het portret van Robin

www.voordejeugd.nl
Stelselwijziging jeugd
Jeugd-lvb
Robin’s
moeder
vertelt...
‘Is Robin uit logeren? Oh, gelukkig!’ Arthur vindt het
soms helemaal niet erg dat zijn broer een paar
dagen weg is. Zo is het eindelijk rustig in huis en
krijgt hij zelf wat meer aandacht van Daniel en Iris,
zijn ouders. Robin (negen jaar) is autistisch en
verstandelijk beperkt. Hij zit op een speciaal
kinderdagcentrum en verblijft regelmatig in een
logeerhuis voor kinderen met een verstandelijke
beperking. ‘Een gehandicapt kind erbij, daar houd
je geen rekening mee als je aan kinderen begint’,
zegt Iris. ‘Ik ervaar het wel als zwaar, Robin heeft
gewoon ontzettend veel zorg nodig.’
De situatie
Vrij snel na Robins geboorte valt het zijn ouders op dat de baby
weinig contact maakt. Ze melden dit tijdens de eerste routinecontrole op het consultatiebureau. De kinderarts ziet genoeg
aanleiding om Robins ontwikkeling nauwlettend in de gaten te
houden. Als enkele maanden later blijkt dat zijn spraak zich
langzamer ontwikkelt dan bij de meeste baby’s, rijst het
vermoeden van een ontwikkelingsachterstand. Bij zijn vier jaar
oudere broer Max is een aan autisme verwante stoornis
geconstateerd. Hij vindt sociaal contact lastig en heeft moeite
Jeug-lvb
1
Stelselwijziging Jeugd
‘De gedachte dat de zorg voor
hem en óm hem nooit meer op
zal houden, dat vind ik er nog
het zwaarst aan.’
met leren. Veel van Robins gedrag lijkt op dat van Max –
wellicht is er met hem iets vergelijkbaars aan de hand.
Alleen lijken de symptomen bij Robin nog sterker aanwezig
dan bij zijn broer.
Als peuter neemt Robins ontwikkelingsachterstand toe. Zijn
woordenschat blijft beperkt, hij speelt niet of nauwelijks
met andere kinderen, maakt geen oogcontact, is erg
onrustig en fladdert voortdurend met zijn handen. Op
aanraden van het consultatiebureau gaat hij naar een
dagcentrum voor peuters met een ontwikkelingsachterstand. Gespecialiseerde pedagogisch medewerkers kunnen
daar extra aandacht besteden aan zijn sociaal-emotionele
en cognitieve ontwikkeling. Op driejarige leeftijd wordt hij
onderzocht in een kliniek voor jeugdpsychiatrie. Volgens de
psychiater is de diagnose helder: Robin is ‘klassiek autist’,
de zwaarste variant van alle stoornissen in het autisme­
spectrum. Daarnaast heeft hij een verstandelijke beperking,
wat maakt dat hij in zijn ontwikkeling steeds verder bij zijn
leeftijdsgenoten zal achterlopen. Op aanraden van de
psychiater gaat Robin Risperidon gebruiken, een medicijn
dat zijn onrust wat wegneemt en de scherpe kantjes van zijn
gedrag haalt.
Zijn ouders beseffen dat Robin de komende jaren veel zorg
nodig zal hebben. Hoe lang die zorg nodig zal zijn, en de
mate waarin, is vooralsnog onduidelijk. ‘Misschien wel zijn
hele leven lang’, zegt Iris. ‘Dat vind ik er nog het zwaarst
aan, de gedachte dat de zorg voor hem en óm hem nooit
meer op zal houden.’
Indicatie
Vanaf zijn vijfde is Robin leerplichtig en moet hij naar
school. Op het peuterdagcentrum is men het er over eens
dat dit voor hem geen haalbare kaart is. Zijn moeder: ‘Een
reguliere basisschool is uitgesloten, dat niveau kan hij
gewoon niet aan. Een ZML-school, voor zeer moeilijk
lerende kinderen, dat zou op termijn eventueel wel kunnen.
Maar daarvoor is het nu nog te vroeg.’ Daniel en Iris
overleggen met het naburige kinderdagcentrum voor
kinderen met een verstandelijke beperking. De manager
van dit centrum geeft ook leiding aan het peuterdagcentrum en veel van de therapeuten worden op beide centra
2
Jeugd-lvb
ingezet. ‘Ze kenden Robin dus al, dat scheelt toch, die korte
lijntjes. We waren het er snel over eens dat het voor hem de
beste keuze was.’
Om voor plaatsing in aanmerking te komen moet de
aanvraag voor AWBZ-zorg van het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ) worden uitgebreid. Die aanvraag was destijds al
gedaan voor het peuterdagcentrum, maar omdat Robin in
plaats van enkele dagen de hele week in het centrum zal
verblijven is uitbreiding noodzakelijk. De procedure wordt
in gang gezet door de orthopedagoog van het kinderdagcentrum. Die stuurt een flink dossier mee: IQ-testen, het
onderzoeksrapport van de psychiater, de evaluatie van het
peuterdagcentrum. Daniel: ‘Eigenlijk alle documenten die
kunnen aantonen dat Robin hier het meest op zijn plek is.’
De aanvraag wordt positief beoordeeld. Het kinderdag­
centrum vraagt vrijstelling van de leerplicht aan bij de
gemeente – een formaliteit – en vanaf zijn vijfde verjaardag
is Robin er van harte welkom.
Kinderdagcentrum
Op het kinderdagcentrum komt Robin terecht in een groep
met zes andere kinderen, die allemaal in meer of mindere
mate behoefte aan structuur hebben. De kinderen zijn tot
’s middags half vier op het centrum en worden dan met
taxibusjes naar huis gebracht. De begeleiders krijgen
ondersteuning van een groot aantal vrijwilligers en van een
team bestaande uit gedragsdeskundigen, een fysiotherapeut, een ergotherapeut, een logopediste, een muziek­
therapeut en een bewegingsagoog. Normaal gesproken is
er één begeleider op drie à vier kinderen, maar omdat er
ook een meisje is dat één-op-één begeleiding nodig heeft,
zijn er in Robins groep vrijwel altijd drie begeleiders
aanwezig. Tussen de ouders en de begeleiders is niet veel
persoonlijk contact. Wel is er een dagelijkse overdracht via
een door Robin zelf meegenomen schrift, waar zowel zijn
ouders als zijn begeleiders hun bevindingen in schrijven.
Veiligheid en voorspelbaarheid zijn voor de kinderen erg
belangrijk. De begeleiders werken daarom met vaste
structuren: vrijwel elke dag verloopt hetzelfde en als er
veranderingen zijn in het dagprogramma, dan worden die
ver van tevoren duidelijk aangegeven. Omdat Robin erg
visueel ingesteld is, werken de begeleiders met pictogrammen. Robin heeft in het centrum een eigen ‘pictobord’,
waarop met behulp van pictogrammen het dagschema
wordt aangegeven. Iris: ‘Dat werkt heel goed voor hem. Ziet
hij een appel, dan betekent dat: we gaan straks fruit eten.
Bij een puzzelstuk weet hij: we gaan nu puzzelen. Dat geeft
hem echt houvast.’ Alle activiteiten worden afgebakend met
begin- en eindliedjes. Omdat de kinderen moeite hebben
met klokkijken, wordt er gewerkt met een timetimer, een
instrument waarop met een rood vlak aangegeven wordt
www.voordejeugd.nl
hoe lang een bepaalde activiteit nog duurt. Is het rode vlak
weg, dan is het tijd voor de volgende activiteit.
Het zijn allemaal manieren om de voorspelbaarheid te
vergroten en het onverwachte zoveel mogelijk uit te sluiten.
‘Dat is voor Robin ook echt wel nodig’, vindt Iris. ‘Als dingen
onduidelijk zijn, dan heb je best een lastige aan hem. Hij kan
dan de hele tijd door vragen blijven stellen. Mag ik op de
iPad, mag Robin op de iPad? Twee of drie keer is dat prima,
maar bij de twintigste keer gaat het toch op je zenuwen
werken. Als hij echt in de war is, gaat hij huilen, schreeuwen,
met spullen gooien, of soms zelfs op de grond liggen. Het is
gedrag dat je bij een gezond tweejarig kind zou verwachten,
maar dat is dan ook waar zijn sociaal-emotionele vermogens
nu ongeveer liggen. Verstandelijk is hij iets verder. Hij is nu
negen jaar en heeft het niveau van een vier-of vijfjarige.’
Toch zien zijn begeleiders zeker groei. Ze proberen Robin
cognitief zo veel mogelijk uit te dagen en zijn zelfstandigheid te bevorderen. Daniel: ‘Van de begeleiding krijgen we
terug dat hij dingen erg snel oppikt, dat is natuurlijk heel
leuk om te horen. Het enige lastige dat bij hem altijd speelt
is het sociale aspect. Ze proberen hem weerbaarder en
vaardiger te maken in het contact. Ook daarin maakt hij de
laatste tijd kleine stapjes.’ Zo valt het de begeleiders op dat
Robin de laatste tijd steeds vaker probeert een beetje
ondeugend te zijn, hij doet dingen die niet mogen en kijkt
vervolgens wat voor reactie dat oproept. Een volgende stap is
wellicht dat hij beter leert om te gaan met de boosheid die
zijn nieuwe gedrag bij andere kinderen en de begeleiders
oproept. Iris: ‘Het lijkt erop alsof het plafond van zijn
ontwikkeling nog lang niet bereikt is. Waar de grens ligt is
moeilijk te zeggen, het kan nog alle kanten op.’
Burn-out
Daniel en Iris hebben allebei een baan en naast Robin zijn er
ook nog Max en Arthur die zorg en aandacht verdienen. De
drie kinderen zijn meestal rond vier uur ’s middags thuis en
dat betekent dat tenminste één van beide ouders er moet
zijn. ‘Dat is echt heavy’, vindt Daniel. ‘De kinderen gaan heel
leuk met elkaar om, maar het is vaak ook stoeien en
vechten. Het maakt veel verschil of Robin wel of niet thuis
is, hij vraagt zoveel extra aandacht. Dat komt vooral doordat
hij in de stress raakt als er onvoorspelbare dingen gebeuren.
Als ik een pak melk vergeten ben en ik moet weer even terug
naar de supermarkt, dan kan hij totaal in paniek zijn.
Situaties moeten steeds visueel voorbereid worden. De
herhaling en het verwerken daarvan, dat vraagt enorm veel
tijd en is erg zwaar.’
Rond Robins zesde verjaardag beginnen zijn ouders ernstige
vermoeidheidsverschijnselen te krijgen. Zowel mentaal als
fysiek zitten ze er flink door heen. Bij beiden wordt een
burn-out geconstateerd. Iris: ‘Dat kwam toch wel door
Robin. Niet alleen door de zorg voor hem, maar ook door
onze zorgen óm hem. We vroegen ons voortdurend af: hoe
moet het straks, in de toekomst? We hebben alles bij elkaar
wel een jaar niet gewerkt, we zijn er echt even uit geweest.’
Omdat de situatie thuis onhoudbaar wordt, gaat Robin een
tijdje naar een crisisopvang. Ondertussen denken Daniel en
Iris na over een meer structurele oplossing, want zo gaat het
niet langer.
Ondersteuning thuis
Op aanraden van het kinderdagcentrum melden ze zich aan
bij een organisatie die gespecialiseerd is in de ondersteuning van mensen met een beperking. De organisatie kijkt
naar wat Robin nodig heeft om goed te kunnen functioneren en naar wat de ouders daarbij aan ondersteuning
kunnen gebruiken. Daniel en Iris kunnen er terecht met
vragen over Robins opvoeding en ontwikkeling en voor
advies over regelgeving, geldzaken en een eventuele
toekomstige school of woonvorm. Daniel: ‘Ze werken niet
specifiek met Robin, maar kijken eerder vanaf de zijlijn me.
In onze situatie hebben ze naar mogelijkheden gezocht om
ons wat te ontlasten. Heel praktisch: is het een idee dat
Robin door iemand meegenomen wordt naar het zwembad
of de speeltuin? Gewoon zodat wij op adem kunnen komen
en even niet hoeven te zorgen. En ze adviseerden bijvoorbeeld om ook thuis met van die pictogrammen te gaan
werken, zodat Robin beter begrijpt wat we bedoelen.’
Logeren
In overleg met het kinderdagcentrum wordt gezocht naar
een plek waar Robin op regelmatige basis kan logeren. Het
centrum maakt onderdeel uit van een grote regionale
organisatie die mensen met een verstandelijke beperking
ondersteunt. Die organisatie heeft een groot aantal
woon­plekken waar kinderen met een verstandelijke
beperking gedurende kortere of langere tijd kunnen wonen.
In eerste instantie wordt gekozen voor een huis waar Robin
in weekenden, midweken of schoolvakanties terecht kan.
Dat huis is echter alleen open als er voldoende kinderen zijn.
Daniel: ‘Dat was voor ons erg lastig. Soms kregen ze het niet
rond en dan hadden we Robin opeens toch weer drie weken
thuis. Als je allebei een baan hebt, is dat haast niet te doen.’
‘Het lijkt erop alsof het plafond
van zijn ontwikkeling nog lang
niet bereikt is.’
Jeug-lvb
3
Gelukkig komt er snel een andere optie in beeld, een huis
met een vaste groep van acht verstandelijk beperkte
kinderen, waar ook ruimte is voor een logé. Wat helemaal
mooi uitkomt, is dat het begeleidende team er deskundig is
op het gebied van autisme. In eerste instantie gaat Robin er
om de week een paar dagen logeren – meestal doordeweeks,
maar soms ook in het weekend. Net als op het kinderdagverblijf is het programma er bijzonder gestructureerd, iets waar
alle kinderen op de groep veel baat bij hebben.
De nieuwe situatie bevalt zo goed dat Daniel en Iris, in
samenspraak met het kinderdagcentrum, willen onderzoeken of het mogelijk is dat Robin permanent in het logeerhuis verblijft en om de week een weekend thuis is.
‘Natuurlijk gaan we dan wel elke week bij hem langs. Maar
zijn thuisbasis is dan in principe daar, we merken toch dat
dat voor ons allemaal het beste is. Ik ben gewoon heel bang
om terug te vallen in waar we geweest zijn.’
‘Het bleek een heel goede keuze, zowel voor Robin als voor
ons. Hij heeft daar de vaste structuur die wij hem niet altijd
kunnen bieden. Er wordt echt heel goed voor hem gezorgd.
Hij heeft ook altijd zin om er naar toe te gaan, gaat er
ontspannen heen en komt ontspannen weer terug. En wij
hebben het blijkbaar nodig, gewoon om ons weer even op te
laden. We kunnen nu ook wat meer voor Max en Arthur
zorgen, die hebben toch best onder de situatie te lijden gehad.
Arthur was toch vaak degene die zei: ‘Is Robin uit logeren? Oh
gelukkig!’. Dat vond ik nooit leuk om te horen, maar het was
voor hem natuurlijk wel de realiteit. Dan was er eindelijk rust
in huis en kreeg hij zelf wat meer aandacht.’ Daniel: ‘Toch
schaam je je er wel eens voor. We hebben zo veel zorg, is dat
nou wel nodig? Maar als Robin thuis is en het is weer eens
even heftig, dan denk je toch: ja, het is echt nodig.’
De toekomst
Voor Daniel en Iris is het afwachten of het huis een
permanente plek voor Robin heeft. De komende tijd zou het
voor het gezin een geweldige ontlasting zijn. De verdere
toekomst is onzeker. Veel zal afhangen van Robins
ontwikkeling. Als hij zo doorgaat als in de afgelopen
periode, dan kan hij over een paar jaar wellicht naar een
ZML-school. En vandaaruit, met de nodige training en
begeleiding, misschien zelfs zelfstandig wonen. Iris: ‘Op het
kinderdagcentrum zien ze het hem wel doen, zeggen ze. Zo
niet, dan blijft hij in elk geval tot zijn 18e daar. En daarna
zien we wel weer verder. Hoe dan ook, tot aan onze dood is
Robin een zorg. En wie doet het als wij er straks niet meer
zijn? Dat vind ik wel heel zwaar, die gedachte.’
Eva, persoonlijk begeleider
kinderdagcentrum
Op het kinderdagcentrum heeft Robin een vaste persoonlijk begeleider: Eva. Naast Robin heeft zij
nog twee andere kinderen onder haar hoede. Ze verzorgt, observeert en ondersteunt de kinderen en
is, samen met een team van gespecialiseerde therapeuten, verantwoordelijk voor hun behandeling.
‘We organiseren individuele en groepsactiviteiten om de kinderen cognitief, sociaal en emotioneel uit
te dagen. Uiteindelijk gaat het er vooral om hen zo veel mogelijk te stimuleren.’
Geen autist hetzelfde
‘Autisme is een verzamelnaam’, zegt Eva. ‘De klassieke autist
is de autist die we allemaal het beste kennen. Het is een
beetje de hoofdpersoon uit Forrest Gump, iemand met veel
dwangmatige handelingen, bijvoorbeeld dat alle deuren
altijd dicht moeten zijn. Eigenlijk is ieder mens in zekere
mate dwangmatig, alleen is het bij de klassieke autist zwaar
overdreven en dus vinden we dat gedrag apart. Natuurlijk is
geen autist hetzelfde. Maar ik zie wel dat het helpt als je
autistische kinderen met dezelfde structuurbehoefte in een
4
Jeugd-lvb
klein groepje bij elkaar zet. Robin heeft daar echt veel baat
bij. In ons kinderdagcentrum kunnen we die structuur
bieden; thuis hebben zijn ouders te maken met twee broertjes
die ook aandacht willen. Dat is vaak lastig, omdat Robin in
het contact met andere kinderen erg dwingend kan zijn.’
Doelen evalueren
‘Eenmaal per jaar wordt de begeleiding van Robin geëvalueerd in een zogenaamd persoonlijk plan bespreking. Dan
worden de doelen voor het komende jaar besproken en
‘Als ouders zo’n verslag lezen,
lijkt het vaak heel heftig. Mijn
kind kan echt helemaal niks,
denk je dan als vader of moeder.
Maar als je je indicatie misloopt,
dan ben je verder van huis.’
het schrijven van een indicatieaanvraag is dat best gevaarlijk, want zo loop je toch het risico dat die afgewezen wordt.
Uiteindelijk kun je alles het beste zo precies mogelijk
opschrijven. Als er gevraagd wordt ‘kan het kind zelfstandig
eten?’ dan ben je geneigd om ja te zeggen, omdat Robin
best zijn vork in een boterhammetje kan prikken. Maar het
antwoord is toch echt nee, want je moet hem altijd helpen
bij het smeren en bij het kiezen van zijn beleg. Je moet dus
goed kijken en opschrijven: wat kan het kind nu zelf en
waarin heeft het ondersteuning nodig? Als ouders zo’n
verslag lezen, lijkt het vaak heel heftig. Mijn kind kan echt
helemaal niks, denk je dan als vader of moeder. Maar als je
je indicatie misloopt, dan ben je verder van huis.’
vastgelegd wie wat daarin gaat doen. We willen weten wat er
op de verschillende plekken – in het gezin, op het kinderdagcentrum en in het logeerhuis – bereikt is en wat het
perspectief voor de komende periode is. De ouders zijn bij
die bespreking aanwezig, vanuit het kinderdagcentrum zijn
onze orthopedagoog, psychiater en ikzelf erbij en vanuit het
logeerhuis ook nog eens hun orthopedagoog en hun
psychiater.’
Woonplaats van invloed op plaatsing?
‘Naast het jaarlijkse persoonlijk plan is er om de twee jaar
een interdisciplinair persoonlijk plan, waarin behalve al
deze mensen ook de therapeuten aansluiten die met Robin
werken. Dat kan bijvoorbeeld een muziektherapeut zijn,
een ergotherapeut of een logopedist – afhankelijk van waar
Robin die periode behoefte aan gehad heeft. Het grote
voordeel is dat we al die therapeuten hier in huis hebben.
Ze hebben gewoon een kantoortje in ons gebouw. De
kinderen die therapie hebben worden er naar toe gebracht
en kunnen daarna weer gelijk naar de groep. Robin heeft nu
even geen individuele therapie, maar als dat wel het geval
is, dan zitten we tijdens zo’n IPP soms wel met een man of
tien in de vergaderruimte.’
‘Uiteraard zijn er soms ook besprekingen tussendoor,
bijvoorbeeld met de psychiater, over zijn medicatie. Die
medicatie zorgt bij Robin echt voor stabieler gedrag, daar
heeft hij veel baat bij. En het mooie aan Robin is dat hij
vrijwel nooit vergeet om het in te nemen, dat hoort nou
eenmaal bij zijn behoefte aan structuur’.
Indicatie in gevaar bij te positieve
formulering
‘In het verleden was het bij het schrijven van de verslagen
beleid om bepaalde dingen zo positief mogelijk te formuleren, zodat het voor ouders niet te confronterend was om te
lezen. We wilden als organisatie uitgaan van wat kinderen
nog wél kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Maar bij
‘Qua vervoer zit er vanuit de overheid een grote verandering
voor ons aan te komen. Vrijwel alle kinderen die hier
komen, worden vervoerd met taxibusjes. Straks wordt het
wellicht zo dat alleen gezinnen die binnen een straal van
tien kilometer van het kinderdagcentrum wonen hun
vervoer nog volledig vergoed krijgen. Woon je verder, dan
moet je een eigen bijdrage gaan betalen. En er is ook sprake
van dat je kind alleen maar hier geplaatst kan worden als je
in de regio woont. Dat wordt allemaal nog best spannend.
Wat als je wel binnen die straal van tien kilometer woont,
maar net buiten de regio? Stel dat er geen vergelijkbaar
kinderdagcentrum in de buurt is, wat dan? Je kunt mensen
toch moeilijk dwingen te verhuizen als ze hun kind hier
geplaatst willen hebben. Als organisatie hebben we bezwaar
tegen de nieuwe regels aangetekend, maar vooralsnog is dat
afgewezen. De politiek in Den Haag moet hier nu over
beslissen. Ik ben erg benieuwd hoe het afloopt.’
Gemeente helpen bij beoordelen
indicatie
‘Ik kan me wel voorstellen, dat het voordelig is dat de lijnen
straks wat korter zijn als de gemeente verantwoordelijk
wordt. Er zijn dan vaste mensen die je altijd kunt benaderen
en waarvan je weet dat ze de regio goed kennen. De eerste
tijd is er natuurlijk ook het nadeel dat die mensen het
werkveld niet goed kennen, ze hebben nog weinig idee van
hoe ze dit moeten gaan invullen. Ik zie een potentieel
gevaar dat ze, juist omdat ze weinig ervaring hebben, eerst
veel te gemakkelijk gaan indiceren, waardoor ze snel door
het geld heen zijn en de kinderen die het echt nodig hebben
straks niet meer geplaatst kunnen worden. We moeten de
gemeente daar echt bij helpen. Mijn voornaamste tip aan
die mensen is uiteraard: kom bij ons langs! Ga eens kijken
om wat voor kinderen het gaat, dan kun je die verantwoordelijkheid straks veel beter aan.’
Jeug-lvb
5