Lesbrief - Lieve Stine

Lesbrief
Introductie
Deze lesbrief hoort bij Lieve Stine, weet jij het? van Stine
Jensen en Sverre Fredriksen. Dit boek bestaat uit 20 brieven
en antwoorden van filosoof Stine.
Deze lesbrief bestaat uit zes lessen. Elke les begint met
een brief uit het boek, die klassikaal gelezen kan worden.
Daarna volgen vragen en activiteiten. De vragen zijn het
meest geschikt voor een klassengesprek. Er is een antwoordblad, maar bij veel vragen geldt dat er geen goede of foute
antwoorden zijn. De bedoeling is dat leerlingen door samen
te praten op nieuwe ideeën komen.
Bij Lieve Stine, weet jij het? hoort een website: www.lievestine.nl. Hier kunnen leerlingen meer
informatie vinden over Stine en Sverre, maar ook zelf een vraag opsturen naar Stine.
1
Les 1 – Brief 1
1. Kun je uitleggen waarom Tasha boos en verdrietig is?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2. Waarom laat ze dat niet merken?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2
3. Stine vertelt in haar brief dat er vier basisemoties zijn. Kun
je die tekenen?
4. Ze schrijft ook dat er eigenlijk nog twee emoties bij horen:
verbazing en afschuw. Kun je die ook tekenen?
Er zijn een heleboel emotieregels. Je gevoel en verstand
zeggen soms verschillende dingen. Daarom liet Tasha niet
merken dat ze boos was. Hoe zou jij bijvoorbeeld reageren
met je gevoel en hoe met je verstand als…
…je op de verjaardag van je oma bent en het eigenlijk maar
saai vindt?
…je vriendin een rekentoets heel slecht gemaakt heeft en jij
heel goed?
…je iemand ziet uitglijden over een bananenschil?
…je beste vriend de hoofdrol in de eindmusical krijgt (en die
wilde jij ook wel)
…je hebt verloren met voetbal?
5. Waarom zijn er emotieregels? (Waarom gebruik je soms je
verstand als je gevoel iets anders zegt?)
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
3
Les 2 – Brief 3
1. Waarom vertelde Roos niet wat ze écht van het cadeau
vond, denk je?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2. Zou jij hetzelfde hebben gedaan? Heb je weleens over
andere dingen gelogen, bijvoorbeeld tegen je vader en
moeder?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
3. Is liegen altijd slecht? Wanneer wel en wanneer niet?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
4
4. Stine schrijft in haar antwoord dat liegen niet altijd slecht
is. Kun jij bedenken wanneer je een leugentje om bestwil zou
vertellen?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
[Bij de volgende oefening kun je eventueel ‘liegen’, ‘niet
liegen’ en ‘leugentje om bestwil’ op papieren door de klas
hangen. De leerlingen gaan bij het papier van hun keuze
staan.]
5. Is dit liegen of niet? En is dit écht liegen of een leugentje
om bestwil?
• Je beste vriend heeft nieuwe schoenen, waar hij heel erg
blij mee is. Jij vindt ze heel erg lelijk, maar zegt: ‘Wauw, ze
zijn geweldig! Ik wilde dat ik ze had!’
• Je ziet een oudere jongen iets stelen in de winkel. Als de
kassajuffrouw even later naar je toe komt om te vragen of
je iets vreemds hebt gezien, zeg je van niet.
• Je vader vraagt of je je tanden hebt gepoetst. Dat heb je
niet gedaan, maar je ligt net zo lekker in bed, dus je zegt
van wel.
• Je komt thuis uit school en er is een vriendin van je
moeder op bezoek. Die vraagt: ‘Hoe gaat het?’ Jij hebt net
je teen gestoten, je moest een moeilijke rekentoets maken
en je beste vriendin deed onaardig. Je zegt: ‘Goed hoor!’
• Tijdens het stoeien met je kleine broertje valt de mooie
vaas van je moeder kapot. Tegen je moeder zeg je dat je
broertje het heeft gedaan.
• Je vriendin is naar de kapper geweest en vraagt wat je van
haar nieuwe kapsel vindt. Jij ziet geen verschil, maar zegt:
‘Wauw, dat staat je hartstikke mooi!’
6. Bedenk samen met je klasgenoten de ‘regels’ voor liegen.
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
5
Les 3 – Brief 7
1. Aan welke regels moet jij je thuis houden? Denk aan:
bedtijd, opstaan, hoe lang mag je op de computer/tablet,
hoeveel snoepjes mag je, of je je bord altijd moet leeg eten…
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2. Vind jij het goed dat je ouders bepalen wat je moet doen?
Wat zou je liever zelf bepalen?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
6
Lees het eerste stukje van Stine’s brief (tot en met ‘…je
leven’)
3. Wat zou jij doen als je alles zelf mocht bepalen? Schrijf
op een groot papier jouw ‘Huisregels’ als je de baas zou zijn.
Schrijf er minstens vijf op.
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
Toneelstukje
4. Maak met klasgenoten een toneelstukje. Eén is de vader,
één is de moeder, iemand anders is het kind dat alles zelf
mag bepalen en de laatste een kind dat juist altijd moet
luisteren naar zijn vader en moeder. Wat zou er gebeuren?
5. Stel dat je niet alleen thuis zou mogen bepalen wat er
gebeurt, maar ook op school. Wat zouden jullie doen? Noem
minstens vijf dingen.
6. En als je de koning of koningin zou zijn? Wat zouden de
regels zijn in jouw land? Noem er minstens vijf.
Lees de rest van Stines brief.
7. Denk je dat het leuk zou blijven als je steeds je eigen
regels mocht bepalen? Of na een tijdje misschien niet meer?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
7
Les 4 – Brief 8
1. Heb jij een profiel op internet? Op welke sites?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2. Zet je vaak iets online? Zijn dat leuke of stomme dingen?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
3. Waarom denk je dat Joska op internet zette dat het leuk
was in de bioscoop, terwijl dat eigenlijk niet zo was?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
8
Discussiekring
Ga met de klas in een kring zitten. Kies een stelling. Als
je wat over de stelling wilt zeggen, ga je staan. De juf of
meester wijst aan wie er iets mag zeggen.
Stellingen
•
•
•
•
9
Vrienden op Facebook/Instagram zijn echte vrienden.
Op Facebook/Instagram mag je alleen leuke berichtjes
neerzetten.
Het is raar om vrienden te zijn met de juf of meester op
Facebook.
Ouders mogen geen Facebook.
Les 5 – Brief 15
1. Zijn er in de klas meisjes die graag ‘jongensdingen’ doen?
En jongens die weleens ‘meisjesdingen’ doen?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2. Soms moet je erover nadenken of je een jongen of een
meisje bent, bijvoorbeeld als je naar de wc gaat of als je je ’s
ochtends aankleedt. Weet jij nog meer van die momenten?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
Vergelijken en tegenstellen
Vergelijk jongens en meisjes. Schrijf dingen die typisch zijn
voor jongens in het jongenshokje en dingen die typisch zijn
voor meisjes in het meisjeshokje. Het mag alles zijn: speelgoed, kleuren, sport…
Schrijf dingen die voor allebei zijn in het overlappende hokje.
Jongens
Beide
Meisjes
10
3. Kijk naar de vakjes. Wie bepaalt eigenlijk wat
meisjesachtig en jongensachtig is? En waarom is het gek als
jongens van roze houden? Of meisjes liever voetballen?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
11
Les 6 – Brief 20
1. Heb jij weleens een rotdag? Waardoor ga jij je rot voelen?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
2. Waar word je gelukkig van? Schrijf drie dingen op die jou
heel gelukkig maken.
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
Uitbeelden
In plaats van opschrijven, kun je in de klas ook om de beurt
uitbeelden waar je gelukkig van wordt. Als je klasgenoten het
geraden hebben, schrijft de juf of meester het op het bord.
12
3. Stine zegt dat ongelukkig zijn soms gewoon bij het leven
hoort. Vind jij dat ook? Op welke momenten zou dat zijn?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
4. Stine zegt dat als je veel glimlacht, je je vanzelf beter voelt.
Zou dat ook werken als je iets moet doen wat je eigenlijk niet
leuk vindt?
..................................................................................................
..................................................................................................
..................................................................................................
Omdenken
Bedenk hoe je ervoor kunt zorgen dat de volgende dingen
toch leuk worden:
• De afwas doen
• Naar de tandarts gaan
• Lang in de auto zitten
• Je kamer opruimen
• Op je kleine broertje passen
• Bij een oom en tante op visite gaan die je niet zo leuk
vindt
• Een spreekbeurt houden op school
13