Aan de bedelstaf Mijn jongste zoon voetbalt. Leuke sport. Ik groeide op in de Veenkoloniën in een arbeidersmilieu en daar was het zelfs de enige sport. Omdat ik altijd ga kijken, denk ik elke zaterdag terug aan de jaren dat ik zelf speelde. Weemoed komt altijd in een modderige kleedkamer. Het leuke van voetbal is: iedereen kan het. Met een paar schoenen en een bal kom je een heel eind. Mijn oudste zoon hockeyt. Mooie sport. Er was niemand in mijn omgeving die het deed, dus tot mijn 45e kende ik het van horen zeggen. Maar ook hier: ik hou van de gezellige drukte op wedstrijddagen en op koude winteravonden tuur ik mijmerend over veld 2, denkend aan hoe mijn oudste het zich zal herinneren. Met schoenen en bal alleen ben je er echter niet. Daar hoort bij: stick, bitje (liefst twee), handschoen en hockeybroekje. Dat kan allemaal niet in mijn oude voetbaltas. Alleen al niet omdat daar S.E.T.A. opstaat. Dat staat voor Sportclub Eerste Mond tot Afdraai, de meest nauwkeurige geografische aanduiding in een clubnaam ooit. Volgens onze tegenstanders betekende het Schopt En Trapt Alles. Wij vonden onszelf Sportieve En Technische Atleten, maar werden desondanks in elkaar geslagen. Je wilt niet dat je eigen zoon voor lul loopt. Dus ook een hockeytas. Daarmee ben je er niet. In de winter gaan hockeyers de zaal in. Terwijl wij vroeger op blote voeten speelden als het moest (ik zag me al bij mijn vader aankomen) heeft mijn oudste zaalschoenen en zaalstick nodig en omdat hij net als zijn leeftijdgenoten in de groei is en van Nederlandse kinderen bekend is dat ze net even wat meer groeien dan kinderen in arme landen, moet je twee keer per jaar nieuwe spullen kopen. Als je pech hebt wisselt de mode tussendoor en zit je op vier keer. Probleem is ook dat we ons in Hoogezand bevinden. Voor leveranciers van sportspullen en hockeyspullen in het bijzonder is dat een soort no mans land. Bij de sportzaak is zijn maat altijd net niet meer voorradig - ‘heb gisteren net de laatste verkocht’ - en duurt het vier weken tot de nieuwe voorraad. Soms is het veldseizoen alweer begonnen als het telefoontje komt (als je al gebeld wordt) dat de zaalschoenen binnen zijn. Of andersom. Ik denk meestal: ik loop even Scapino, Zeeman of kringloopwinkel binnen. Voor mijn oudste zoon merkt dat ie ouwe meuk om zijn reet heeft, is ie er uitgegroeid. Mijn vrouw denkt dat meestal niet: ‘het moet wel een beetje kwaliteit zijn.’ Onzin natuurlijk. Duur of goedkoop, de hengsels en rafels hangen er binnen twee weken aan. Wij móeten altijd kopen. Onze kast ligt vol met schoenen, shirts, broekjes, trainingspakken en scheenbeschermers van oudere neefjes, maar die zijn voor voetbal. Niemand in onze familie hockeyt. Als je al niet aan de bedelstaf raakt door de uitrusting, dan wel door de benzine. Mijn jongste zoon voetbalt in Muntendam, Boven-Pekela en Kiel-Windeweer, mijn oudste zoon hockeyt in Franeker, Heerenveen en Steenwijk. Inderdaad, zo kom je nog eens ergens en ik ga graag mee, maar in al die multifunctionele accommodaties ruikt het nergens meer naar modder. Herman Sandman
© Copyright 2024 ExpyDoc