Studiedag: Nederlandse literatuur, hoezo? donderdag 30

Leuvens Instituut voor het Onderzoek van de Nederlandse Literatuur
Studiedag: Nederlandse literatuur, hoezo?
donderdag 30 april 2015
KU Leuven – Faculteit Letteren (MSI 03.12)
Blijde Inkomststraat 21 – 3000 Leuven
Programma
13.30: Onthaal
14.00-14.15: Verwelkoming en uitreiking Omer Karel De Laey prijs
14.15-14.35: Geert Claassens (KU Leuven): middeleeuwen
14.35-14.55: Lia van Gemert (UvA): Gouden Eeuw
14.55-15.15: Lotte Jensen (Radboud Universiteit Nijmegen): negentiende eeuw
15.15-15.35: Yra van Dijk (Universiteit Leiden): twintigste en eenentwintigste eeuw
15.35-16.00: Pauze
16.00-17.30: Paneldiscussie met de sprekers en de auteurs Marc Kregting en Koen Peeters
17.30-18.30: Receptie (hal Erasmushuis)
Toegang gratis. Inschrijven vóór 23 april via [email protected].
Nederlandse literatuur,
hoezo?
Meer dan ooit staat het statuut van de Nederlandse literatuur
(en bijgevolg ook van de Nederlandse literatuurstudie) ter
discussie. Het ‘nationalistische’ concept van een literaire
eigenheid (verwezenlijkt in een collectieve canon, een traditie en
soms zelfs gemythologiseerd tot een volksaard) heeft blijkbaar
afgedaan. In plaats daarvan wordt gepleit voor een nieuw
concept van ‘wereldliteratuur’. Tegelijk wordt toch door de
Nederlandse
Taalunie
een
meerdelige
nieuwe
literatuurgeschiedenis gerealiseerd die de eigenheid van het
taalgebied zo veel mogelijk in de kijker tracht te plaatsen.
Kortom, in sommige gevallen is de Nederlandse en de Vlaamse
literatuur één, op andere ogenblikken worden beide literaturen
als autonoom tegen elkaar uitgespeeld, en in nog andere
contexten wordt aan die etiketten elk bestaan (en elke
relevantie) ontzegd. De academische wereld laat dezelfde
gelaagdheid zien in de manier waarop ze de Nederlandse
literatuur bestudeert, of niet langer bestudeert.
Op deze studiedag willen wij die spanningen articuleren door
deze vraagstelling te toetsen aan uiteenlopende periodes. In
welk opzicht heeft een ‘nationale’ of ‘taalkundige’ afbakening
nog zin, als weerspiegeling van de historische realiteit of als
theoretisch concept? Wat zijn de gevolgen van die discussies
voor lezers, voor mensen in het onderwijs, voor mensen in het
onderzoek?