“Dat was het dan” zeg ik zachtjes. Dat was het

“Dat was het dan” zeg ik zachtjes.
Dat was het dan, is de zin die door mijn hoofd blijft spoken.
Het is voorbij, over.
Ik voel mij verdrietig, alleen, bezweet. Het is alsof ik onder water zwem en niet meer boven kan komen.
Het is geen fijn gevoel.
Het zou zo mooi worden, had ik mezelf gezegd. Tranen zouden over mijn wangen lopen, zo mooi zou het
worden.
In plaats van tranen van blijdschap voel ik nu één traan, één traan over mijn wang lopen. Één traan van
verdriet. Het voelt alsof ik iemand kwijt ben.
Twee jaar geleden, precies dit gevoel. Ik had mezelf beloofd dit gevoel nooit meer te beleven. Ik had het mis.
Het is er gewoon weer. Het is er gewoon weer, maar nu honderd keer zo erg.
Wat moet ik doen? Hoe ben ik hier al die andere keren mee om gegaan? Je zou bijna kunnen zeggen dat ik
expert ben. Maar ik weet het niet meer. Ik heb het verdrongen. Vergeten en verdrongen.
Vorige keer belde ik haar op. Dat was een slecht plan, “jij bent echt wanhopig” kreeg ik naar mijn hoofd
gesmeten. “Sorry” zei ik. Sorry? Hoezo zei ik sorry? Het was niet mijn schuld. Ik had niks gedaan. Maar toch
zeg je dan sorry. Raar eigenlijk, hoe snel dat kan gaan. Voor je het weet, verontschuldig je je voor iets, wat je
helemaal niet gedaan hebt. Raar.
Ik pak mijn telefoon. Met trillende handen toets ik het nummer in. Mam, alsjeblieft neem op. Godverdomme.
In gesprek. Ze zal wel weer een telefoontje plegen voor de zaak. Altijd hetzelfde verhaal. Nooit kan ik mijn
hart luchten bij mama, als ik haar echt nodig heb.
Ik zit hier. Alleen. Verdrietig. Met mijn telefoon in mijn hand. Kut telefoon. Dit is waar het allemaal mee
begon. Het begon met een onschuldig berichtje over studie, “welk deel van de presentatie doe jij?”.
Onschuldig, dat was het toen. Wie had gedacht dat het zo ver had kunnen gaan. Wie had het ooit gedacht? Ik
niet. Ik zeker niet. Misschien zij wel. Zij begon, zij stuurde het eerste berichtje.
Misschien heb ik het wel overdacht. Misschien zag ik dingen die er niet waren. Ik weet het niet. Het enige wat
ik weet is dat het over is. Het is over.
Ik zit hier, alleen, helemaal alleen op de tribune van het voetbalveld. Shit, wat is het soms toch lekker om
alleen te zijn. Altijd die drukte overal. Altijd die stress, ik word er gek van. Ik hoor de vogels zingen. Was ik
maar een vogel denk ik vaak. Heerlijk. Geen zorgen, overal heen kunnen vliegen waar je wilt.
Ik voel een hand op mijn schouder.
Shit man wie is dit?
Ik draai me verschrikt om.
“Ey man, gaat het?” hoor ik.
Gelukkig het is Ruben. Mijn beste vriend.
“Ja man, het gaat”
Ruben is er voor me. Zoals altijd.
Wil je een peuk? Zegt Ruben.
Een peuk. Wow, ja graag. Ik was gestopt, maar nu even niet.
“Kom maar door” Zeg ik met een krakende stem.
Een peuk. Wat heb ik dit gemist.
“Het is niet gelukt gast” zeg ik bedroefd.
“Ja ik had al zo’n vermoeden” zegt Ruben lachend.
“Wat heb ik verkeerd gedaan, waar is het mis gegaan” zeg ik terwijl ik voel dat mijn tranen doorkomen.
“Ik weet het niet man, ik weet het niet”
Ik zie haar nog staan. Alsof het de dag van gisteren was. Vol glorie, zoals ze altijd was. Vrolijk, liefdevol, mooi.
Ze was een prachtvrouw.
En nu? Nu is ze weg. Gedumpt. Pijnlijk en hard gedumpt.
“Wat zullen we doen?” Vraag ik aan ruben.
Ruben is een perfecte vriend. Je kan altijd bij hem terecht. Hopelijk zeggen anderen dit ook over mij, bedenk
ik me nu. Hopelijk vinden mensen mij net zo perfect als Ruben. Zij niet, zij vond mij niet perfect.
“Biertje” vraagt Ruben.
Biertje. zeg ik.
Tien jaar later. Sta ik hier. Ik bedenk het me.
Het moment dat ik daar zat. Daar op de tribune was pas het begin van het mooiste wat ooit in mijn leven is
overkomen.
Later die dag zaten Ruben en ik daar in het café.
Ik nog met tranen over mijn wangen, een paar peuken en biertjes verder.
Ruben met geruststellende woorden.
“Er zwemmen nog genoeg vissen in de zee” hoor ik hem zeggen.
Ja tuurlijk, denk ik.
Maar juist op dat moment, zie ik een meisje binnenkomen.
Bam. Weg was het. Weg was mijn verdriet. Want wauw. Het meisje dat daar liep. Was nog vrolijker en mooier
dan het meisje wat mij net gedumpt had. Ik aarzelde geen moment. Nam een slok bier en stapte op haar af.
En ik hoor het mezelf nog denken.
“Dat was het dan”,
Ha. Niks dat was het dan. Dat was juist het begin. Het begin van iets moois.
Want juist op dit moment. Dat ik hier sta, met het meisje van het café. hoor ik in mijn linker oor.
“Je mag nu, de bruid kussen.”