TECHNISCHE VRAAG - Gemeente Berkelland

SCHRIFTELIJKE VRAAG
Indiener: GroenLinks, Stefan Nijhuis
Datum indiening vraag: 03-03-2015
Datum verzending antwoord: 19-03-2015
Onderwerp: hulp bij het huishouden (HBH1)
Formulering:
Vraag: Op vragen van collega Hubert wordt door het college onder andere het
volgende geantwoord op 06-02-2015:
“Als de conclusie van het onderzoek is dat de gevraagde ondersteuning het zogenaamde ‘eenvoudige
schoonmaakwerk’ betreft zal Voormekaar met de aanvrager meedenken hoe deze het eenvoudige
schoonmaakwerk thuis georganiseerd kan krijgen. Hierbij komen de aspecten eigen kracht,
gebruikelijke hulp, mantelzorg, sociaal netwerk en inkoop aan de orde. Als er redelijkerwijs geen
mogelijkheden zijn om dit georganiseerd te krijgen dan kan financieel maatwerk via de SDOA in de
vorm van Bijzondere Bijstand een mogelijkheid zijn. Dit is afhankelijk van de persoonlijke financiële
situatie van betreffende aanvrager.”
GroenLinks heeft twijfel bij de juistheid van deze gang van zaken. In de Wmo staat dat
de gemeente een beleidsplan opstelt, dat er op is gericht dat mensen zo lang mogelijk
in de eigen leefomgeving kunnen blijven.
Indien een persoon geen mogelijkheden heeft om ondersteuning in de vorm van hulp
bij het schoonmaken van zijn/haar huis zelf te organiseren, is de gemeente gehouden
dat te regelen onzes inziens.
Het afschaffen van het licht huishoudelijk werk is één ding, maar het niet ondersteunen
van mensen die het zelf niet kunnen organiseren is naar onze mening een overtreding
van de Wmo. Wat is de mening van het college?
Vraag: In bovenstaand antwoord wordt geschreven dat “als er redelijkerwijs geen
mogelijkheden zijn om dit georganiseerd te krijgen dan kan financieel maatwerk via de
SDOA in de vorm van Bijzondere Bijstand een mogelijkheid zijn.”
Er wordt dus geheel geen verschil gemaakt tussen niet kunnen organiseren en niet
kunnen betalen.
Antwoord: Als een inwoner niet zelf zijn huishouden of huishoudelijke werkzaamheden
kan organiseren omdat deze inwoner geen regie heeft over zijn leven en huishouding
dan heeft deze inwoner in principe recht op een maatwerkvoorziening in de vorm van
Ondersteuning thuis. Dit wordt betaald door de gemeente. Wel wordt er een eigen
bijdrage door het CAK berekend, vastgesteld en ingehouden.
Volgens GroenLinks is het in de maatwerkregeling zo geregeld, dat mensen die het
niet georganiseerd kunnen krijgen in aanmerking komen voor een Wmo-voorziening,
ongeacht de hoogte van hun inkomen/vermogen.
Voor mensen die het wel kunnen organiseren, maar niet kunnen betalen is er de
bijzondere bijstand (een constructie waar GroenLinks zijn twijfels over heeft en dus
tegen heeft gestemd).
Antwoord: Tijdens de gesprekken die op dit moment plaatsvinden in het kader van de
HH1 zijn er in de basis drie uitkomsten mogelijk.
1) de inwoner organiseert de huishoudelijke hulp zelf. Tijdens het gesprek wordt er met
de inwoner meegedacht over de mogelijkheden en komen aspecten als eigen kracht,
gebruikelijke hulp, mantelzorg, sociaal netwerk en inkoop aan de orde.
2) de inwoner heeft geen regie om de huishoudelijke hulp zelf te organiseren. De
inwoner komt dan in aanmerking voor een WMO maatwerkvoorziening in het kader
van ″Ondersteuning Thuis″ (oude HH2).
3) Als de inwoner huishoudelijke hulp nodig heeft en geen mogelijkheden heeft om de
huishoudelijke hulp te regelen via, gebruikelijke hulp, het netwerk of het zelf te
bekostigen dan is de Bijzondere Bijstand een mogelijkheid. Alleen bij Bijzondere
Bijstand speelt de hoogte van het inkomen/vermogen een rol. Dit kan op grond van de
Participatiewet. Op dat moment is er geen sprake meer van een Wmo voorziening.
Vraag: Kan het college aangeven hoe zij de maatwerkregeling inzet?
Antwoord: De financiële maatwerkregeling is alleen voor de mensen die geen netwerk
hebben, geen financiële middelen hebben en niet in aanmerking komen voor
Ondersteuning Thuis. Wanneer mensen zelf niet over de regie beschikken die daar
voor nodig is, dan is financieel maatwerk niet passend.
De inwoner kan een verzoek voor bijzondere bijstand indienen bij de SDOA. Daar
wordt getoetst of iemand hiervoor in aanmerking komt. Wanneer mensen na toetsing in
aanmerking komen voor het financiële vangnet, zal dit bericht ook bij de
Voormekaarteams binnen komen. Zij kunnen de inwoner in dat geval ondersteunen
met de inkoop van huishoudelijke hulp.
Vraag: Hoeveel mensen hebben inmiddels gebruik hebben gemaakt van de
maatwerkvoorziening of bijzondere bijstand?
Antwoord: Vanuit de HH1 heeft op dit moment nog niemand gebruik gemaakt van
Ondersteuning Thuis of de bijzondere bijstand. Tot 1 juli 2015 loopt immers de
financiering van de HH1 nog door.
Vraag: Van verschillende personen heeft GroenLinks vernomen dat er bij de
keukentafelgesprekken wordt gevraagd naar het inkomen en/of vermogen van de
persoon in kwestie. Is dit juist?
Antwoord: Als tijdens het keukentafelgesprek blijkt dat de inwoner huishoudelijke hulp
nodig heeft, maar aangeeft niet te beschikken over een netwerk en de financiële
middelen om dit te organiseren, komt de inwoner misschien in aanmerking voor de
regeling Bijzondere Bijstand voor huishoudelijke hulp. Om na te gaan of dit een
oplossing kan zijn voor betreffende inwoner en om te voorkomen dat er onterechte
verwachtingen ontstaan kan het inkomen/vermogen van de inwoner aan bod komen
tijdens het gesprek. Overigens kan in de meeste gevallen worden volstaan met vraag
naar de hoogte van de eigen bijdrage die de inwoner per periode betaalt voor de
huidige HH1.
Elk gesprek is echter maatwerk en verloopt dus anders. Vanzelfsprekend berekend de
SDOA uiteindelijk of iemand echt in aanmerking komt voor de Bijzondere
Bijstandsregeling.
Vraag: Binnen de Wmo mogen geen inkomensnormen worden gehanteerd. Daarvoor
is er de eigen bijdrage regeling. In hoeverre wordt de hoogte van inkomen
en/vermogen meegewogen in het besluit om geen maatwerkvoorziening (meer) te
verstrekken?
Antwoord: Het inkomen/vermogen is eventueel alleen een gespreksonderwerp in
relatie tot de verkenning van de mogelijkheden voor Bijzondere Bijstand. Dit zoals bij
de vorige vraag beschreven. Er wordt geen inkomens- en vermogensnorm gehanteerd
of meegewogen bij de beslissing over het al dan niet toekennen van een WMO
maatwerkvoorziening.
Vraag: Is het hebben van een (te hoog) inkomen en/of vermogen een formele
afwijzingsgrond voor de hulp bij het huishouden in Berkelland? Of, in de situaties
waarover we nu spreken, een formele grond om de hulp bij het huishouden te
beëindigen?
Antwoord:
Het hebben van een (te hoog) inkomen en/of vermogen is geen formele
afwijzingsgrond voor het beëindigen van de HH1.
Vraag: GroenLinks heeft van twee mensen met een eigen woning vernomen dat bij het
keukentafelgesprek zou zijn gezegd: “U kunt een hypotheek nemen op uw huis, zodat
2
u huishoudelijke hulp kunt betalen.”
GroenLinks vindt dit geen wenselijke manier om mensen tegemoet te treden. Vooral
ook omdat er binnen de Wmo geen inkomens-/vermogengrenzen gelden. Wat vindt het
college van deze benaderingswijze?
Antwoord:
Binnen de context van het globaal verkennen van de mogelijkheden om in aanmerking
te komen voor de bijzondere bijstand kan gesproken zijn over vermogen in de eigen
woning. En hoe hier bij de beoordeling van de Bijzondere Bijstand mee om wordt
gegaan. Dit zoals in de beantwoording van bovenstaande vragen is geschetst.
(zie hiervoor ook de beantwoording van de Motie bij agendapunt 10: financieel vangnet
huishoudelijke hulp 1 (HH1) raadsvergadering 20-01-2015).
In geen geval is het zo dat het bezit van een eigen woning een grond is om een Wmo
maatwerkvoorziening te weigeren aan inwoners. Bij toekenning van een
maatwerkvoorziening kan een eigen woning wel van invloed zijn op de hoogte van de
te betalen eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt door het CAK vastgesteld en
geïnd.
Vraag: Is het juist dat de mensen met wie een keukentafelgesprek wordt gevoerd,
geen verslag van dit gesprek krijgen? Zo ja: waarom krijgen mensen geen verslag,
alvorens een beschikking wordt gestuurd?
Antwoord: Dit is niet juist. Van elk gesprek wordt een verslag gemaakt. Dit verslag
wordt tegelijk met de beschikking verzonden aan de inwoner.
Toelichting:
1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd.
2. Het antwoord volgt binnen 14 dagen nadat ze zijn ingediend bij de griffie.
3. Voor de overzichtelijkheid uw vragen in de daarvoor bestemde vakken
plaatsen. Bij elke nieuwe vraag kunt u d.m.v. de tabtoets een nieuwe regel
aanmaken. Het antwoord zal dan geplaatst worden bij de desbetreffende vraag.
3