Bijlage 1 Wat is fraude? Definitie Het begrip fraude is niet in de wet gedefinieerd. Fraude is een verzamelbegrip van (strafrechtelijke) bepalingen waarbij het gaat om vermogensdelicten zoals valsheid in geschrifte, verduistering, oplichting, (niet-)ambtelijke corruptie en eenvoudige en bedrieglijke bankbreuk. Naast de hierboven genoemde strafbare feiten is fiscale fraude een veel voorkomende vorm van fraude. De kern van fraude is: er moet sprake zijn van het schenden van regels. Bij fraude bevoordeelt iemand zichzelf en/of een ander (persoon of organisatie). Bij fraude wordt vaak misbruik van vertrouwen gemaakt. Wie fraudeert Bij fraude staan altijd drie elementen centraal: gelegenheid, motivatie/ druk en rationalisatie. De gelegenheid is de mogelijkheid die het waterschap openlaat om een eventuele fraude uit te voeren (te beperken door beheersmaatregelen). Het element motivatie/ druk betreft de (externe) prikkel van de fraudeur die tot de fraude kan leiden (bijv. geld, prestige, privésituatie). Het element rationalisatie heeft betrekking op integriteit en gedrag van mensen. Goed voorbeeldgedrag van de leiding en bestuur is hierbij essentieel. Fraudepreventie Het risico op fraude kan worden ingeperkt door onderstaande beheersmaatregelen. Om alle onderkende frauderisico’s volledig af te dekken, is wellicht een onevenredig groot controleapparaat nodig. De doelmatigheid van de beheersmaatregelen moet daarom niet uit het oog worden verloren. 1. Risicomanagement: onderkennen en inventariseren frauderisico’s, vaststellen van beheersmaatregelen en aanwijzen verantwoordelijke voor naleving. 2. Beschikken over actueel integriteitsbeleid en stimuleren bewustwording van het belang van integriteit. Belangrijk hierbij zijn discussies over voorkomende dilemma’s uit de praktijk. 3. Soft controls (=beheersingsmaatregelen die ingrijpen op en/of appelleren aan het persoonlijk functioneren van medewerkers (overtuiging, persoonlijkheid) en die van invloed zijn op bijvoorbeeld de motivatie, loyaliteit, integriteit, inspiratie en normen en waarden): a. Helderheid: de organisatie moet helderheid scheppen over de verwachtingen die zij heeft met betrekking tot frauduleus en/ of (on)rechtmatig handelen. b. Voorbeeldgedrag: bestuur en leidinggevenden moeten het goede morele voorbeeld geven. Als leidinggevenden een verkeerd voorbeeld tonen, ondermijnt dit het beleid en de procedures. Goed voorbeeldgedrag vergroot juist de morele boodschap. c. Zichtbaarheid: de ervaren detectiekans is van invloed op frauduleus gedrag. d. Bespreekbaarheid: regels kunnen op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Daarom is het belangrijk dat vraagstukken over de toepassing van regels met elkaar besproken worden. e. Handhaving: frauduleus handelen moet worden bestraft. Wanneer dit niet gebeurt geeft het management impliciet aan dat dergelijk gedrag acceptabel is. 4. Hard controls, zoals functiescheiding, uitvoeren van audits, duidelijke en transparante procedures en richtlijnen.
© Copyright 2024 ExpyDoc