prince Baudouin », « HMS Prince Charles », « HMS Prince Léopold » quittent leur ancrage, dans la baie de Weymouth, le 5 juin à destination du secteur d’ « Omaha Beach ». Ils y arrivent, le 6 juin, vers +/-‐ 03.35 heures. Ces malles font parties du convoi d’assaut codé « O1 » et dont la mission est d’assurer le débarquement des hommes du 5ème bataillon de Rangers et du 116ème Régiment de la 29ème Division d’Infanterie américaine. Le même jour, ils rejoignent le ‘Solent’. Par la suite, ils feront encore plusieurs allers retours. Malheureusement, le 29 juillet 1944, lors d’un transit vers la Normandie, le « HMS Prince Léopold » sera torpillé par le sous-‐marin allemand « U-‐621 », à 6 miles (soit +/-‐ 11 Km) au sud-‐est de Portsmouth. -‐
-‐
-‐
Le « HMS Prince Albert » quitte son ancrage de l’île de Wight le 6 juin, vers 12.30 heures à destination de « Juno Beach ». Il arrive à St-‐Aubin sur Mer, à 18.30 heures, et y débarque le 46ème Commando des « Royal Marines ». La malle « HMS Prinses Astrid » quitte le ‘Solent’ le 5 juin, vers +/-‐ 21.15 heures, et arrive dans le secteur de « Sword Beach » le 6 juin, vers 05.45 heures. Elle fait partie du convoi d’assaut codé « S7 ». Le transport de troupes « HMS Prinses Joséphine-‐Charlotte » lève l’ancre le 5 juin et arrive dans le secteur de « Gold Beach », le 6 juin, au sein du convoi d’assaut codé « G9E ». Nos marins : En dehors de la présence de nos navires, la contribution de la Belgique ne s’arrête pas là ! Il y a aussi des officiers de la Royal Navy Section Belge à bord de plusieurs bâtiments de la Marine Royale Britannique : 5 -‐
Le Lieutenant-‐Commander RNR Georges Timmermans – qui sera le premier Commodore de la Force Navale -‐, commande la 202ème flottille de péniches de débarquement. Le 6 juin 1944, il est de la première vague d’assaut dans le secteur de « Juno Beach », à St-‐Aubin-‐sur-‐Mer, à l’embouchure de l’Orne. Sa flottille de L.C.I. (S) doit débarquer les hommes du 48ème Commando des « Royal Marines », du Lieutenant-‐Colonel Moulton, dont la mission est de nettoyer la côte en allant vers l’est, par Langrune, jusqu’à sa jonction avec le 41ème Commando. Au cours de la première vague d’assaut, sa flottille perd 6 navires sur 8. A la fin de la journée, son journal de bord mentionne le débarquement de 1200 hommes en cinq va-‐et-‐vient, l’évacuation de 300 blessés et le sauvetage d’une centaine de naufragés dont un pilote de la Royal Air Force. Mais relevons, à nouveau une anecdote, une « petite histoire » dans la « Grande Histoire », qu’il relata d’ailleurs dans la revue maritime ‘Neptunus’, je cite : « Au cinquième échouage, la nuit étant tombée, je restai sur la plage pour permettre la réparation de mes propres avaries. Je profitai de ces quelques heures de répit, pour aller voir, avec mon second britannique, ce qui se passait derrière les dunes. Poussant plus loin, je pénétrai dans Courseulles et je fis la connaissance de l’épicier du village fort surpris de s’entendre interpeller en français. Pour quelques francs, j’acquis une bouteille de Bourgogne et un superbe camembert, à la grande surprise de mon second : o Voulez-‐vous dire, Sir, que cela se mange ? o Et comment, mon garçon : Vous autres, Anglais, vous ne savez pas ce qui est bon. » Le 14 juin 1944, le Lieutenant-‐Commander Timmermans se voit confier la mission d’aller à la rencontre de la frégate française « La Combattante » en vue de débarquer le général de Gaulle sur le sol français à Graye-‐sur-‐Mer, non loin de Bayeux, afin qu’il puisse prononcer son premier discours sur le sol français libéré. Pour son action durant le débarquement en Normandie, le Commodore Georges Timmermans sera décoré de la Distinguished Service Cross (U.K.), de la Legion of Merit (U.S.A.) et de la Légion d’Honneur (France). Le Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire possède dans ses collections divers objets et documents ayant appartenu au Commodore Georges Timmermans. D’ailleurs son uniforme de « Commander » est présenté au public dans la halle Bordiau. Les Lieutenant RNR Van Dijck, Poskin et Vervynck sont officiers navigateurs à bord d’un dragueur de mines chargé du nettoyage des chenaux d’accès. o
o
Van Dijck est à bord du « HMS Lyme Regis », de la classe ‘Bangor’, qui est aussi le chef de la 15ème flottille de dragueurs de mines. Cette flottille composée de huit dragueurs de mines quitte Douvres le 5 juin pour « Sword Beach ». Marcel Vervynck est à bord de l’algérine « HMS Larne ». Elle fait partie de la 6ème flottille de dragueurs de mines. Cette flottille quitte son ancrage du ‘Solent’ le 5 juin en direction de « Gold Beach ». 6 En novembre 2012, son épouse, Madame Marjorie Pearse, offrit au Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire les diplômes et les médailles de son défunt mari, le capitaine de vaisseau Marcel Vervynck. o
Edouard Poskin, quant à lui, se trouve sur le « HMS Chamois », un dragueur de mines de la classe « Catherine », et dont la mission est le balisage des eaux draguées du chenal n°10, c’est-‐à-‐dire celui le plus proche du Havre. Le chenal n° 10 se termine par une boucle, en face de Ouistreham, et les navires de bombardement doivent s’y déployés. Durant la journée du 6 juin, et les journées suivantes, le « HMS Chamois », au sein de la 40ème flottille de dragueurs de mines, continue à élargir les zones draguées et les écoutes anti sous-‐marines. D’ailleurs c’est au cours d’une opération de dragage, que le 21 juillet 1944, son navire est gravement endommagé par une mine acoustique. Heureusement, il n’y aura pas de victimes. Mais, il est rendu inutilisable pour les opérations qui suivent le débarquement dans la baie de Seine. En 2011, ses enfants firent une donation exceptionnelle au Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire. Ils offrirent les médailles, uniformes, documents et souvenirs relatifs à la carrière maritime de l’amiral de division Edouard Poskin. D’ailleurs une partie de ceux-‐ci sont visibles dans la salle Marine du Musée. o
Le 6 juin 1944, le Sub-‐Lieutenant RNR Daniel Geluyckens est officier canonnier à bord du destroyer « HMS Jervis ». Le navire a quitté son ancrage du ‘Solent’, le 5 juin, pour escorter le convoi d’assaut « G9 » à destination du secteur « Gold » (Arromanches). Un peu plus tard, le « HMS Jervis » est envoyé en renfort à « Sword Beach » (Ouistreham). A l’occasion du 60ème anniversaire du débarquement, l’amiral de flottille Daniel Geluyckens a été décoré de la « Légion d’Honneur » par le Président de la République française, Monsieur Jacques Chirac. o
Le Lieutenant RNVR Hendrik Frans Van Riel, comme officier de renseignements, est affecté à bord du navire-‐amiral « HMS Largs » (contre-‐amiral Talbot) d’où est dirigé le débarquement sur la plage de « Sword ». o
Le Lieutenant RNR Georges Depoorter est à bord du ‘Landing Ship Infantry (M)’ « HMS Queen Emma ». Le navire faisait partie de la « Western Naval Task Force ». Dans les semaines qui suivirent le ‘jour J’, le « HMS Queen Emma » fera plusieurs rotations entre l'Angleterre et la côte française, transportant notamment des hommes de la « 8th US Air Force » et un certain nombre d’éléments de la Division de la Garde britannique. Mais aussi, des unités d’auxiliaires féminines « ATS » et « WRENS », malgré le danger des batteries côtières, des vedettes rapides et sous-‐
marins de poches allemands. 7 o
Le Lieutenant RNR E. Herreman est affecté à l’ « Admiralty Berthing Officer », à Invergordon, pour la force « S ». A partir du jour « J », il sera pilote au port artificiel d’Arromanches jusqu’à ce qu’il reprenne le commandement du « HMS Kernot », le 6 octobre 1944. o
Le Sub-‐Lieutenant RNR Jean-‐François van Puyvelde est affecté aux « Combined Operations Routing Office », de Southend. Il embarque, le 6 juin au soir, à bord du transport canadien « Fort St. Croix » et jusqu’au 12 juin sert comme officier de liaison auprès de l’officier en charge de la plage de « Juno Beach ». Le Sub-‐Lieutenant RNVR Janssen se trouve à bord de la vedette-‐rapide « ML 591 », dans le secteur américain « Utah Beach ». o
o
Enfin, et même s’il ne faisait pas partie des forces maritimes, à l’époque, il faut citer le Lieutenant-‐Colonel Hugo Van Kuyck, qui engagé dans l’armée américaine dès 1942, est affecté au « Engineer Amphibian Command ». Lors de son arrivée en Angleterre, en 1943, le général Bradley le charge de dresser la cartographie complète des plages du débarquement. Car, l’endroit du débarquement décidé, l’état-‐major allié s’aperçoit qu’entre les cartes terrestres et les cartes marines il n’existe aucune précision sur les plis creusés par les marées et les tempêtes, et les courbes de niveaux en profondeur. Pour mener à bien sa mission, et sur base de photos aériennes des plages du Cotentin prises à différents moments de la marée, il établit un relevé minutieux de la côte normande dont l’utilisation sera fondamentale au succès de l’opération « Overlord – Neptune ». 8 Operatie “Overlord” en de bijdrage van de Belgen in de lucht Inleiding
Naast de deelname van onze zeelui, hebben de Belgen ook in de lucht hun bijdrage geleverd aan het welslagen van de operatie “Overlord. In de komende 20 minuten zal ik u hiervan een beknopt overzicht schetsen. In het spoor van hen die onmiddellijk na de capitulatie van 28 mei 1940 naar Engeland waren getrokken om van daaruit de strijd verder te zetten, vervoegden anderen de RAF of de SAAF als piloot, bemanningslid of grondpersoneel. Tussen 1 juni 1940 en 8 mei 1945 dienen 521 Belgen als piloot of navigator in de RAF, een nog groter aantal vinden we terug bij het grondpersoneel. Begin 1944 vinden we hen vooral terug in de beide “Belgische” Sqn van de RAF, 349 Sqn en 350 Sqn en in RAF 609 Sqn. Maar ook in andere eenheden waren er Belgen actief. Het voorspel Om de invasie te laten slagen is het onontbeerlijk de bewegingsvrijheid van het Duitse leger aan banden te leggen. In maart 1944 starten de Tweede Britse Tactische Luchtmacht en de 9th USAAF, die samen de Geallieerde Expeditionaire Luchtmacht vormen onder commando van Air Chief Marshall Leigh-‐Mallory, dan ook een interdictiecampagne boven Noordwest Frankrijk en België. Na de tussenkomst van Air Chief Marshall Portal om de meningsverschillen tussen ACM Harris en Gen Spaatz, commandanten van de strategische luchtstrijdkrachten, die voorrang gaven aan het luchtoffensief tegen de Duitse industrie, enerzijds en ACM Tedder en ACM Leigh-‐Mallory , de adjuncten van Eisenhower uit te vlakken, nemen vanaf april ook de strategische bommenwerpers van Bomber Command en de 8th USAAF deel aan deze campagne. De aanvallen richten vooral tegen het spoorwegennet en de bruggen, maar het patroon is zo gekozen dat men er de plaats van de invasie niet kan uit afleiden. Vanaf mei worden ook de Duitse vliegvelden op minder dan 350 km van de kust systematisch bestookt De twee “Belgische” smaldelen zijn natuurlijk van de partij. 349 Sqn, o.l.v. Sqn Ldr du Monceau de Bergendael, is sinds eind februari uitgerust met Spitfire Mk IX en heeft begin maart een jager-‐bommenwerpers training gekregen. Vanaf 18 april wordt het intensief ingezet voor grondaanvallen, fighter sweeps en bommenwerpers escorte. 350 Sqn, bevolen door Sqn Ldr Donnet, is eveneens druk in de weer met dit soort opdrachten. Maar ook in de schoot van andere eenheden leveren de Belgen hun bijdrage : • 8 Belgen dienen tijdens deze periode in 609 Sqn. Onder hen bekende namen zoals, Geerts, Castermans en Lallemant. Hun met raketten uitgeruste Typhoons zijn zeer efficiënte jager-‐bommenwerpers en ze oogsten dan ook talrijke successen tegen spoorwegmateriaal, V-‐1 lanceerbasissen en radarinstallaties. • Sqn Ldr Van Rolleghem is Lancasterpiloot bij Bomber Command. Begin april begint hij aan zijn tweede operationele toer. • Recce piloten, waaronder Burniat, Renier, Mouson en Claert, zorgen er voor dat de Geallieerde staven en landingstroepen over up-‐to-‐date informatie beschikken. 1 •
Vermelden we ook nog prof Odon Godart, die als senior meteorological officer, deelneemt aan de planning van Overlord. D-‐Day Vanaf 3-‐4 juni zijn er aanduidingen dat er iets groots op til is. Brede zwarte en witte strepen worden op de vleugels en de rompen van de vliegtuigen aangebracht, commandanten worden geconvoceerd op geclassificeerde briefings. Twee dagen later is het zo ver. Terwijl in de voorgaande uren al drie luchtlandingsdivisies de aanval hebben geopend, start in de vroege ochtend van 6 juni 1944 de grootste amfibische operatie ooit. 2400 transport-‐ en zweefvliegtuigen en 6000 schepen en landingsvaartuigen brengen 150 000 man naar de Normandische kust. Om de veiligheid van deze armada te verzekeren patrouilleren permanent een dozijn smaldelen boven de stranden en de naderingswegen. Zij worden aangevuld door smaldelen jager-‐bommenwerpers die vuursteun geven aan de grondtroepen. De Britse 2nd Tactical Air Force, waarvan de Belgen deel uitmaken, zet onder meer 50 smaldelen Spitfire, 11 smaldelen Mustang, 18 smaldelen Typhoon en 13 smaldelen Mosquito in. De 9th USAAF levert een gelijkaardige inspanning. Ter vergelijking : de 3e Luftflotte van generaal Sperrle beschikt in Frankrijk en België over een kleine 400 operationele toestellen. Zoomen we nu even in op de bijdrage van de Belgen. 350 Sqn In de avond van 5 juni wordt de basis Friston van de buitenwereld afgegrendeld en krijgt het voltallig smaldeel een uitgebreide briefing over zijn tasking de volgende dag : luchtdekking boven de konvooien en de stranden. De training in nachtvliegen en samenwerking met de landtroepen van de voorgaande maanden krijgt zijn volle betekenis. Om 04h40 stijgen 12 Spitfire Mk V van 350 Sqn, geleid door Sqn Ldr Donnet op voor hun eerste zending van een lange dag. De Luftwaffe laat zich niet zien, maar F/O Venesoen krijgt motorpech, moet springen boven het Kanaal, en verdrinkt jammer genoeg vooraleer de reddingsdiensten hem kunnen bereiken. Om 9h50 vertrekken terug 3 secties voor een gelijkaardige opdracht. s’ Avonds volgt nog een zending en het laatste vliegtuig landt om 23h40. Het was inderdaad een lange, zo niet “De Langste Dag”. 349 Sqn Om 05h30 stijgt het 349 Sqn o.l.v. Sqn Ldr du Monceau op om luchtdekking te geven in de omgeving van Le Havre. Ook zij worden bij deze eerste zending niet verontrust door de Luftwaffe, maar wel door enkele “trigger-‐ happy” artilleristen van de Navy, die hen, ondanks de landingsstrepen op hun vliegtuigen, onder vuur nemen. Bij hun derde zending van de dag, tussen 15h00 en 16h00 stuiten ze nabij Caen op Duitse Ju88. Ze schieten er 2 neer en beschadigen er 3. F/Sgt Van Molkot wordt echter neergehaald en gevangen genomen. Hij zal later, bij de inname van Rennes bevrijd worden. 609 Sqn De Belgen van 609 Sqn leveren op deze cruciale dag vuursteun aan de aanvalstroepen. Raymond Lallemant, die in augustus het bevel van 609 zal overnemen, vliegt op dat ogenblik in het zustersquadron 198. Vanuit zijn Typhoon heeft hij een uitzicht op de stranden, en 30 jaar later beschrijft hij de actie als volgt : « 7h00. Partout, à l’aube, des bombes larguées par les bombardiers lourds de la RAF, soulèvent les blockhaus et éventrent les fortins. … Du côté d’Omaha, de nombreux bimoteurs survolent la côte et lâchent une pluie de bombes de 250 2 livres. … Sur les barques, les hommes achèvent de s’équiper. Toujours aucun avion allemand. Par contre, le ciel est toujours rempli des vrombissements de nos appareils. Pour le moment, tout se déroule normalement. Les barques d’invasion, dans un ordre impeccable, avancent tout à coup vers les plages. Les canons allemands restent silencieux. Un instant, nous croyons que l’ennemi a déserté. Nos navires de guerre, les cuirassés Warspite et Ramillies, le destroyer Ajax, tirent toujours sur Lisieux et sur Caen pour couper la route de la côte aux renforts allemands. Ils canonnent aussi les batteries côtières et les blockhaus. A 500 mètres, le silence devient insupportable. Puis, brusquement, l’enfer se déchaine. Soudain, sur la côte, les flammes sortant des canons marquent de feux follets la position des batteries. Les canonniers allemands ont ouvert le feu. Le tonnerre des explosions accompagne les lugubres sifflements des obus. Des gerbes d’eau jaillissent autour des bateaux. Un feu terrible s’abat sur les navires, les hommes qui barbotent dans l’eau. Nous voyons les soldats courir sur les plages, puis s’effondrer. Personne n’a prévu une telle résistance. Les bombardiers ont pourtant pilonné les côtes, mais le tir imprécis a épargné plusieurs fortifications. C’est alors que nos Typhoon – les seuls avions de toute l’armée alliée équipés de roquettes – révélèrent leur terrible efficacité dans les opérations de nettoyage. Nous en lançames sur tout ce qui tirait sur nos troupes. Les nids de mitrailleuses volaient en éclats, les fortins se taisaient, des servant prenaient la fuite, tandis que les LCT des escadrons d’assaut s’échouent entre Le Hamel et La Rivière. » De volgende dagen De eerste dagen na 6 juni besteden de geallieerden aan het verenigen van de landingsstranden Gold, Juno, Sword, Omaha en Utah en het verder consolideren van het eengemaakte bruggenhoofd. Op 18 juni sluiten de Amerikanen het schiereiland Cotentin af. Dan worden de operaties van 19 tot 22 juni gehinderd door een zeer zware storm. De Mulberry-‐haven in de Amerikaanse sector wordt totaal vernietigd, gelukkig blijft deze van Arromanches in de Britse sector operationeel. Op 27 juni nemen de Amerikanen Cherbourg in. De Britten veroveren Caen op 9 juli. Eind juli forceren de Amerikanen met de operatie Cobra eindelijk de doorbraak naar het Franse binnenland. Gedurende deze cruciale weken blijven de Belgen vanuit de lucht intensief deelnemen aan de operaties. Voor 349 Sqn vallen vooral de volgende feiten te vermelden : • Op 7 juni stijgt het smaldeel 4 keer op. Bij de 2e zending betreuren we F/O Marcel Sans die sneuvelt door FLAK nabij Caen. • Op 8 juni heeft een treffen plaats met de Luftwaffe. 1 FW 190 wordt neergehaald, de anderen droppen hun bom voortijdig en onderbreken hun aanval op de vloot. Tijdens dit luchtgevecht hebben de Belgen eveneens een slachtoffer te betreuren : F/Sgt Jean-‐Louis Gheysens vindt de dood nabij Dives-‐sur-‐Mer. • De 10e juni landen 10 Spit Mk IX van 349 Sqn om 16h45 te St Croix-‐sur-‐Mer. Het zijn de eerste Belgen die voet aan grond zetten op bevrijd Europees gebied. Ze blijven daar niet, maar keren terug naar hun basis te Selsey. • Op 16 juni voert CO du Monceau zijn 200e oorlogszending uit. • Op 22 juli volgt Sqn Ldr Van de Velde hem op als CO van het smaldeel. Ook 350 Sqn blijft zeer aktief : • De eerste dagen voert het voornamelijk “beachhead cover patrols” uit. Aanvankelijk blijft het Ops tempo zeer hoog : in de eerste week na D-‐Day, van 7 tot 13 juni, worden niet minder dan 180 sorties gevlogen. 3 •
•
Twee Belgen betalen met hun leven : op 8 juni heeft Fl/O Herreman een mid-‐air collision met een Marauder boven Engeland, en op 9 juni stort Fl/Lt Alexandre neer in het Kanaal. Op 5 juli worden hun oude Spit Mk V eindelijk vervangen door nieuwe Spit Mk IX. Dagelijks blijven ze druk in de weer met fighter sweeps en bommenwerpersescorte. Operatie Cobra en de doorbraak eind juli, betekent natuurlijk niet het einde van de inzet van onze piloten, maar de verdere acties vallen buiten het kader van deze uiteenzetting. KLM-‐MRA In de luchtvaarthal van het KLM herinnert, sinds 1976 een Spit Mk IX aan deze roemrijke episode. Het toestel draagt de invasiestrepen en de Sqn code GE van 349. Waarschijnlijk had toen reeds iemand een voorgevoel dat ooit een CO van 350 CHOD zou worden, want in de cockpit heeft men het beeld van Mike Donnet geplaatst, die tijdens de invasie 350 bevool. Ref : Publicaties: 1. Col R. Lallemant : Rendez-‐vous d’un jour, 6 juin 44 2. A. Bar & J-‐L Roba : Le N° 349 Sqn au combat 3. C.F. Shores : 2nd TAF 4. G. Murphy & P. Benamou : Normandie 1944, la 2nd Tactical Air Force 5. Henri Bernard : Guerre totale et guerre révolutionnaire, tôme 3 6. M. Donnet : Ik vloog voor de vrijheid 7. A. Ver Elst : Oorlog in de lucht en in de ruimte, deel 4 8. BAHA – Contact 51/2008, De missies van F. Van Rolleghem 9. Carnets de Vol, Edition anniversaire 1984 Internet 1. www.belgian-‐wings.be 2. Wikipedia 3. www.350sqn.be Auteur : Kolonel van het Vliegwezen Stafbrevethouder op rust Lionel Gabriël, Ir – Opdrachthouder Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis 4 Evocation de D-Day dans le Forum européen des conflits contemporains, halle Bordiau, MRA.
Evocatie van D -Day in het Europees Forum van hedendaagse conflicten, halle Bordiau, KLM.
Evocation of D -Day in the European Forum of contemporary conflicts, halle Bordiau, RMM.
Spitfire Mk IX in de kleuren van het 349 Smd op D-Day, tentoongesteld in het KLM.
Spitfire Mk IX au couleurs de la 349 Esc le Jour-J, exposé au MRA.
Spitfire Mk IX in the colors of 349 Sqn at D-Day, shown at the RMM.
Partie consacrée à la Seconde Guerre mondiale et la Royal Navy Section Belge, salle Marine, MRA.
Deel gewijd is aan de Tweede Wereldoorlog en de Royal Navy Section Belge, zaal Marine, KLM.
Part dedicated to World War II and the Royal Navy Section Belge, Navy Room,RMM.
HiRes images : www.klm-mra.be/d-day/pictures-d-day.zip (40,3mb)

Download Report