ECLI:NL:RBMNE:2015:743 1 Het onderzoek ter terechtzitting 2

ECLI:NL:RBMNE:2015:743
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661828-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (China) op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
1 Het onderzoek ter terechtzitting
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 en 20 januari 2014. Het
onderzoek ter terechtzitting is op 27 januari 2015 gesloten. Eerder heeft er op 14 oktober 2014
een zogenaamde regiezitting plaatsgevonden. De verdachte is telkens niet verschenen. De
raadsman mr. A.R.A.L. Norenburg, advocaat te Woerden, is met uitzondering van 27 januari
2015, steeds wel verschenen en gaf aan uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de
raadsman naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk
weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer] (17 jaar), die zich beschikbaar
stelde tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling dan wel (subsidiair) dat hij dat
heeft geprobeerd.
3 Voorvragen
3.1
Geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding met betrekking tot het
subsidiair ten laste gelegde in strijd is met het gestelde in artikel 261 van het Wetboek van
Strafvordering en om die reden nietig is. Ten eerste omdat onduidelijk is welke van de in de
tenlastelegging genoemde gedragingen zien op de periode vóór, en welke op de periode ná de
enige persoonlijke ontmoeting. Ten tweede omdat de steller van de tenlastelegging ten onrechte
heeft nagelaten de concrete gedragingen te omschrijven waarin het begin van uitvoering in de zin
van artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht wordt ten laste gelegd.
3.1.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt evenals de officier van justitie tot een bewezenverlaring van het primair ten
laste gelegde. Bij gebrek aan belang gaat de rechtbank dan ook niet over tot bespreking van het
gevoerde nietigheidsverweer ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het primair ten laste gelegde de dagvaarding
geldig is.
3.2
Bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3.3
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
3.3
Redenen voor schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig
en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijgesproken dient te worden van het
primair ten laste gelegde.
Hierbij heeft de raadsman er ten aanzien van het primaire feit op gewezen dat de verklaring van
[slachtoffer] de bron is voor het eventuele bewijs, maar dat haar verklaringen niet zonder meer
betrouwbaar zijn. De verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot de daadwerkelijk door haar
uitgevoerde seksuele handelingen vinden daarnaast geen directe steun in andere bewijsmiddelen.
Verder heeft de raadsman onder meer gewezen op de sturende rol van de ondervraagster, die
volgens de raadsman de ‘seks met de Chinees’ in het gesprek brengt, zonder dat [slachtoffer]
daarover had verklaard, [slachtoffer] geen enkele specifiek feit weet te benoemen over het oraal
bevredigen en uit het contact via whatsapp blijkt dat het verdachte niet te doen was om seks,
maar dat hij verliefd op haar was en vooral uit was op contact met [slachtoffer].
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat bij een
strafrechtelijke poging sprake moet zijn van een begin van uitvoering en dat hiervan in deze zaak
geen sprake is geweest. Als gevolg daarvan dient verdacht volgens de raadsman te worden
ontslagen van rechtsvervolging. De handelingen van verdachte komen niet verder dan de (niet
strafbare) voorbereidingsfase, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten blijkend uit de bewijsmiddelen 1
4.3.1.1 De verklaring van [slachtoffer]
Naar aanleiding van een verdenking mensenhandel hebben op 6 februari 2014, 13 februari 2014,
10 april 2014 en 27 mei 2014 zogenaamde studioverhoren met [slachtoffer] plaatsgevonden.
Later is zij onder regie van de rechter-commissaris nogmaals gehoord.
Op de vraag of zij ooit zelf geld van een klant heeft gekregen voor haar seksuele diensten, heeft
ze geantwoord dat dit eenmaal is gebeurd. Dit heeft volgens [slachtoffer] plaatsgevonden toen zij
voor [bijnaam 1] werkte en het betrof een klant van Chinese afkomst. [bijnaam 1] had deze klant
voor haar geregeld. Samen met [bijnaam 1] en een andere jongen waren ze in de auto, een BMW,
van de Chinese man gestapt en naar een bos gereden. In het bos waren [bijnaam 1] en de andere
jongen uit de auto gestapt. De Chinese man was vervolgens bij haar achterin de auto komen
zitten. De man deed vervolgens zelf zijn broek tot op zijn knieën naar beneden en zij heeft hem
toen gepijpt. De Chinese man gaf haar € 50,- in plaats van de afgesproken € 40,-. De extra € 10,mocht [slachtoffer] zelf houden. De rest van de opbrengst heeft ze gedeeld met [bijnaam 1]. De
Chinese man heeft ze maar eenmaal gezien. 2
Uit een akte van geboorte blijkt dat deze [slachtoffer] is geboren op [1996]. 3
4.3.1.2 De verklaring van verdachte [verdachte]
[verdachte] heeft verklaard dat zijn roepnaam [bijnaam 2] is. 4 [bijnaam 1] appte dat hij een
meisje voor hem had waar hij seks mee kon hebben tegen betaling. [bijnaam 1] had hem het
meisje op de website van [website] laten zien. [verdachte] weet dat hier meisjes op staan die in
de prostitutie werken. Kort hierna had [bijnaam 1], nadat zij hadden besproken wat het zou
kosten, een afspraak tussen het meisje en hem geregeld. Met de auto van [verdachte], een BWM,
zijn ze naar een rustige plek in Amersoort gereden. Hier waren [bijnaam 1] en de andere jongen
uit de auto gestapt zodat [verdachte] en [slachtoffer] even konden seksen. [verdachte] is hierna
achterin de auto bij het meisje gaan zitten. Hij had het meisje € 50 gegeven en aan [bijnaam 1]
had hij verteld dat hij het meisje € 40,- had betaald. Toen [bijnaam 1] weer terug was had
[verdachte] gehoord dat [bijnaam 1] € 20,- van het meisje had gevraagd. 5
4.3.1.3 De aangetroffen Whatsapp berichten op de telefoon van [slachtoffer]
De telefoon van [slachtoffer] is door de politie inbeslaggenomen en vervolgens onderzocht. In
het toestel stond onder de naam ‘[bijnaam 2]’ het nummer **[slachtoffer] opgeslagen. Na een
CIOT bevraging bleek dit nummer te horen bij een Cafetaria [cafetaria] aan het [adres] te
[woonplaats]. Uit een bevraging bij de Kamer van Koophandel bleek als één van de vennoten
verdachte geregistreerd te staan. 6 Met dit nummer en het nummer van [slachtoffer] hebben
onder meer de volgende appswisselingen plaatsgevonden, waarvan verdachte heeft bekend dat
hij deze apps heeft verstuurd:
.d. 15 januari 2014
[bijnaam 2]: Kan je mij ergens ontvangen? Of kan alleen in mijn auto? Half 5? Anders snel ff in
mijn auto zo als giesteren
[slachtoffer]: Uh ja kan voor hoeveel wou je daarvoor geven
[bijnaam 2]: 50? 7
d.d. 16 januari 2014
[slachtoffer]: Kijk k werkte met een vriend van [bijnaam 1] samen heb al zoveel gespaard Maar
hij houd dat bij zicht Drm wil k nu alleen dat jij en ik appen Zodat ik het geld zelf kan houden
Want hun pakke. Alles af 8
4.3.2
Overwegingen van de rechtbank
4.3.2.1 Leeftijd geobjectiveerd bestanddeel
Voor zover de verdediging met hetgeen is aangevoerd omtrent de leeftijd van het slachtoffer zich
op het standpunt heeft willen stellen dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met
betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer, stelt de rechtbank voorop dat de strekking van
artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de
minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Op grond daarvan had verdachte de
verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van het slachtoffer. In de
onderhavige zaak is echter geenszins gebleken dat verdachte zich op enigerlei wijze heeft
ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van het slachtoffer.
4.3.2.2 Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen
van verdachte en [slachtoffer] komen nagenoeg overeen. Via [bijnaam 1] was het volgens beiden
tot de afspraak gekomen dat verdachte tegen betaling seks zou hebben met [slachtoffer]. Alleen
over de vraag of [slachtoffer] en verdachte daadwerkelijk seks met elkaar hebben gehad, lopen
de verklaringen uiteen. Op dit punt zal de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] volgen. De
rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft een verzoek van de verdediging tot een betrouwbaarheidsonderzoek
aangaande de verklaringen van [slachtoffer] toegewezen. De rechtbank heeft hierna dr. G.
Wolters benoemd als deskundige. Met deze rapporteur acht de rechtbank de verklaringen van
[slachtoffer] over het algemeen betrouwbaar. Ten aanzien van verdachte blijkt dat zij eigenlijk
[bijnaam 1] erbuiten wil houden en verklaart zij over verdachte zelf dat zij hem aardig vond,
zodat er geen reden is om (juist) over hem anders dan de waarheid te verklaren. Dat zij zich over
verdachte zou vergissen of personen zou verwarren, acht de rechtbank in het geval van verdachte
buitengewoon onwaarschijnlijk: hij was de enige klant via [bijnaam 1], ze vond hem aardig, hij
was haar laatste klant en ze heeft zelf via de telefoon contact met hem gehad.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] dat zij verdachte heeft
gepijpt gelet op de gehele context voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Allereerst wijst de rechtbank op de bedoeling van de afspraak tussen verdachte en [slachtoffer],
namelijk het hebben van seks tegen betaling. Hiervoor zijn zij naar een rustige plek gereden en is
verdachte, zoals hij zelf ook heeft verklaard, naast [slachtoffer] op de achterbank gaan zitten en
heeft hij na deze ontmoeting € 50,00 aan [slachtoffer] betaald. Daarnaast vindt de verklaring van
[slachtoffer] steun in de een dag later door verdachte verstuurde whatsappberichten: Kan je mij
ergens ontvangen? Of kan alleen in mijn auto? Half 5? Anders snel ff in mijn auto zo als
giesteren. Als [slachtoffer] daarop vraagt voor hoeveel antwoordt verdachte: 50?
De rechtbank acht de stelling van de verdediging dat het voorstel tot betaling van dit bedrag en
het reeds betaalde bedrag van € 50,00 de dag daarvoor, slechts ziet op de vergoeding voor een
ontmoeting, maar dan zonder seks - gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden ongeloofwaardig. Verder wijst de rechtbank in dit verband op een weer een dag later verstuurd
whatsappbericht van verdachte waarin hij het heeft over een blowjob, deze blowjob kan volgens
het appbericht van verdachte even snel. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een
bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de maand januari 2014 te Amersfoort ontucht heeft gepleegd met een persoon,
genaamd [slachtoffer] (geboren [1996]),
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met
een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd
van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht daarin, dat verdachte zijn penis in de mond
van die [slachtoffer] bracht ("pijpen").
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is
hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
primair : ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien, maar nog niet die van
achttien heeft bereikt.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie
bewezen geachte zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, zoals hiervoor is weergegeven, op het standpunt gesteld dat niet tot een
bewezenverklaring gekomen kan worden. In het geval de rechtbank wel tot een
bewezenverklaring komt, heeft de raadsman aangevoerd dat de leeftijd van het slachtoffer
weliswaar een geobjectiveerd bestanddeel betreft, maar dat verdachte wel degelijk onderzoek
heeft verricht naar de daadwerkelijke leeftijd. [slachtoffer] vertelde hem echter dat zij
meerderjarig was.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van
verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met een minderjarige prostituee,
hetgeen strafbaar is gesteld bij artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel staat de
bescherming van de minderjarige centraal. Minderjarigen moeten immers kunnen opgroeien in
een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebeid. Zij kunnen
tijdens hun minderjarigheid hun belangen op langere termijn nog niet overzien en verdachte
heeft hiervan misbruik gemaakt. Te meer nu in dit geval is vast komen te staan dat het om een
extra kwetsbaar meisje ging. Verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan het in stand
houden van jeugdprostitutie en dit kan hem ook worden aangerekend.
Met betrekking tot het gevoerde verweer omtrent de leeftijd verwijst de rechtbank naar hetgeen
is overwogen onder 4.3.2.1.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) is gebleken dat
verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Reclassering Nederland heeft omtrent verdachte een rapport opgemaakt. In dit rapport staat dat
verdachte bij de reclassering te kennen heeft gegeven dat hij zijn lesje wel geleerd heeft. Het
recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat en er wordt geadviseerd een
werkstraf op te leggen.
Gelet op het belang bescherming van minderjarigen heeft de wetgever ervoor gekozen dat bij
overtreding van artikel 248b Sr niet met een taakstraf mag worden volstaan. Echter, gelet op de
aard van de feiten en de persoonlijke omstandigheden, waaronder een blanco strafblad, van
verdachte, zoals hiervoor onder meer beschreven, acht de rechtbank de door de officier van
justitie gevorderde straf een te zware strafmodaliteit. Dit alles brengt mee dat de rechtbank een
gevangenisstraf zal opleggen, welke gelijk is aan de tijd doorgebracht in voorarrest, te weten 2
dagen, en daarnaast een werkstraf van na te vermelden duur.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 248b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
primair : ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet die van
achttien heeft bereikt
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 dagen .
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal
worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf , bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
120 uren , met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft
verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. P.J.M. Mol en J.P.H. van Driel van
Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de
openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Hij in de maand januari 2014 te Amersfoort en/of elders in Nederland
ontucht heeft gepleegd met een persoon,
genaamd [slachtoffer] (geboren [1996]),
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met
een derde tegen betaling
en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van
achttien jaren had bereikt,
bestaande die ontucht daarin, dat verdachte zijn penis in de mond van die
[slachtoffer] duwde / bracht ("pijpen");
art 248b Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR
Hij in de maand januari 2014 te Amersfoort en/of elders in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om (meermalen) ontucht te plegen met een persoon,
genaamd [slachtoffer] (geboren [1996]),
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met
een derde tegen betaling
en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van
achttien jaren had bereikt,
-(via een tussenpersoon) aan die [slachtoffer] heeft laten weten seks tegen
betaling met die [slachtoffer] te willen hebben en/of (vervolgens)
-met die [slachtoffer] (meermalen) in persoon heeft afgesproken althans contact
gehad en/of per app-bericht contact heeft gehad en/of
-die [slachtoffer] (in persoon) geld heeft gegeven (ongeveer 50 althans ongeveer 40
euro) en/of (per app-bericht) geld heeft beloofd (ongeveer 50 euro)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artt 45 jo 248b Wetboek van Strafrecht
art 248b Wetboek van Strafrecht
1 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar
bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier,
dossiernummer2014014857D, onderzoek Waterhoen, bevinden, volgens de in dat dossier
toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de
wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat
om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen
gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], pag. 653 t/m 655,
3 Akte van geboorte [slachtoffer], pag. 679.
4 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], pag. 275.
5 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], pag. 289 en 290.
6 Proces-verbaal van bevindingen pag. 1025 en 1026.
7 Proces-verbaal van bevindingen ‘iphone 4s van [slachtoffer]’ pag. 856.
8 Idem, pag. 861.