dat is de vraag

reportage
reportage
VAN GOGH,
OF TOCH
GEEN VAN
GOGH?
dat is de vraag
Tekst: Hans Matheeuwsen | Foto’s: Catrinus van der Veen
Vincent van Gogh tekende en schilderde veel, en betaalde
niet zelden in natura. Zo moeten er veel werken van hem
hun weg naar onbekende eigenaren hebben gevonden.
Sophie en Klaas Elzinga claimen vier schilderijen uit zijn
Nuenense periode in beheer te hebben. Het Van Gogh
Museum echter ontkent in alle toonaarden. De stijl komt
niet overeen met die van de wereldberoemde kunstschilder,
houdt het museum vol.
028
PETER NAgelkerke en Sophie Elzinga
029
reportage
reportage
KLAAS en Sophie Elzinga
T
egenover de constatering van het Van
Gogh Museum in Amsterdam staat
een stapel aan wetenschappelijke
rapporten die de vier werken weldegelijk toeschrijven aan Van Gogh. Heel kort en bondig
samengevat komen verfgebruik en schildertechniek overeen met andere werken uit zijn
Nuenense tijd (1883-1885). De onbekende
schilderijen zijn: ‘Korenveld’, ‘Boerenhut’,
‘Boslandschap met houtzagerij’ en ‘Schuur
met steenbakkerij’.
Nieuwsgierig naar de doeken en de achtergronden van de controverse reizen
Eindhovens Van Gogh-onderzoeker Peter
Nagelkerke en ik af naar het dorp Elahuizen
in Friesland, waar Sophie en Klaas Elzinga
030
wonen. Ze runnen een galerie in het Friese
Workum. Sophie is geboren in Eindhoven
en blijkt bovendien de dochter van voormalig PSV-spits Henk van Kooijk. Hij speelde
tussen 1932 en 1939 166 wedstrijden in het
eerste en maakte 63 doelpunten. Sophie
hertrouwde op latere leeftijd en kwam zo in
Friesland terecht.
In 2013 vraagt de Eindhovense familie Keunen, eigenaar van de vier schilderstukken,
aan galeriehouders Sophie en Klaas om het
onderzoek naar de echtheid voort te zetten.
Zij doen dat na het overlijden van Hans Keunen. Hij had dit in zijn testament zo geregeld.
Hans was de enige zoon van Frans Keunen.
Frans was ooit samen met zijn vriend Walter
Kerssemakers eigenaar van een garagebedrijf
in Eindhoven. Walter was de zoon van Anton
Kerssemakers. Na diens overlijden in 1924
kocht autohandelaar Frans Keunen Antons
woonhuis met leerlooierij, om dat te verbouwen tot autobedrijf. En Anton schilderde veel
samen met Vincent van Gogh.
Hans Keunen erfde de vier werken van zijn
vader. Hij deed jaren onderzoek naar de herkomst van de schilderijen, aan de hand van
feiten, brieven, verhalen en belevenissen met
betrekking tot Van Gogh in Nuenen. In 1997
benaderde Keunen het Van Gogh Museum
voor de eerste keer met het verzoek om één
van de schilderijen, ‘Boslandschap’, te beoordelen op echtheid. Het leverde hem de eerste
afwijzing op. Het betekende tevens de opmaat
tot een langdurige strijd met het VGM over
de herkomst.
Een strijd die door Sophie en Klaas Elzinga met veel vechtlust wordt voortgezet.
Gesteund door de stapel rapporten zijn zij
inmiddels overtuigd van de authenticiteit.
Diverse deskundigen wereldwijd zijn dezelfde
mening toegedaan. Alleen het VGM houdt
zijn poot stijf: de grondering, samenstelling
en opbouw komen weliswaar overeen met ander werk van Van Gogh, evenals de pigmenten, maar dit levert geen onderscheidende
aanwijzingen op, want dit wordt bijvoorbeeld ook in schilderijen van Kerssemakers
aangetroffen, schrijft conservator Louis van
Tilborgh van het VGM in 2006. Hij besluit:
‘Stilistische vergelijking maakt ons inziens
duidelijk dat Van Gogh niet de maker van het
werk kan zijn geweest’.
En met deze conclusie in de vorm van één
enkele zin is de discussie voor het museum,
dat internationaal wordt beschouwd als dé
autoriteit op het gebied van Vincent van
Gogh, gesloten. En wel definitief. Tot grote
frustratie van de Elzinga’s. Hoewel Van Tilborgh op een kunstkennerscongres in juni
2014 over echtheidsonderzoek in de kunst tegenover een AD-verslaggever verklaardde dat
echtheidsonderzoek bij vroege Van Gogh’s
complex is, omdat hij toen ‘nog geen eigen
stijl had’. Sophie: „In zijn Brabantse periode
wisselde Van Gogh nogal eens van stijl. Hij
was juist op zoek naar een eigen stijl. En diezelfde Van Tilborgh wijst onze schilderijen af
om stilistische redenen!” Peter Nagelkerke is
voor negentig procent overtuigd van de echtheid. Hij ziet overeenkomsten: „Van Gogh
gebruikte vaak gebruikte of versleten penselen. Dan leken het, zoals hij het noemde,
net borstels. Dat zie je terug in zijn werk: een
ongebruikelijke penseelvoering met de toen
al dikkere strepen.”
Als ik de schilderijen nader bekijk, lijkt
met name ‘korenveld’ onmiskenbaar een
Van Gogh. Maar ja, ik ben geen kenner. En
dat moet ik ook maar niet pretenderen. In
031
reportage
reportage
In het afgelopen decennium zijn de schilderijen niet alleen door het VGM bekeken,
maar ook onderzocht door het Rijksbureau
voor Kunsthistorische Documentatie, het
Restauratie Atelier Amsterdam (SKRA), het
Instituut Collectie Nederland (ICN), en aan
de universiteiten van Tilburg en Maastricht.
Alle onderzoeken leveren op de volgende
overeenkomstige resultaten op:
korenveld
Nederland deelnemen aan een discussie over
de echtheid van een ‘Van Gogh’ is net zoiets
als je hoofd steken in een wespennest. De vele
‘deskundigen’ kunnen lelijk steken, en doen
dat ook bij de geringst voelbare aantasting
van hun autoriteit of competentie.
„Niemand wordt door het VGM serieus
genomen”, reageert Sophie, terwijl wij bij haar
thuis genieten van een copieuze Brabantse
lunch. „Je krijgt eerst een lullig briefje als afwijzing. Het VGM heeft een monopoliepositie. Waarom worden bij de onderzoeken niet
meer onafhankelijke experts geraadpleegd,
buiten het museum om? De echte strijd gaat
hier om wie als gezaghebbende kenner van
zijn werk te boek mag staan. Het vooruitzicht
van financiële winst of dreigend verlies, of om
bescherming van de persoonlijke eer.”
Later mailt ze: ‘Vanmiddag hebben Klaas
en ik het dossier doorgespit en de uitslagen
nagelezen van het SKRA en het ICN. Het is
nogmaals overduidelijk geworden dat wij
niet lijden aan verstandsverbijstering, maar
dat echt alles zwart op wit staat; het kan niet
anders of het gaat om echte Van Goghs’.
De Elzinga’s en Nagelkerke wijzen ook op de
provenance van de vier schilderijen. Dit is de
chronologie of historie van eigendom of bezit
dat de herkomst verklaart. De Eindhovense
goudsmid, fotograaf en collectioneur van
032
uit Nuenen vertrekt, laat hij zijn spullen en
schilderijen achter bij Kerssemakers, want
wie weet keert hij nog eens ooit terug. Na
diens dood koopt Frans Keunen Antons
woonhuis met leerlooierij. In 1930 verwerft Frans alle bezit als vereffening van
de schulden die Antons zoon Walter heeft
gemaakt, inclusief aanwezige doeken en
schildersmaterialen, toegeschreven aan Van
Gogh en Anton Kerssemakers. Er wordt niet
veel praat over gemaakt
omdat Helene Kröller Müller stad en land afstroopt
In Nederland deelnemen aan een
op zoek naar Van Gogh’s
discussie over de echtheid van een voor haar eigen museum.
Volgens Nagelkerke heeft
‘Van Gogh’ is net zoiets als je hoofd Vincent ‘soms dagen en
weken’ bij Kerssemakers
thuis gewerkt, en schonk
steken in een wespennest.
hij zijn schildervriend
diverse werken. Van Gogh liet ‘De aardapSamen bezoeken ze musea, praten ze over
peleters’ enige tijd bij Toon Kers thuis staan.
kunst en trekken ze de natuur in om te schil„En zo kan ik nog wel een en ander bedenken
deren. Kerssemakers wist eigenlijk niet zo
waardoor de provenance nog waarschijnlijker
goed wat hij met de extravagante kunstenaar
zal zijn”, betoogt Nagelkerke. Uiteindelijk
aan moest, zo blijkt uit zijn herinneringen
is Van Gogh’s atelier in Nuenen opgedoekt,
aan de tijd samen met Vincent in en rond
en het aanwezige werk opgestuurd. „Dat is
Eindhoven, ‘zoo brutaal, zoo ruw en onafgealthans de officiële versie, zoals bekend bij
werkt’ als de man schilderde. ‘Kers’ was wèl
de kenners. Maar er kan natuurlijk best wat
onder de indruk van Van Goghs grote ontachtergebleven zijn bij Kerssemakers”, zegt
vankelijkheid voor het schone en het goede.
Nagelkerke.
Als Vincent na het overlijden van zijn vader
kunst Antoon Hermans geldt als een zeer
verdienstelijk amateurschilder, en introduceert de kunstenaar in de lokale scene.
Jan Baijens, die een verfwinkel heeft in de
Rechtestraat, neemt Vincent mee naar Anton
Kerssemakers. Door alle contacten ontstaat
een schildersclubje, en Baijens wordt vaste
leverancier van Vincents materialen. ‘Toon
Kers’ wordt een vriend en een leerling van
Vincent van Gogh.
• Duidelijke overeenkomsten met de werkwijze van Van Gogh uit de Brabantse periode;
• Geverfd met sterk impasto, wat kenmer-
kend was voor Van Gogh in de Brabant-
se periode;
• Grondering zelfde als diverse andere werken van Vincent uit de Brabantse periode (deze is met twaalf werken vergeleken, en dezelfde werd aangetrof
fen bij o.a. ‘De aardappeleters’), en bij latere werken uit Parijs, èn Arles.
• De verflagen bestonden uit pigmenten van kleuren die weliswaar werden gebruikt door meer schilders in die tijd, maar negen waren specifiek voor Van Gogh.
• De drager van de schilderijen (doek op paneel) werd door Van Gogh bij
diverse werken gebruikt, en pasten in zijn schilderskist. Hij maakte gebruik van punaises om het paneel vast te zetten. De afdrukken zijn nog in zijn werk te zien.
Peter Nagelkerke verklaart dat Vincent zich
vooral onderscheidde door het gebruik van
de kleur ‘Mineral Blau’, die hij persoonlijk
bestelde bij de firma Schönfeld in Düsseldorf.
Hij kon deze verf niet krijgen bij Baijens.
„Mocht dat Mineral Blau door analyse
worden gevonden – daar is denk ik niet op
onderzocht –, dan betreft het zeker een Van
Gogh.”
Prof. dr. Eric Postma van de universiteit
Maastricht onderwierp de vier schilderijen
aan een digitale analyse. Hij vergeleek de
vier ‘Van Gogh’s’ met negen andere werken
uit de Nuenense periode. Zijn conclusie:
‘De digitale analyses tonen duidelijk visuele
overeenkomsten aan tussen het vele parenvergelijk van schilderijen van de Keunen- en
de referentiesets. Op basis van de resultaten
van de analyses kunnen we concluderen dat
de digitale reproducties van de Keunen-schilderijen en vele van Van Gogh-schilderijen
een overeenkomstige fijne visuele structuur
hebben’.
Tot slot nog dit. De Nederlandse kunsthisto-
ricus en Van Gogh-onderzoeker Jan Hulsker
schreef eind jaren zeventig een lijvig boek
over de kunstschilder: ‘Van Gogh en zijn
weg’. Hierin constateert hij het volgende: ‘Tot
dusver zijn in de literatuur slechts zeer weinig
werken van Van Gogh aan de zomermaanden
van 1884 toegeschreven, terwijl er toch geen
reden is om aan te nemen dat zijn activiteit
plotseling zo zeer zou zijn teruggelopen’.
En over Vincents relatie met Kerssemakers
merkt Hulsker op: ‘Behalve dat het hem
vriendschap opleverde die hij, zoals we zullen
zien, in deze tijd erg nodig had, prikkelde
het werk in Eindhoven hem tot een grote
creativiteit, waarbij hij vooral zijn kleurgevoel
sterk ontwikkelde’.
En Van Gogh zelf? In brief nr. 421 schrijft hij
aan zijn broer Theo: ‘Heb sedert uw vertrek
nog een schilderijtje gemaakt zo groot als de
knollenpluksters in de sneeuw, van de korenoogst. Een maaier en een vrouw die opbindt’.
Hulsker kent het werk niet, en concludeert
dat het helaas verloren is gegaan. „Niet dus”,
weten de Elzinga’s.
Over één ding zijn alle deskundigen het in
elk geval eens: de vier ‘Van Gogh’s’ zijn géén
Kerssemakers’. Maar als ze volgens het Van
Gogh Museum ook niet van de kunstschilder
zijn, van wie zijn ze dan wel?
boslandschap met houtzagerij
033