Männlich Weiblich Sächlich Mehrzahl Indeling groepen

NAAMVALLENSCHEMA
alte
alten
alten
alten
Mann
Mann(e)s
Mann
Mann
die
der
der
die
junge
jungen
jungen
junge
Frau
Frau
Frau
Frau
Sächlich
das (-es) tolle
des
tollen
dem
tollen
das (-es) tolle
Kind
Kind(e)s
Kind
Kind
Mehrzahl
die
der
den
die
netten
netten
netten
netten
Leute
Leute
Leuten
Leute
Let op: - De uitgang -as (bij das), wordt -es, bij alle andere vormen van de „Der-Gruppe“: dieses kleine Kind, jedes kleine Kind enz.
- Bij Dativ Mehrzahl krijgt het „Substantiv“ (zelfstandig naamwoord) een extra -n, tenzij deze -n er al staat, of het zelfstandig
naamwoord op een -s- eindigt. bv. … den Autos , … den Babys .
- Bij Genitiv männlich en sächlich komt er -s of -es achter het zelfstandig nw. Bij een 1-lettergrepig woord +s en bij langere woorden+es.
1. Nominativ
2. Genitiv
3. Dativ
4. Akkusativ
ein
eines
einem
einen
alter
alten
alten
alten
Mann
Mann(e)s
Mann
Mann
eine
einer
einer
eine
junge
jungen
jungen
junge
Frau
Frau
Frau
Frau
ein
eines
einem
ein
tolles
tollen
tollen
tolles
Kind
Kind(e)s
Kind
Kind
keine
keiner
keinen
keine
netten
netten
netten
netten
Leute
Leute
Leuten
Leute
Let op: - Bij Nominativ männlich en Nominativ & Akkusativ sächlich heeft de „Ein-Gruppe“ geen uitgang, maar is er een afwijkende uitgang
bij het „adjektiv“(bijv.nw.) : dein alter Mann, unser alter Mann, kein kleines Kind, euer kleines Kind, Ihr kleines Kind, enz.
- Bij Dativ Mehrzahl krijgt het „Substantiv“ (zelfstandig naamwoord) een extra -n, tenzij deze -n er al staat, of het zelfstandig
naamwoord op een -s- eindigt. bv. … den Autos , … den Babys .
1. Nominativ
2. Genitiv
3. Dativ
4. Akkusativ
alter
alten
altem
alten
Mann
Mann(e)s
Mann
Mann
junge
junger
junger
junge
Frau
Frau
Frau
Frau
kleines
kleinen
kleinem
kleines
Kind
Kind(e)s
Kind
Kind
nette
netter
netten
nette
Leute
Leute
Leuten
Leute
Let op: - Bij Genitiv männlich en Genitiv sächlich heeft het „Adjektiv“ (Bijv.nw.) een afwijkende uitgang: namelijk -en (i.p.v. -es).
- Bij Dativ Mehrzahl krijgt het „Substantiv“ (zelfstandig naamwoord) een extra -n, tenzij deze -n er al staat, of het zelfstandig
naamwoord op een -s- eindigt. bv. … den Autos , … den Babys .
- Bij Genitiv männlich en sächlich komt er -s of -es achter het zelfstandig nw. Bij een 1-lettergrepig woord +s en bij langere woorden+es.
sein,
werden,
bleiben
1. Nominativ
Onderwerp / Naamw.dl wie/ wat + gez.? / kopp.ww.
2. Genitiv
Geeft bezit aan
van (de/ een/ deze/ mijn enz.)*
3. Dativ
Meewerkend voorwerp
aan / voor wie / wat?*
4. Akkusativ
Lijdend voorwerp
wie/ wat + gezegde + ond.?*
Naamvallenschema
Bovenbouw St.-Odulphuslyceum
sectie Duits
HEN
©
d- (der, die, das)
allbeiddiesjedjenmanchsämtlichsolchwelcheinkeinmeindeinseinihrunsereuerihrIhr-
de, het
alle
beide
deze, dit
iedere, elke
die, dat
menig, sommige
alle
zulke
welke
een
geen
mijn
jouw
zijn
haar
ons
jullie
hun
uw
Indien er ‘niets’ (geen vorm
van de Der- of Ein-Gruppe)
voor het „Adjektiv“
(bijv.nw.) staat, dan krijgt
het Adjektiv de uitgangen
vd. Der-Gruppe.
Behalve bij Genitiv männlich
en sächlich: -en (i.p.v. -es)
Stappenplan
1. Welke groep?
* Er zijn ook voorzetsels met een vaste 2e, 3e of 4e naamval.
Indeling groepen
Der-Gruppe
der
des
dem
den
Weiblich
Ein-Gruppe
1. Nominativ
2. Genitiv
3. Dativ
4. Akkusativ
Männlich
Ohne-Gruppe
Geschlecht
Kasus (Fall)
- Bevat het zinsdeel een woord van de Der-Gruppe of Ein-Gruppe?
Zo niet? Dan kom je automatisch bij de Ohne-Gruppe.
2. Welk geslacht? - Geslacht: männlich m, weiblich f/w, sächlich n/s, Mehrzahl pl/Mz.
3. Welke naamval? - Voorzetsels met vaste naamval.
(aus+3, für+4, auf+3/4 enz.)
- Werkwoorden met vaste naamval.
(danken+3, fragen+4 enz.)
- Zin ontleden.
(gezegde (=alle ww.), ond., nw.dl., meew.vw., lijd.vw.)
4. Welke uitgang? - Zie schema: Der-Gruppe, Ein-Gruppe, Ohne-Gruppe.
NAAMVALHULP
Genitiv
Dativ
2
Voorzetsels:
3
Voorzetsels:
während
wegen
tijdens
vanwege
(an-)statt
anhand
laut
mittels
trotz
in plaats van
aan de hand van
volgens
middels
ondanks
Tegenwoordig wordt vaak
de combinatie von+ Dativ
i.p.v. de Genitiv gebruikt:
Bv.
Das Auto meines Vaters.
Das A. von meinem Vater_.
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
na, naar
sinds
van
naar, bij
außer
gegenüber
gemäß
(na) entlang …
an … entlang
behalve
tegenover
conform
langs
langs
4
Voorzetsels:
bis
durch
für
gegen
ohne
um
tot
door
voor
tegen
zonder
om
(voor) … entlang
langs
Uitdrukking:
es gibt / gibt es?
er is/zijn / is/zijn er
Ook in de verleden tijd:
Dativ / Akkusativ
Voorzetsels:
an
auf
hinter
in
neben
unter
über
vor
zwischen
* deze worden ook veelal gebruikt
bij tijdsbepalingen.
(vor: v.t., an: heden, in= t.t.)
WO - WANN
Werkwoorden:
danken
gratulieren
helfen
gefallen
Let op:
Bij de bovenstaande
voorzetsels kan dit NIET!
Daar moet je dus wel de
Genitiv blijven gebruiken!
bitten
fragen
 3*
(zich bevinden / tijdsbepaling)
Werkwoorden:
bedanken
feliciteren
helpen
bevallen
aan, op*
op
achter
in*
naast
onder
over, boven
voor*
tussen
Wanneer welke naamval?
es gab / gab es?
Das Kind meiner Tante.
Das K. von meiner Tante.
verzoeken
vragen
WOHIN
 4*
(doelgerichte beweging)
* Kijk hiervoor naar het voorzetsel
en het erachterstaande zinsdeel
Dat, samen met het gezegde, moet
de wo – wann of wohin uitdrukken.
Werkwoorden +3: Lijdend voorwerp. +4  +3
Werkwoorden +4: Meewerkend vw. +3  +4
Indien dit niet te zeggen is:
Bv. Er gratuliert mir (lv.+3!) zum Geburtstag.
Ich frage dich (mv.+4!) um Hilfe.
auf & über: +4
de rest: +3
Das POSSESSIVPRONOMEN
(bezittelijk vnw.)
Das PERSONALPRONOMEN
(persoonlijk voornaamwoord)
mijn
jouw
zijn
haar
het
ons
jullie
hun
uw
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
u
mein_
dein_
sein_
ihr_
sein_
unser_
euer_
ihr_
Ihr_
Akkusativ
1
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
hem
ons
jullie
hen, ze
u
3
mir
dir
ihm
ihr
ihm
uns
euch
ihnen
Ihnen
7/2 Regel 
Das REFLEXIVPRONOMEN
(wederkerend voornaamwoord)
4
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
.
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
u
1
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
wasche
wäschst
wäscht
wäscht
wäscht
waschen
wascht
waschen
waschen
4
3
mich. / mir
dich. / dir
sich. / sich
sich. / sich
sich. / sich
uns. / uns
euch. / euch
sich . / sich
sich . / sich
.
die Haare.
die Haare.
die Haare.
die Haare.
die Haare.
die Haare.
die Haare.
die Haare.
die Haare.