Imperfectum 意味 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 aandoen aankomen afwassen bakken beginnen begrijpen behangen bewegen bezoeken bijten blazen blijven breken brengen denken doen dragen drinken eten gaan genezen geven gieten hangen hebben helpen houden inbreken innemen kiezen kijken klimmen komen kopen krijgen kunnen lachen laten lezen liggen lopen meegaan meenemen moeten mogen onderzoeken ontbijten opstaan oversteken overvallen rijden 過去単数 deed aan 到着する kwam aan 洗い流す waste af 焼く bakte 始める begon 理解する begreep 飾る、壁紙を張る behing 動く bewoog 訪問する bezocht 噛む beet 息を吹く blies 留まる、滞在する bleef 壊れる brak 持ってくる bracht 考える dacht ~をする deed 着る droeg 飲む dronk 食べる at 行く ging 治癒する genas 与える gaf 注ぐ goot 掛ける hing 持つ had 助ける hielp 維持する hield 押し入る、家宅侵入する brak in 積み込む、集める nam in 選ぶ koos 見る keek 登る、上昇する klom 来る kwam 買う kocht 手に入れる kreeg ~出来る kon 笑う lachte ~させる liet 読む las 横たわる lag 歩く、走る liep 一緒に行く ging mee 取る nam mee ~しなければならない moest ~してよい mocht 調査する onderzocht 朝食をとる ontbeet 起きる stond op 横切る、渡る stak over 襲撃する、奇襲する overviel 乗る reed 身に着ける 過去複数 deden aan kwamen aan wasten af bakten bogonnen begrepen behingen bewogen bezochten beten bliezen bleven braken brachten dachten deden droegen dronken aten gingen genazen gaven goten hingen hadden hielpen hielden braken in namen in kozen keken klommen kwamen kochten kregen konden lachten lieten lazen lagen liepen gingen mee namen mee moesten mochten onderzochten ontbeten stonden op staken over overvielen reden Perfectum 過去完了形 (hebben) aangedaan (zijn) aangekomen (hebben) afgewassen (hebben) gebakken (zijn) begonnen (hebben) begrepen (hebben) behangen (hebben) bewogen (hebben) bezocht (henbben) gebeten (hebben) geblazen (zijn) gebleven (hebben) gebroken (hebben) gebracht (hebben) gedacht (hebben) gedaan (hebben) gedragen (hebben) gedronken (hebben) gegeten (zijn) gegaan (hebben) genezen (hebben) gegeven (hebben) gegoten (hebben) gehangen (hebben) gehad (hebben) heholpen (hebben) gehouden (hebben) ingebroken (hebben) ingenomen (hebben) gekozen (hebben) gekeken (hebben) geklommen (zijn) gekomen (hebben)gekocht (hebben) gekregen (hebben) gekund (hebben) gelachen (hebben) gelaten (hebben) gelezen (hebben) gelegen (hebben/zijn) gelopen (zijn) meegegaan (hebben) meegenomen (hebben) gemoeten (heben) gemogen (hebben) onderzocht (hebben) ontbeten (zijn) opgestaan (zijn) overgestoken (hebben) overvallen (hebben/zijn) gereden 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 roepen scheiden schijnen schrijven slapen sluiten snijden spreken springen staan steken stelen sterven stijgen strijken treffen trekken uitdoen uitgaan uitsteken uittrekken vallen varen verbieden vergeten verkopen verliezen verstaan vertrekken vervangen vinden vliegen voorkomen vragen vriezen wassen wegen wijzen willen winnen worden zeggen zien zijn zingen zitten zoeken zullen zwemmen riep scheidde 光る、輝く、 de zon scheen 書く schreef 寝る sliep 閉める sloot 切る sneed 話す sprak 弾む、跳ねる sprong 立つ、立っている stond 刺す、行き詰まる stak 盗む stal 死ぬ、滅びる stierf 上がる steeg アイロンをかける streek 当てる、命中する trof 引く、引っ張る trok 脱ぐ、スイッチを切る deed uit 外へ出る、出ていく ging uit 伸ばす、突き出す stak uit 脱ぐ、引き抜く trok uit 落ちる、転ぶ viel (船などに)乗る voer 禁止する verbood 忘れる vergat 売る verkocht 失う,負ける verloor 理解する verstond 出発する vertrok とって代わる verving 見つける、出くわす vond 飛ぶ、空輸する vloog 先に出る voorkwam 質問する vroeg 凍る het vroor 洗う waste 重さをはかる woog 示す、指示する wees ~したい wou/wilde 勝つ won ~になる werd 言う zei 見る zag 存在する(英語のbe動詞) was 歌う zong 座っている zat 探す zocht (未来を表す助動詞) zou 泳ぐ zwom 叫ぶ 分ける、隔てる riepen scheidden schreven sliepen sloten sneden spraken sprongen stonden staken stalen stierven stegen streken troffen trokken deden uit gingen uit staken uit trokken uit vielen voeren verboden vergaten verkochten verloren verstonden vertrokken vervingen vonden vlogen voorkwamen vroegen wasten wogen wezen wilden wonnen werden zeiden zagen waren zongen zaten zochten zouden zwommen (hebben) geroepen (zijn) gescheiden de zon heeft geschenen (hebben) geschreven (hebben) geslapen (hebben) gesloten (hebben) gesneden (hebben) gesproken (hebben) gesprongen (hebben) gestaan (hebben) gestoken (hebben) gestolen (zijn) gestorven (zijn) gestegen (hebben) gestreken (hebben) getroffen (hebben) getrokken (hebben) uitgedaan (zijn) uitgegaan (hebben) uitgestoken (hebben)uitgetrokken (zijn) gevallen (hebben/zijn) gevaren (hebben) verboden (hebben/zijn) vergeten (hebben) verkocht (hebben) verloren (hebben) verstaan (zijn) vertrokken (hebben) vervangen (hebben) gevonden (hebben/zijn) gevlogen (hebben) voorkomen (hebben) gevraagd het heeft gevroren (hebben) gewassen (hebben) gewogen (hebben) gewezen (hebben) gewild (hebben) gewonnen (zijn) geworden (hebben) gezegd (hebben) gezien (zijn) geweest (hebben) gezongen (hebben) gezeten (hebben) gezocht 願望、助言、丁寧なお願いの際に使われる。 (hebben/zijn)gezwommen
© Copyright 2025 ExpyDoc