Als de Heilige Geest… Overdenkingen na 50 jaar

Als de Heilige Geest…
Overdenkingen na 50 jaar kindermishandeling
Het is ruim 45 jaar geleden, ik werkte op een inrichting voor Kinderbescherming. Maria, net 16 jaar, vertelde dat
ze zwanger was. Van wie, dat wist ze niet, het kon van Patrick zijn, of van Hans, of misschien van Peter. Ze had
met alle drie seks gehad. ‘Wil je het kind wel hebben?’, vroeg ik. En voegde daar natuurlijk allerlei wijze
woorden aan toe: ze was te jong, er was geen vader, ze had geen inkomen, haar school nog niet afgemaakt. Even
was het stil, en toen zei Maria: ‘Maar juf, ik wil het hebben, want ik heb nog nooit iets van mijzelf gehad.’ Een
antwoord had ik niet, jong en onervaren als ik was. Het antwoord kwam vlak na de geboorte, de baby ging naar
een pleeggezin, en Maria had nog steeds niets van zichzelf. Maria’s kind is nu ruim 45 jaar. Groeide ze op in het
pleeggezin, heeft ze haar biologische moeder ooit gezien? En hoe ging het met Maria? Het meisje dat een kind
wilde om iets van, en voor, zichzelf te hebben? En hoe ging het met mij? Zou ik, ouder en wijzer geworden, aan
Maria dezelfde vragen gesteld hebben? Zou ik, opnieuw, geprobeerd hebben haar te doen afzien van haar kind?
Het is 35 jaar geleden. Ik werkte op een Medisch Kleuterdagverblijf. Petra van vier was een mooi kind met grote
blauwe ogen die nooit lachten. ‘Iedereen’ wist dat ze seksueel misbruikt werd door haar vader. Petra vertelde er
over; het deed pijn tussen haar beentjes, ze was bang als papa biertjes dronk, mama was ook bang voor papa, en
ze was bang dat papa "dat" ook zou doen met haar kleine broertje. "Iedereen" vond dat de ouders nog een kans
moesten krijgen: ‘kinderen horen toch bij hun ouders’. Tot Petra op een ochtend met bloed in haar broekje op het
MKD kwam. Petra en haar broertje gingen naar een pleeggezin. Van de vader is nooit meer iets vernomen. De
moeder ging zwerven, raakte aan de drank, kickte af en aan, en deed volledig afstand van haar kinderen. Met
Petra gaat het goed. Het is een mooie zelfbewuste vrouw geworden, ze had een vrolijke jeugd en kon haar leven
zin geven. En hoe ging het met mij? Zou ik, ouder en wijzer geworden, opnieuw volmondig hebben ingestemd
met het geven van nog een kans aan de ouders?
Het is alweer 25 jaar geleden en ik werkte nog steeds op het MKD. De moeder en stiefvader van Hans (5 jaar)
hadden het heel druk. In het weekeinde disco in, disco uit, doordeweeks afspraken met vrienden, een afzakkertje
halen in de kroeg om de hoek. Hans sliep toch, het kon wel even, de hond was thuis, dus Hans was niet alleen.
Maar Hans sliep niet, hij was heel bang. Voor zijn mama, zijn papa en de grote hond. En voor papa’s handen,
want die kon heel hard slaan als Hans huilde omdat ‘ie bang was. De moeder en stiefvader kregen nog meer
begeleiding, nog een kans. Of het hielp? Hans werd te oud voor het MKD, ging naar de basisschool, en na
schooltijd naar het Boddaertcentrum. Het gaat niet goed met Hans. Hij is "criminee", gaat de gevangenis in en
uit. En hoe ging het met mij? Zou ik, ouder en wijzer geworden, opnieuw volmondig hebben ingestemd met de
kans voor de ouders van Hans?
Het is alweer 15 jaar geleden. Ik werkte op het Kinder- en Jeugdtraumacentrum (KJTC). De ouders van Patricia
(7) zijn gescheiden, want Patricia’s vader kon zijn handen niet thuis houden, en liet moeder regelmatig alle
hoeken van de kamer zien. Waar Patricia bij was. En soms, als haar vader heel boos was, werd Patricia ook
geslagen. Om moeder te straffen. Patricia was bang, heel bang. Voor haar papa die van de enge ogen kreeg als
hij kwaad was. En die zo hard sloeg. Patricia’s vader had recht op bezoek. Ze moest ieder weekeind naar hem
toe. Alleen. Patricia was bang, heel bang. Met Patricia gaat het niet goed. Ze is boos, opstandig, gebruikt drugs,
wil niet naar de hulpverlening. Want die hebben haar vroeger ook in de steek gelaten. En hoe ging het met mij?
Zou ik, ouder en wijzer geworden, opnieuw hebben ingestemd met de bezoekregeling aan vader?
Het is nog niet zo lang geleden. Nick was 9 jaar. De moeder van Nick is psychiatrisch patiënt, de vader heeft een
eigen zaak en moet hard werken om het hoofd boven water te houden. Nick werd fysiek mishandeld door zijn
moeder: hij werkte haar op de zenuwen, was druk, maakte rommel, had harde muziek aan staan, wilde niet eten
wat ze klaar maakte. Moeder’s psychiater meent dat moeder Nick nodig heeft, ‘anders gaat ze helemaal door het
lint’. Moeder en vader krijgen begeleiding. Nick kwam, met de buurvrouw, bij de Spoedeisende Hulp, met een
gebroken been. Gevallen zei hij, maar er waren meerdere oude breuken. Er werden er zes geteld. Nick ging
tijdelijk bij zijn grootouders wonen, moeder werd opgenomen, en na korte tijd weer ontslagen. Nick ging naar
huis en de begeleiding werd verzwaard. Met Nick gaat het niet goed. Hij wil voor zijn moeder zorgen: ‘het is
toch je moeder’, maar is heel bang voor haar. En voor zichzelf want misschien gaat hij wel terugslaan zegt ie. En
hoe is het nu met mij? Zou ik, nog een klein beetje ouder en wijzer geworden, opnieuw instemmen met
terugplaatsing van Nick in zijn gezin?
‘Maria’, ‘Petra’, ‘Hans’, ‘Patricia’ en ‘Nick’ zien we week in, week uit. Getraumatiseerde kinderen die in de
knel zitten, die heen en weer geslingerd worden tussen hun ouders. Kinderen die het primaire recht op liefde,
veiligheid, steun, geborgenheid, rust en zekerheid ontzegd is. Kinderen die geholpen moeten worden om hun
weg in het leven te vinden, en waarover professionals gevraagd worden advies te geven, bijvoorbeeld door de
Raad voor de Kinderbescherming. Adviezen die uiteindelijk tot beslissingen leiden die, meestal, door één van de
ouders betwist zullen worden. Het stelt ons iedere dag opnieuw voor dilemma’s. ‘De bloedband tussen
biologische ouder en kind, met alle rechten en verantwoordelijkheden die daaraan vast zitten, is heilig’, zo
schreef Alice van der Pas in 2008. Heilig, alsof met de geboorte van een kind de Heilige Geest over de ouders
neerdaalt, alsof zij daarmee alle rechten en verantwoordelijkheden op zich nemen. Maar hoe heilig is heilig als
die heiligheid door de ouders zelf niet (meer) gerespecteerd wordt?
Hulpverleners moeten manoeuvreren tussen ouder en ouder, tussen ouders en kind. Hoe de neutraliteit te
waarborgen als duidelijk blijkt dat één van de ouders, en in het ergste geval beide ouders, de heilige bloedband
geschonden heeft en waarschijnlijk zal blijven schenden? Hoe het belang, de rechten van het kind, te verdedigen
bij ouders, en bij instanties?
‘Ieder kind is een geschenk.’ ‘Ieder kind is welkom in het gezin waarin het geboren wordt.’ ‘Alle ouders houden
van hun kinderen.’ ‘Alle ouders willen het beste voor hun kinderen.’ ‘Alle ouders moeten een kans hebben.’
Kreten, zinnen die gesproken worden als hulpverleners om tafel zitten en moeten beslissen over het lot van een
kind, en de ouders. Hulpverleners hebben het niet makkelijk. Ze moeten over hun geloof heen stappen, respect
hebben voor het recht van ouders en tegelijkertijd de rechten van het kind waarborgen, te beginnen met het recht
op veiligheid van het kind. Omdat sommige ouders dat niet kunnen en, soms, niet willen. Niet alle ouders
houden (genoeg) van hun kind, de heilige bloedband is soms een knellende, verstikkende band die hen blind
maakt voor de noden van hun kind.
Hulpverleners moeten die blindheid zien op te heffen, maar hoe lang mag het duren? Hoe vaak mag het kind op
bezoek bij de drugsgebruikende ouder? Hoe vaak mag een kind tijdens het weekeinde bezoek aanhoren dat zijn
moeder een hoer of een frigide trut is? Hoeveel keer mag een kind mishandeld worden voordat er ingegrepen
wordt? Hoeveel jaar van hun leven mogen kinderen te kort komen? En hoever mag een hulpverlener gaan om
een kind te beschermen?
Francien Lamers-Winkelman
Francien Lamers-Winkelman is emeritus hoogleraar preventie en hulpverlening inzake kindermishandeling,
faculteit Psychologie en Pedagogiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Binnen Fier neemt ze deel aan de
onderzoeksgroep.