Cello8ctet Amsterdam Oihana Aristizabal Puga, Claire Bleumer, Sanne Bijker, Karel Bredenhorst, Anne Meike Burgel, Stephan Heber, Rares Mihailescu, Marc van den Munckhof “25 jaar Cello Octet!” 29-03-2015, Assen Astor Piazzolla: Verano Porteño Otoño Porteño Arvo Pärt: Fratres, Manuel de Falla: 2 Danzas Philip Glass: Symphony for 8 PAUZE Chiel Meijering: Storms and Pain Alberto Ginastera: Uit Ballet Estancia: El Amanecer Malambo Max Richter: On the Nature of Daylight Astor Piazzolla: Invierno Porteño Primavera Porteña ASTOR PIAZZOLLA (1921-1992): Las Quatros Estaciones Porteñas Astor Piazzolla, geboren Argentijn, maar opgegroeid in New York, wilde componist van symfonieen worden. Op een franse studiebeurs leerde hij het vak van Nadia Boulanger. Deze Parijse componistenmoeder ried hem aan zich toe te leggen op de tango, muziek die hem als Argentijn in het bloed zat. Piazzolla ontwikkelde uit de “Variete Tango” een klassieke vorm, de “Tango Nuevo”, waarin elementen uit de klassieke muziek, de jazz en de tango samensmolten. Geen tango’s om op te dansen, maar om naar te luisteren. Las Quatros Estaciones Porteñas, de 4 jaargetijden, zijn oorspronkelijk geschreven voor kamerorkest en viool. Het is de tangopendant van Vivaldi’s “Le Quattro Stagioni”. De compositie van Piazzolla bestaat, net als die van Vivaldi, uit vier delen, zogenaamde porteñas. Een porteño is een havenbewoner van Buenos Aires, die vanwege het meestentijds in de buitenlucht vertoeven de seizoenen in al hun gevarieerdheid meemaakt. Astor Piazzolla schreef het levendige werk tussen 1965 en 1970. Pas nadat zijn oeuvre eind jaren tachtig werd ontdekt door klassiek geschoolde musici, werd Las Quatros Estaciones Porteñas in Europa bekend. Het stuk heeft alle ingrediënten van de “Tango Nuevo”: aanstekelijke ritmes, meeslepende tempoveranderingen en vooral, een intense en sensuele sfeer waarin uitbundigheid en melancholie elkaar afwisselen. De versie voor cello8ctet is gemaakt door James Barralet en laat zien dat de cello meer kan dan alleen de bekende, warme celloklank voortbrengen. De cellisten laten alle instrumenten horen, van percussie tot gitaar, van viool tot bandoneon. ARVO PÄRT (1935): Fratres De Estlandse componist Arvo Pärt schreef vanaf eind jaren ’60 muziek met godsdienstige onderwerpen, waarmee hij het officiële atheïsme van de Sovjet-Unie aan zijn laars lapte. In zijn cantate Credo uit 1968 zette hij de woorden “Credo in Jesum Christum” op de melodie van Bachs Prelude in C en tuigde hij ze op met aleatorische waanzin. Daarna componeerde Pärt acht jaar lang bijna niets meer en ging hij geheel op in een studie van middeleeuwse en renaissancistische polyfonie. In 1976 kwam hij met een verbijsterend eenvoudig pianostuk, Für Alina, dat uit slechts twee stemmen bestaat. In deze compositie introduceerde hij voor het eerst zijn z.g. “tintinnabuli-stijl”, het latijnse woord voor klokken en bellen. Het jaar daarop schreef hij Cantus in memoriam Benjamin Britten, wiens muziek hem fascineerde op een manier die hij niet onder woorden kon brengen. Arvo Pärt en verschillende gelijkgestemde componisten – met name Henryk Górecki en John Tavener – vergaarden door hun schijnbaar eenvoudige compositietechniek een grote schare van bewonderaars. Dit succes valt niet zo moeilijk te begrijpen: tijdens de wereldwijde economische bloeiperiode van de jaren ’80 en ’90 zorgden zij voor oasen van rust in een technologisch oververzadigde cultuur. Het Cello8ctet heeft een bijzondere band met Arvo Pärt, ze werkten veelvuldig samen en de componist bewerkte verscheidene composities voor dit ensemble. Vanmiddag speelt het octet Fratres; een werk dat Pärt oorspronkelijk schreef voor een combinatie van strijk- en blaaskwintet en wat hij meerdere malen bewerkte, onder andere voor de 12 cellisten van het Berliner Philharmoniker. In deze variant is het stuk te spelen voor een ensemble van 4 cellisten, of een veelvoud hiervan. Het is een werk met een vrij somber karakter waarin een koraalachtige melodie wordt herhaald boven een monotoon gerepeteerde open kwint. Het heeft een processie-achtig karakter en de titel – broeders – wijst op een inspiratie door het monniksleven. MANUEL DE FALLA (1876-1946): Danza del Molinero & Danza Española Manuel de Falla wordt beschouwd als de meest universele Spaanse componist. In Cadiz, zijn geboorteplaats, trad hij al jong op in een concert voor piano vierhandig, samen met zijn moeder, van wie hij zijn eerste muzieklessen ontving. Later ging hij in Madrid compositie studeren bij Felipe Pedrell, grondlegger van de moderne Spaanse School, die hem de schoonheid van de inheemse volksmuziek deed beseffen. Hij vertrok naar Parijs, waar hij zich ondanks ontberingen thuis leerde voelen, mede door de vriendschap met Debussy en Ravel. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde De Falla in 1914 terug naar Spanje; na enkele maanden vestigde hij zich in een van de meest romantische en stille plekjes van Spanje, dicht bij het Alhambra van Granada. Hier ontstonden zijn belangrijkste werken. Omdat hij niet wenste te leven in een dictatoriale staat, vestigde hij zich in 1939 in Argentinië, waar hij stierf, kort voor zijn zeventigste verjaardag. De twee dansen die het octet ten gehore brengt zijn oorspronkelijk voor orkest en zijn bewerkt door Nico Ravensteijn. De dansen zijn afkomstig uit 2 grote werken van de Falla; El Sombrero de Tres Picos (danza del molinero, de molenaarsdans) en La Vida Breve (danza española, de spaanse dans). PHILIP GLASS (1937) - Symphony for 8 De Noord-Amerikaan Philip Glass, fysicus en filosoof, volgde een opleiding tot fluitist, was enige tijd succesvol vedergewicht boksen en verkoos daarna compositieleerling te worden bij Vincent Persichetti in New York en Nadia Boulanger in Parijs. Na de nodige omzwervingen ontmoette Glass de Indiase Sitarvirtuoos Ravi Shankar. Deze muzikant wiijdde hem in in de geheimen van de hindoemuziek. Uit de confrontatie van westerse en oosterse muziek ontstond een synthese die Glass een geheel eigen positie in de moderne klassieke muziek heeft bezorgd. Zijn werken, als regel gekarakteriseerd als “Minimal music”, zijn gebaseerd op het voortdurend herhalen van enkele “minimale” motieven. De (ritmische) patronen die daaruit ontstaan verschuiven geleidelijk, waardoor er een muzikale ontwikkeling plaatsvindt die uitmondt in een melodie. Philip Glass heeft het Cello8ctet Amsterdam carte blanche gegeven om zijn muziek te bewerken voor cello8ctet. Niko Ravensteijn en Elias Arizcuren hebben hiervoor een aantal werken uitgekozen die zijn verschenen op de cd van het octet “Glass Reflections”. In het stuk Symphony for 8 is heel goed te horen hoe het proces van het toevoegen van motieven door Glass werkt. Op een rustig swingend tempo ontwikkelt zich stapje voor stapje uit herhalingen van motieven een fraaie melodie in een herfstig timbre. Helemaal stokstijf stil blijven zitten bij deze schier eindeloze reeks minimale variaties lukt bijna niet. De beweging trekt haast ongemerkt je lichaam in. CHIEL MEIJERING (1954): Storms and Pain Meijering is een Nederlands componist. Hij componeert relatief toegankelijke muziek in beknopte formaten, zodat zijn werk aan popmuziek doet denken. Hij plaatst zich grotendeels buiten de traditie van de Nederlandse "serieuze" muziek. Meijering ging naar het conservatorium van Amsterdam, waar hij compositie, piano en slagwerk studeerde en hij zich bekwaamde als autodidact op de gitaar. Vanaf circa 1974 begon hij een aanzienlijke stroom werken af te leveren in tegenstelling tot de meeste moderne componisten schrijft Meijering tientallen stukken per jaar. Het voornaamste stijlkenmerk dat Meijering hanteert is dat er geen enkele stijl overheerst: de inhoud doet afwisselend denken aan popmuziek, jazz, avant-garde, klassieke muziek en verscheidene soorten wereldmuziek. Zijn stukken houdt hij kort van duur, omdat zijn filosofie is dat de concentratieboog van luisteraars volgens patronen van ongeveer 2 à 3 minuten verloopt. Een uitzondering is de drie uur durende opera De laatste dagen van de mensheid uit 1988, waarin ongeveer anderhalf uur muziek is verwerkt. Storms and Pain is in oktober 2014 in premiere gegaan op de Amsterdamse Cello Biennale, het tweejaarlijkse festival voor cello in Amsterdam. Over het ontstaan van het stuk schreef de componist het volgende: “Naomi Rubenstein, de cellolerares van mijn dochter, trekt zich elk jaar twee weken terug in een kasteeltje in Frankrijk om daar met haar leerlingen nieuwe stukken in te studeren. Zij vroeg mij voor die gelegenheid een stuk voor acht celli. Al componerende begon er een soort minimal-achtige, met pop gemixte sfeer te ontstaan. Tegen het eind realiseerde ik me dat er een stuk was geboren dat absoluut onspeelbaar was voor Naomi haar leerlingen. Wat moest ik er mee? Het Cello8ctet Amsterdam had er wel oren naar!” Voor Naomi is er inmiddels iets anders gecomponeerd. ALBERTO GINASTERA (1916-1983): El Amanecer & Malambo uit Ballet Estancia Alberto Ginastera is voor Argentinië wat Villa-Lobos voor Brazilië is. Verwacht van deze 20-eeuwse Zuid-Amerikaan geen tangorepertoire zoals dat van zijn landgenoot Astor Piazzolla. Nee, de kunstmuziek van Ginastera is weliswaar net zo volks, maar tegelijkertijd ook net zo divers van stijl en variabel qua toegankelijkheid als die van Villa-Lobos. Zelf onderscheidt Ginastera drie fasen in zijn componistenloopbaan. De eerste fase noemt hij “objectief nationalisme”, de tweede “subjectief nationalisme” en de derde “neo-expressionisme”. De evolutie die de componist in zijn werk doormaakt is die van bewerker tot verwerker van volksmuziek. Na 1957 bekeert hij zich tot adept van het 12-toons serialisme. El amanecer en Malambo vormen samen het slotdeel uit de orkestsuite Ballet Estancia, opgebouwd uit een reeks boerendansen. In El Amanecer horen we hoe de zon opkomt over de Argentijnse pampa, de uitgestrekte graslanden in Argentinië. In de Malambo weerklinkt het ware Argentijnse volksfeest, stilzitten is haast geen optie meer! MAX RICHTER (1966): On the Nature of Daylight De in Duitsland geboren Britse componist Richter wordt gezien als één van de meest invloedrijke componisten van de afgelopen 10 jaar. Hij is klassiek geschoold met diploma’s van de Royal Academy of Music in Londen. Daarnaast studeerde hij bij Luciano Berio in Italië. Maar zijn muziek is wel degelijk beïnvloed door de electronische en de punkmuziek. Richter is een zeer productief musicus; naast componeren brengt hij zijn eigen solo-albums uit, produceert en werkt hij mee aan albums van andere musici, werkt hij samen met installatie- en media-artiesten en componeert hij voor toneel, opera, ballet en film. Veel van zijn werken worden gebruikt in de soundtracks van hedendaagse films. Zo ook het werk van het octet vanmiddag brengt: On the Nature of Daylight. Dit werd oorspronkelijk geschreven voor strijkkwintet en is afkomstig van zijn tweede album The Blue Notebooks, waarin muziek wordt gecombineerd met lezingen uit Kafka en Milosz. De muziek werd gebruikt in meerdere films, waaronder Martin Scorsese’s Shutter Island. De versie voor octet werd gemaakt door Claire Bleumer, zelf lid van het ensemble, met toestemming van de componist. Vanmiddag is de officiële premiere!
© Copyright 2024 ExpyDoc