programmatekst - Festival Vlaanderen – Mechelen

VR 19 SEPTEMBER 2014
BORNEM, ABDIJKERK
K LO O S T E R S T R A AT 7
20:30
OCTOPUS
K A M ER KO O R
&
LE CONCERT
D’ANVERS
o.l.v.
B A R T VA N R E Y N
CLARE WILKINSON mezzosopraan
GUY CUTTING tenor
MUSICA DIVINA ABDIJENWEEKEND
17
O C T O P U S K A M ER KO O R
ANNELIES BRANTS, LINSEY COPPENS,
BARBARA SOMERS, LEEN SUETENS,
H E R L I N D E VA N D E N B O S S C H E ,
D A N I Ë L L E VA N D E V L O E T VRSUDDQ
H ELEN CA S S A N O, F RA N Ç O I S E D RI ES EN S,
VEERLE JANSSENS, MIRA JO CHEMS,
L I E V E M E R T E N S DOW
G U N T H E R C L A E S S E N S , P A U L F O U B E R T,
T H O M A S M E E R T, E D S T E R C K E N S ,
J O H A N W I L L E M S E WHQRU
GUILLERMO CARDON, JORIS DERDER,
HERWIG GANSEMAN, KAI-ROUVEN
S E E G E R , J A N VA N G O E T H E M EDV
LE CONCERT D’ANVERS
C A R O L I N E B A Y E T FRQFHUWPHHVWHU
I N G R I D B O U RG E O I S, M I C H YO KO N D O,
M A I A S I L B E R S T E I N , S T E FA A N S M AG G H E ,
P E T E R VA N B O X E L A E R E YLRRO
M A R C C L A E S , H A N S D E V O L D E R DOWYLRRO
M I C H E L B O U L A N G E R FHOOR
G É R Y C A M B I E R FRQWUDEDV
S I E N H U Y B R E C H T S WUDYHUVR
D I M O S D E B E U N ÁDXWRSLFFROR
VINCIANE BAUDH UIN,
K A TA R Z I N A S O K O L O W S K A KRER
A L A I N D E R I J C K E R E IDJRW
N I C H O L A S E M M E R S O N WURPSHW
K O R N E E L B E R N O L E T, D I M O S D E B E U N FRQWLQXR
JOHANN KUHNAU
18
Tristis est anima mea
JOHANN SEBASTIAN BACH …
Vergnügte Ruh’, beliebte Seelenlust, BWV 170
JOHANN SEBASTIAN BACH …
Ich elender Mensch, wer wird mich erlösen?, BWV 48
pau z e
JOHANN SEBASTIAN BACH
Der Gerechte kommt um (naar Kuhnau’s ‘Tristis est anima mea’)
JOHANN SEBASTIAN BACH …
Ich habe genug, BWV 82
JOHANN SEBASTIAN BACH
Ihr werdet weinen und heulen, BWV 103
i.s.m. Cultuurcentrum Ter Dilft
19
en Gemeente Bornem
BAC H S
M U Z I K A LE
R E T O R I EK
Van de onwaarschijnlijk gevarieerde verzameling cantates die
Johann Sebastian Bach tijdens zijn leven neerpende, is slechts een derde
bewaard gebleven. Daarom is het moeilijk om in Bachs werken een evolutie in de schrijfstijl af te lezen, ook omdat Bach veel van zijn cantates
enkele keren herwerkte. Niettemin tonen er zich enkele duidelijke krachtlijnen af in zijn cantates. Wanneer Bach zich in 1723 definitief vestigde in
Leipzig als cantor van de Thomaskirche en het componeren van cantates
zijn voornaamste opdracht werd, kwam hij tot een ervaren en kenmerkende stijl. Met enige voorzichtigheid kan men zeggen dat de cantates uit
Leipzig het hoogtepunt vormen van zijn vocale componeerstijl.
De kracht van de cantates van Johann Sebastian Bach (16851750) valt slechts te begrijpen tegen de achtergrond van de Reformatie,
die al vanaf de zestiende eeuw voet aan de grond kreeg in NoordDuitsland. Een kerngedachte van de protestantse beweging stelde dat de
steeds meer intellectualistische liturgie opnieuw dichter bij de mens gebracht moest worden. Tekstverstaanbaarheid van de liturgische gezangen
was hierbij het grootste thema; een zoektocht naar een geschikt alternatief
voor de complexe polyfonie, waarbij de tekst vaak onverstaanbaar was,
drong zich op. Zo werd teruggegrepen naar het koraal: een eenstemmig
gezang op vertaalde tekst van de Bijbel, vaak op de tonen van een eenvoudig zingbare en reeds bestaande volksmelodie. Zodoende verwierven in
de loop van de zestiende en zeventiende eeuw de koralen een vaste plaats
binnen de protestantse erediensten, en werden zij later als uitgangspunt
genomen voor bewerkingen in de vorm van cantates, oratoria en passies.
Rond 1700 kwam de protestantse kwestie van het belang van tekstinhoud
opnieuw onder de aandacht. Stilaan geraakte de gedachte in zwang dat
niet alleen de tekst de religieuze boodschap diende over te brengen, maar
ook de muziek zelf. In deze context werd de muziek opgevat als een vorm
van retoriek: door bepaalde melodische of ritmische formules, harmoni20
O C T O P U S K A M E R K O O R & L E C O N C E R T D ’A N V E R S
sche wendingen of instrumentencombinaties zou muziek bepaalde gevoelens of affecten kunnen oproepen bij de luisteraar.
De vijfdelige solocantate Ich habe genug uit 1727 is een sterk staaltje
van Bachs retorische kunnen. Het werk is een van zijn bekendste cantates
en zijn vele latere herwerkingen geven aan dat ook Bach zelf het werk beschouwde als een van zijn sterkste composities. Daarnaast dankt het werk
zijn bekendheid aan het feit dat Bach het tweede en derde deel enkele jaren later opnam in zijn bundel klaviermuziek voor zijn tweede vrouw Anna
Magdalena Bach, een verzameling die ook vandaag nog elke beginnende
pianist onder ogen krijgt. De tekst van een anonieme dichter vertelt het
verhaal van Simeon, die inziet dat er niets beters te wensen valt dan van het
aardse bestaan verlost te worden om met Jezus verenigd te worden. De hele
cantate is geschreven in de eerste persoon, wat de tekst veel persoonlijker
maakt. Het trage openingsdeel voert muzikaal materiaal aan dat Bach ontleende aan de beroemde aria Erbarme dich, mein Gott uit zijn Mattheüspassie.
Door deze muzikale verwijzing legde Bach ook bewust een inhoudelijke link
tussen de teksten die beide gaan over een melancholisch verlangende droefheid. De cantate als geheel groeit van een weemoedige levensreflectie naar
een extravert en hoopvol slotdeel op de tekst ‘ik verheug me op mijn dood’
(als verlossing uit het aardse lijden). Bach maakt de cirkel rond door in het
slotdeel een muzikale link te leggen naar het openingsdeel door hetzelfde
gebruik van de hobo, de toonaard en de drieledige maatsoort.
De opbouw van Ich elender Mensch, wer wird mich erlösen? uit 1723
is gelijkaardig. Het koraal dat Bach verrassend in het midden van de
cantate plaatst, vormt de schakel tussen de twee klagende openingsdelen
en de hoop op verlossing die uit de vier laatste delen spreekt. Opnieuw
citeert het slotkoraal het muzikale materiaal van het openingsdeel.
Net als in Ich habe genug, beschrijft ook de tekst van Vergnügte Ruh’,
beliebte Seelenlust uit 1726 de wereld als een Sündenhaus, een oord van zonden. Het ontbreken van een basso continuo in het tweede deel heeft dan
ook een symbolische betekenis: het missen van een basstem is het missen
van fundament. De wrange dissonante samenklanken in de bovenstemmen
versterken dat gevoel – of zoals Bach het verwoordde: ‘Zonder bas is alle
muziek slechts ein teuflisch Geplerr und Geleyer (een duivels gekreun en gesteun).’ De tekstuele en muzikale boodschap is duidelijk: wie zijn hart vult
O C T O P U S K A M E R K O O R & L E C O N C E R T D ’A N V E R S
21
met lust en wraak, leeft in strijd met God en moet vroeg of laat inbinden.
De cantate Ihr werdet weinen und heulen uit 1725 draait volledig
rond het begrippenpaar kommer en vreugde, dat Bach op verschillende
manieren muzikaal weet te vertalen. Het openingsdeel bevat een levendige
fuga, die de contrasterende tekstfrasen “Ihr werdet weinen und heulen (Gij
zult schreien en weeklagen)” en “aber die Welt wird sich freuen (maar de
wereld zal zich verblijden)” muzikaal adequaat verklankt. De ontwikkeling
van de fuga wordt plots onderbroken door een basrecitatief – de vox Christi
of stem van Christus – op de tekst “Ihr aber werdet traurig sein (gij zult bedroefd zijn)”. De bruuske tempoverandering heeft een enorme dramatische
impact en confronteert de luisteraar rechtstreeks met de kerngedachte.
Bach was lang niet de eerste die de banden tussen muziek en
tekstinhoud aanhaalde. De aanpak van Johann Kuhnau (1660-1722),
Bachs voorganger als cantor van de Thomaskirche in Leipzig, was zeer
gelijkaardig. In zijn motet Tristis est anima mea, over de naderende dood
van Christus, gebruikte Kuhnau voor zijn tijd erg moderne dissonanten
die frictie veroorzaken tussen de verschillende stemmen om daarna terug
mooi op te lossen in een harmonische samenklank. Bachs waardering voor
zijn voorganger blijkt uit het motet Der Gerechte kommt um, dat hij als
muzikaal memento schreef op de tonen van Kuhnaus Tristis est anima mea.
Vooral in zijn latere cantates dreef Bach de typisch protestantse
relatie tussen tekst en muziek op de spits. Eerder dan zijn muziek op te
vatten als een soort trukendoos voor het opwekken van affecten stemde
Bach ook de overkoepelende vorm van zijn werken af op de tekstinhoud.
Bachs muzikale genie schuilt dan ook in het doordacht en ongekunsteld
doorvoeren van muzikale stijlfiguren op grote en op kleine schaal, steeds
berustend op een beredeneerd muzikaal-theologisch concept. De vier
cantates die het Vlaamse ensemble Le Concert d’Anvers samen met het
Octopus Kamerkoor brengt, gaan weliswaar over de dood, maar Bachs
muzikaal-retorische talent stelde hem in staat om steeds op een positieve
noot te eindigen. De hoop op ultieme rechtvaardigheid en de verlossing
van aardse kwalen stelt de mens in staat om zijn leven in vreugde te leiden.
Arne Herman
22
O C T O P U S K A M E R K O O R & L E C O N C E R T D ’A N V E R S