Nederlandse NEN 7349 Uitloogkarakteristieken van vaste gronden steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen. Uitloogproeven. Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen met de cascadeproef Leaching characteristics of solid earthy and stony building and waste materials. Leaching tests. Determination of the leaching of inorganic components from granular materials with the cascade test 1e druk, februari 1995 UDC 628.4.03-405:691.4:628.516.66.061.34:543.21 Samen met NEN 7343 vervangt deze norm NVN 2508 blz. Inleiding 2 1 Onderwerp en toepassingsgebied 3 2 Normatieve verwijzingen 3 3 Termen en definities 3 4 Beginsel 3 5 Analysemonsters 3 6 Reagentia 3 7 Toestellen en hulpmiddelen 3 8 Werkwijze 4 9 Berekening 5 10 Verslag be ev Pr or 5 Bijlage A – Validatie van de cascadeproef 7 Bijlage B – Bepaling van de relatieve uitloging in de cascadeproef 9 iew Bijlage C – Informatieve verwijzingen en literatuuroverzicht 10 eld Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This document may only be used on a stand-alone PC. Use in a network is only permitted when a supplementary license agreement for us in a network with NEN has been concluded. Vo Inhoud e 1995 Nederlands Normalisatie-instituut Kalfjeslaan 2, Postbus 5059, 2600 GB Delft, Telefoon (015) 690 390, Fax (015) 690 190 Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Blz. 2 NEN 7349:1995 Inleiding Vo Voor de bepaling van de diverse aspecten van het uitlooggedrag (de uitloogkarakteristieken) van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen moet een reeks van stappen worden doorlopen, met name monsterneming, monstervoorbehandeling, uitloogproeven, ontsluiting en chemische analyse van de vaste stof, respectievelijk het eluaat. Per stap is/wordt één overkoepelende norm opgesteld, waarin algemene aanwijzingen worden gegeven. Hierin wordt de samenhang gegeven tussen alle onder die stap vallende normen met elk een specifiek toepassingsgebied. Voor de bepaling van de uitloogkarakteristieken moeten de algemene aanwijzingen, respectievelijk de specifieke normen waarnaar wordt verwezen, in een goede onderlinge samenhang worden gevolgd. De cascadeproef is eerder beschreven onder de naam ’schudproef’, als onderdeel van NVN 2508. Bij de publikatie van NEN 7349 (en NEN 7343) zal NVN 2508 worden ingetrokken. De normen die de diverse aspecten van het uitlooggedrag karakteriseren, worden gefaseerd uitgewerkt en gepubliceerd. Dit houdt in, dat bij het verschijnen van NEN 7349 een deel van de betreffende normen nog niet als ontwerp of als norm is verschenen. Gebruikers van NEN 7349 zullen voor de ontbrekende stappen zelf een keuze moeten doen van de te hanteren methoden. Daarbij kan overigens gebruik gemaakt worden van de in bijlage C vermelde normen en overige publikaties die in het onderhavige kader zijn gepubliceerd. De genummerde hoofdstukken zijn normatief met uitzondering van de passages die met het kopje ’Opmerking’ zijn gemarkeerd; de inleiding en de bijlagen zijn informatief. be iew ev Pr or De algemene aanwijzingen voor de keuze en de toepasbaarheid van de uitloogproeven zijn beschreven in NEN 7340. Daarin wordt onder meer aangegeven voor welk type materialen, respectievelijk voor welke componenten de voorliggende norm kan worden gehanteerd. Tevens zijn in NEN 7340 definities vermeld voor specifieke termen, welke in deze norm worden gebruikt. NEN 7349 beschrijft de cascadeproef, waarmee de voor uitloging beschikbare fractie, als functie van de verhouding tussen vloeistof en vaste stof (de LS-waarde), wordt bepaald over een traject variërend van 20 tot en met 100 l per kg droge stof. De LS-waarde kan worden gerelateerd aan een tijdschaal, zodat op grond van de resultaten van de cascadeproef een oordeel kan worden gevormd over de tijdsafhankelijkheid van de uitloging van een materiaal onder praktijkomstandigheden. eld Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Blz. 3 NEN 7349:1995 1 Onderwerp en toepassingsgebied Deze norm beschrijft de cascadeproef voor de bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit vaste steen- en grondachtige materialen en afvalstoffen als functie van de LS-waarde, over een traject variërend van 20 tot en met 100 l per kg droge stof. Vo Voor een specificatie van de materialen waarmee ervaring is opgedaan met de uitvoering van de cascadeproef en/of waarvoor de toepasbaarheid van de cascadeproef is getoetst in een ringonderzoek volgens NEN-ISO 5725 en waarvan de precisie in termen van herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid is beschreven, wordt verwezen naar NEN 7340 en bijlage A. OPMERKING Voor het bepalen van de uitloging van anorganische componenten uit vaste steen- en grondachtige materialen en afvalstoffen als functie van de LS-waarde wordt in NEN 7340 verwezen naar twee methoden met elk een eigen gebied van LS-waarden. De kolomproef volgens NEN 7343 bestrijkt de LS-waarden van 0,1 tot en met 10 l/kg droge stof; de cascadeproef volgens NEN 7349 is bedoeld voor LS-waarden van 20 tot en met 100 l/kg droge stof. In de cascadeproef wordt het te onderzoeken materiaal achtereenvolgens 5 maal geschud met een gelijke hoeveelheid (verse) uitloogvloeistof (aangezuurd water), waarbij de concentraties van de uitgeloogde componenten in de successievelijk verkregen eluaten worden gemeten. De pH-waarde waaronder de uitloging plaats vindt, wordt opgelegd door het materiaal zelf. Op basis van de resultaten van de cascadeproef kan zowel per opgevangen fractie als cumulatief de uitgeloogde hoeveelheid van elke geanalyseerde component worden berekend. 5 Analysemonsters Voor het uitvoeren van de cascadeproef in enkelvoud is ten minste 0,1 l analysemonster nodig, waarvan het vochtgehalte g bekend is en waarvan ten minste 95 % (m/m) (droge stof) van de deeltjes kleiner is dan 4 mm. OPMERKINGEN 1. Voor de monsterneming van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen voor uitloogproeven zijn normen in voorbereiding. Geadviseerd wordt gebruik te maken van de werkwijzen als beschreven in NEN 7300 en [1]. 2. Indien het monster waaruit het analysemonster wordt verkregen een voorbehandeling moet ondergaan, wordt geadviseerd gebruik te maken van de werkwijzen als beschreven in NEN 7310. or 2 Normatieve verwijzingen OPMERKING Indien het voor de cascadeproef bestemde monster moet worden voorgedroogd voor de bereiding van het analysemonster, mag dit niet bij hogere temperatuur dan 40 °C gebeuren om te voorkomen dat er tijdens het droogproces componenten vervluchtigen of chemische omzettingen plaats hebben die van invloed zijn op het uitlooggedrag. Als het materiaal reeds de juiste korrelgrootteverdeling heeft, mag niet worden voorgedroogd. 6 Reagentia 6.1 Gedemineraliseerd water met een geleidbaarheid van ten hoogste 1 mS/cm, met salpeterzuur van analytisch zuivere kwaliteit aangezuurd tot pH = 4 " 0,1. eld 3 Termen en definities Het vochtgehalte g van het analysemonster moet zijn bepaald aan een separaat deelmonster dat is gedroogd bij (105 " 5) °C volgens NVN 7312. be iew ev Pr De volgende normen bevatten bepalingen die, doordat ernaar wordt verwezen, tevens bepalingen van deze norm zijn. NEN 7310:1995 Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen. Monstervoorbehandeling. Algemene aanwijzingen NVN 7312:1995 Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen. Monstervoorbehandeling. Monstervoorbehandeling voor de bepaling van het uitlooggedrag en het gehalte van anorganische componenten NEN 7340:1995 Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen. Uitloogproeven. Algemene aanwijzingen NEN-ISO 5725:1987 Precisie van beproevingsmethoden. Bepaling van de herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid van genormaliseerde beproevingsmethoden door interlaboratorium proeven NPR 6598:1992 Water. Afronding van resultaten van analyses. 6.2 Salpeterzuur van analytisch zuivere kwaliteit, c(HNO3) = (1 " 0,1) mol/l. 7 Toestellen en hulpmiddelen De hierna genoemde toestellen en hulpmiddelen moeten voor gebruik zijn gecontroleerd op goede werking en afwezigheid van storende elementen die het resultaat van de proef kunnen benvloeden. De onder 7.6, 7.7 en 7.8 genoemde toestellen moeten tevens zijn gekalibreerd. Voor de definities van de in deze norm gehanteerde termen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van NEN 7340:1995 en naar hoofdstuk 3 van NEN 7310:1995. 7.1 Kunststof fles van 1 l, die is gespoeld met achtereenvolgens salpeterzuur (6.2) en aangezuurd water (6.1). 4 Beginsel 7.3 Filtreerapparatuur, geschikt voor filtreren bij verhoogde of verlaagde druk. De cascadeproef heeft als doel de uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen in aëroob milieu te simuleren als functie van de LS-waarde over een traject variërend van 20 tot en met 100 l per kg droge stof. 7.4 Membraanfilters voor de filtreerapparatuur (7.3) met een poriëngrootte van 0,45 mm. 7.2 Rollenbank of schudmachine met een slag van ten minste 5 cm. 7.5 Voorfilters voor de filtreerapparatuur (7.3) met een poriëngrootte van ten hoogste 1,5 mm. Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Blz. 4 NEN 7349:1995 7.6 Analytische balans met een meetgebied tot ten minste 1000 g en een meetnauwkeurigheid beter dan " 10 mg. Voeg Vi = (800 " 10) ml aangezuurd water (6.1) toe en weeg de totale massa van de fles met inhoud (mt), weer tot op 0,1 g nauwkeurig. Sluit de fles af. 7.7 pH-meter met een meetnauwkeurigheid beter dan " 0,05 pH-eenheden. 7.8 Geleidbaarheidsmeter met een meetnauwkeurigheid beter dan 1 mS/cm. 7.9 Afsluitbare opvangflessen van kunststof. 8 Werkwijze Vo De uitloging als functie van de LS-waarde wordt bepaald door achtereenvolgens: – de eisen aan de te analyseren eluaatmonsters vast te stellen volgens 8.1 – de cascadeproef uit te voeren volgens 8.2 – het eluaat te analyseren volgens 8.3 – de berekening uit te voeren volgens hoofdstuk 9. 8.1 Eluaatmonsters De aangegeven werkwijze resulteert in een LS-waarde van 20 " 0,3 l per kg droge stof. Rol of schud de gesloten fles gedurende (23 " 0,5) h in de rollenbank of schudmachine (7.2). Het toestel moet zó worden afgesteld dat de vaste stof in volledige suspensie verkeert, zonder dat lucht wordt ingeslagen. Laat de suspensie ca. 15 min bezinken. Decanteer de vloeistof over een membraanfilter (7.4) en breng daarna de rest van het vloeistof/vaste-stofmengsel op het filter en filtreer onder verhoogde of verlaagde druk (7.3). Indien de korrelgrootteverdeling van het analysemonster zo is dat het membraanfilter (7.4) kan dichtslaan, moet tevens een voorfilter (7.5) worden toegepast. Spoel niet na. Meet van het gefiltreerde eluaat de pH (" 0,1) en de geleidbaarheid K20 (" 1 mS/cm). Schenk van het eluaat de voor analyse bestemde hoeveelheden over in passende flessen (7.9), maar vul elke fles met ten minste 10 ml. Conserveer de eluaatmonsters volgens de in 8.1 beschreven procedure. Indien meer dan 1 ml conserveringsmiddel per 250 ml eluaat nodig is, moeten de volgens 8.3 bepaalde concentraties daarvoor worden gecorrigeerd. or Bepaal de hoeveelheid eluaat die nodig is voor de analyse van de uitgeloogde componenten en de wijze waarop de eluaatmonsters moeten worden bewaard volgens de navolgende procedure: a) ga eerst na hoeveel, voor welke componenten en volgens welke methoden analyses moeten worden uitgevoerd; b) ga na voor welke componenten het eluaat moet worden geconserveerd en op welke wijze; OPMERKING c) bepaal aan de hand van het voorgaande voor elke te analyseren component de minimaal noodzakelijke hoeveelheid eluaat en de wijze waarop de eluaatmonsters moeten worden geconserveerd. De cascadeproef wordt in 5 stappen uitgevoerd bij een temperatuur die mag variëren tussen tussen 18 °C en 22 °C. 8.2.1 Stap 1 Weeg in de fles (7.1) tot op 0,1 g nauwkeurig een hoeveelheid m van het analysemonster af, zo dat m = 40/(1–g) kg. Bepaal de droge massa van het analysemonster in de fles volgens: (1) waarin: m0 is de massa van het analysemonster in de fles, in kg droge stof; m is de door verschilweging bepaalde hoeveelheid analysemonster, in kg; g is het vochtgehalte bepaald volgens NEN 5748, in g/g. eld 8.2 De cascadeproef m 0 + m (1 * g) Rol of schud de gesloten fles opnieuw gedurende (23 " 0,5) h in de rollenbank of schudmachine (7.2), op dezelfde wijze als in de vorige stap is gebeurd. Laat het materiaal 15 min bezinken. Decanteer de vloeistof over een membraanfilter (7.3 en 7.4) en breng daarna de rest van het vloeistof/vaste-stofmengsel op het filter en filtreer onder verhoogde of verlaagde druk (7.4). Spoel niet na. Meet van het gefiltreerde eluaat weer de pH (" 0,1) en de geleidbaarheid K20 (" 1 mS/cm). Schenk van het eluaat de voor analyse bestemde hoeveelheden over in passende flessen (7.9), maar vul elke fles met ten minste 10 ml. Conserveer de eluaatmonsters volgens de in 8.1 beschreven procedure. Indien meer dan 1 ml conserveringsmiddel per 250 ml eluaat nodig is, moeten de volgens 8.3 bepaalde concentraties daarvoor worden gecorrigeerd. be iew ev Pr OPMERKING Om neerslag of vervluchtiging van bepaalde componenten te voorkomen, moet het eluaat worden geconserveerd. Conservering van metalen in het eluaat gebeurt meestal door aanzuring met salpeterzuur tot pH = 2 (voor tin wordt zoutzuur gebruikt; kwik wordt geconserveerd door toevoeging van salpeterzuur en kaliumdichromaat). Om anionen (bijvoorbeeld chloride, sulfaat, fluoride) te conserveren, mag juist niet worden aangezuurd. 8.2.2 Stap 2 Breng het residu van het analysemonster uit de vorige stap, inclusief het membraanfilter terug in de fles (7.1). Voeg vervolgens zoveel aangezuurd water (6.1) toe, dat de totale massa van de fles met inhoud weer gelijk is aan mt (tot op 0,1 g nauwkeurig). Sluit de fles af. 8.2.3 Stappen 3 tot en met 5 Voer de stappen 3 tot en met 5 uit op eenzelfde wijze als stap 2. Hierbij wordt steeds hetzelfde analysemonster gebruikt. Op deze wijze worden de eluaatfracties en cumulatieve LS-waarden volgens tabel 1 verkregen: Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Blz. 5 NEN 7349:1995 wordt berekend door in formule (1) ci gelijk te stellen aan 0. Tabel 1: Overzicht voor het opvangen van de fracties Fractie LS-waarde (cumulatief) l/kg c1 20"0,3 c2 40"1 c3 60"1,5 c4 80"2 c5 100"2,5 Bereken ook voor iedere component de cumulatieve uitloging (SUcas,i ) door de uitgeloogde hoeveelheden van de desbetreffende component in de opeenvolgende eluaatfracties bij elkaar op te tellen. Indien de concentratie van een component in een bepaalde eluaatfractie beneden de onderste bepalingsgrens ligt, moeten voor die component weer twee berekeningen worden uitgevoerd, om zowel de bovengrens als de ondergrens van SUcas,i aan te geven. OPMERKING De uitloging per component kan ook worden uitgedrukt als een percentage van het oorspronkelijke gehalte van de desbetreffende component in het analysemonster. Daarvoor wordt verwezen naar bijlage B. Vo OPMERKING Het symbool c bij de fracties staat voor ”cascadeproef” en de index 1 tot en met 5 geeft het volgnummer aan. 10 Verslag 8.3 Analyse Analyseer de volgens 8.2 verkregen eluaatmonsters zo spoedig mogelijk na elke stap en zoveel mogelijk in één reeks. or OPMERKING Voor de chemische analyse van eluaten zijn voor een aantal componenten normen in voorbereiding. Geadviseerd wordt voorlopig gebruik te maken van de werkwijzen als beschreven in NEN 7320 en [2]. 9 Berekening ci f be 0 ev V U cas,i + mi Pr De hier beschreven procedure moet voor iedere te onderzoeken component afzonderlijk worden uitgevoerd. Bereken de uitgeloogde hoeveelheid in alle eluaatfracties met de formule: Het verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten: – een verwijzing naar deze norm door vermelding van: ”volgens NEN 7349:1995”; – de gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van het analysemonster; – herkomst en specificaties van het analysemonster; – de aard van het onderzochte materiaal; – het temperatuurgebied waarbinnen de uitloogproef is uitgevoerd; – de in de cascadeproef verkregen LS-waarden, afgerond op maximaal 2 significante cijfers volgens NPR 6598; – de pH van de opgevangen eluaten, afgerond op 0,1 pH-eenheid; – de geleidbaarheid van de opgevangen eluaten, afgerond op maximaal 1 significant cijfer volgens NPR 6598; – de componenten die zijn geanalyseerd en de onderste bepalingsgrenzen van die componenten in het eluaat; – alle gemeten concentraties, afgerond op maximaal 2 significante cijfers volgens NPR 6598; – de in 8.2 toegevoegde hoeveelheid conserveringsmiddel indien dit meer is dan 1 ml per 250 ml eluaat; – de voor iedere component per fractie berekende uitgeloogde hoeveelheid Ucas,i in mg per kg droge stof, afgerond op maximaal 2 significante cijfers volgens NPR 6598; bij analyseresultaten beneden de onderste bepalingsgrens moeten voor de desbetreffende component zowel de ondergrens als de bovengrens van de uitgeloogde hoeveelheid worden vermeld; – de voor iedere component berekende cumulatief uitgeloogde hoeveelheid SUcas,i in mg per kg droge stof, afgerond op maximaal 2 significante cijfers volgens NPR 6598; bij analyseresultaten beneden de onderste bepalingsgrens moeten voor de desbetreffende component zowel de ondergrens als de bovengrens van SUcas,i worden vermeld; – de datum van het onderzoek. (2) iew waarin: i is de index van de eluaatfractie (1, 2,...,5); Ucas,i is de uitgeloogde hoeveelheid van een component per hoeveelheid analysemonster, in mg per kg droge stof, in de eluaatfractie i van de cascadeproef; is de concentratie van die component in de eluaatci fractie i, in mg/l; is de massa van het analysemonster in de cascam0 deproef in kg droge stof; is het volume dat bij elke uitloogstap in contact Vi met het analysemonster is geweest, in l (gelijk voor elke stap); f is een dimensieloze factor: 1000 mg/mg. eld De in formule (1) bedoelde concentratie ci is de oorspronkelijk in het eluaat aanwezige concentratie; de volgens 8.3 bepaalde meetwaarde moet worden gecorrigeerd voor de in 8.2 toegevoegde hoeveelheid conserveringsmiddel indien dit meer bedraagt dan 1 ml per 250 ml eluaat. Indien de concentratie van een component in één of meer eluaatfracties beneden de onderste bepalingsgrens ligt, moeten voor die component in die fracties twee berekeningen worden uitgevoerd. De bovengrens van Ucas,i wordt berekend door in formule (1) ci gelijk te stellen aan de onderste bepalingsgrens; de ondergrens van Ucas,i Indien de cascadeproef niet volledig volgens deze norm is uitgevoerd, mag in het verslag alléén dan aan NEN 7349 worden gerefereerd, indien alle afwijkingen van de in deze norm voorgeschreven handelingen met redenen omkleed in het verslag worden vermeld. Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Blz. 6 NEN 7349:1995 (blanco) be iew ev Pr or Vo eld Dit document is een voorbeeld van NEN / This document is a preview by NEN Bestelformulier Stuur naar: NEN Uitgeverij t.a.v. afdeling Marketing Antwoordnummer 10214 2600 WB Delft NEN Uitgeverij Postbus 5059 2600 GB Delft Vlinderweg 6 2623 AX Delft T (015) 2 690 390 F (015) 2 690 271 Ja, ik bestel __ ex. NEN 7349:1995 nl Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen - Uitloogproeven - Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen met de cascadeproef www.nen.nl/normshop € 31.80 Wilt u deze norm in PDF-formaat? Deze bestelt u eenvoudig via www.nen.nl/normshop Stel uw vraag aan Klantenservice via: @NEN_webcare Gratis e-mailnieuwsbrieven Retourneren Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van normen, Fax: (015) 2 690 271 E-mail: [email protected] Post: NEN Uitgeverij, t.a.v. afdeling Marketing Antwoordnummer 10214, 2600 WB Delft (geen postzegel nodig). normalisatie en regelgeving? Neem dan een gratis abonnement op een van onze e-mailnieuwsbrieven. www.nen.nl/nieuwsbrieven Gegevens Bedrijf / Instelling T.a.v. O M O V Voorwaarden • De prijzen zijn geldig tot 31 december 2015, E-mail tenzij anders aangegeven. • Alle prijzen zijn excl. btw, Klantnummer NEN verzend- en handelingskosten Uw ordernummer BTW nummer en onder voorbehoud bij o.m. ISO- en IEC-normen. Postbus / Adres • Bestelt u via de normshop een PostcodePlaats pdf, dan betaalt u geen handeling en verzendkosten. TelefoonFax • Meer informatie: telefoon (015) 2 690 391, dagelijks Factuuradres (indien dit afwijkt van bovenstaand adres) van 8.30 tot 17.00 uur. Postbus / Adres • Wijzigingen en typefouten in teksten en prijsinformatie PostcodePlaats voorbehouden. • U kunt onze algemene voorwaarden terugvinden op: DatumHandtekeningwww.nen.nl/leveringsvoorwaarden. Normalisatie: de wereld op één lijn. preview - 2015
© Copyright 2024 ExpyDoc