02 NIEUWS CAMPUSKRANT | 28 JANUARI 2015 COLUMN Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven. Bissers zoals B. D e KU Leuven zal te slechte studenten dus snel diets maken dat ze hier niet op hun plaats zitten. Wie geen dertig procent van zijn studiepunten haalt, zal zich niet meer (aan dezelfde richting) mogen inschrijven. Het is een oud zeer: de te lage slaagcijfers, de eerstejaars als universitair kanonnenvlees, de hoge tol van onze laagdrempelige toelatingspolitiek. Ongetwijfeld zijn er goede argumenten voor het sneller – of gewoon snel – doorsturen van waarlijk zwakke studenten. En tegelijk … De eerste maanden van het academiejaar voerden bissers het hoge woord. Ze waren alwetender en minder bleu. Waarom denk ik nu aan mijn studiegenote uit eerste kandidatuur, de genaamde B.? Toen ik mij in 1983-1984 inschreef voor Oude Geschiedenis, was B. er al. Zij was één van ‘de bissers’. De eerste maanden van het academiejaar voerden bissers het hoge woord. Ze waren meer ervaren, alwetender en vooral minder bleu in het leven dan de andere eerstejaars. Wij waren jochies van achttien, zij leek al een dame met ervaring in het leven. B. had lange, spierwitte (en volgens ons geblondeerde) haren, niet eens zo discrete make-up en een gebruinde huid. Van zuiderse vakanties? Van het skiën? Zonnebanken? We hadden er het raden naar, en deden dat ook. Maar veel bissers vielen in de loop van het jaar van hun sokkel. Ook toen was de eerste kandidatuur een ongenadig selectiejaar. Na een paar maanden voelden de jochies zich op hun beurt echte studenten. En met de pretentie en overmoed die bij die leeftijd hoort, durfden we hautain en ongenadig doen over wie blijkbaar niet mee kon. Dus meesmuilden we onderling over B., dat “domme blondje”. Onze machopraatjes werden in juli bevestigd, toen B. opnieuw tweede zit had. En ze in september opnieuw faalde. Ze zou wel ‘voor het regentaat kiezen’, zo namen we aan. Tot B. enkele weken later fietsend door Leuven werd gespot. Ze was warempel een trisser geworden. Mógen worden. Zo alomtegenwoordig bissers waren, zo uitzonderlijk ‘trissers’. Trissen kon maar met speciale permissie van de academische overheid. B. had die gekregen. Na twee mislukkingen op rij mocht ze zich zelfs wagen aan rechten – réchten, waar het eerste jaar toch een echte moordkuil was. Het blondje had dus ook haar op haar tanden. Ik heb B. nooit meer ontmoet. Maar ik ben haar wel blijven volgen. B. is geslaagd in haar rechtenstudies, en niet alleen in haar eerste jaar. Later vond ik haar naam bij het ‘academisch en wetenschappelijk personeel’ van haar nieuwe faculteit. Ze trad toe tot een gespecialiseerd advocatenkantoor, en is vandaag juridisch adviseur bij één van de belangrijkste universiteiten van het land. Maar in haar professionele biografie noch in haar profiel op netwerksites als Linkedln maakt B. nog melding van haar eerste Leuvense jaren. Alsof ze zich nog altijd zou hoeven te schamen voor de tijd dat ze doorging voor dom blondje. Vandaar ook dit pleidooi voor mededogen, als de universiteiten straks hun ‘hopeloze’ gevallen sneller gaan doorsturen, en dat op basis van de cijfers van het eerste jaar. Hoe rationeel die procedure ook is, waarzeggerij is de mens nog niet gegeven. Wie had destijds kunnen voorspellen dat B. een A-carrière zou maken? KANTTEKENING Chinese holebi’s kijken uit naar een toekomst waarin hun hele gemeenschap hen aanvaardt. Lees meer op P.04 Door je tuin slim te beheren, bewijs je het milieu een dienst en kan je klimaatverandering tegengaan. Voor haar doctoraat bekeek bio-ingenieur Valerie Dewaelheyns over welk (ecologisch) potentieel onze hofjes beschikken en hoe we het gebruik ervan kunnen verbeteren. “Het belangrijkste is dat mensen beseffen dat hun tuin deel uitmaakt van een groter geheel.” TEKST: Pieter-Jan Borgelioen | ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge Je tuin heeft meer in huis dan je denkt O ver de ideale inrichting van een tuin lopen de meningen sterk uiteen. Terwijl de een zijn hofje gebruikt voor de groentekweek, poot de ander er liever een terras of jacuzzi neer. Wel zijn we het erover eens dat er tegen de tuinwens van de Vlaming geen kruid gewassen is. En dat blijkt ook uit de cijfers (zie kader). Meer dan tachtig procent van de Vlaamse huishoudens woont in een huis met een tuin of terras. Maar weten we wel genoeg over ons gegeerde lapje grond? En benutten we het optimaal? “Niet altijd”, zegt Valerie Dewaelheyns. “Vaak hebben mensen geen flauw benul van het potentieel van hun tuin.” Daar wil ze verandering in brengen. Voor haar doctoraat deed Dewaelheyns uitgebreid onderzoek naar privétuinen in Vlaanderen. Ze ging na hoe de Vlaming zijn lapje grond beheert en geeft een frisse kijk op de mogelijkheden die tuinen ons bieden. “Een slim tuinbeheer kan bijdragen aan de gezondheid en de biodiversiteit”, zegt ze. “Bovendien kan het klimaatverandering tegengaan. Het is mijn bedoeling mensen daarvan bewust te maken.” celen zijn ze zeer beperkt gedocumenteerd. Dat komt omdat academici en beleidsmakers maar weinig belangstelling toonden voor het belang ervan.” Dat was vroeger nochtans anders. Het woonideaal van een ‘huis met tuin’ stamt al uit de negentiende eeuw. Het werd uitvoerig gepromoot door de toenmalige regering die er de sociale wantoestanden Opvoedend moestuintje mee wilde wegwerken. “Aanvankelijk hadden tuinen een opvoedende functie”, zegt Dewaelheyns. “Rond die periode leefde de bevolking uit de lagere klassen in erbarmelijke omstandigheden. Ze had te kampen met armoede, alcoholisme, incest … De regering bedacht dat een huis met een moestuintje die problemen zou kunnen oplossen. Door groenten te telen konden mensen hun eigen voedsel pro- Een blik op de cijfers leert ons dat privétuinen in Vlaanderen zo’n acht procent van de totale oppervlakte innemen. Dat is een fractie minder dan de elf procent aan bossen. Toch bestaat er maar weinig regelgeving rond. “Toen ik aan de slag ging, was er naar privétuinen amper onderzoek gevoerd”, zegt Dewaelheyns. “In tegenstelling tot bossen en landbouwper- Valerie Dewaelheyns: Door groenten te telen konden mensen hun eigen voedsel produceren en discipline kweken. Bovendien hadden ze minder tijd om op café te zitten. NIEUWS 03 CAMPUSKRANT | 28 JANUARI 2015 duceren, honger tegengaan en discipline kweken. Bovendien hadden ze minder tijd om op café te zitten (lacht).” Het nieuwe woonideaal wierp zijn vruchten af. Sterker nog, het werd een absolute must voor latere generaties. Al is de functie van die tuin in de loop der jaren veranderd. “Naarmate de sociale welvaart steeg, daalde het belang van de moestuin”, zegt Dewaelheyns. “Voedselvoorziening werd minder belangrijk en tuinen werden veeleer ruimtes voor ontspanning, denk maar aan de huidige trend van buitenkeukens en wellness in de tuin. Tegenwoordig hebben de meeste mensen een siertuin. Toch blijkt de interesse voor moestuinieren weer toe te nemen. Al gebeurt dat minder uit noodzaak, en meer vanuit een drang naar zingeving. Net zoals mensen opnieuw graag aan het fornuis staan of hun eigen truien breien.” Klimaatverandering Volgens Dewaelheyns is voedselvoorziening maar één van de vele troeven die we binnen handbereik hebben. “Er zijn nog tal van andere ecosysteemdiensten aanwezig in onze tuin. Dat zijn voordelen die ontstaan uit de wisselwerking tussen de omgeving en de daar levende organismen. Denk maar aan de productie van hout, waarmee we de open haard kunnen aanmaken, of vers regenwater.” Daarnaast zijn er ook een pak ecosysteemdiensten die bevorderlijk zijn voor het milieu. “Weinigen weten het, maar door gazon efficiënt te gebruiken, kunnen we de klimaatverandering tegen- Vlaamse tuinen in cijfers Privétuinen beslaan in Vlaanderen 8 procent van de oppervlakte, bijna zoveel als de 11 procent aan bos. Ruim acht op de tien woningen hebben een tuin. In 99 % van de tuinen is er gazon. Meestal neemt die meer dan 50% van de totale tuin in beslag. In 37 % van de tuinen is een moestuin aanwezig. Vlaamse tuinen brengen jaarlijks zo’n 1,310 kg groenten per hectare moestuin voort, en 216 kg fruit per hectare tuin. Gazonbodems in de Vlaamse tuinen zouden samen 901.712 ton koolstof méér kunnen opslaan dan ze nu doen. Dat zou neerkomen op 38.732 kg koolstof per hectare gazon, ongeveer zoveel als akkerland. De cijfers komen uit verschillende databanken uit de periode 2005-2009. gaan. In de bodem wordt immers koolstof opgeslagen die broeikasgas afbreekt.” In samenwerking met de Bodemkundige Dienst van België onderzocht Dewaelheyns het koolstofgehalte in gazons. “Dat bleek veel te laag te zijn”, zegt ze. “Maar dat kan verholpen worden door het grasmaaisel te laten liggen. Net zoals een boom in de tuin koolstof kan vastleggen. Allemaal kleine maatregelen die weinig moeite kosten en helpen bij het tegengaan van de klimaatverandering.” Dewaelheyns bestudeerde ook de impact van het gebruik van meststoffen op tuinbodems. Ze ontdekte dat Vlaamse tuiniers meer meststoffen gebruiken dan nodig. Nochtans zijn die erg slecht voor het milieu. “Van pesticiden weet iedereen dat ze schadelijk zijn, maar meststoffen worden vaak als ongevaarlijk beschouwd. Tuiniers gaan hun stukje grond riant bemesten omdat ze dat zo gezien hebben bij hun vaders of grootvaders. Ze weten dikwijls niet dat een overmatig gebruik van die stoffen zorgt voor een lagere kwaliteit van het bodemwater. Dat kunnen we verhelpen door tuiniers te informeren, sensibiliseren en ondersteunen.” Groter geheel Om het tuiniers mogelijk te maken het potentieel van hun tuinen te verhogen, ontwikkelde Dewaelheyns een toolbox met strategieën en aanbevelingen. “Geleidelijk aan moeten we de kennis en het gedrag van de tuiniers veranderen”, zegt ze. “Dat kan door ze bewust te maken van de mogelijkheden die hun tuinen bieden, en ze te stimuleren om die te benutten. Zodra dat gebeurd is kunnen we hen op maat gemaakt tuinadvies geven of hen laten deelnemen aan specifieke wijkprojecten. In bepaalde gevallen kunnen overheidsrichtlijnen en regelgeving soelaas bieden.” Dewaelheyns beseft dat het een werk van lange adem is. “Tuiniers zullen hun gedrag niet van de ene op de andere dag veranderen. Daarom is het van het grootste belang dat we nu al van start gaan en het potentieel van onze tuinen verder blijven onderzoeken. Een langdurig proces, maar het kan werken. Denk maar aan het sorteren van afval: de overheidscampagne daarrond ging moeizaam van start, maar intussen is sorteren ingeburgerd geraakt.” Tegelijkertijd blijft de tuin natuurlijk een privé-aangelegenheid. “Ik wil mensen dan ook niet dicteren wat ze met hun tuin moeten aanvangen. Maar alle beetjes kunnen helpen. Uit cijfers blijkt dat Belgen in 2013 tussen de 200 en 500 euro aan hun tuin spendeerden. Daarmee kan al veel goeds gebeuren. Individuele veranderingen lijken misschien bescheiden en onbeduidend, maar wanneer duizenden tuiniers zo’n positieve verandering uitvoeren, kan de impact aanzienlijk zijn. Het belangrijkste is dat mensen beseffen dat hun tuin deel uitmaakt van een groter geheel.” Voor meer info: [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc