A. Onrechtmatige daad, relativiteit, letselschade

Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
A. Onrechtmatige daad, relativiteit, letselschade
Verplichte literatuur:
J. Spier, T. Hartlief, G.E. van Maanen en R.D. Vriesendorp, Verbintenissen uit de wet en
schadevergoeding, Studiereeks Burgerlijk Recht, Deventer: Kluwer 2012.
Verplichte arresten:
HR 12 december 1986, NJ 1987/958 m.nt. C.J.H. Brunner (Rockwool/Poly).
HR 28 juni 1991, NJ 1992/622 m.nt. C.J.H. Brunner (Dekker/Van der Heide).
HR 28 mei 1999, NJ 1999/564 m.nt. S.C.J.J. Kortmann (Johanna Kruidhof).
HR 12 mei 2000, NJ 2001/300 m.nt. Jac. Hijma (Zusjes Jansen).
HR 22 februari 2002, NJ 2002/240 m.nt. J.B.M. Vranken (Taxibus).
HR 7 mei 2004, NJ 2006/281 m.nt. Jac. Hijma (Duwbak Linda).
HR 25 november 2005, NJ 2007/141 m.nt. C.J.H. Brunner (Skeeler).
HR 23 februari 2007, NJ 2008/492 m.nt. J.B.M. Vranken (Io Vivat).
Onrechtmatige daad
De schadevergoedingsverplichting van art. 6:162 is gebaseerd op de toerekenbare
onrechtmatige gedraging van een persoon met schade als gevolg: hij die jegens een
ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht
de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Het gaat dus om de volgende
vereisten:
 Er vloeit schade voort uit een daad van een ander.
 De daad kan worden aangemerkt als onrechtmatig.
 De daad kan worden aangemerkt als oorzaak van de schade (causaal verband).
 De daad kan aan de dader worden toegerekend;
 Relatief verband tussen de normschending en het geschonden belang
(relativiteitsvereiste).
Als op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde
schade rust, dan zijn zij hoofdelijk verbonden (art. 6:102).
Onrechtmatige gedraging
Er zijn drie criteria waarop een schadeveroorzakende gedraging als onrechtmatig kan
worden aangemerkt (art. 6:162 lid 2):
 Een inbreuk op een recht: schending van eens anders subjectief recht dat kan
worden onderscheiden in twee groepen, namelijk absolute vermogensrechten en
persoonlijkheidsrechten;
 Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
 Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt.
In geval van gedragingen die in strijd zijn met ‘hetgeen volgens ongeschreven recht in
het maatschappelijk verkeer betaamt’ moet men terugvallen op maatschappelijk
aanvaarde normen over behoorlijk en zorgvuldig gedrag. Om dit te beoordelen, kunnen
verschillende situaties worden onderscheiden.
Gevaarzettende situaties
Gevaarzettende situaties zijn situaties waarin iemand verantwoordelijk is voor het in
het leven roepen van een gevaarlijke situatie, waarbij schade dreigt voor personen of
zaken, zonder dat daarbij de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen. Daarbij zal
meestal sprake zijn van schending van verkeers- of veiligheidsnormen. De volgende
vuistregels in verband met gevaarzettende situaties kunnen worden onderscheiden:
 Naarmate het waarschijnlijker is dat potentiële slachtoffers minder oplettend en
voorzichtig zijn, dient een hogere zorgplicht betracht te worden;
 Naarmate de ernst en de omvang van de mogelijke schade groter is, dient een
hogere zorgplicht in acht genomen te worden;
Facebook.com/SlimStuderen
1
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015



Naarmate de kans op schade groter is, dient een hogere zorgplicht betracht te
worden;
Naarmate de gedraging gevaarlijker is, dient een hogere zorgplicht in acht
genomen te worden;
Naarmate het nemen van bepaalde voorzorgsmaatregelen door de potentiële
dader, zowel op zichzelf beschouwd als in relatie tot de mogelijke schade, minder
bezwaarlijk is qua kosten, tijd en moeite, bestaat een sterkere gehoudenheid tot
het treffen van preventieve maatregelen.
Bij deze vuistregels is van belang dat met het moeten nemen van bepaalde
veiligheidsmaatregelen in het algemeen objectief kenbare gevaren en risico’s getracht
wordt te voorkomen.
Sportsituaties
Een sportsituatie is een situatie waarin mensen in het kader van bepaalde
sportactiviteiten schade oplopen, waarbij van belang is dat de deelnemers weten dat er
bepaalde risico’s aan de sportbeoefening kleven. Volgens de Hoge Raad gelden voor het
aannemen van onrechtmatigheid in een sportsituatie zwaardere eisen dan daarbuiten,
waar eenzelfde gedraging wel onrechtmatig zou zijn. Gedragingen in het kader van een
sportstel die buiten de spelsituatie onvoorzichtig en daarom onrechtmatig zouden zijn
geweest, hoeven binnen de spelsituatie dit karakter niet te hebben, hetgeen betekent dat
een dergelijke gedraging niet onzorgvuldig is, omdat zij door een ongelukkige samenloop
van omstandigheden tot gevolg heeft dat een der deelnemers ernstig letsel oploopt.
In Dekker/Van der Heide raakte een voetballer tijdens een wedstrijd gewond als gevolg
van natrappen, hetgeen in strijd was met de spelregels. Volgens de rechtbank en het Hof
heeft degene die natrapte zich schuldig gemaakt aan een onrechtmatige daad.
De Hoge Raad heeft een aantal vuistregels geformuleerd voor de beoordeling van
letseltoebrengend gedrag in een sportsituatie:
 Een dergelijke gedraging is in het kader van sportbeoefening minder snel als
onrechtmatig te kwalificeren dan daarbuiten het geval zou zijn;
 Het enkele overtreden van de spelregels, waaronder regels ter bescherming van
de veiligheid van de spelers, is niet reeds om die reden onrechtmatig, maar dat
neemt niet weg dat het op zeer grove wijze inbreuk op die spelregels maken of
het overtreden van een belangrijke regel wel onrechtmatig kan zijn.
Organisator van activiteiten
Als het gaat om de verantwoordelijkheid van een organisator met betrekking tot
voorzorgsmaatregelen die van belang zijn voor de veiligheid van de deelnemers, zijn de
specifieke normen die gelden tussen deelnemers onderling niet van toepassing. Er
worden dan strenge eisen gesteld.
In Skeeler verongelukt een cursiste tijdens een skeelercursus als gevolg waarvan zij
overlijdt. De Hoge Raad oordeelde dat van een organisator van een skeelercursus voor
beginners mag worden verwacht dat vooraf indringend wordt gewaarschuwd voor de
gevaren, waaronder het gevaar van hoofdletsel valt. Zij is dan ook tekort geschoten in de
op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting om de cursisten op zijn minst dringend te
adviseren een valhelm te dragen.
Ongelukkige samenloop van omstandigheden
Uit de rechtspraak blijkt dat ‘gewoon’ gedrag niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid
indien door een ongelukkige samenloop van omstandigheden iemand daardoor letsel
oploopt.
In Zusjes Jansen raakte Wendy tijdens een verhuizing waarbij haar zus Monique hielp
ernstig verwond, waarop zij van Monique schadevergoeding vorderde op grond van een
onrechtmatige daad.
Facebook.com/SlimStuderen
2
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
Volgens de Hoge Raad was er sprake van een ongelukkige samenloop van
omstandigheden. Gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig als de mate van
waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader
zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te houden. De
gedraging van Monique maakte de kans op het ongeval niet zo waarschijnlijk dat zij de
maatschappelijke zorgvuldigheid zou hebben geschonden.
Relativiteitsvereiste
Toepassing van het relativiteitsbeginsel (art. 6:163) kan er toe leiden dat ondanks de
schending van een rechtsnorm, zorgvuldigheidsplicht of wettelijke norm toch geen
aansprakelijkheid wordt aangenomen omdat de overtreden norm niet geacht wordt de
belangen te beschermen die in het concrete geval geschonden zijn. Dit beginsel beperkt
dus de kring van personen die aanspraak op schadevergoeding zouden hebben of tot een
beperking van de soort van schade.
Het relativiteitsbeginsel bevat drie aspecten:
 Het gedrag moet jegens de benadeelde onrechtmatig zijn (personele bereik);
 De schade zoals de benadeelde die heeft geleden moet onder het
beschermingsbereik van de norm vallen (soort van schade);
 De wijze waarop de schade is ontstaan dient te vallen onder de strekking van de
norm (wijze van ontstaan).
Welke consequenties de beperking tot een bepaalde soort van schade kan hebben voor
de vergoeding van individuele vermogensbelangen van derden, komt aan de orde in het
arrest Duwbak Linda. In deze casus ging het om het vaartuig de Linda dat was
vastgelegd aan vaartuigen van Van Hasselt. Vervolgens is de Linda gezonken, waardoor
schade werd toegebracht aan twee vaartuigen van Van Hasselt. Volgens Van Hasselt
heeft de Staat onzorgvuldig jegens Van Hasselt gehandeld, doordat zij de Linda heeft
goedgekeurd.
Het ging in casu om het Reglement en de daarin gestelde eis van een certificaat van
onderzoek, die beogen de veiligheid in algemene zin van het scheepvaartverkeer te
bevorderen. Het Hof had een onderscheid gemaakt tussen de algemene norm en de
gedragsnorm die betrekking heeft op de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek moet
worden verricht. De eis van zorgvuldigheid beoogt bij te dragen aan het bevorderen van
de veiligheid in algemene zin van het scheepvaartverkeer, maar dat wil niet zeggen dat
de aan het onderzoek te stellen eisen van zorgvuldigheid strekken tot bescherming van
het individuele vermogensbelang van derden die schade lijden doordat een onvoldoende
zorgvuldig gekeurd schip een ongeval veroorzaakt.
Of is voldaan aan het in art. 6:163 neergelegde vereiste dat de geschonden norm strekt
tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden, hangt af van:
 Het doel en de strekking van de geschonden norm; aan de hand waarvan moet
worden onderzocht
 Tot welke personen de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt;
 Tot welke schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt;
 Tot welke wijzen van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich
uitstrekt.
In Io Vivat gaat het om de vraag of een studentenvereniging wegens het houden van
onvoldoende toezicht aansprakelijk is voor schade geleden door De Groot tijdens een
zeilweekend. De Hoge Raad sloot zich aan bij het oordeel van het Hof. Het houden van
toezicht strekte niet tot bescherming van De Groot, omdat hij zelf organisator was van
het zeilweekend en zich niet naar die norm had gedragen. Een zorgvuldigheidsnorm
strekt dus niet tot bescherming van degene die zich er zelf niet naar heeft gedragen. Op
grond daarvan heeft de vereniging geen onrechtmatige daad gepleegd vanwege het
ontbreken van relativiteit.
Facebook.com/SlimStuderen
3
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
Letselschade
Degene die letsel heeft opgelopen waarvoor een ander aansprakelijk is, heeft in ieder
geval recht op vergoeding van vermogensschade (art. 6:95 jo. 6:96), en voor zover aan
de voorwaarden van art. 6:106 is voldaan, ook nog recht op smartengeld (art. 6:95 jo.
art. 6:106). Het uitgangspunt is dat in geval van letsel slechts de verwonde aanspraak
kan maken op schadevergoeding, met uitzondering van art. 6:107 en 6:107a.
Smartengeld
Het recht op smartengeld heeft betrekking op vergoeding van het andere nadeel in de zin
van art. 6:95, oftewel op immateriële schade. Art. 6:95 geeft aan dat het recht op
smartengeld slechts bestaat voor zover de wet op de vergoeding ervan recht geeft.
Smartengeld heeft twee functies, namelijk een compensatiefunctie en een functie in de
sfeer van de genoegdoening. Art. 6:106 lid 1 geeft een limitatieve opsomming van
gevallen waarin op grond van deze bepaling vergoeding van smartengeld kan worden
geclaimd.
Shockschade
In Taxibus werd een meisje doodgereden door een taxibus, hetgeen heeft geleid tot
ernstig geestelijk letsel van de moeder. Het betrof de vraag of de verkeersnorm die de
taxibuschauffeur heeft overtreden ook strekt ter bescherming van de belangen van de
moeder die zelf geen verkeersdeelnemer was. Volgens de Hoge Raad is dat onder
bepaalde omstandigheden wel het geval als aan het volgende is voldaan:
 Iemand die door overtreding van een veiligheids- of verkeersnorm
 Een ernstig ongeval veroorzaakt
 Handelt ook onrechtmatig jegens degene bij wie door het waarnemen van het
ongeval of door directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan
 Een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel
voortvloeit dat wordt vastgesteld naar een in de psychiatrie erkend ziektebeeld
 Hetgeen zich met name voordoet als iemand tot wie de getroffene in een nauwe
affectieve relatie staat, bij het ongeval is gedood of verwond.
De daardoor ontstane immateriële schade komt op grond van art. 6:106 lid 1 sub b voor
vergoeding in aanmerking. Er is in dit geval dan ook sprake van shockschade, hetgeen
in tegenstelling tot affectieschade voor vergoeding in aanmerking komt. Affectieschade
is nadeel wegens het verdriet dat nabestaanden ondervinden als gevolg van overlijden.
Derden
Schade of kosten die normaal gesproken voor rekening van de gelaedeerde zouden
komen en door hem op de laedens zouden kunnen worden verhaald, maar nu voor
rekening van een derde zijn gekomen, komen voor vergoeding in aanmerking krachtens
art. 6:107. Deze vorm van schade wordt verplaatste schade genoemd: de schade is als
het ware verplaatst van de gelaedeerde naar de derde. Deze schade die de derde ten
behoeve van de gelaedeerde maakt, kan hij verhalen op de laedens.
In Johanna Kruidhof heeft de Hoge Raad geoordeeld over de vraag of bij schade van het
kind voor vergoeding in aanmerking komt:
 Verlies van vrije tijd gemoeid met de verzorging door de ouders die ook door
professionele hulp verleend kan worden;
 Verlies van vakantiedagen voor de ouders gemoeid met het bezoeken van het
kind in het ziekenhuis.
De bovenstaande schadeposten zijn destijds gevorderd door het kind, omdat de ouders
als derden geen recht op vergoeding ter zake van de kwetsing van hun kind hebben.
Volgens de Hoge Raad komt alleen de eerste categorie voor vergoeding in aanmerking.
Facebook.com/SlimStuderen
4
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
Verhaalsrecht werkgever (art. 6:107a)
In Rockwool/Poly werd Poly geconfronteerd met overtreding van de Hinderwet door
Rockwool, hetgeen onrechtmatig was jegens Poly. Dit had tot gevolg dat het
ziekteverzuim van werknemers van Poly hoger was dan normaal, waardoor Poly schade
leed in kosten van vervanging en omzetschade. Deze schade is echter terug te voeren op
het letsel van de werknemers en zou ook op grond van art. 6:107 voor rekening van Poly
blijven, omdat er geen sprake is van verplaatste schade.
Een werkgever kan geen vergoeding van bedrijfsschade krijgen als gevolg van ziekte van
werknemers, maar wel een vergoeding van nettoloon. Indien een werkgever is verplicht
tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de gekwetste loon door te betalen en deze
ongeschiktheid tot werken het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor een ander
aansprakelijk is, heeft hij jegens deze ander recht op vergoeding van de schade,
bestaande in hetgeen ter zake van nettoloon aan de gekwetste werknemer is betaald
(art. 107a lid 2).
Facebook.com/SlimStuderen
5
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
B. Kwalitatieve aansprakelijkheid, causaliteit
Verplichte literatuur:
J. Spier, T. Hartlief, G.E. van Maanen en R.D. Vriesendorp, Verbintenissen uit de wet en
schadevergoeding, Studiereeks Burgerlijk Recht, Deventer: Kluwer 2012.
Verplichte arresten:
HR 13 juni 1975, NJ 1975/509 m.nt. G.J. Scholten (Amercentrale).
HR 8 februari 1985, AA 1985/417-421 m.nt. J.H. Nieuwenhuis (Renteneurose).
HR 2 maart 2001, NJ 2001/649 (Protocol-arrest).
HR 21 december 2001, AA 2002 886-896 m.nt. T. Hartlief (Delfland/De Stoeterij).
HR 14 juni 2002, NJ 2002/495 m.nt. K.F. Haak (Geldnet/Kwantum).
HR 31 maart 2006, NJ 2011/250 m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Nefalit/Karamus).
HR 9 november 2007, AA 2007/358-361 m.nt. S.D. Lindenbergh (Groot Kievitsdal).
HR 25 april 2008, NJ 2008/262 (Brandstichting Frieslandhal).
HR 18 juni 2010, NJ 2010/389 (Koeman/Sijm Agro).
HR 24 december 2010, AA 2011, p.720-725 m.nt. S.D. Lindenbergh & S.B. Pape
(Fortis/Bourgonje).
Aansprakelijkheid voor personen
Art. 6:169 lid 2-6:172 vereisen voor aansprakelijkheid voor door andere personen
toegebrachte schade dat door de persoon voor wie een andere persoon kan worden
aangesproken, zelf onrechtmatig is gehandeld. De daad moet die ander vervolgens
kunnen worden toegerekend (art. 6:162 lid 3).
Wanneer in het kader van de kwalitatieve aansprakelijkheid jegens een derde
onrechtmatig is gehandeld, moet die derde de schadevergoedingsvordering baseren op
grond van art. 6:162 jo. art. 6:169 e.v. Wanneer jegens een partij in contractuele
verhouding onrechtmatig is gehandeld door een hulppersoon of hulpzaak, moet die partij
de schadevergoedingsvordering baseren op grond van art. 6:74 jo. art. 6:76-6:77.
Aansprakelijkheid voor ondergeschikten
Art. 6:170 lid 1 bevat voor werkgevers een risicoaansprakelijkheid voor schade door hun
werknemers aan derden berokkend. Wanneer aan de volgende eisen is voldaan, kan de
derde de werkgever aanspreken op grond van art. 6:170 lid 1:
 Het moet gaan om een fout van een ondergeschikte;
 Functioneel verband: er moet voldoende verband bestaan tussen de
opgedragen taak en de schade, waarbij de werkgever zeggenschap had over
gedragingen waarin de fout was gelegen (instructies e.d.) en de kans op die fout
door de opdracht tot het verrichten van de taak is vergroot;
 De ondergeschikte moet een toerekenbare onrechtmatige daad hebben gepleegd
(art. 6:162);
 Er moet schade zijn toegebracht aan de derde.
Er geldt een milder regime voor ondergeschikten die in dienst zijn bij een natuurlijk
persoon, waarbij beslissend is of de ondergeschikte bij het begaan van de fout handelde
ter vervulling van de hem opgedragen taak, dus het functioneel verband wordt
aangescherpt (art. 6:170 lid 2). Daarnaast is vereist dat de ondergeschikte niet
werkzaam was in het beroep of bedrijf van de werkgever.
Als werkgever en werknemer beiden voor de schade aansprakelijk zijn, kan de tot
betaling aangesproken werknemer de schade verhalen op de werkgever, ook al is hij nog
steeds aansprakelijk op grond van art. 6:162. Verhaal houdt dus in dat als er eenmaal is
betaald, een deel daarvan of het geheel kan worden verhaald op de
medeverantwoordelijke, terwijl aansprakelijkstelling inhoudt dat alle
verantwoordelijken voor de schadevergoeding kunnen worden aangesproken.
Facebook.com/SlimStuderen
6
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
In geval van opzet of bewuste roekeloosheid dient de schade door de ondergeschikte te
worden gedragen, maar de omstandigheden van het geval, mede gelet op de aard van
de verhouding, kunnen tot een andere verdeling leiden (art. 6:170 lid 3).
In Groot Kievitsdal oordeelde de Hoge Raad dat voor de vraag of er sprake is van een
functioneel verband alle omstandigheden van het geval moeten worden betrokken.
Daarbij kunnen van belang zijn het tijdstip waarop en de plaats waar de gedraging is
verricht, alsmede de aard van die gedraging, de eventueel door de dienstbetrekking
geschapen gelegenheid tot het maken van de fout en de aan de werknemer ter
beschikking staande middelen. Is er zo’n verband, dan wordt dat niet anders doordat:
 De onderhavige fout buiten werktijd werd gemaakt op een andere plaats dan waar
de werknemers hun taak plachten te verrichten;
 Die fout geen verband hield met de bedrijfsuitoefening van de werkgever(s); en
 Deze fout ook niet werd gemaakt met gebruikmaking van zaken of middelen die
aan de werknemers uit hoofde van de vervulling van hun taak ter beschikking
waren gesteld.
Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten
Art. 6:171 schept een risicoaansprakelijkheid van de opdrachtgever voor fouten die zijn
begaan door niet-ondergeschikten, waarbij is vereist:
 Dat de niet-ondergeschikte in opdracht van een ander werkzaamheden verricht
 Ter uitoefening van diens bedrijf; en
 Jegens een derde aansprakelijk is voor een fout begaan bij die werkzaamheden,
waardoor
 De derde schade lijdt.
Het artikel berust op de gedachte dat de eenheid die een onderneming naar buiten
vormt, behoort mee te brengen dat een buitenstaander, die schade lijdt en voor wie niet
is te onderkennen of deze schade is te wijten aan de fout van een ondergeschikte of van
een niet-ondergeschikte, zich aan deze onderneming kan houden, omdat die
onderneming als eenheid is te beschouwen (eenheidscriterium).
In Delfland/De Stoeterij oordeelde de Hoge Raad dat art. 6:171 beperkt moet worden
uitgelegd. Aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet-ondergeschikte
opdrachtnemer bestaat slechts alleen indien het gaat om werkzaamheden die een
opdrachtgever ter uitoefening van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. Er
is geen aansprakelijkheid indien de benadeelde de dader en dienst opdrachtgever niet als
een zekere eenheid kan beschouwen, waardoor de schade dan niet tot de risicosfeer van
de opdrachtgever behoort. De uiterlijke eenheid ontbreekt dan in dat geval.
Het feit dat de benadeelde vanaf de aanvang weet dat de opdrachtgever en
opdrachtnemer twee verschillende rechtspersonen zijn, doet niet af aan de
aansprakelijkheid van de opdrachtgever. In Koeman/Sijm Agro geeft Koeman opdracht
aan De Wit tot het bespuiten van een van zijn percelen, waardoor buurman Sijm Agro
schade lijdt aan zijn gewassen. Agro spreekt Koeman aan op grond van art. 6:171. De
vordering tegen opdrachtgever Koeman wordt toegewezen, ook al was aanvankelijk al
bekend bij Agro dat er twee afzonderlijke rechtspersonen in het spel waren.
Aansprakelijkheid voor hulppersonen
Wanneer in de uitvoering van een verbintenis door gedragingen van hulppersonen een
tekortkoming in de nakoming van die verbintenis ontstaat (art. 6:74), dan is de
schuldenaar, die bij de uitvoering van de verbintenis gebruik maakt van de hulp van
andere personen, aansprakelijk voor gedragingen van die hulppersonen op gelijke wijze
als voor zijn eigen gedragingen (art. 6:76). Vereist is dus dat bij bijvoorbeeld het
uitvoeren van een opdracht ter nakoming van een verbintenis de hulppersoon schade
moet hebben aangericht.
Facebook.com/SlimStuderen
7
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
In Geldnet/Kwantum werd bepaald dat de kring van personen waarop art. 6:76
betrekking heeft, niet ruim moet worden gevat en dat er slechts aansprakelijkheid
bestaat voor personen van wie hulp wordt gebruikt bij de uitvoering van de verbintenis
ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het geding is.
Causaliteit
Voor de omvang van de schadevergoedingsplicht wordt er gekeken naar het
causaliteitsvraagstuk: voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die het
gevolg is van de wanprestatie of de onrechtmatige daad van de schuldenaar (art. 6:98).
In het kader van de causaliteit moeten twee fasen worden onderscheiden:
 De fase van de vestiging van aansprakelijkheid;
 De fase van de omvang van de aansprakelijkheid.
Volgens de normale regels dient het causale verband tussen de onrechtmatige gedraging
of tekortkoming en het ontstaan van de schade door de benadeelde te worden gesteld en
bij betwisting door de aangesprokene ook door hem te worden bewezen, hetgeen inhoudt
dat hij moet aantonen dat de schade zonder de gedraging niet zou ontstaan. In het
bewijs van causaal verband kan op verschillende manieren tegemoet worden gekomen:
 Toepassing van de omkeringsregel;
 Het aanvaarden van proportionele aansprakelijkheid.
Omkeringsregel
Indien door een als onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging een
risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich
vervolgens verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de
ontstane schade in beginsel gegeven. Degene die op grond van die gedraging wordt
aangesproken, moet dan stellen en bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging
zou zijn ontstaan, waarbij voldoende is dat de aangesprokene dat aannemelijk maakt
(omkeringsregel). Hiervoor gelden de voorwaarden:
 Het gaat om schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar op het
ontstaan van schade bij een ander te voorkomen; en
 Als de kans op dit gevaar door de normschending in het algemeen in
aanmerkelijke mate wordt vergroot.
Proportionele aansprakelijkheid
In Nefalit/Karamus ging het om aansprakelijkheid van een werkgever wegens
blootstelling van een werknemer aan een gevaarlijke stof, waarbij de norm ertoe strekte
de werknemer te beschermen tegen gezondheidsschade. De Hoge Raad aanvaardde de
mogelijkheid dat in geval van onzekerheid over causaal verband, kan worden gekozen
voor aansprakelijkheid naar rato van de veroorzakingskans, hetgeen leidt tot een
deelvergoeding en niet tot een alles-of-niets-oordeel (Nefalit-regel). In
Fortis/Bourgonje werd geoordeeld dat de rechter terughoudend moet zijn in het
aannemen van deze proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband.
De Nefalit-regel komt in aanmerking als aan de volgende toepassingsvoorwaarden is
voldaan:
 De aansprakelijkheid van de aangesproken partij staat op zichzelf vast;
 Er bestaat een niet zeer kleine kans dat het condicio sine qua non-verband tussen
de geschonden norm en de geleden schade aanwezig is;
 De strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending
(zorgplicht e.d.) rechtvaardigen de toepassing van de regel.
Van de adequatieleer naar de leer van de toerekening naar redelijkheid
De vraag in hoeverre bepaalde schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen,
hangt af van verschillende theorieën. Dat alle schade, die in condicio sine qua nonverband staat tot de gedraging of gebeurtenis, moet worden vergoed, is niet meer van
deze tijd.
Facebook.com/SlimStuderen
8
Supplement 1 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
Art. 6:98 bepaalt dat slechts die schade voor vergoeding in aanmerking komt die in
zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de
schuldenaar berust dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de
schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Dit wordt de leer
van de toerekening naar redelijkheid genoemd, hetgeen de opvolger is van de
adequatieleer. Volgens de adequatieleer wordt een causaal verband aangenomen als de
schade het redelijkerwijs te verwachten gevolg is van de gebeurtenis.
Of een schadepost voor vergoeding in aanmerking komt, hangt af van de volgende
factoren:
 Aard van de aansprakelijkheid (art. 6:98), zoals het onderscheid tussen schulden risicoaansprakelijkheid en tussen binnen- en buitencontractuele
aansprakelijkheid;
 Aard van de schade (art. 6:98), zoals het onderscheid tussen personenschade,
zaakschade en zuivere vermogensschade;
 Verwijderbaarheid van het verband;
 Voorzienbaarheid van de soort schade.
In Amercentrale ging het om olieverontreiniging van water en land dat volgens de Hoge
Raad behoort tot de typische gevolgen die van de instorting van een olietank zijn te
verwachten. De uit art. 1405 BW voortvloeiende aansprakelijkheid daarvoor moet worden
beperkt tot die vormen van schade die als typische gevolgen van de instorting van het
desbetreffende gebouw kunnen worden beschouwd en daardoor behoren tot het normale
voor een eigenaar aan een dergelijke gebeurtenis verbonden risico. De Hoge Raad ging in
deze zaak dus uit van een beperkte toerekening.
In Renteneurose dient een politieagent tijdens een carnavalsoptocht met een wapenstok
slagen op hoofd en lichaam toe van Henderson zonder reden, waardoor Henderson fysiek
en geestelijk nadeel oploopt. Volgens het Hof rechtvaardigen bijzondere omstandigheden
dat er geen toerekening plaatsvindt, omdat Henderson na het ongeval last kreeg
renteneurose gedragingen die er voor zorgen dat genezing lang op zich laat wachten met
een eindeloze schadevergoeding tot gevolg. De Hoge Raad oordeelde echter dat de
renteneurose gedragingen zijn ontstaan juist doordat de politieagent letsel heeft
toegebracht. Het feit dat Henderson een stoornis heeft, doet niet af aan het feit dat letsel
is opgelopen dat kan worden toegerekend. Er is dus nog steeds een causaal verband.
In Brandstichting Frieslandhal gaat het om de vraag in hoeverre ouders de
inkomensschade moeten vergoeden van een ondernemer wiens horecaonderneming ten
onder gaat na een door jonge kinderen in een veemarktcomplex gestichte brand.
Uiteindelijk werd geoordeeld dat de aard van de aansprakelijkheid geen beletsel vormt
voor een ruime toerekening op grond van art. 6:98.
De inkomensschade die de ondernemer heeft geleden als gevolg van het niet sluiten van
een nieuwe huurovereenkomst, staat in condicio sine qua non-verband tot de brand. De
inkomensschade is naar haar aard het absolute voorzienbare gevolg van de brand en de
omstandigheid dat die inkomensschade mede wordt bepaald doordat er geen nieuwe
huurovereenkomst wordt gesloten, maakt dat niet anders.
Facebook.com/SlimStuderen
9