I. INLEIDING 1. De Commissie heeft op 25 november 2013

Raad van de
Europese Unie
Brussel, 4 november 2014
(OR. en)
14950/14
Interinstitutioneel dossier:
2013/0400 (CNS)
FISC 182
ECOFIN 1002
VERSLAG
van:
aan:
het voorzitterschap
Raad
nr. vorig doc.:
Nr. Comdoc.:
14532/14 FISC 166 ECOFIN 954
16918/13 FISC 237 - COM(2013) 814 final
Betreft:
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van
Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling
voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende
lidstaten
- Politiek akkoord
I.
INLEIDING
1.
De Commissie heeft op 25 november 2013 een voorstel ingediend voor een richtlijn tot
wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling
voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (MDR,
doc. 16918/13 FISC 237). Het voorstel had twee hoofddoelen:
a)
een lacune in de tekst van de huidige MDR te dichten door incongruenties bij
hybride leningen binnen het toepassingsgebied ervan aan te pakken, en
b)
een algemene antimisbruikregel in te voeren om de goede werking van de MDR
te vrijwaren.
14950/14
van/LAS/mt
DG G 2B
1
NL
2.
Het Economisch en Sociaal Comité en het Europees Parlement hebben respectievelijk op
25 maart 1 en op 2 april 2014 advies uitgebracht.
3.
De lidstaten waren in de loop van de onderhandelingen tot de conclusie gekomen dat
opsplitsing van het Commissievoorstel noodzakelijk was om snel vorderingen te kunnen
maken ten aanzien van incongruenties bij hybride leningen, terwijl het onderdeel betreffende
de algemene antimisbruikregel verdere bespreking behoefde, aangezien zij te dien aanzien
uiteenlopende standpunten hadden geformuleerd.
4.
Bijgevolg heeft de Raad op 8 juli 2014 een richtlijn tot wijziging van de MDR vastgesteld met
bepalingen die de lacune moesten dichten die in de belastingwetgeving was ontstaan door
constructies inzake hybride leningen 2. De wijzigingsrichtlijn is reeds in werking getreden en
de lidstaten moeten de bepalingen op 31 december 2015 in nationale wetgeving hebben
omgezet. 3
5.
Na de aanneming van het eerste deel van het Commissievoorstel zijn de besprekingen over de
algemene antimisbruikregel ten behoeve van de uitvoering van de MDR voortgezet, conform
de verklaring van de Raad voor de notulen.
II.
STAND VAN ZAKEN
6.
Tijdens het Italiaanse voorzitterschap is de Groep belastingvraagstukken driemaal bijeengekomen, namelijk op 24 juli, 17 september en 16 oktober 2014; de Fiscale raden/attachés
hebben op 24 oktober vergaderd om de compromistekst van het voorzitterschap te bespreken
waarmee tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren die een aantal delegaties ten aanzien
van het oorspronkelijke Commissievoorstel hadden geuit. Het Comité van permanente
vertegenwoordigers heeft de onopgeloste vraagstukken met betrekking tot dit dossier op
30 oktober besproken. Na de vergadering van het Comité van permanente vertegenwoordigers
zijn de Fiscale raden/attachés op 3 november nogmaals bijeengekomen.
1
2
3
PB C 226 van 16.7.2014, blz. 40.
Richtlijn 2014/86/EU van de Raad van 8 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU
betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en
dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 219 van 25.7.2014, blz. 40).
Artikel 2, lid 1, van de wijzigingsrichtlijn.
14950/14
van/LAS/mt
DG G 2B
2
NL
7.
Op deskundigenniveau hebben alle delegaties in beginsel ingestemd met de door het
Italiaanse voorzitterschap voorgestelde aanpak: een minimumbepaling ter bestrijding
van misbruik, die geen afbreuk doet aan het vermogen van de lidstaten om nationale of
verdragsrechtelijke voorschriften ter bestrijding van belastingontduiking, belastingfraude en
misbruik toe te passen, met dien verstande dat die voorschriften ten minste even strikt moeten
zijn als de voorgestelde de-minimisregel.
8.
Na de vergadering van de Fiscale raden/attachés van 24 oktober 2014 heeft het
voorzitterschap een enigszins herziene compromistekst opgesteld om rekening te houden met
sommige van de door de lidstaten ter vergadering gemaakte opmerkingen.
III. ONOPGELOSTE KWESTIE (artikel 1, leden 2 en 3, van de MDR)
9.
Tijdens de vergadering van het Comité van permanente vertegenwoordigers van
30 oktober 2014 heeft een ruime meerderheid van de lidstaten de compromistekst van het
voorzitterschap in document 14531/14 FISC 165 ECOFIN 953 onderschreven; zij vinden de
tekst duidelijk, evenredig en doeltreffend om misbruik aan te pakken. Vijf lidstaten hielden
echter vast aan hun bezwaren, die hen beletten de compromistekst van het voorzitterschap te
aanvaarden:
-
sommige van deze lidstaten handhaafden hun voorbehoud bij de uitdrukking "voor
zover" in artikel 1, lid 3, van de MDR, als opgenomen in de compromistekst van het
voorzitterschap;
-
sommige benadrukten dat de antimisbruikbepaling onvoldoende rechtszekerheid biedt
en volledig in overeenstemming moet zijn met de bewoordingen van de rechtspraak van
het Hof.
10.
Na de vergadering van het Comité van permanente vertegenwoordigers zijn de Fiscale
raden/attachés op 3 november 2014 bijeengekomen om te bezien hoe de tekst verder kan
worden verduidelijkt teneinde aldus een akkoord in de Raad mogelijk te maken. Tijdens die
vergadering stelden vier van de delegaties die nog altijd problemen hebben met de tekst, de
volgende oplossingen voor:
-
aanvullende verduidelijkingen in de overwegingen 6 en 8 van het compromisvoorstel
van het voorzitterschap betreffende de wijze waarop de antimisbruikbepaling in de
praktijk zou kunnen functioneren;
14950/14
van/LAS/mt
DG G 2B
3
NL
-
aanvulling van de gewijzigde bepalingen van de MDR met een verplichting voor de
bevoegde instantie van een lidstaat om overleg te plegen met de bevoegde instantie van
de andere betrokken lidstaat, alvorens de MDR-antimisbruikbepaling toe te passen;
-
opneming in de MDR van een procedure voor onderling overleg, met inbegrip van
arbitrage, in de trant van de bepalingen in desbetreffende OESO-documenten.
11.
Aan het slot van die vergadering heeft het voorzitterschap geconstateerd dat de door sommige
delegaties in overweging gegeven wijzigingen van het corpus van de compromistekst van het
voorzitterschap niet aanvaardbaar zouden zijn voor veel andere lidstaten die het compromis
van het voorzitterschap blijven ondersteunen. De meerderheid van de delegaties was van
oordeel dat dergelijke wijzigingen de rechtszekerheid niet ten goede zouden komen en enkel
de toepassing van de antimisbruikbepaling zouden bemoeilijken en vertragen en meer
administratieve lasten zouden veroorzaken. Deze lidstaten wezen erop dat de bestaande EUinstrumenten voor administratieve samenwerking de bevoegde autoriteiten van de lidstaten
reeds in staat stellen om met elkaar samen te werken, en dat de correcte toepassing van de
antimisbruikbepaling door de lidstaten door het Hof zal worden gecontroleerd.
12.
Van de voorstellen in punt 10 van dit verslag konden de delegaties alleen de voorgestelde
aanpassing van overweging 6 aanvaarden, omdat de compromistekst erdoor zou worden
verduidelijkt. De lidstaten konden echter niet instemmen met de voorgestelde wijzigingen van
overweging 8, omdat die het toepassingsgebied van de voorliggende compromistekst van het
voorzitterschap zouden beperken.
13.
Het voorzitterschap is dan ook voornemens om de compromistekst als vervat in document
14531/1/14 REV 1 FISC 165 ECOFIN 953 op 7 november 2014 aan de ministers voor te
leggen. Het voorzitterschap blijft zich bewust van de resterende bezwaren van enkele
delegaties, zoals hierboven weergegeven.
14950/14
van/LAS/mt
DG G 2B
4
NL
IV.
VOLGENDE STAPPEN
14.
Tegen deze achtergrond wordt de Raad Ecofin verzocht:
i)
een oplossing te vinden voor het in dit verslag besproken hangpunt;
ii)
en politiek akkoord te bereiken over de tekst van de richtlijn als opgenomen in
document 14531/1/14 REV 1 FISC 165 ECOFIN 953, teneinde de richtlijn, na
bijwerking door de juristen/vertalers, in een volgende Raadszitting als A-punt
aan te nemen;
iii)
het Europees Parlement in kennis te stellen van zijn voornemen de ontwerprichtlijn conform dit verslag vast te stellen.
_________________
14950/14
van/LAS/mt
DG G 2B
5
NL