De Koninklijke Marine Hr. Ms. Flores en Hr. Ms. Soemba

HR.MS. FLORES EN HR.MS. SOEMBA
Hr.Ms. Flores
Op 13 januari 1925 werd bij de maatschappij voor scheeps- en werktuigbouw Fijenoord te
Rotterdam een flottieljevaartuig op stapel gezet en op 15 augustus 1925 te water gelaten. Op
25 maart 1926 werd het vaartuig als Hr.Ms. Flores in dienst gesteld door kapitein-luitenant ter
zee A.F.H. Dalhuisen. Op 15 juni 1926 vertrok een smaldeel bestaande uit Hr.Ms. Soemba en
Hr.Ms. Flores onder commando van kapitein-luitenant ter zee J.F. Osten, commandant van
Hr.Ms. Soemba, uit Den Helder naar Nederlands Indië. De reis ging via Sevilla, Tunis, Port
Said, Aden en Colombo naar Sabang waar de twee schepen op 10 augustus 1926 aankwamen.
Acht dagen later liepen zij Tandjong Priok binnen. Op 5 maart 1927 vertrokken Hr.Ms. Flores
en Hr.Ms. Soemba voor een reis naar Singapore en Saigon, van welke reis zij op 28 maart
1927 te Tandjong Priok terugkeerden. Van 24 oktober tot 29 november 1930 begeleidde
Hr.Ms. Flores het gouvernementsschip Zuiderkruis op een reis naar Haiphong, Saigon en
Bangkok. Op 2 oktober 1937 bracht Hr.Ms. Flores een Japans vissersvaartuig op, dat weigerde
voor onderzoek te stoppen. Na herhaalde waarschuwingsschoten is op het vaartuig gevuurd,
waardoor twee personen werden gedood. Van 11 januari tot 25 maart 1938 maakte het schip
een reis naar Australië in verband met het 150-jarig bestaan van het gemenebest Australië.
Op 12 december 1939 vertrok Hr.Ms. Flores vanuit de Oost via Suez naar Nederland en kwam
op 3 februari 1940 te Den Helder aan.
Op 10 mei 1940 hield het schip op en neer op de rede van Vlissingen. Op de achtermiddag
kreeg het opdracht naar Rotterdam op te stomen, welke opdracht 's avonds echter werd
herroepen, waarop Hr.Ms. Flores weer naar Vlissingen terugkeerde. Op 14 mei kreeg het schip
opdracht naar de Oosterschelde te stomen teneinde artilleriesteun te geven aan de stellingen
op Zuid Beveland en het eventueel oversteken van het vaarwater door de vijand tegen te
gaan. Het werd enige malen door Duitse vliegtuigen aangevallen. die echter geen resultaat
hadden. In de nacht van 14 op 15 mei is het schip weer naar buiten gestoomd en zette het
koers naar Vlissingen. Op 17 mei vertrok het, tesamen met Hr.Ms. Van Meerlant, naar
Engeland, waar het op 18 mei te Dover aankwam. De volgende dag vertrokken de twee
schepen naar Portsmouth, waar Hr.Ms. Flores tot 1 juni bleef, om hierna ingedeeld te worden
bij de bewaking van de Theemsmonding; dit duurde tot 14 november 1941, daarna werden
konvooidiensten verricht in de Britse wateren. Op 4 juni 1943 vertrok Hr.Ms. Flores naar de
Middellandse zee en onderscheidde zich verschillende malen bij de, beschieting van landdoelen
op Sicilië en op het vasteland van Italië. Op 12 maart 1944 keerde het weer terug naar
Portsmouth. Op 5 juni 1944 ging de kanonneerboot weer naar zee. Hr.Ms. Flores was
ingedeeld bij de Eastern Task Force en vormde met HMS Belfast en HMS Diadem groep E van
de bombardementsschepen. Deze groep had tot taak vuursteun te verlenen in de sector Juno.
Later werden doelen in de sector Gold en weer later in de sector Sword onder vuur genomen.
Van 1 tot en met 6 juli 1944 werden de drie kanons van 15 cm vervangen door drie kanons,
die van Hr.Ms. Sumatra afkwamen. Daarna keerde het terug naar Normandië om op 7
augustus van het strijdtoneel te vertrekken en nog diezelfde dag op de rede van Spithead ten
anker te gaan. Vanaf 8 september 1944 tot 29 maart 1946 lag het in dienst opgelegd te
Shadwell Basin. Op 29 maart werd ontmeerd en op 1 april 1946 keerde het weer terug in
Nederland, toen het aan de Parkkade te Rotterdam afmeerde. Tot april 1947 werden daarna
veerdiensten onderhouden tussen Rotterdam en Londen met personeel voor opleidingen.
Vanaf 29 april 1947 lag het schip te Den Helder in reparatie.
In april 1948 was Hr.Ms. Flores weer vaargereed en deed het dienst als artillerietender. Als
zodanig maakte het schip vaaroefeningen ten behoeve van de artillerie-opleidingen. In
februari 1949 ging het schip naar Amsterdam en werd ter beschikking gesteld van de
commandant technische opleidingen der Koninklijke marine. In september van dat jaar ging
Hr.Ms. Flores naar Den Helder voor onderhoudswerkzaamheden. Van 8 mei 1950 tot 12
augustus 1950 werd gevaren voor de adelborstenopleiding. In oktober 1950 werd het schip
geclassificeerd als fregat. Vanaf 20 december 1950 diende het als logementschip te Vlissingen.
Met ingang van 1 mei 1955 werd het een. immobiel schip en vanaf september 1955 als
logementschip toegevoegd aan de commandant maritieme middelen te Vlissingen. Begin juli
1960 werd Hr.Ms. Flores omgedoopt in Hr.Ms. Van Speijk in verband met een Koninklijk
besluit van 11 februari 1831 nummer 81 waarin werd bepaald dat steeds een schip van oorlog
de naam van Van Speijk zal dragen. Begin juli 1960 werd namelijk de kanonneerboot Hr.Ms.
Van Speijk van de sterkte afgevoerd en toen op 5 maart 1965 het nieuwe fregat Van Speijk te
water werd gelaten, werd het logementschip van die naam weer hernoemd in Hr.Ms. Flores.
Op 23 juni 1963 werd Hr.Ms. Van Speijk als wachtschip vervangen door Hr.Ms. Jacob van
Heemskerck. Hr.Ms. Van Speijk werd naar Den Helder gesleept om daar dienst te doen als
logementschip toegevoegd aan Hr.Ms. Zuiderkruis. Op 22 juni 1964 werd het vervangen door
Hr.Ms. Tromp en ging Hr.Ms. Van Speijk weer terug naar Vlissingen. Bij Koninklijke
machtiging, verleend bij kabinets rescript van 26 augustus 1968 nummer 73, werd Hr.Ms.
Flores op 16 september 1968 van de sterkte afgevoerd. De naamseinen waren: F 66 (tijdens
de tweede wereldoorlog), N 1 (vanaf 15 juni 1946), F 803 (vanaf 15 oktober 1950), A 877
(vanaf 1 mei 1955).
Tenslotte moet nog werden vermeld, dat Hr.Ms. Flores bij Koninklijk besluit van 10 november
1948 nummer 31 een Koninklijke vermelding bij dagorder werd toegekend met de
bewoordingen:
Onze kanonneerboot Flores heeft zich in de Europese wateren onderscheiden van mei 1940 tot
augustus 1944 door uitstekende daden bedreven door de bemanning tegenover de vijand,
door met veel succes en tot grote voldoening van de geallieerde bevelvoering directe
daadwerkelijke artilleriesteun te verlenen bij de landingsoperaties op de zuid- en oostkust van
Sicilië in juli, augustus en september 1943; op de westkust van Italië in oktober 1943; op het
Anzio- en Formiafront in december 1943 en in januari en februari 1944, en uiteindelijk op de
kust van Normandië in juni, juli en augustus 1944, bij welke operaties het schip vele malen
onder vijandelijk vuur lag, verschillende vijandelijke vliegtuigaanvallen had te verduren en
zelfs gedurende de operatie 'Avalanche' in de bocht van Salerno zodanige averij opliep, dat
het van het gevechtsterrein moest worden weggesleept.
Voorts door de eer van de Nederlandse vlag op de vrije wereldzee hoog te houden door het
veilig escorteren van totaal 3.070 schepen, waarvan 2.690 schepen langs de oostkust van
Engeland, waarbij een voortdurende strijd moest worden gevoerd tegen vijandelijke
vliegtuigen en motortorpedoboten.
Enkele gegevens:
op stapel gezet: 13 januari 1925
te water gelaten: 15 augustus 1925
in dienst gesteld: 25 maart 1926
van de sterkte afgevoerd: 16 september 1968 (bij beschikking van de minister van defensie
nummer 766297/77413 van 16 september 1968)
bouwwerf: maatschappij voor scheeps- en werktuigbouw Fijenoord te Rotterdam
lengte (o.a.): 75.6 meter
breedte: 11.5 meter
diepgang: 3.6 meter
waterverplaatsing(standaard): 1.676 ton
machines: 2 triple expansiemachines
machinevermogen: 2.000 ipk
schroeven: 2
snelheid: 15 knopen
bemanning: 136 koppen, later 143
pantser: dek 25-50 mm, commandotoren en munitiekokers 25 mm
bewapening: 3 kanons van 15 cm, 1 kanon van 7.5 cm, 4 mitrailleurs van 12.7 mm, 2
mitrailleurs nummer 4., In augustus 1941 werd tijdens een reparatieperiode te Chatham
toegevoegd: 1 40 mm pom-pom, 2 Boulton Paut turrets, 2 dubbel Hotchkissmitrailleurs.
Na de oorlog had het schip de volgende bewapening: 3 kanons van 15 cm, 2 mitrailleurs van
40 mm, 4 mitrailleurs van 20 mm.
(Jaarboek van de Koninklijke Marine 1968)
Hr.Ms. Soemba
Op 24 december 1924 werd bij de N.V. Wilton's machinefabriek en scheepswerf te Rotterdam
het flottieljevaartuig Soemba op stapel gezet en op 24 augustus 1925 te water gelaten. Op 12
april 1926 werd Hr.Ms. Soemba in dienst gesteld door kapitein-luitenant ter zee J.F. Osten. Op
15 juni 1926 vertrok het schip tezamen met Hr.Ms. Flores vanuit Den Helder naar Oost Indië.
De reis ging via Sevilla, Tunis, Port Said, Aden en Colombo, waarop op 10 augustus 1926 de
twee schepen Sabang binnenliepen. Van 5-28 maart 1927 maakten Hr.Ms. Soemba en Hr.Ms.
Flores een reis naar Singapore en Saigon. Na 1935 werd het schip geclassificeerd als
kanonneerboot. Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 bevond Hr.Ms. Soemba zich in
Nederlands Oost Indië; namelijk te Poelau Samboe. Vanaf 15 augustus 1940 hield het schip
zich voornamelijk op in de wateren rond Madoera voor de opleiding van afstandwaarnemers en
voor gevechtsoefeningen. Bij het uitbreken van de oorlog met Japan in december 1941 werd
Hr.Ms. Soemba eerst ingezet bij de bewaking van de Riouwarchipel en vanaf 21 januari 1942
ingeschakeld in de bewakingsdienst van straat Soenda. Bij een Japanse luchtaanval bij Merak
op 25 februari 1942 werd Hr.Ms. Soemba slechts zeer licht beschadigd door ongeveer 15
bommen, die nabij het schip in het water kwamen. Hierbij werd de richter van het kanon van
7.5 cm, matroos der 2e klasse W.G. van der Wel, zeer zwaar gewond, doch ondanks deze
verwondingen bleef hij op zijn post tot de aanval was afgelopen. Daarna zakte hij bewusteloos
in elkaar en overleed te ongeveer 19.00 uur aan een inwendige verbloeding. Te 20.00 uur
werd bij benoorden Krakatau op zee begraven. Bij leven werd hij door de commandant bij
keuze bevorderd en postuum werd hem de Bronzen Leeuw toegekend. Op 3 mei 1961 is een
ondiepwatermijnenveger naar hem vernoemd.
In de avond van 1 maart 1942 vertrok Hr.Ms. Soemba vanuit Veeckensbaai naar Colombo,
waar hij op 23 maart 1942 aankwam. Van 21 april-4 december 1942 was de kanonneerboot
ingedeeld bij de Hornuz Force, die gestationeerd was aan de ingang van de Perzische golf. De
rest van het jaar werden twee escortereizen gemaakt. Daarna ging het schip in onderhoud en
reparatie op de marinewerf te Bombay. Op 30 april 1943 vertrok Hr.Ms. Soemba, geschilderd
in de Middellandse zee camouflagekleuren, vanuit Bombay naar Alexandrië. Eerst werden hier
konvooidiensten verricht, waarna in juli 1943 werd deelgenomen aan ondersteuningsacties op
Sicilië. Op 5 augustus 1943 kreeg Hr. Ms. Soemba opdracht om benoordoosten van Catania
doelen te bombarderen. Te 12.22 uur kreeg het schip een voltreffer op de brug, waarbij de
commandant, kapitein-luitenant ter zee J.J.M. Sterkenburg, zwaar werd gewond. Enkele uren
later overleed hij aan zijn verwondingen, waarna hij op 6 augustus 1943 te Augusta werd
begraven. Tot 1 januari 1944 verrichtte het schip escortediensten en werd, tezamen met
Hr.Ms. Flores, steun verleend aan enkele landingsoperaties. In januari 1944 nam hij deel aan
de ondersteuningsacties bij Anzio en later ook aan die bij Formia. Op 25 februari 1944 verliet
Hr.Ms. Soemba de Middellandse zee en zette koers naar Portsmouth, waar hij op 15 maart
1944 aankwam en in reparatie ging. Voor operatie Neptune, de landingsoperatie in West
Europa, was Hr.Ms. Soemba ingedeeld in de Western Task Force en vormde met HMS Hawkins
en HMS Enterprise groep 2 van de bombardementsschepen bestemd om vuursteun te
verlenen in de Utahsector. Op 27 juni 1944 werd Hr.Ms. Soemba onder Brits bevel geplaatst
en werden de landingen in de Britse sectoren gesteund. Op 11 juli 1944 vertrok het schip naar
Engeland, waar hij onder andere van augustus 1944-mei 1945 in Shadwell Basin lag. Van 21
mei 1945-7 mei 1946 werd het schip te Grangernouth omgebouwd tot radarinstructieschip. Op
9 mei 1946 kwam Hr.Ms. Soemba terug in Nederland. In 1950 en 1951 werd hij verbouwd tot
vliegtuigdirectieschip. Op 1 januari 1956 werd hij van de sterkte afgevoerd en op de rijkswerf
Willemsoord omgebouwd tot logementschip. Op 1 november 1956 werd hij in dienst gesteld
als logementschip ten behoeve van het hoofd van de dienst conservatie te Den Helder en voor
15 september 1958 werd bij naar Den Oever overgebracht om aldaar Hr.Ms. Castor af te
lossen als logementschip voor het duikbedrijf.
Hr.Ms. Soemba werd bij Koninklijk besluit van 10 november 1948 nummer 30 een Koninklijke
vermelding bij dagorder toegekend met de volgende bewoordingen:
Onze kanonneerboot Soemba heeft zich in de Aziatische wateren onderscheiden van december
1941 tot half maart 1942 door uitstekende daden bedreven door de bemanning tegenover de
vijand bij het uitvoeren van haar opdrachten in het zeegebied van Indonesië, mede tijdens
vijandelijke vliegtuigaanvallen.
Heeft zich daarna in de Europese wateren wederom onderscheiden: door de uitstekende daden
van de bemanning, daarbij met veel succes en tot grote voldoening van de geallieerde
bevelvoering directe daadwerkelijke artilleriesteun te verlenen bij de landingsoperaties op de
oostkust van Sicilië in juli en augustus 1943, op het Anzio- en Formiafront in januari en
februari 1944, en uiteindelijk op de kust van Normandië in juni en juli 1944, bij welke
operaties zware vijandelijke tegenstand - ook uit de lucht -werd ondervonden en op 19 juli
1943 een vijandelijk vliegtuig werd neergeschoten; bovendien door de eer van de Nederlandse
vlag op de vrije wereldzee hoog te houden door in het tijdvak van 21 april tot 4 december
1942 onafgebroken te patrouilleren in de Perzische Golf ter beveiliging van het voor de
oorlogvoering zo uiterst belangrijke olievervoer en het gedurende de gehele wereldoorlog
1940-1945 telkenmale escorteren van tal van belangrijke scheepskonvooien in de Indische
oceaan, de Middellandse zee en de Atlantische oceaan.
Enkele gegevens:
lengte (o.a.): 75,6 meter
breedte: 11,5 meter
diepgang: 3,6 meter
waterverplaatsing: 1457 ton
machines: 2 triple expansiemachines
machinevermogen: 2000 ipk
schroeven: 2
snelheid: 15 knopen
pantser: dek 25-20 mm, brug 50 mm, commandotoren 14-80 mm, munitiekokers 25 mm
bemanning: 136 koppen
bewapening: 3 kanons van 15 cm, 1 kanon van 7.5 cm, 4 mitrailleurs van 12.7 mm, 2
mitrailleurs nummer 4.
Als radarinstructieschip eerst onbewapend, later 2 mitrailleurs van 40 mm, 2 mitrailleurs van
20 mm.
Als logementschip onbewapend.
(Jaarboek van de Koninklijke Marine 1975)