Biceps femoris en semitendinosus

Arenberggebouw – Arenbergstraat 5 – 1000 Brussel
Tel: 02 209 47 21 – Fax: 02 209 47 15
Biceps femoris en semitendinosus:
ploeggenoten of tegenstanders?
Nieuwe inzichten in hamstringblessuremechanismen bij
voetbalspelers: een spier-functionele MRI studie
AUTEURS
SCHUERMANS J., VAN TIGGELEN D., DANNEELS L. &
WITVROUW E.
REDACTEUR
BLONDEEL S.
INSTITUUT
Universiteit Gent, Vakgroep Beweging- en Sportwetenschappen & Aspetar,
Department of Physiotherapy, Doha, Qatar
ABSTRACT
Achtergrond: Het voetbalgerelateerde hamstringblessuremechanisme werd
onderzocht door de karakteristieken van het hamstringspiermetabolisme te
objectiveren, gebruik makende van een spier-functionele MRI scan procedure
(mfMRI – muscle functional MRI).
Methode: 27 gezonde, mannelijke voetbalspelers en 27 spelers met een
voorgeschiedenis van hamstringblessures (volledig gerevalideerd en speelklaar)
werden onderworpen aan een gestandaardiseerde beeldvormingsprocedure. Het
spier-functionele MRI protocol bestond uit een T2 scan van de hamstrings in rust,
een uitputtende excentrische hamstring oefening (prone leg-curls) en eenzelfde
T2 scan direct na de oefening. De verandering in T2 relaxatietijd (i.e. de signaal
intensiteit) tussen de eerste en de tweede scan (door toedoen van de uitputtende
oefening), werd gebruikt als uitkomstparameter om verschillen in metabole
spierrespons / spieractiviteit te objectiveren tussen (1) de verschillende
hamstring spierbuiken en (2) de letsel- en de controlegroep.
Resultaten: Dataverwerking en statistische analyse toonden een meer
symmetrische spieractiviteit aan in de letselgroep met een gelijkaardige inzet van
de verschillende hamstringspieren, terwijl er in de controlegroep meer
intramusculaire variabiliteit werd gevonden. Dit minder gedissocieerde en meer
symmetrische activatiepatroon binnen de letselgroep, correspondeerde met een
minder rendabel en minder veilig musculair functioneren (p < 0.05).
Conclusie: Deze studie toonde aan dat de specifieke blessuregevoeligheid van de
hamstrings binnen de voetbalsport in belangrijke mate geassocieerd is met de
complexiteit en co-afhankelijkheid binnen de rekrutering van de 3 synergisten
waaruit het hamstringcomplex is opgebouwd (biceps femoris (BF),
Arenberggebouw – Arenbergstraat 5 – 1000 Brussel
Tel: 02 209 47 21 – Fax: 02 209 47 15
semitendinosus (ST) en semimembranosus (SM)). Discrete veranderingen in
neuromusculaire coördinatie, waarbij de biceps femoris deels moet compenseren
voor een gebrekkige uithoudingscapaciteit van de semitendinosus, dragen
mogelijks bij tot een verhoogd hamstringblessurerisico.
Sleutelwoorden
biceps femoris, semitendinosus, hamstringblessure, voetbalspelers
Datum
01/01/2015
Extra bronnen
(zie lijst achter tekst)
Contactadres
Schuermans Joke,
Department of Rehabilitation Sciences and Physiotherapy, Ghent
University, De Pintelaan 185,
3B3, –Ghent 9000, Belgium;
[email protected]
Disclaimer: Het hierna bijgevoegde product mag enkel voor persoonlijk gebruik worden
gedupliceerd. Indien men dit wenst te dupliceren of te gebruiken in eigen werk, moet de
bovenvermelde contactpersoon steeds verwittigd worden. Verder is een correcte bronvermelding
altijd verplicht!
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
Biceps femoris en semitendinosus: ploeggenoten of
tegenstanders?
Nieuwe inzichten in hamstringblessuremechanismen bij
voetbalspelers: een spier-functionele MRI studie
Schuermans Joke 1, Van Tiggelen Damien 1, Danneels Lieven 1 & Witvrouw Eric 1,2
1
1
Universiteit Gent, Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie
2
Aspetar, Department of Physiotherapy, Doha, Qatar
INLEIDING
Hamstringblessures behoren tot op
sprints) en bij het trappen of shotten
de dag van vandaag tot de meest
[7-8].
voorkomende
recidiverende
de zwaaifase van het lopen, moeten
sportblessures binnen de mannelijke
de hamstrings immers het moment
voetbalcompetitie. Gezien de hoge
naar heupflexie en knie-extensie,
incidentie-
de
veroorzaakt
de
quadriceps contractie, controleren
onvermijdelijke daling in prestatie
en afremmen. Dit houdt in dat de
die
hamstrings
en
en
intensieve
recidiefcijfers,
revalidatie
dergelijke
letsels
meebrengen,
is
en
met
zich
adequate
Zowel tijdens het shotten als in
door
een
voldoende
krachtige
lenig
en
krachtig moeten zijn, om op veilige
(secundaire) blessurepreventie van
en
kapitaal belang
excentrisch controlerende activiteit-
[1-6].
Degelijk inzicht
efficiënte
deze
vereiste
de
spierlenigheid en –kracht, werden
risicofactoren, die de kans op het
zodoende reeds meermaals naar
oplopen
voor
het
letselmechanisme
voldoende
kennis
van
over
hamstringblessures
voldoen.
aan
en
in
te
wijze
gebracht
als
Inadequate
belangrijke
in
dit
risicofactoren voor het oplopen van
letselpreventief management
van
een hamstringblessure. Naast lokale,
kapitaal belang. In de voetbalsport
spierafhankelijke, factoren, werden
ontstaan
onder
doen
toenemen,
dergelijke
verrekkingen
hoofdzaak
zijn
en
tijdens
hamstring-
-scheuren
in
explosieve
loopinspanningen (versnellingen en
andere
leeftijd,
ras,
letselvoorgeschiedenis
(voornamelijk hamstring en voorste
kruisbandletsels),
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
spierkrachtonevenwichten
het
Naast
de
opvallend
hoge
werd
ook
onderste lidmaat, rompstabiliteit,
letselincidentie,
romp- en bekkencoördinatie tijdens
vastgesteld dat stelselmatig één van
het
de
de drie grote spierbuiken waaruit de
vermoeidheids-
hamstringspier is opgebouwd, de
tolerantie reeds naar voor gebracht
biceps femoris (BF), slachtoffer lijkt
als zijnde mogelijks geassocieerd
te worden van een functioneel of
met een verhoogde kwetsbaarheid
verrekkingsletsel
voor
structurele
lopen,
kracht
heupspieren
2
in
en
van
hamstringblessures.
De
of
scheur
echte
die
deze
wetenschappelijke evidentie voor
spierblessure induceert, terwijl de
een
andere
causaal
verband
tussen
twee
bovengenoemde karakteristieken en
semitendinosus
het
semimembranosus
ontstaan
van
hamstring-
buiken
(de
(ST)
en
(SM))
relatief
blessures, is echter nog ondermaats
gespaard blijven van weefselschade
door
[12-13].
gebrek
aan
grootschalig
De ST raakt ook regelmatig
prospectief onderzoek. Hoewel de
gekwetst bij voetbalspelers, doch
actuele
niet
revalidatie-
blessurepreventieve
en
zo
frequent
als
de
BF.
trainings-
Onderzoek heeft reeds aangetoond
schema’s deze mogelijks betrokken
dat deze topografische voorkeur te
factoren
wijten zou zijn aan het feit dat de
allemaal
grondig
aanpakken en remediëren, kan geen
biceps
dalende
hamstring-
ondergaat tijdens zijn excentrische
vastgesteld
activiteit
tendens
in
blessureincidentie
femoris
in
de
meeste
de
rek
krachtige
worden, en dit zowel op provinciaal
voorwaartse zwaaifase van de sprint
als nationaal competitieniveau
[8, 14-16].
[9-11].
De weefselbelasting opgelegd
Ondanks het zeer sterk uitgebouwd
aan de biceps femoris, zou hierdoor
blessurepreventief
management,
groter zijn dan deze opgelegd aan de
moet men zelfs vaststellen dat
twee andere hamstringspieren. Daar
spierblessures
meer
de ST minder rekbelasting blijkt te
niveau
ondergaan, maar toch ook een reëel
hogere
risico loopt op het oplopen van een
voorkomen
zelfs
op
(ingevolge
hoog
de
trainingsintensiteit en het hogere
letsel,
moeten
wedstrijdtempo).
intramusculaire
ook
andere
verschillen
in
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
belastingsmodaliteiten/
Binnen dit onderzoek was het dan
karakteristieken aan de basis liggen
ook de bedoeling meer inzicht te
van
krijgen
deze
spierblessures.
Biomechanische
mechanische
3
studies
van
spierkarakteristieken
in
dit
functioneren
intramusculair
in
associatie
hamstringblessures.
Hiervoor
tijdens de sprint, hebben immers
werden
ook aangetoond dat zowel de BF als
karakteristieken van voetbalspelers
de ST een maximale excentrische
met een verleden van hamstring-
activiteit
late
blessures vergeleken met die van
zwaaifase van de loopcyclus, waarbij
een gezonde controlegroep. Hoewel
de BF een hogere activiteit vertoont
elektromyografische
in het midden van deze fase, en de
procedures gebruikt worden als
ST eerder in de echte terminale
gouden standaard in het evalueren
zwaaifase. Dit gegeven benadrukt
van spieractivatiepatronen, werd in
het
adequate
deze studie gekozen voor een spier-
coördinatie
functionele MRI (‘muscle functional
vertonen
belang
in
de
van
samenwerking
en
de
met
binnen het hamstring complex, in
Magnetic
functie
scanprocedure,
van
veilig
en
efficiënt
musculair functioneren [14, 17-19].
De
mate
en
kwaliteit
hamstringactivatie-
(EMG)
Resonance
Imaging’)
aangezien
laatste
toelaat de mate van spieractiviteit
van
zeer accuraat te gaan differentiëren
samenwerking tussen de biceps
tussen zeer nabijgelegen spieren
[20-
femoris,
26].
de
semitendinosus
semimembranosus
en
werd
nooit
Doordat
men
bij
EMG
spieractiviteit ter hoogte van de huid
eerder goed onderzocht.
capteert, is het via deze methode
Naar onze mening, zijn het echter
veel moeilijker om de activiteit van
net
dicht bij elkaar gelegen spieren naar
discrete
afwijkingen
intramusculaire
in
activatie-,
behoren te differentiëren.
respectievelijk
belastingspatronen,
Via deze functionele scanprocedure
die
zorgen
was het dus onze bedoeling na te
ervoor
hamstringblessures
incidentie
en
dat
(1)
dergelijke
recidief
gaan
(1)
hoe
de
verschillende
cijfers
hamstringspieren samen werken en
vertonen en (2) de ene spierbuik een
(2) in hoeverre veranderingen in dit
hoger risico loopt dan de andere.
samenwerkingsverband
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
geassocieerd kunnen worden met
De
testreeks
hamstringblessures.
rustscan (‘pre-exercise scan’) van 10
minuten,
de
tussenseizoenperiode
van
2013 werden in totaal 54 mannelijke
4
voetbalspelers aan een functionele
scanprocedure
spelers
onderworpen:
met
een
voorgeschiedenis
van
27
recente
hamstring-
blessures en 27 gepaarde controles
(zelfde competitieniveau en body
mass index) [tabel 1].
n
gevolgd
uit
een
door
een
uitputtende excentrische hamstring-
MATERIALEN EN METHODEN
In
bestond
Weight
Height (m)
oefening, om af te sluiten met een 2e
‘post-exercise’
scan
die
exact
dezelfde parameters had als de
voorgaande.
Voor
beide
scans
werden de proefpersonen in ruglig
op de tafel van een 3 Tesla MR
magneet gepositioneerd en werden
uitgangspositie op de scantafel [fig.
1] en het scanniveau in het
BMI (kg/m2)
Age (y)
(kg)
Time since
Rehab time
last injury
last injury
(months)
(days)
Control
27
71 ± 7
1.80 ± 0.05
21.87 ± 1.72
23 ± 5
/
/
Injury
27
74 ± 7
1.79 ± 0.06
22.99 ± 2.02
24 ± 4
6±4
28 ± 22
(range 7 –
84)
Tabel 1: Deelnemer specificatie
De gehele testsequentie vond plaats
binnen het Universitair Ziekenhuis
te Gent. De grote meerderheid van
de
deelnemende
spelers
waren
actief op hoger provinciaal niveau
(1e en 2e provinciale, slechts enkelen
4e nationale en 3e-4e provinciale;
Oost-Vlaamse reeksen). Op datum
van
testing
waren
alle
spelers
compleet blessure- en klachtenvrij.
Figuur 1: Positie van deelnemer op scantafel
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
bovenbeen
[fig.
2]
nauwgezet
gestandaardiseerd.
5
Figuur 3: ‘Prone leg curling’ oefening tussen de eerste en
de tweede T2 scan
Figuur 2: Lokalisatie van scanniveau in
linker- en rechterbovenbeen
De
oefening
die
proefpersonen
tussen
Deze
aan
opgelegd
beide
de
werd
scanprocedures,
specifieke
gekozen
omdat
spierbelasting
trappen
oefening
deze
tijdens
werd
(1)
de
lopen
en
enigszins
simuleert
bestond uit ‘prone leg-curls’ [fig. 3]
(excentrische/afremmende/verleng
die op een gestandaardiseerde wijze
ende spieractiviteit in de distale
uitgevoerd werden aan een tempo
bewegingsbaan) en (2) voldoende
van 90Hz, tot de deelnemer aangaf
metabole
veranderingen
totale uitputting bereikt te hebben
induceren
gezien
en
belastingsintensiteit,
de
uitvoeringskwaliteit
er
zienderogen op achteruit ging. Voor
intramusculaire
deze
faciliteert.
oefening
werden
de
de
kon
hoge
hetgeen
vergelijking
participanten in buiklig op een
De mate van inspanninggebonden
hoekbankje geïnstalleerd en werd
spieractiviteit, geïnduceerd door de
een
‘prone leg-curling’ oefening, werd
extern
gewicht
aangebracht
aan
van
elke
5kg
voet.
beoordeeld
door
de
signaal-
Vervolgens werden de deelnemers
intensiteit van de drie spieren in rust
geïnstrueerd
de
scan [fig. 4] te vergelijken met de
achtereenvolgens
te
strekken
in
bewegingsbaan
knieën
buigen
de
(90°
en
distale
-
0°)
maximale uitputting werd bereikt.
tot
signaalintensiteit
van
de
afzonderlijke spieren in de ‘postexercise’-scan [fig. 5].
Hoe groter
m.a.w.
in
het
verschil
signaal-
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
intensiteit tussen beide scans, hoe
letselgroep over significant minder
meer de spierbuiken geactiveerd
krachtuithouding beschikte dan de
werden
controlegroep,
oefening
tijdens
[20].
de
excentrische
zij
de
Aan de hand van
hamstring-oefening veel minder lang
statistische
konden volhouden alvorens totale
via
deze
uitputting te bereiken (gemiddeld
uitkomstparameter vergeleken in
verschil van 72.9s (01’13’’) (p =
welke
0.045) [tabel 2].
verschillende
procedures
6
aangezien
werd
mate
de
spieractiviteit
verschillend was tussen:
Het verschil in signaalintensiteit
(1) de drie hamstringspieren
tussen de pre- en de post-scan was
(2) de groep met een recent
verleden
hamstringblessures
en
echter ook significant groter in deze
van
letselgroep dan in de controlegroep,
de
wijzend op een veel minder efficiënt
gezonde controlegroep
musculair
functioneren
aanwezigheid
van
in
een
letselvoorgeschiedenis [fig. 4]. De
drie hamstringspieren vertoonden
binnen deze populatie immers veel
Figuur 4: Spierbuikidentificatie in de T2 map VOOR
inspanning. (1) R BF, (2) R ST, (3) R SM, (4) L BF, (5), L ST,
(6) L SM (BF, biceps femoris; L, links; R, rechts; SM,
semimembranosus, ST, semitendinosus)
meer
metabole
ingevolge
veranderingen
lactaataccumulatie,
hoewel ze de oefening vroegtijdig
moesten beëindigen [tabel 3].
Figuur 5: Spierbuikidentificatie in de T2 map NA
inspanning. (1) R BF, (2) R ST, (3) R SM, (4) L BF, (5), L
ST, (6) L SM (BF, biceps femoris; L, links; R, rechts; SM,
semimembranosus, ST, semitendinosus)
RESULTATEN
Na uitgebreide statistische analyse
kon worden aangetoond dat de
Figuur 6: Procentuele toename in metabole activiteit ingevolge
de excentrische oefening in de hamstringletselgroep versus
controlegroep
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
Uithoudingscapacitiet Hamstrings
(Tijd tot Uitputting)
Gemiddelde tijd (s)
Standaard deviatie (s)
Letselgroep
219
151
Controlegroep
292
109
7
Tabel 2: Gemiddelde tijd tot uitputting tijdens de prone leg-curls in de letsel- en de controlegroep
T2 relaxatietijden voor en na oefening met procentueel verschil tussen beiden genormaliseerd
naar de rustwaarde: letsel- versus controlegroep
control
injury
T2 pre (ms)
T2 post (ms)
T2
increase T2 pre (ms)
T2 post (ms)
(%)
T2
increase
(%)
BF
40.99 ± 2.38
47.45 ± 4.00
16.09 ± 11.50
40.89 ± 2.96
49.26 ± 4.98
20.36 ± 10.92
ST
38.81 ± 2.28
49.92 ± 4.52
28.89 ± 12.30
39.02 ± 2.11
53.10 ± 4.61
36.64 ± 11.81
SM
41.44 ± 2.37
46.20 ± 3.32
11.78 ± 9.61
41.06 ± 2.71
46.57 ± 3.29
14.44 ± 8.68
MEAN
40.57 ± 2.15
47.75 ± 3.44
18.20 ± 10.03
40.60 ± 2.24
49.57 ± 3.91
22.87* ± 9.29
Naast
dit
afgenomen
bijdrage van de BF en een kleinste
uithoudingsvermogen ingevolge een
co-activatie van de SM. In de
beperkt
letselgroep daarentegen, lijkt deze
metabool
rendement,
werd
musculair
ook
een
dissociatie enigszins verloren te
verandering vastgesteld in de wijze
gaan
waarop de drie hamstringspieren
hamstringspieren naar een meer
samenwerken tijdens excentrisch
symmetrisch
belasten
een
verband. Na een blessure, lijkt de ST
Gezonde
zijn dominante aandeel dus ten dele
ten
gevolge
hamstringblessure.
personen
vertonen
gedifferentieerd
van
een
en
neigen
de
drie
samenwerkings-
sterk
in te ruilen voor een gedeelde
intramusculair
hoofdrol in activiteitsbijdrage tussen
activatiepatroon, waarbij de ST een
hoofdrol vervult, gevolgd door
de drie spieren [fig. 7].
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
8
Figuur 7: Individuele bijdrage van de spieren in de
totale T2 toename van het gehele hamstring
complex, letsel- versus controlegroep.
Aangezien statistische analyse een
zeer sterk verband aantoonde tussen
de
omvang
van
inspanning
Figuur 8: Scatter-dot diagram; correlatie tussen omvang
van de metabole inspanningsrespons en de mate van
intramusculaire dissociatie, resp. symmetrie
gebonden activiteit (pre-post signaal
groepen vervult de ST een duidelijk
intensiteitsverandering) en de mate
prominente
rol,
van
letselgroep
werd
intramusculaire
activatiedissociatie
8],
in
deze
de
deels
kan
ingeruild voor meer betrokkenheid
gesteld worden dat de precieze
van de synergisten (BF en SM). Deze
kwaliteit
ST blijkt
van
[fig.
doch
intramusculaire
inderdaad
de
meeste
samenwerking en exacte bijdrage
activiteit te vertonen tijdens deze
van
spierbuiken,
‘prone leg-curling’ oefening, maar dit
rechtlijnig geassocieerd zijn met
blijkt ook het geval te zijn bij tal van
mate van economisch en efficiënt
andere oefeningen en bij lopen. Dit
(en
specifiek
de
zo
individuele
ook
veilig)
musculair
functioneren.
activatiepatroon
lijkt
zodoende het resultaat te zijn van
een gesofisticeerde neuromusculair
DISCUSSIE
coördinatie
De resultaten van deze studie wijzen
hamstringcomplex,
op
een
binnen
het
hetgene
meer
symmetrische
hoogstwaarschijnlijk resulteert in
hamstringactivatie
tijdens
het meest economisch en efficiënt
in
functioneren en dus ook de meest
excentrisch
aanwezigheid
belasten
van
een
hamstringblessureverleden. In beide
rendabele
meer
krachtproductie.
Een
symmetrische
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
activiteitsverdeling
9
het
dus ook meer activiteit vertonen.
hamstringcomplex kan te wijten zijn
Aangezien dit ook de schuif- en
aan compensatoire of mal-adaptieve
trekkrachten ter hoogte van de
neuromusculaire
proximale
coördinatiepatronen, resulterend in
aponeurose zou verhogen, is een
een minder rendabele spieractiviteit
verhoogd letselrisico van (één) van
met het prematuur intreden van pH-
beide spieren door toedoen van deze
veranderingen
compensatoire
en
vermoeidheid.
binnen
toeslaan
Deze
van
aberrante
spierrekruteringspatronen
gemeenschappelijke
activatiepatronen
slechts een logisch gevolg.
dragen
Uitgaande van onze bevindingen,
mogelijks bij tot een toegenomen
suggereren wij dat een spierletsel in
blessurerisico
de
tijdens
intensieve
biceps
femoris
spieractiviteit en -belasting, zoals
semitendinosus
deze zich frequent voordoen binnen
hoogstwaarschijnlijk
het
doordat
voetbalspecifieke
bewegings-
de
BF,
en/of
de
plaatsvindt
gegeven
zijn
profiel.
vezelstructuur, niet echt in staat is in
De BF en ST zijn zoals eerder
grote mate aan krachtproductie bij
vermeld het meest betrokken in het
te dragen in de distale range of
voetbal
gerelateerde
motion en de ST in hogere mate
complexe
vatbaar is voor premature verzuring
letselmechanisme.
wisselwerking
samenspel
en
op
De
het
precieze
niveau
van
en
vermoeidheid,
predominante
rol
gegeven
zijn
binnen
het
vezelrekrutering tussen deze twee
hamstringactivatie patroon. De BF
aangrenzende
heeft
spierbuiken
(die
immers
korte
pennate
tevens een oorsprongspees delen),
spiervezels, terwijl de ST dunnere,
wijst erop dat deze twee spieren in
langere, longitudinaal georiënteerde
hoge mate co-afhankelijk zijn op
vezels heeft [27]. Dit maakt de BF een
gebied van de hoeveelheid belasting
groter
ze te verduren krijgen en hoe
productie capaciteit heeft, en de ST
efficiënt ze functioneren. Als één van
veel rektoleranter is en ook veel
beide spieren aberrant gaat werken,
meer elastische energie zal kunnen
zal zijn buurman meer belasting
opslaan bij excentrisch belasten.
voor zijn rekening moeten nemen en
concentrische
kracht-
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
Onze
10
bevindingen
kunnen
de
nemen.
Daar
wij
belangrijke
specifieke blessuregevoeligheid van
verschillen in metabole spierrespons
het hamstringcomplex goed mede-
hebben kunnen vaststellen tussen de
verklaren en zijn ook zeer goed
letsel- en de controlegroep, gaan wij
verenigbaar met de resultaten van
er ook vanuit dat deze verschillen
voormalig onderzoek [3,9,17,28,29]. Deze
toe
studie
verschillende
had
echter
een
aantal
te
schrijven
zijn
aan
de
beperkingen.
letselvoorgeschiedenis, ook al waren
(1) Er werd gekozen voor een ‘prone
we
leg-curling’ oefening in een poging
hamstringmechanica
de
sprint
spierbelasting-karakteristieken
niet
perfect
in
staat
de
tijdens
de
te
tijdens het sprinten te simuleren en
(2)
de hamstrings maximaal metabool te
toename in signaalintensiteit, heeft
activeren voor een adequaat pre-
een hoge spatiale specificiteit en zou
post
zodoende mogelijks anders kunnen
verschil.
uiteraard
We zijn
van
hamstringbelasting
er ons
bewust
dat
tijdens
deze
De
evenaren.
geweest
ander
van
niveaus
explosieve
tijdens
loopinspanningen.
De
zijn
indien we
beslist
hadden de scan te nemen op een
analytische oefening sterk verschilt
hamstringbelasting
inspanningsgeassocieerde
niveau
in
of
op
het
meerdere
bovenbeen.
(3) Aangezien we niet van alle
spieractivatie patronen zouden er
spelers
anders kunnen uitzien na een sprint-
informatie over de meest recente
taak. Gezien inspanningsgebonden
hamstringblessure
veranderingen in signaalintensiteit
verzamelen, hadden we dus ook
(T2 relaxatietijd van spierwater)
geen
sterk
letsellokalisatie
afhankelijk
zijn
van
de
even
accuraat
gedetailleerde
konden
idee
van
exacte
binnen
het
intensiteit van de inspanning en een
hamstringcomplex in de letselgroep.
vrij kort half leven hebben (na 7
Dit maakt dat we ook geen notie
minuten is signaal reeds voor de
hebben van de eventuele invloed van
helft
teruggekeerd naar de
T2
de exacte letsellokalisatie op de
waarde in rust), hebben we er
kwaliteit
resoluut
hamstringactivatie
voor
gekozen
geen
sprintprotocol in deze studie op te
en
kwantiteit
en
van
de
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
corresponderende
11
metabole
dewelke ook een significant lagere
respons.
uithoudingscapaciteit
(4) Als laatste dient meegenomen te
tijdens de excentrische oefening.
worden dat we op basis van deze
Deze bevindingen doen vermoeden
studie
dat
geen
conclusies
kunnen
vertoonde
hamstringblessures
maken voor wat betreft de indicatie
compensatoire spieractivatie en –
van
rekruteringspatronen met zich mee
een
spier-functionele
MRI
evaluatie in het vaststellen van de
brengen, dewelke ervoor zorgen dat
ernst van het voormalige letsel noch
de spier sneller en in grotere mate
de mate waarin de speler klaar is om
verzuurd en vermoeid raakt tijdens
terug
(excentrische)
op
het
voormalig
te
participeren.
competitieniveau
inspanning.
Dit
gegeven zou ook de hoge recidief
We hebben geen statistisch verband
cijfers
gevonden tussen de tijd tussen het
voetbalspelers.
laatste letsel en de testprocedure en
gezonde controlegroep een veel
de
laatste
meer gedissocieerd en gevarieerd
revalidatieperiode enerzijds, en de
activatiepatroon vertoonde, gaan wij
karakteristieken van de metabole
ervan uit dat de precieze kwantiteit
spierrespons anderzijds, doch dit
en kwaliteit van hamstringvezel
kan het gevolg geweest zijn van een
rekrutering en de onderliggende
gebrek aan power.
neuromusculaire
duur
van
de
kunnen
verklaren
bij
Aangezien
de
coördinatie-
mechanismen van essentieel belang
zijn
in
het
efficiënt
en
veilig
CONCLUSIE
functioneren van deze spiergroep en
Binnen deze studie werd gekeken
zijn
naar de omvang en de precieze
Spier-functionele MR beeldvorming
locatie van metabole veranderingen
is
binnen het hamstringcomplex na een
methode
uitputtende excentrische hamstring
complexe
oefening.
coördinatiekarakteristieken in kaart
kwantitatief
We
hoger
symmetrisch
weerhouden
konden
bij
en
een
meer
blessuregevoeligheid.
een
valide
en
gebleken
betrouwbare
om
deze
intramusculaire
te brengen.
activatiepatroon
Clinici
de
samenwerkingsverband tussen de
letselgroep,
en
trainers
moeten
dit
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
verschillende
hamstringbundels
6.
Carling C, Le Gall F, Orhant E. A FourSeason Prospective Study of Muscle
Strain Reoccurences in a Professional
Football Club. Res Sports Med
2011;19:92–102.
7.
Askling CM, Tengvar M, Saartok T, et al.
Acute first-time hamstring strains during
high speed running. A longitudinal study
including clinical and magnetic resonance
imaging findings. Am J Sports Med
2007;35:197–206.
Schache AG, Dorn TW, Blanch PD, et al.
Mechanics of the human hamstrings
during sprinting. Med Sci Sports Exerc
2012;44:647–58.
indachtig zijn en respecteren, zeker
voor wat de BF en de ST betreft. In
plaats van in (kracht)training in
hoofdzaak de BF te solliciteren, moet
men
steeds
een
optimale
spierconditie van zowel de ST en de
12
BF nastreven (en ook de SM),
ongeacht
welke
spier
8.
effectief
onderwerp werd van een verrekking
of scheur. De ST vervult immers een
sleutelrol binnen zowel prestatiebevordering en blessurepreventie en
verdient zodoende evenveel (of zelfs
meer) aandacht als (dan) de BF.
REFERENTIES
1.
Woods C, Hawkins RD, Maltby S, et al. The
Football Association Medical Research
Programme: an audit of injuries in
professional football—analysis of
hamstringinjuries. Br J Sports Med
2004;38:36–41.
2.
Hicke J, Shield AJ, Williams MD, et al. The
financial cost of hamstring strain injuries
in the Australian Football League. Br J
Sports Med 2014;48:729–30.
3.
Opar D, Williams MD, Shield AJ.
Hamstring injuries: factors that lead to
injury and re-injury. Sports Med
2012;42:209–26.
4.
Elliot M, Zarins B, Powell J, et al.
Hamstring muscle strains in professional
football players: a 10 year review. Am J
Sports Med 2011;39:843.
5.
Ekstrand J, Hägglund M, Waldén M. Injury
incidence and injury patterns in
professional football: the UEFA injury
study. Br J Sports Med 2011;45:553–8.
9.
Mendiguchia J, Alentorn-Geli A, Brughelli
M. Hamstring strain injuries: are we
heading the right direction? Br J Sports
Med 2012;46:81–5.
10. van Beijsterveldt AMC, van der Horst N,
van de Port IG, et al. How effective are
exercise-based injury prevention
programmes for soccer players? A
systematic review. Sports Med
2013;43:257–65.
11. van Beijsterveldt AMC, van de Port IGL,
Verijken AJ, et al. Risk factors for
hamstring injuries in male soccer players:
a systematic review of prospective
studies. Scand J Med Sci Sports
2013;23:253–62.
12. Desmet AA, Best TM. MR imaging of the
distribution and location of acute
hamstring injuries in athletes. Am J
Roentgenol 2000;174:393–9.
13. Askling CM, Koulouris G, Saartok T, et al.
Total proximal hamstring ruptures: clinical
and MRI aspects including guidelines for
postoperative rehabilitation. Knee Surg
Sports Traumatol Arthrosc 2013;21:515–
33.
14. Schache AG, Dorn TW, Wrigley TV, et al.
Stretch and activation of the human
biarticular hamstrings across a range of
running speeds. Eur J Appl Physiol
2013;113:2813–28.
15. Chumanov ES, Heiderscheit B, Thelen DG.
The effect of speed and influence of
individual muscles on hamstring
Schuermans J., Van Tiggelen D., Danneels L. & Witvrouw E., Universiteit Gent & Aspetar Doha
mechanics during the swing phase of
sprinting. J Biomech 2007;40:3555–62.
16. Chumanov ES, Heiderscheit BC, Thelen
DG. Hamstring musculotendon dynamics
during stance and swing phases of highspeed running. Med Sci Sports Exerc
2011;43:525–32.
13
17. Higashihara A, Ono T, Kubota J, et al.
Functional differences in the activity of
the hamstring muscles with increasing
running speed. J Sports Sci 2010;28:1085–
92.
18. Onishi H, Yagi R, Oyama M, et al. EMGangle relationship of the hamstring
muscles during knee flexion. J
Electromyogr Kinesiol 2002;12:399–406.
19. Higashihara A, Ono T, Kubota J, et al.
Functional differences between individual
hamstring muscles at different running
speeds. Med Sci Sports Exerc
2010;42:404–10.
20. Cagnie B, Elliot J, O’Leary S, et al. Muscle
functional MRI as an imaging tool to
evaluate muscle activity. J Orthopaedic
Sports Phy Ther 2011;41:896–903.
21. Segal RL. Use of imaging to assess normal
and adaptive muscle function. Phys Ther
2007;87:704–18.
22. Cagnie B, Dickx N, Peeters I, et al. The use
of functional MRI to evaluate cervical
flexor activity during different cervical
flexion exercises. J Appl Physiol
2007;104:230–5.
23. Akima H, Takahashi H, Kuno S, et al.
Coactivation pattern in human quadriceps
during isokinetic knee-extension by
muscle functional MRI. Eur J Apply Physio
2004;91:7–14.
24. Akima H, Kinugasa R, Kuno S. Recruitment
of the thigh muscles during sprint cycling
by muscle functional magnetic resonance
imaging. Int J Sports Med 2005;26:245–
52.
25. De Ridder EMD, Van Oosterwijck JO,
Vleeming A, et al. Muscle functional MRI
analysis of trunk muscle recruitment
during extension exercises in
asymptomatic individuals. Scand J Med
Sci Sports 2014.
26. Kubota J, Ono T, Araki M, et al. Nonuniform changes in magnetic
resonancemeasurements of the
semitendinosus muscle following
intensive eccentric exercise. Eur J Appl
Physiol 2007;101:713–20.
27. Kellis E, Galanis N, Kapetanos G, et al.
Architectural differences between the
hamstring muscles. J Electromyogr
Kinesiol 2012;22:520–6.
28. Sole G, Milosavljevic S, Nicholson H, et al.
Altered muscle activation following
hamstring injuries. Br J Sports Med
2012;46:118–23.
29. Peterson J, Hölmich P. Evidence based
prevention of hamstring injuries in sport.
Br J Sports Med 2005;39:319–23.