HANDBOEK MASTERSTAGES 2014-2015 Lerarenopleiding INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding – nieuw in dit Handboek 3 2. Opleidingstraject van de student 6 3. Stage- en begeleidingsactiviteiten 7 4. Beoordelingsprocedure Masterstages 8 Uitgangspunten Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 8 10 12 16 5. Digitaal Bekwaamheidsdossier 18 6. Intervisie 19 7. Observeren van lessen 20 8. Veelgestelde vragen 22 Bijlage Lerarenopleiding 1. Doelen en eindtermen van de opleiding 25 2. Beschrijving Stageverslagen 27 3. POP-modellen 31 4. Lesobservatieformulier t.b.v. begeleiding 36 5. Lesobservatieformulier t.b.v. Bekwaamheidsdossier 43 6. Beoordelingsformulier Masterstages 46 7. Eindbeoordelingsformulier 52 8. Lesvoorbereidingsformulier - met toelichting 58 9. Lesvoorbereidingsformulier - voorbeeld 61 10. Lesevaluatieformulier 65 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 2 1. Inleiding Dit Handboek is bedoeld voor studenten, coaches, schoolopleiders, tutoren en vakdidactici van de Lerarenopleiding en bevat informatie over het begeleiden en beoordelen van Masterstages 2014-2015. Voor gemak en eenduidigheid hanteren we de mannelijke persoonsvorm. › Wijzigingen in de beoordelingsprocedure Masterstages 2014-2015 In de afgelopen twee jaar heeft de Lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen, in samenspraak met schoolopleiders en opleiders van de NHL, gewerkt aan een herziening van de beoordelingsprocedure voor de Masterstages. Aanleiding daartoe waren: 1. Veranderingen in de eisen die gesteld gaan worden aan (startbekwame) docenten op basis van de toekomstige herijking van de bekwaamheidseisen, zoals voorgesteld door de Onderwijscoöperatie. Hoewel deze eisen nog niet wettelijk zijn bekrachtigd, hebben we deze herijking wel als uitgangspunt genomen voor de herziening. 2. Resultaten van onderzoek naar de ontwikkeling van het leerproces van (aanstaande) leraren. 3. Gebruikservaringen met de beoordelingsprocedure. › Herijking bekwaamheidseisen In de herijking van de bekwaamheidseisen wordt duidelijk gesteld dat de kern van het beroep het pedagogisch-didactisch handelen in de klas is. De nadruk komt te liggen op de eisen die rechtstreeks te maken hebben met het onderwijsleerproces en het leren van leerlingen; pedagogisch handelen, vakinhoud en vakdidactiek. Om de kern heen zitten de eisen die betrekking hebben op meer algemene aspecten van professioneel handelen, het werken met een onderzoekende, resultaat- en ontwikkelingsgerichte houding zowel in de dagelijkse uitvoering als bij het bijstellen en verbeteren van het onderwijs, en het functioneren als collega. › Onderzoek naar de ontwikkeling van het leerproces van (aanstaande) leraren De nieuwe bekwaamheidseisen stroken ook met wat bekend is uit onderzoek naar de ontwikkeling van (aanstaande) leraren. Deze ontwikkeling verloopt gemiddeld van het aanleren van basisvaardigheden (groen) naar meer complexe didactische vaardigheden (blauw). De vaardigheden Communicatie en Pedagogisch Klimaat vormen de basis voor goed lesgeven: de kern van lesgeven bestaat uit interactie tussen leraar en leerling en de kwaliteit van die interactie bepaalt sterk de kwaliteit van het lesgeven. Is deze basis dus niet goed, dan bepaalt dit de kwaliteit van de andere, complexere pedagogischdidactische vaardigheden. Een ander kenmerk van aanstaande leraren is dat de focus van de meesten vooral ligt op het zelf wennen aan en 'overleven in' de klas. Lesgeven vergt veel energie omdat het een voortdurende interactie met anderen betreft, waarbij de leraar verantwoordelijk is voor en direct sturing geeft aan deze interacties en daarmee aan het leerproces van alle leerlingen. Na dit gewenningsproces ontstaat meer ruimte om zich te richten op de inhoud en didactiek (hier samengevat onder Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, en Activeren). Deze aandacht voor didactiek verbreedt zich geleidelijk tot ook meer aandacht voor het begrijpen en pedagogisch en didactisch begeleiden van het leerproces van individuele leerlingen (hier samengevat onder Leerstrategieën en Differentiëren). Gemiddeld duurt dit leerproces 5 tot 7 jaar. Hoewel de Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 3 Lerarenopleiding hiermee een goede start maakt, mogen we niet veronderstellen dat startbekwame docenten de complexere vaardigheden al beheersen. Zelfanalyse Samenwerken Differentiëren Leerstrategieën Activeren Uitleg en Instructie Lesorganisatie Pedagogisch Klimaat Communicatie › Gebruikerservaringen Op basis van gebruikerservaringen zijn veranderingen aangebracht in het Lesobservatie- en beoordelingsformulier. Sommige indicatoren zijn eruit gehaald, andere toegevoegd. Ook zijn de indicatoren niet meer geordend naar SBL-bekwaamheden, maar naar de pedagogisch-didactische vaardigheden zoals in bovenstaand schema. Bij het Lesobservatieformulier is ook rekening gehouden met het gegeven dat niet elke indicator in elke les geobserveerd kan of hoeft te worden. De observator wordt tevens gevraagd een algemeen oordeel over de les te geven en om een toelichting te geven op de bevindingen. Het observatieformulier maakt deel uit van het Bekwaamheidsdossier van de student en dus van zijn beoordelingsprocedure. Er is tevens een observatieformulier ontwikkeld dat gebruikt kan worden bij de dagelijkse begeleiding. Dit formulier bevat dezelfde indicatoren, maar dan met een uitgebreide beschrijving van bijbehorend gedrag. Dit instrument is een handreiking aan de coach om het begeleidingsproces vorm te kunnen geven, maar het is niet verplicht. › Gevolgen voor de beoordelingsprocedure De Lerarenopleiding is verantwoordelijk voor de beoordeling van de startbekwaamheid aan het eind van de opleiding: is de student in staat om als beginnend, bevoegd docent te functioneren? Ons beeld van een startbekwame docent is dat hij aan het eind van Masterstage 3 in ieder geval de basisvaardigheden van pedagogisch-didactisch handelen beheerst en dus voldoende functioneert in het communiceren met leerlingen, het bewerkstelligen van een goed pedagogisch klimaat, het efficiënt organiseren van lessen, het geven van goede uitleg en instructie en het activeren van leerlingen. Enkele aspecten zijn aangemerkt als voorwaardelijk; als die niet in orde zijn, wordt geen voldoende gegeven op de stage. Zo kan een student die niet enthousiast is, zijn stem en lichaam niet goed gebruikt en onvriendelijk is in de omgang met leerlingen in geen enkele stage een voldoende halen. Een student Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 4 die bijvoorbeeld te lage eisen stelt aan zijn leerlingen kan Masterstage 1 en 2 wel halen, maar Masterstage 3 (en daarmee zijn startbekwaamheid) niet. Ten aanzien van de complexere vaardigheden zoals differentiëren, aanleren van leerstrategieën en samenwerken met de omgeving verwachten we niet dat de startbekwame docent dit al in voldoende mate beheerst. Wel hebben we een aantal aspecten van de complexere vaardigheden aangemerkt als voorwaardelijk, dus die moeten in orde zijn om een voldoende te krijgen. Dat zijn: het hanteren van werkvormen die leerlingen activeren, hoge eisen stellen aan leerlingen, het toepassen van het geleerde bevorderen en nagaan of de lesdoelen zijn bereikt. De mate waarin de complexere vaardigheden beheerst worden, maakt wel het verschil tussen voldoende, goed en excellent. De startbekwame docent die de basisvaardigheden beheerst en daarnaast in staat is om te differentiëren, leerstrategieën aan te leren en goed samen te werken binnen de schoolorganisatie is een excellente docent. De onderzoekende houding, in die zin dat de startbekwame docent in staat is de onderwijsleerprocessen en zijn eigen handelen daarin te analyseren en te verbeteren, moet wel voldoende zijn. › Komend jaar De Lerarenopleiding Groningen zal het komend jaar de observatieformulieren verder uitwerken door vakdidactische indicatoren, specifiek voor elk schoolvak, te formuleren. Voordat wij in dit Handboek ingaan op de begeleiding en beoordeling bij de stage, staan we in paragraaf 2 stil bij het opleidingstraject dat de student doorloopt. In paragraaf 3 staan de stageactiviteiten per Masterstage vermeld, met een korte beschrijving van de activiteiten die coach, schoolopleider, mentor, tutor en vakdidacticus verrichten om de student te begeleiden. In paragraaf 4 wordt de Beoordelingsprocedure per Masterstage beschreven. Paragraaf 5 beschrijft de inhoud van het Bekwaamheidsdossier dat de student aanlegt en paragraaf 6 informeert over de ondersteunende intervisiebijeenkomsten. In paragraaf 7 staat informatie over het observeren van lessen. Paragraaf 8 bespreekt antwoorden op veelgestelde vragen. In de bijlagen zijn o.a. alle te gebruiken observatie- en beoordelingsformulieren opgenomen, evenals een voorbeeld van een goed ingevuld Lesobservatieformulier, naast de stageverslagen en -presentaties. Onderdelen als Stage-overeenkomst en vakkenoverzicht zijn dit jaar niet opgenomen in het Handboek, maar staan online op www.rug/lerarenopleiding. › Disclaimer Dit Handboek is met de nodige zorgvuldigheid samengesteld maar kan uiteraard onvolkomenheden en / of onduidelijkheden bevatten. Voor vragen, opmerkingen en suggesties kunt u terecht bij: Dik Maandag ([email protected]) Coördinator Onderwijs Lerarenopleiding Carien Bakker ([email protected]) Coördinator Stages Lerarenopleiding Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 5 2. Opleidingstraject van de student › Fasering van de opleiding De Lerarenopleiding is gefaseerd opgebouwd van oriënterend/voorbereidend naar funderend naar verdiepend. Daarbij is uitgegaan van wat in grote lijnen bekend is uit onderzoek naar de wijze waarop aanstaande leraren leren en zich ontwikkelen. De oriënterende/voorbereidende fase stelt de student in staat zich te oriënteren op het beroep, de leerlingen en het onderwijs. Hij volgt de vakken Basiscursus Master Lerarenopleiding (voortaan BCL) (5 EC) en Masterstage 1 (5 EC) (voorheen één vak van 10 EC Basiscursus Lerarenopleiding). Masterstage 1 is tevens voorbereidend op Masterstage 2 waarin de student eigen verantwoordelijkheid krijgt voor het geven van onderwijs aan eigen klassen. Na de oriënterende/voorbereidende fase begint het Werken-lerentraject. Kenmerkend aan dit deel van de opleiding is dat de student zelfstandig voor de klas staat. Het Werken-lerentraject bestaat uit twee fasen. In de funderende fase leert de student de belangrijkste ambachtelijke beginselen van het lesgeven in zijn vak. Ook leert hij zijn (vakdidactisch) handelen te onderbouwen. In de verdiepende fase werkt hij aan de ontwikkeling van een visie op inhoud en didactiek van zijn vak, tijdens bijeenkomsten met vakgenoten op het instituut. In zijn lessen laat hij zien hoe die visie in de praktijk tot uiting komt. Studenten kunnen de opleiding via twee trajecten doen: de Educatieve Master en de Master LVHO. Bij beide trajecten volgen ze dezelfde vakken van de Lerarenopleiding, in dezelfde volgorde. Het verschil is dat de Master LVHO-studenten al een universitaire studie behaald hebben en in één jaar de vakken van de Lerarenopleiding volgen, terwijl de Educatieve Masterstudenten de Lerarenopleiding gelijktijdig met hun facultaire mastervakken doen tijdens een tweejarig traject. De Master LVHO-studenten hebben de BCL en Masterstage 1 nog niet gedaan voordat ze met de Master LVHO beginnen. Zij kunnen dus nog niet vanaf het begin van het schooljaar zelfstandig voor de klas, maar volgen tot de herfstvakantie Masterstage 1, waarna ze – als het goed gaat – na de herfstvakantie zelfstandig voor de klas kunnen. Ongeveer 25% van onze studenten volgde vorig jaar deze route. Schema 1: fasering opleiding Educatieve Master Jaar 1 Semester 1 Periode 1A Periode1B Vakmaster Faculteit (30) Semester 2 Periode 2A Periode2B Vakmaster Faculteit (20) Basiscursus Lerarenopleiding (5) Masterstage 1 (5) Jaar 2 Werken leren traject Masterstage 2 (15) Vakdidactiek 1 (5) Masterstage 3 (10) Vakdidactiek 2 (5) Onderwijskunde VO (5) Vakmaster Faculteit (0 of 5) Onderzoek Master Lerarenopleiding (10) Vakmaster Faculteit (5 of 10) Schema 2: fasering opleiding Master LVHO Semester 1 Semester 2 Periode 1A Periode 1B Periode 2A Periode 2B Masterstage 2 (15) Masterstage 3 (10) Masterstage 1 (5) Basiscursus LO (5) Onderwijskunde VO (5) Onderzoek Master Lerarenopleiding (10) Vakdidactiek 1 (5) Vakdidactiek 2 (5) *Masterstage 2 en 3 vormen samen het Werken-lerentraject. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 6 3. Stage- en begeleidingsactiviteiten Hieronder staat overzichtelijk beschreven welke activiteiten de student in welke stage dient te verrichten. Ook bevat het overzicht de belangrijkste taken van coach, schoolopleider, mentor (indien er geen schoolopleider op de school is), tutor en vakdidacticus om de professionele ontwikkeling van de student tijdens de stage te sturen. Stage-activiteiten student Begeleidingstaken coach Masterstage 1 20 (deel)lessen geven, waaronder een reeks van 6 aaneengesloten lessen 10 lessen observeren voor- en nabespreken van lessen met coach uitvoeren stageopdrachten bijhouden Bekwaamheidsdossier Begeleidingstaken schoolopleider / mentor Begeleidingstaken vakdidacticus Begeleidingstaken tutor Lerarenopleiding 2014-2015 introduceert student in school geeft student benodigde toetsen, lesmateriaal etc. voert werkoverleg met student ter voorbereiding op en nabespreking van lessen geeft student regelmatig feedback op functioneren in klas en school bezoekt minimaal 10 lessen bewaakt dat student ook lessen geeft zonder zijn aanwezigheid bespreekt lesbezoeken met student na aan de hand van ingevuld observatieformulier Hoewel niet verplicht, stellen we het op prijs als de schoolopleider een aantal intervisiebijeenkomsten op school organiseert verzorgen van intervisiebijeenkomsten tijdens de colleges vakdidactiek Masterstage 2 en 3 in totaal minimaal 120 lessen zelfstandig geven, waarvan 60 in de bovenbouw 10 lessen observeren bij beide stages (in totaal 20) deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen overleg met coach contact met ouders deelnemen aan rapportvergaderingen deelnemen aan intervisiebijeenkomsten bijhouden van Bekwaamheidsdossier. introduceert student in school geeft student benodigde toetsen, lesmateriaal etc. voert werkoverleg met student ter voorbereiding op en nabespreking van lessen geeft student regelmatig feedback op functioneren in klas en school verricht minimaal 6 lesbezoeken: (Masterstage 2: 4 x Masterstage 3: 2 x) bespreekt lesbezoeken met student na aan de hand van ingevuld observatieformulier verzorgen van intervisiebijeenkomsten gaat bij elke stage 1 x op lesbezoek bespreekt lesbezoeken met student na aan de hand van ingevuld observatieformulier verricht 1 lesbezoek bespreekt lesbezoek met student na aan de hand van ingevuld observatieformulier Handboek Masterstages Pagina 7 4. Beoordelingsprocedure Masterstages › Uitgangspunten 1. Er is sprake van drie Masterstages Lerarenopleiding, aangeduid met 1 (5 EC), 2 (15 EC) en 3 (10 EC). 2. Om een eerstegraadsbevoegdheid te kunnen behalen dient de student tijdens Masterstage 2 en 3 samen minimaal 120 lessen te geven, waarvan 60 in de bovenbouw. 3. Om het examen te behalen dienen de drie Masterstages afzonderlijk met een voldoende beoordeeld te zijn. 4. Voor elke stage zijn minimale eisen geformuleerd. 5. Er kan alleen tot een Eindbeoordeling worden overgegaan indien het Bekwaamheidsdossier behorende bij de betreffende stage volledig is. Een uitzondering wordt gemaakt voor die gevallen waarin de student niets te verwijten valt. De student is verantwoordelijk voor het tijdig melden dat het Bekwaamheidsdossier niet compleet is. Het beoordelingsgesprek kan wel plaatsvinden indien de tutor van mening is dat er voldoende informatie is voor een gesprek hierover. De student dient zo snel mogelijk na afloop van het gesprek het Bekwaamheidsdossier aan te vullen zodat de tutor tot de Eindbeoordeling kan overgaan. 6. De tutor neemt in de Eindbeoordeling de volgende aspecten mee: De beoordeling van de coach en schoolopleider / mentor De kwaliteit van en input tijdens het beoordelingsgesprek De kwaliteit van het Masterstageverslag of presentatie Masterstage 3 Kwaliteit van andere onderdelen van het Bekwaamheidsdossier: lesvoorbereidingen, lesevaluaties, analyse van VIL etc. Het door de student ingevulde Beoordelingsformulier wordt dus niet meegewogen in de Eindbeoordeling. Het telt wel als input voor het gesprek. 7. Bij het bepalen van het eindcijfer hanteert de tutor de uitgangspunten zoals beschreven op het Eindbeoordelingsformulier. De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van de uitgangspunten. Er mogen ook halve cijfers gegeven worden, op het cijfer 5.5 na. 8. De student houdt via de Nestorcourse een digitaal Bekwaamheidsdossier bij. Hierin verzamelt hij documenten waarmee hij aantoont over de vereiste bekwaamheden te beschikken. 9. De student krijgt een aantal lesbezoeken tijdens de verschillende Masterstages: Masterstage 1 Coach Minimaal 10 lessen. Bij 3 ervan vult de coach een lesobservatieverslag in * Masterstage 2 Coach Minimaal 4 lessen, gespreid over 2A en 2B* Masterstage 3 Coach Minimaal 2 lessen* Tutor (minimaal 1 les) Vakdidacticus (min.1 les) Vakdidacticus (min. 1 les) * Indien door omstandigheden een coach minder lesbezoeken aflegt, moet de student zelf regelen dat andere observatoren (vakcollega’s, schoolopleiders) deze lesobservaties doen. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 8 10. Coaches, schoolopleiders, vakdidactici en tutoren maken gebruik van dezelfde formulieren: Masterstages Dit formulier wordt ingevuld tijdens of na de les door de observator, besproken met de student en aan hem verstrekt voor zijn Bekwaamheidsdossier. Beoordelingsformulier Masterstages Op dit formulier - ingevuld door coach, schoolopleider/mentor en student - worden bevindingen m.b.t. een Masterstage als geheel beschreven. Op dit formulier kan aangegeven worden wat de ontwikkeling van de student is geweest en welke bekwaamheden hij al dan niet heeft verworven gedurende de betreffende Masterstage. Eindbeoordelingsformulier Masterstages Een formulier waarop de tutor de eindbeoordeling van een Masterstage geeft. Digitale formulieren - zie website van de Lerarenopleiding. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 9 Masterstage 1 (5) Betrokkenen Eindverantwoordelijke student coach tutor tutor Vorm beoordeling Tijdstip Eind periode 2B voor studenten van de Educatieve Master Beoordelingsgesprek tussen tutor en student vindt plaats op het instituut Eind periode 1A voor studenten van de Master LVHO beoordelingsgesprek vindt plaats op school, met tutor, student, coach en schoolopleider. Taken tutor Taken coach Lerarenopleiding 2014-2015 Beoordelingsgesprek op basis van Bekwaamheidsdossier Voert kennismakingsgesprek, voortgangsgesprek en beoordelingsgesprek met student Bewaakt het begeleidingsproces door de coach: o Is aanspreekpunt en bemiddelaar tussen student en stageschool o Bewaakt dat de coach lessen observeert, momenten van consultatie / overleg inplant, aanspreekbaar is Legt eenmaal een lesbezoek af, vult het Lesobservatieformulier in, bespreekt dit met de student en overhandigt het hem voor zijn Bekwaamheidsdossier Overlegt indien nodig met coach over het cijfer Bepaalt op basis van Bekwaamheidsdossier en gesprek het eindoordeel. Legt in voorgaande periode verspreid minimaal tien lesbezoeken af. Vult na/tijdens drie van deze lesbezoeken digitaal het Lesobservatieformulier in Bespreekt de ingevulde Lesobservatieformulieren met de student en geeft ze aan hem voor zijn Bekwaamheidsdossier. Bestudeert de door student opgestuurde documenten en vult voorafgaand aan het beoordelingsgesprek digitaal het Beoordelingsformulier in Bespreekt het ingevulde Beoordelingsformulier met de student en geeft het hem voor zijn Bekwaamheidsdossier Informeert tijdig de tutor en student indien de stage niet goed verloopt of de verwachting bestaat dat de student het niet gaat halen. Handboek Masterstages Pagina 10 Taken student 1. Student vult Bekwaamheidsdossier 1 met: Verplichte onderdelen: Bij 4 geobserveerde lessen: o uitgewerkte lesvoorbereiding o Lesobservatieformulier (3 x ingevuld door coach, 1 x door tutor) o evaluatie van de gegeven les. 2 x Beoordelingsformulier Masterstage o 1 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door student Eindverslag Masterstage 1 Facultatieve onderdelen verslagen van intervisie / supervisie met coach werkstukken / proefwerken van leerlingen overige observaties (medestudenten, collega’s, Icalt-lijst) overige materialen (documenten, video, reacties van anderen, …) 2. Zorgt ervoor dat Bekwaamheidsdossier minimaal 7 dagen voorafgaand aan het beoordelingsgesprek compleet in Nestor aanwezig is, tenzij de tutor aangeeft dat het later mag. 3. Stuurt eindverslag Masterstage 1 tijdig voorafgaand aan het beoordelingsgesprek op naar de coach, zodat hij het desgewenst kan raadplegen bij het invullen van het Beoordelingsformulier 4. Stuurt Eindbeoordelingsformulier naar coach en bespreekt dit met hem Documenten voor beoordelingsgesprek Compleet Bekwaamheidsdossier Masterstage 1 Eindrapportage door tutor Vult Eindbeoordelingsformulier Masterstages in (op basis van gesprek en bekwaamheidsdossier) Plaatst Eindbeoordelingsformulier Masterstages in Bekwaamheidsdossier van student Voert cijfer in in Progress. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 11 Masterstage 2 (15) Voortgangsgesprek Masterstage 2 Betrokkenen Student Tutor Schoolopleider Coach Eindverantwoordelijke Tutor Vorm Voortgangsgesprek op basis van Bekwaamheidsdossier met tutor, student en desgewenst schoolopleider. Plaats: school of instituut. Tijdstip Einde periode 1A voor studenten die vanaf september Masterstage 2 doen Einde periode 1B voor studenten die vanaf de herfstvakantie Masterstage 2 doen (Master LVHO) Einde periode 2A voor student van de februari-instroom 2013. Taken tutor Taken coach Taken schoolopleider Taken mentor Taken vakdidacticus Lerarenopleiding 2014-2015 Leidt voortgangsgesprek. Het doel van het gesprek is (1) voortgang in de stage bespreken, (2) mogelijke knelpunten in stage en begeleiding signaleren, (3) indicatie geven van mogelijke uitkomsten van de beoordeling. Bepaalt in overleg met de schoolopleider / coach of het voortgangsgesprek op school of alleen met de student plaatsvindt. Bewaakt het begeleidingsproces door schoolopleider en coach: o Is aanspreekpunt en bemiddelaar tussen student en stageschool o Bewaakt dat coach lessen observeert, momenten van consultatie/overleg inplant, aanspreekbaar is o Bewaakt dat schoolopleider intervisie / supervisie organiseert, student-netwerkbijeenkomst organiseert, etc. Legt voorafgaand aan voortgangsgesprek minimaal 2 lesbezoeken af Vult na / tijdens deze lesbezoeken digitaal het Lesobservatieformulier Masterstages in Bespreekt de ingevulde formulieren met de student en geeft hem de digitale formulieren voor zijn Bekwaamheidsdossier. Bespreekt het voortgangsverslag Masterstage 2 met de student en vult voorafgaand aan het voortgangsgesprek digitaal het Beoordelingsformulier in Bespreekt het ingevulde Beoordelingsformulier met de student en geeft het hem voor zijn Bekwaamheidsdossier Voert, indien hij niet deelneemt aan het voortgangsgesprek, een gesprek met schoolopleider of tutor over de voortgang van de student voorafgaand aan voortgangsgesprek. Vult digitaal Beoordelingsformulier in (alleen het onderdeel ‘Zelfanalyse’), bespreekt dit met student en geeft hem dit formulier Voert, indien hij niet deelneemt aan het voortgangsgesprek, een gesprek met de tutor over de voortgang van de student voorafgaand aan voortgangsgesprek dat de tutor heeft met de student. Neemt deel aan voortgangsgesprek Voert daaraan voorafgaand gesprek met coach over voortgang Leest minimaal de door de student aangeleverde documenten t.b.v. het voortgangsgesprek. Handboek Masterstages Pagina 12 Taken student 1. vult Bekwaamheidsdossier Masterstage 2A met: Verplichte onderdelen: Eindbeoordelingsformulier Masterstage 1 Bij 2 door coach geobserveerde lessen: o uitgewerkte lesvoorbereiding o Lesobservatieformulier (ingevuld door coach) o evaluatie van de gegeven les. 2 x Beoordelingsformulieren Masterstage 2 o 1 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door student Verslag voortgangsgesprek Masterstage 2 Facultatieve onderdelen: weekverslagen overige observaties (medestudenten, collega’s, Icalt-lijst) verslagen van intervisie / supervisie met coach observaties van student-collega’s werkstukken / proefwerken van leerlingen overige materialen (documenten, video, reacties van anderen, …) die bekwaamheid kunnen aantonen. 2. Zorgt ervoor dat Bekwaamheidsdossier minimaal 1 week voorafgaand aan het voortgangsgesprek compleet in Nestor aanwezig is, tenzij de tutor aangeeft dat het later mag. 3. Stuurt het voortgangsverslag Masterstage 2 tijdig voorafgaand aan het voortgangsgesprek naar coach en schoolopleider 4. Stuurt verslag van voortgangsgesprek naar coach en schoolopleider en bespreekt dit met hem Documenten voor het voortgangsgesprek Compleet Bekwaamheidsdossier Masterstage 2A Eindrapportage door tutor Maakt kort verslag van voortgangsgesprek of laat dat door student maken Plaatst dit verslag in Bekwaamheidsdossier van de student Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 13 Eindbeoordeling Masterstage 2 Betrokkenen Student Tutor Schoolopleider Coach Eindverantwoordelijke Tutor Vorm Beoordelingsgesprek op basis van Bekwaamheidsdossier, op school met tutor, student, coach en schoolopleider. Tijdstip Einde periode 1B voor studenten die vanaf september Masterstage 2 doen Einde periode 2A voor studenten die vanaf de herfstvakantie Masterstage 2 doen (Master LVHO) Einde periode 2B voor student van de februari-instroom 2013. Taken tutor Taken schoolopleider Taken coach Leidt beoordelingsgesprek Bewaakt het begeleidingsproces door schoolopleider en coach o Is aanspreekpunt en bemiddelaar tussen student en stageschool o Bewaakt dat coach lessen observeert, momenten van consultatie / overleg inplant, aanspreekbaar is o Bewaakt dat schoolopleider intervisie / supervisie organiseert, student-netwerkbijeenkomst organiseert, etc. Bepaalt eindoordeel en neemt daarbij Bekwaamheidsdossier en gesprek in acht. Vult digitaal Beoordelingsformulier in (alleen het onderdeel ‘Zelfanalyse’), bespreekt dit met student en geeft hem dit formulier Leest de door de student aangeleverde documenten t.b.v. het beoordelingsgesprek Neemt deel aan beoordelingsgesprek. Legt in de periode tussen voortgangsgesprek en eindbeoordeling minimaal 2 lesbezoeken af Vult 2 maal digitaal een Lesobservatieformulier in, bespreekt dit met de student en geeft het hem Vult digitaal Beoordelingsformulier in, bespreekt dit met de student en geeft hem dit Leest de door de student aangeleverde documenten t.b.v. het beoordelingsgesprek Masterstage 2 Neemt deel aan beoordelingsgesprek Masterstage 2. Taken mentor Vult digitaal Beoordelingsformulier in (alleen het onderdeel ‘Zelfanalyse’), bespreekt dit met student en geeft hem dit. Taken vakdidacticus Legt voorafgaand aan beoordelingsgesprek 1 lesbezoek of analyseert een video-opname Vult 1 x Lesobservatieformulier in, bespreekt dit met student en geeft het hem. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 14 Taken student 1. vult Bekwaamheidsdossier Masterstage 2B met: Verplichte onderdelen: Voortgangsverslag Masterstage 2 Van 3 geobserveerde lessen: o uitgewerkte lesvoorbereiding (aan de hand van Lesvoorbereidingsformulier) o Lesobservatieformulier (2 x ingevuld door coach of andere observator, 1 x door vakdidacticus) o evaluatie van de gegeven les 3 x beoordelingsformulier Masterstage 2: o 1 x ingevuld door coach, o 1 x ingevuld door schoolopleider / mentor (alleen ‘Zelfanalyse’) o 1 x ingevuld door student zelf Resultaten/analyse van de Vragenlijst Interactioneel Leraarsgedrag-VIL Eindverslag Masterstage 2 Facultatieve onderdelen weekverslagen overige observaties (medestudenten, collega’s, Icalt-lijst) verslagen van intervisie / supervisie met coach observaties van student-collega’s werkstukken / proefwerken van leerlingen alle materialen (documenten, video, reacties van anderen, …) die bekwaamheid kunnen aantonen. 2. Zorgt ervoor dat het Bekwaamheidsdossier minimaal 7 dagen voorafgaand aan het beoordelingsgesprek compleet in Nestor aanwezig is, tenzij de tutor aangeeft dat het later mag. 3. Stuurt het Eindverslag Masterstage 2, de Resultaten en Analyse van de VIL en het Lesobservatieformulier ingevuld door de vakdidacticus tijdig voorafgaand aan het beoordelingsgesprek naar coach en schoolopleider. 4. Stuurt na afloop van het beoordelingsgesprek het Eindbeoordelingsformulier naar coach en schoolopleider en bespreekt dit met hen. Documenten voor beoordelingsgesprek compleet Bekwaamheidsdossier Masterstage 2B Eindrapportage door tutor Vult Eindbeoordelingsformulier Masterstages in Plaatst Eindbeoordelingsformulier Masterstages in Bekwaamheidsdossier van student Voert cijfer in in Progress Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 15 Masterstage 3 (10) Betrokkenen student coach tutor schoolopleider / mentor Eindverantwoordelijke tutor Vorm beoordeling Presentatie door student Beoordelingsgesprek op basis van presentatie en Bekwaamheidsdossier, op school met tutor, student, coach en schoolopleider Tijdstip Einde periode 2B voor zowel Educatieve Master als Master LVHO Taken tutor Leidt beoordelingsgesprek Bewaakt het begeleidingsproces door schoolopleider en coach: o Is aanspreekpunt en bemiddelaar tussen student en stageschool o Bewaakt dat coach lessen observeert, momenten van consultatie/overleg inplant, aanspreekbaar is o Bewaakt dat schoolopleider intervisie/supervisie organiseert, student-netwerkbijeenkomst organiseert, etc. Bepaalt eindoordeel, daarbij in acht nemend de presentatie, het Bekwaamheidsdossier en het gesprek. Leest de door de student aangeleverde documenten t.b.v. het beoordelingsgesprek Vult digitaal Beoordelingsformulier in (alleen het onderdeel ‘Zelfanalyse’), bespreekt dit met student en geeft hem dit formulier Woont de presentatie van de student bij en neemt deel aan beoordelingsgesprek Taken schoolopleider Taken coach Taken mentor Taken vakdidacticus Lerarenopleiding 2014-2015 Legt minimaal 2 lesbezoeken af Vult 2 maal digitaal een Lesobservatieformulier in, bespreekt dit met de student en geeft hem dit Vult digitaal Beoordelingsformulier in, bespreekt dit met de student en geeft hem dit Leest de door de student aangeleverde documenten voor het beoordelingsgesprek Neemt deel aan beoordelingsgesprek Legt 1 lesbezoek af, voorafgaand aan beoordelingsgesprek of analyseert een video-opname Vult 1 x maal digitaal een Lesobservatieformulier in, bespreekt dit met de student en geeft het hem Handboek Masterstages Pagina 16 Taken student 1. vult Bekwaamheidsdossier Masterstage 3 in met: Verplichte onderdelen: Eindbeoordelingsformulier Masterstage 2, ingevuld door tutor Van 3 geobserveerde lessen: o uitgewerkte lesvoorbereiding o Lesobservatieformulier (2 x ingevuld door coach, 1 x door vakdidacticus) o evaluatie van de gegeven les. 2 x Beoordelingsformulieren Masterstages: o 1 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door student Eindpresentatie Masterstage 3 (powerpoint, eventueel hand-out). Voor studenten met een vrijstelling voor Masterstage 2 geldt aanvullend: Verslag voortgangsgesprek gevoerd met tutor eind periode 1B, gesprek is bedoeld om zicht te krijgen op de voortgang en de ontwikkeldoelen Resultaten en analyse Vragenlijst Interactioneel Leraarsgedrag (VIL) Stageverslag zoals beschreven in bijlage 2: Masterstage 2 – Eindverslag Facultatieve onderdelen weekverslagen video-opname en analyse overige observaties (medestudenten, collega’s, Icalt-lijst) verslagen van intervisie / supervisie met coach observaties van student-collega’s werkstukken / proefwerken van leerlingen overig materiaal (documenten, video, reacties van anderen, …) dat bekwaamheid kan aantonen 2. Zorgt ervoor dat het Bekwaamheidsdossier minimaal 7 dagen voorafgaand aan het beoordelingsgesprek compleet in Nestor aanwezig is, tenzij de tutor aangeeft dat het later mag. Documenten voor. beoordelingsgesprek compleet Bekwaamheidsdossier Masterstage 3 Eindrapportage door tutor Vult Eindbeoordelingsformulier in Plaatst Eindbeoordelingsformulier in Bekwaamheidsdossier van de student Voert cijfer in in Progress Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 17 5. Digitaal Bekwaamheidsdossier Voor de beoordeling van de Masterstages houdt een student een digitaal Bekwaamheidsdossier bij. Dit bevat allerlei documenten die de beoordelaars en begeleiders informatie verschaffen over de kwaliteiten van de student. Bij elke Masterstage worden andere eisen gesteld aan de inhoud van dit dossier. Hieronder staan ze op een rijtje: Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 Voortgangsgesprek (Bekwaamheidsdossier 2A) 1. 2. 3. Van 4 geobserveerde lessen: Lesvoorbereidingsformulier Lesobservatieformulier o 3 x ingevuld door coach o 1 x door tutor Lesevaluatieformulier 2 x Beoordelingsformulier Masterstage 2: 1 x ingevuld door coach en 1 x ingevuld door student zelf Eindverslag Masterstage 1 1. Eindbeoordelingsformulier Masterstage 1, ingevuld door tutor 1. In geval van student die Educatieve Minor heeft afgerond: Eindbeoordelingsformulier Minorstage fase 2, ingevuld door tutor 2. Eindpresentatie Masterstage 3 2. Voortgangsverslag Masterstage 2 3. Van 2 geobserveerde lessen: Lesvoorbereidingsformulier Lesobservatieformulier o 2 x ingevuld door coach Lesevaluatieformulier 4. 2x Beoordelingsformulier Masterstage 2: 1 x ingevuld door coach 1 x ingevuld door student zelf 5. Verslag voortgangsgesprek Masterstage 2 Eindbeoordeling (Bekwaamheidsdossier 2B) Eindbeoordelingsformulier Masterstage 2, ingevuld door tutor 3. Van 3 geobserveerde lessen: Lesvoorbereidingsformulier Lesobservatieformulier o 2 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door vakdidacticus Lesevaluatieformulier 4. 3 x Beoordelingsformulier Masterstage 3: o 1 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door schoolopleider / mentor o 1 x ingevuld door student 5. Alleen voor studenten met vrijstelling voor Masterstage 2: resultaten en analyse van VIL (Vragenlijst Interactioneel Leraarsgedrag) + Eindverslag Masterstage 3 6. Verslag voortgangsgesprek Masterstage 2 7. Eindverslag Masterstage 2 8. Van 3 geobserveerde lessen: Lesvoorbereidingsformulier Lesobservatieformulier o 2 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door vakdidacticus Lesevaluatieformulier 9. 3 x Beoordelingsformulier Masterstage 2: o 1 x ingevuld door coach o 1 x ingevuld door schoolopleider / mentor o 1 x ingevuld door student 10. Resultaten en analyse van VIL (Vragenlijst Interactioneel Leraarsgedrag) Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 18 6. Intervisie Vanaf het begin van de opleiding volgt de student intervisie onder leiding van een deskundige bij wie hij terecht kan met alle vragen, problemen en wensen die hij tijdens de stage tegenkomt. Deelname aan de intervisiebijeenkomsten is verplicht. De functies van de intervisiebijeenkomsten zijn: eigen ervaringen uitwisselen, analyseren en erop reflecteren oplossingen zoeken voor vragen en problemen collegiale ondersteuning en coaching bevorderen van de integratie van eigen ervaringen en van informatie en kennis van derden integratie van theorie en praktijk. Tijdens Masterstage 1 voor Educatieve Masterstudenten verzorgt de vakdidacticus de intervisie. Dit gebeurt tijdens de vakdidactische colleges van de BCL, het vak dat gelijktijdig met Masterstage 1 wordt gevolgd. Tijdens Masterstage 2 en 3 (en voor studenten van de Master LVHO ook tijdens Masterstage 1) volgt de student intervisiebijeenkomsten op school onder leiding van een schoolopleider, of - in geval er geen schoolopleider op school is - op het instituut onder leiding van de mentor. De student zit met circa 8 collega-studenten (vaak ook van de NHL) in een student-netwerk op school, dan wel in een mentorgroep op het instituut. Het netwerk c.q. de mentorgroep wordt beschouwd als de thuisbasis voor de student, de ‘stamgroep’ van waaruit de opleiding en de professionele ontwikkeling ter hand wordt genomen. De schoolopleider / mentor verstrekt de tutor informatie over de kwaliteit van de zelfanalyse van de student. Zij doen dit door op de aangegeven momenten het onderdeel ‘Zelfanalyse’ uit het Beoordelingsformulier in te vullen. De schoolopleider, coaches en mentoren geven de student regelmatig tussentijds feedback op de kwaliteit van zijn zelfanalyse. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 19 7. Observeren van lessen: aanwijzingen voor observatoren De Lerarenopleiding hecht zeer aan lesobservaties. Deze observaties hebben de volgende doelen: 1. het handelen van de student in de klas in kaart brengen om hem gerichte feedback te kunnen geven 2. de voortgang van de student in kaart brengen met het oog op de einddoelen (startbekwaamheid) en hem gerichte feedback geven met het oog op die einddoelen 3. De beoordelaar van de stage voorzien van informatie over handelen en voortgang van de student. De Lesobservatieformulieren zijn voor observatoren en beoordelaars een belangrijk hulpmiddel om zicht te krijgen op de bekwaamheden van studenten en de ontwikkeling die zij daarin doormaken. De Lerarenopleiding vindt het belangrijk dat de student feedback krijgt die (mede) gericht is op de einddoelen. Zo willen we richting geven waarin de student zich dient te ontwikkelen. We vinden het belangrijk dat studenten op verschillende scholen langs dezelfde meetlat gelegd worden en op dezelfde aspecten van lesgeven geobserveerd worden. Door alle studenten te laten observeren aan de hand van hetzelfde Lesobservatieformulier wordt de betrouwbaarheid vergroot. › Hoe te observeren 1. Maak tijdens het observeren en nabespreken een duidelijk onderscheid tussen registreren (waarnemen van feitelijk gedrag), interpreteren (weergeven van verklaringen voor, gevolgen van dat gedrag) en je oordelen over dat gedrag. Een student kan alleen concreet gedrag veranderen. Schrijf daarom tijdens de observaties op wat de docent doet en zegt, welke houding hij aanneemt. Doe dat zo nodig ook voor leerlingen. Het echte interpreteren en waarderen kan na de les gebeuren, tijdens de nabespreking. Bij het maken van aantekeningen is het handig om een feitelijke beschrijving van het verloop van de les te geven. Je kunt hierbij vier kolommen gebruiken: tijd / gedrag docent / gedrag leerlingen /opmerkingen en vragen. 2. Het kan relevant zijn om op te schrijven wat de student niet doet (bijv. leerling zit omgedraaid, docent ziet het, maar zegt niets). 3. Probeer lesobservaties te spreiden in de tijd zodat de ontwikkeling van de student in beeld komt. 4. Neem de les zo mogelijk op (video). Dat ondersteunt met beeld je registraties, interpretaties en oordelen bij de nabesprekingen, bijvoorbeeld als het over stemgebruik en houding gaat. 5. Benoem in het nagesprek altijd eerst een aantal positieve aspecten en daarna een beperkt aantal aanknopingspunten voor verbetering. Soms kan het handig zijn om, bij een les die vanaf het begin ontspoort en waarbij je al snel een negatief oordeel hebt, jezelf te ‘resetten’. Voor je het weet duid je anders al het gedrag als negatief. 6. De student dient voorafgaand aan de les die jij observeert een Lesvoorbereidingsformulier te maken. Vraag om dit formulier voorafgaand aan het lesbezoek, zodat je weet wat je te wachten staat. Overigens schrijven studenten ook een evaluatie van de les die jij hebt geobserveerd nadat je de les met ze hebt besproken. › Hoe het Lesobservatieformulier te gebruiken 1. Het scoren van de indicatoren is voor de student, en later voor de beoordelaar, van belang om een indicatie te hebben van de kwaliteit van de les. Maar de toelichting op de scores bij de verschillende indicatoren is nog belangrijker, omdat de student dan kan bepalen wat hij kan Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 20 verbeteren en hoe. Voor de beoordelaar is het van belang om te begrijpen waarom een bepaalde score is gegeven. De indicatoren op het Lesobservatieformulier zijn in wezen interpretaties (zorgt voor ontspannen sfeer, toont respect, houdt zich staande, etc), en beschrijven nauwelijks concreet gedrag. Dat laatste zou in de toelichting moeten worden beschreven. Een toelichting bij de indicator ‘geeft duidelijke uitleg van de leerstof’ zou bijvoorbeeld kunnen zijn: ‘je hebt de voorkennis van de leerlingen goed ingeschat en geactiveerd. De uitleg heb je stap voor stap gegeven. De volgende keer zou je er goed aan doen om de stof tussentijds samen te vatten of te laten samenvatten (dat laatste is nog beter)’. Op die manier is de lesobservatie informatief voor zowel de student als de beoordelaar. In bijlage 4 is een Lesobservatieformulier opgenomen met een toelichting op het type gedragingen dat exemplarisch is voor de verschillende indicatoren. Het betreft geen uitputtende lijst. Bijlage 5 is een goed voorbeeld van een informatief Lesobservatieformulier. 2. De lesobservator kan kiezen uit 5 scores: 1) 2) 3) 4) 5) Overwegend zwak Meer zwak dan sterk Meer sterk dan zwak Overwegend sterk Niet van toepassing Een 4 betekent niet dat iets perfect is en een 1 wil niet zeggen dat er geen sprake van is. We zien vaak dat observatoren een 3 of een 4 invullen, niet omdat ze het in absolute zin een sterk element in de les vinden, maar omdat het gezien de fase niet te verwachten valt dat een student dat al kan laten zien. Deze relatieve observaties vertroebelen het beeld van de vaardigheden en ontwikkeling van de student. Daarom een dringend verzoek om observaties absoluut en niet relatief te beschrijven. Vermijd het geven van halve cijfers (2,5 / 3,5) en maak duidelijke keuzes. De categorie ‘Niet van toepassing’ is bestemd voor indicatoren die niet geobserveerd zijn, maar ook niet nodig waren in die les. Bijvoorbeeld bij ‘straft leerlingen gepast’; indien het niet nodig was om in de les een leerling te straffen, wordt hier ‘nvt’ aangekruist. Mocht straffen wel nodig zijn geweest, maar de student heeft niet of niet gepast gestraft dan kan hier een 1 of een 2 worden ingevuld. 3. Soms vertoont een student bepaald gedrag niet in de klas omdat dat ook niet nodig was in die les, bv: ‘Treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop’. Soms vinden helemaal geen negatieve processen plaats en hoeft er dus ook niet opgetreden te worden. Gebruik dan de score ’niet van toepassing (nvt)’. 4. Bij de drie verschillende stages horen verschillende indicatoren. Als je echter gedrag ziet dat bij een latere stage hoort, vul dat dan wel in op het formulier. Het geeft immers aan dat (op sommige aspecten) de student al meer laat zien dan nodig is. Door dit duidelijk in kaart te brengen kan beter in de zone van naaste ontwikkeling gewerkt worden. Omgekeerd is het de bedoeling dat alle indicatoren van voorgaande stages worden beschreven. 5. Sommige observatoren schrijven tijdens de les hun observaties rechtstreeks op het Lesobservatieformulier. Anderen maken eerst aantekeningen werken deze later (na afloop van de les of na afloop van het nagesprek met de student) uit op het Lesobservatieformulier. Handgeschreven formulieren zijn vaak slecht leesbaar na het scannen, wij verzoeken je daarom om het Lesobservatieformulier digitaal in te vullen en aan te leveren bij de student. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 21 8. Veelgestelde vragen › gebeurt er als de student Masterstage 1 niet heeft gehaald? De student kan niet aan Masterstage 2 beginnen indien Masterstage 1 niet is behaald. Hij kan dus niet zelfstandig voor de klas. De student kan Masterstage 1 maximaal één keer herkansen. Hiervoor komt hij alleen in aanmerking indien de eindbeoordelaar van Masterstage 1 voldoende perspectief ziet voor het alsnog behalen van de stage. Zonder perspectief kan de student Masterstage 1 niet herkansen en stopt het opleidingstraject. De tutor heeft in het onderdeel ‘Toelichting op cijfers per schaal en eindcijfer, en doelen voor een Masterstage 2 ‘op het Eindbeoordelingsformulier de concrete afspraken vermeld: wat moet de student verbeteren om Masterstage 1 wel te halen? In alle gevallen moet duidelijk omschreven zijn waar de student aan dient te werken en hoe hij daarbij begeleid kan worden door coach en schoolopleider (begeleidingsplan). Indien de student een Master LVHO volgt, wordt Masterstage 1 in principe na de herfstvakantie op de stageschool voortgezet. Tenzij de school daar geen toestemming voor geeft of betrokkenen een andere stageplaats een betere leerplek achten. Indien de student een Educatieve Master volgt, wordt de stage na de zomervakantie voortgezet op dezelfde of op een andere school. Indien de student een Educatieve Masterstudent is en hij komt bij een negatieve beoordeling wel in aanmerking voor een verlengde stage, dan kan overwogen worden om de student een LVHO-traject te laten volgen. Dit betekent dat de student gedurende een schooljaar een stageplaats aangeboden krijgt op een school, maar dat hij begint met een herkansing van Masterstage 1. We noemen dat ook wel de ingroeistage. Deze Masterstage 1 wordt dan rond de herfstvakantie beoordeeld en indien de student de stage dan wel gehaald heeft kan hij aanvangen met Masterstage 2. Hij krijgt dan de verantwoordelijkheid voor eigen klassen. De student hoeft zich niet opnieuw in te schrijven voor Masterstage 1 of zich als contractcursist aan te melden; een herkansing is ‘inbegrepen’. › Wat gebeurt er als de student Masterstage 2 niet heeft gehaald? De student kan Masterstage 2 maximaal twee keer herkansen. Hij komt alleen in aanmerking voor een herkansing indien de eindbeoordelaar van Masterstage 2 voldoende perspectief ziet voor het alsnog behalen van de stage. Zonder perspectief kan de student Masterstage 2 niet herkansen en stopt het opleidingstraject. Heeft de student een onvoldoende gehaald op Masterstage 2 en is er voldoende perspectief, dan vervolgt hij zijn stage en werkt tot aan het einde van zijn opleidingsjaar, i.e. het WerkenLerentraject, aan de doelen van zowel Masterstage 2 als 3. Wie in september is ingestroomd in het Werken-Lerentraject werkt dan tussen februari en juli aan zowel Masterstage 2 als 3. De student van de februari-instroom werkt dan tussen de zomervakantie en februari aan Masterstage 2 en 3. Voor de LVHO-student die pas na de herfstvakantie aan Masterstage 2 is begonnen, betekent een onvoldoende op Masterstage 2 (wordt gegeven half april) dat hij tussen half april en juli kan werken aan doelen van beide masterstages. In alle gevallen geldt dat de kans groot is op een tweede herkansing (in dit geval ook wel ‘verlengde stage’ genoemd) na afloop van het opleidingsjaar. Aan het einde van het opleidingsjaar wordt de student beoordeeld op zowel Masterstage 2 als 3. Dit gebeurt in principe in twee afzonderlijke gesprekken: eerst beoordeling van Masterstage 2, dan Masterstage 3. De tutor kan ervoor kiezen om beide gesprekken op dezelfde dag te plannen. Mocht de student aan het eind van het opleidingsjaar Masterstage 2 niet hebben behaald terwijl de tutor toch voldoende perspectief ziet na een verlengde stage, dan krijgt hij de gelegenheid Masterstage 2 (nogmaals) te herkansen. Er wordt een nieuwe stageplaats gezocht (op dezelfde school of op een andere). De tutor zal ook dan duidelijke afspraken aangeven op het Eindbeoordelingsformulier. Ook geeft de tutor aan hoe lang de student naar verwachting nodig zal Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 22 hebben om de doelen te behalen. Indien ook Masterstage 3 niet naar behoren is, zullen de afspraken ook Masterstage 3 betreffen. De tutor spreekt met de coach en schoolopleider af dat zij niet extra op lesbezoek gaan, maar dat bij de observatieformulieren en het beoordelingsformulier zowel het gedeelte voor Masterstage 2 als voor Masterstage 3 wordt ingevuld. De tutor beperkt zich bij de herbeoordeling tot de aspecten die onvoldoende waren. Het Bekwaamheidsdossier: de herkansende student vult zijn dossier Masterstage 2B aan met een extra VIL-enquête en, indien de tutor dit wenselijk acht, een video-opname. Ten aanzien van tussentijds feedback op de vorderingen: de tutor neemt halverwege het semester contact op met de coach / schoolopleider om te horen of de student voldoende vorderingen maakt. Hij maakt met hun afspraken over de boodschap aan de student (“het gaat de goede kant op”) of (“we maken ons zorgen over je ontwikkeling”) en wie de boodschapper is. Dit betreft een formatief oordeel (diagnose) en geen summatief oordeel (eindbeoordeling). De herbeoordeling van Masterstage 2 aan het eind van het opleidingsjaar vindt plaats op basis van de volledige informatie in het Bekwaamheidsdossier. De OER vermeldt dat Masterstage 3 niet afgerond kan worden als Masterstage 2 niet voldoende is. De student kan dus formeel geen cijfer krijgen voor Masterstage 3 zolang Masterstage 2 onvoldoende is, ook al zou hij voldoen aan de eisen van Masterstage 3. In dat geval wordt hierover een aantekening gemaakt in het afsprakenformulier. Mocht de student Masterstage 2 aan het eind van het opleidingsjaar niet hebben behaald dan moet hij de gelegenheid krijgen om zijn presentatie voor Masterstage 3 te houden en een gesprek erover te voeren. Aan het einde van een mogelijk ‘verlengde stage’ hoeft hij de presentatie niet opnieuw te doen, tenzij deze niet naar behoren is geweest. De student hoeft zich niet opnieuw in te schrijven voor Masterstage 2; twee herkansingen zijn ‘inbegrepen’. › Wat gebeurt er als de student Masterstage 3 niet heeft gehaald? De student kan Masterstage 3 maximaal eenmaal herkansen. Hij komt hiervoor alleen in aanmerking indien de eindbeoordelaar voldoende perspectief ziet voor het alsnog behalen van deze stage. Zonder perspectief kan de student Masterstage 3 niet herkansen en stopt het opleidingstraject. Mocht de student aan het eind van het opleidingsjaar Masterstage 3 niet hebben behaald en de tutor ziet hiervoor toch voldoende perspectief na een verlengde stage, dan krijgt hij de gelegenheid Masterstage 3 te herkansen. Er wordt een nieuwe stageplaats gezocht (op dezelfde school of op een andere). De tutor zal ook dan duidelijke afspraken maken op het Eindbeoordelingsformulier. Ook geeft de tutor aan hoe lang de student naar verwachting nodig zal hebben om de doelen te behalen. De student hoeft zich niet opnieuw via Progress aan te melden voor Masterstage 3; een herkansing is ‘inbegrepen’. Hij dient zich echter wel opnieuw in te schrijven bij de universiteit. › Hoe ziet de stage eruit van een student met vrijstellingen voor Masterstage 2? De student loopt gedurende het Werken-Lerentraject het hele jaar door stage, ook de student met vrijstelling voor Masterstage 2. De opleiding is zo georganiseerd dat de student bij Vakdidactiek en Onderwijskunde opdrachten krijgt waarmee hij theorie en (stage)praktijk aan elkaar verbindt. Daarvoor is het noodzakelijk dat hij gelijktijdig met de colleges stage loopt. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 23 › Wat gebeurt er als de student de deadline voor het aanleveren van het Bekwaamheidsdossier niet heeft gehaald? Het Bekwaamheidsdossier dient minimaal 7 dagen voor het gesprek volledig ingevuld op Nestor te staan, tenzij de tutor bepaalt dat het later mag. Bij een onvolledig dossier heeft geen gesprek plaats, tenzij de tutor anders beslist. Indien het gesprek niet doorgaat, dient de student op eigen initiatief een nieuwe afspraak met alle betrokkenen te maken. Uitstel kan tot studievertraging leiden, de student moet zich dan opnieuw inschrijven voor de opleiding. › Hoeveel lessen moet de student zelfstandig hebben gegeven om in aanmerking te komen voor een beoordeling? Richtlijn is dat de student, verspreid over Masterstage 2 en 3, minimaal 120 lessen verzorgt, waarvan minimaal 60 in de bovenbouw. Lesgeven in de onderbouw is niet verplicht, wel wenselijk. › Hoe komt het eindcijfer voor een stage tot stand? De tutor is eindverantwoordelijke voor de beoordeling van de stages. De tutor raadpleegt het Bekwaamheidsdossier, waaronder de ingevulde Beoordelingsformulieren door coach en schoolopleider / mentor. Het formulier dat de student zelf invult, wordt niet meegenomen in de cijfergeving, maar dient vooral om mogelijke verschillen in inzichten en de kwaliteit van de zelfanalyse van de student te bespreken. De kwaliteit van het beoordelingsgesprek, de stageverslagen en de eindpresentatie worden meegenomen in de eindbeoordeling. Bij het bepalen van het eindcijfer hanteert de tutor de beschreven regels voor het bepalen van het cijfer. De tutor mag hier echter beargumenteerd van afwijken. › Mijn school heeft geen schoolopleider. Wat betekent dat voor de beoordelingsprocedure? Dit betekent dat de beoordelingsgesprekken plaatsvinden zonder aanwezigheid van een schoolopleider. De tutor kan besluiten om sommige gesprekken niet op school, maar op het instituut te houden. De student volgt intervisie op het instituut onder leiding van de mentor, die het onderdeel ‘Zeflanalyse’ zal invullen op het Beoordelingsformulier › Waarom vullen de schoolopleider en de mentor alleen het onderdeel ‘Zelfanalyse’ van het Beoordelingsformulier in? Bij de beoordeling van de stage wordt de kwaliteit van de zelfanalyse van de student beoordeeld. Het gaat om analyseren, oplossingen aandragen, feedback verwerken e.d. Zo kan een student het slecht doen in de klas en onvoldoende scoren op pedagogische bekwaamheden, maar toch goed zijn in analyseren e.d. Andersom kan ook. Om te voorkomen dat de student niet alles durft te vertellen tijdens de intervisies met de schoolopleider of mentor, vullen zij alleen het onderdeel ‘Zelfanalyse’ in. › Vanwaar de nauwe relatie tussen de observatiepunten op het Lesobservatieformulier en de beoordelingsaspecten op het (eind)Beoordelingsformulier? Wij vinden het belangrijk dat studenten goed en tijdig feedback krijgen op alle aspecten die tijdens een lesbezoek en bij de beoordeling aan de orde komen. Door deze indicatoren reeds in het Lesobservatieformulier op te nemen, kan een observant in een vroeg stadium geattendeerd worden op aspecten die ook in de (eind)beoordeling van de stage gewogen worden. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 24 Doelen en eindtermen van de opleiding Bijlage 1 De beroepsvereisten voor een eerstegraadsleraar houden in dat de volgende opleidingsdoelen worden nagestreefd: De eerstegraadsleraar wordt primair opgeleid voor het eerstegraadsgebied: de bovenbouw van havo en vwo. Die bevoegdheid is echter inclusief: eerstegraadsleraren zijn werkzaam in zowel het vmbo, de onderbouw (basisvorming) als de bovenbouw (Tweede Fase) van het voortgezet onderwijs. Toch leggen wij het accent op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw (VHO) zoals geformuleerd in de wet BiO. In de opleiding streven we bekwaamheid (competentie) na op een zevental samenhangende terreinen die van belang zijn met de daaraan verbonden beroepsvereisten. Uitgebreide beschrijving op: www.lerarenweb.nl De eerstegraadsleraar die de Lerarenopleiding met goed gevolg heeft doorlopen is: 1. Interpersoonlijk competent onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid is zich bewust van eigen houding en gedrag en de invloed daarvan op leerlingen en heeft voldoende kennis en vaardigheid in groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. 2. Pedagogisch competent onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon realiseert zo een veilige leeromgeving voor groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen. 3. Vakdidactisch competent onderschrijft zijn vakdidactische verantwoordelijkheid heeft voldoende vakdidactische kennis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich op een goede manier de leerinhouden van een bepaald vak(gebied) eigen kunnen maken kan een dergelijke leeromgeving in de praktijk realiseren voor groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen. 4. Organisatorisch competent onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn groepen en zijn andere contacten met leerlingen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Hij doet dit overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. Hij is in alle opzichten voor zichzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. 5. Competent in het samenwerken met collega’s onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s en heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 25 6. Competent in het samenwerken met de omgeving onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school en heeft voldoende kennis en vaardigheid om samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de opleiding en vorming van en de zorg voor de leerlingen en bij de school. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling onderschrijft de verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. De Lerarenopleiding heeft daarbij als taak eerstegraadsleraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Zij doen dit op planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoekmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. De afgestudeerde eerstegraadsleraar kenmerkt zich dan ook door: een wetenschappelijke instelling een vakoverstijgende instelling een innovatieve, onderzoekende instelling en een (ped)agogische instelling. Nader uitgewerkt betekent dit dat de Lerarenopleiding zich richt op: Vakwetenschappelijke, vakdidactische en onderwijskundige kennis op academisch niveau, alsmede de vaardigheid deze kennis te gebruiken in onderwijsleerprocessen, in het bijzonder in de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs Vaardigheid en bereidheid om als teamlid ook vakoverstijgend te werken in de klas en in de school, zowel voor de gewenste samenhang tussen schoolvakken alsook als bijdrage aan de schoolorganisatie als geheel om het leren van leerlingen te bevorderen Belangstelling voor binnen- en buitenlands onderzoek en curriculumontwikkeling, de bereidheid en de bekwaamheid om aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deel te nemen, alsmede in de eigen werkomstandigheden leersituaties te scheppen en daar lering uit te trekken. Bereidheid en bekwaamheid nascholingsvragen te articuleren en deel te nemen aan nascholing Een positieve houding ten opzichte van adolescente leerlingen en de vaardigheid hen zowel individueel als in groepen te begeleiden en hen uit te dagen zich tot verantwoordelijke en zelfstandige individuen te ontplooien, met inachtneming van culturele en individuele verschillen. Kennis en vaardigheden om vanuit een eigen pedagogisch-didactische visie op onderwijs, met respect voor de in onze pluriforme samenleving aanvaarde normen en waarden, te functioneren in het onderwijs, de school en het onderwijsbeleid. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 26 Beschrijving Stageverslagen Bijlage 2 Masterstage 1 – Eindverslag Onderdeel 1 Beschrijving Terugblik Omvang 2 A4 a) Feitelijk overzicht gegeven lessen Maak, middels een tabel, een feitelijk overzicht van Masterstage 1 en neem daarin de volgende elementen op: aantal lessen per klas aantal geobserveerde lessen welke klassen + niveau duur van de lessen onderwerpen. 2 b) Beschrijf kort je persoonlijke bevindingen en beleving in algemene zin. Zelfanalyse 2-4 A4 a) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages voor de kolom Masterstage 1 de indicatoren bij Communicatie en Pedagogisch Klimaat. b) Selecteer bij beide schalen minimaal één indicator en beschrijf vervolgens met behulp van concrete voorbeelden uit je lessen hoe je hieraan vorm hebt gegeven. Beschrijf tevens welke ontwikkeling je met betrekking tot die indicatoren hebt gemaakt gedurende Masterstage 1. Gebruik hierbij zichtbaar Ebbens/Ettekoven: Effectief leren en Teitler: Lessen in orde, en vakdidactische en onderwijskundige literatuur. 3 c) Trek conclusies uit je beschrijving en beoordeling voor je eigen handelen en functioneren als docent. Beoordelen Formulier + 1 A4 a) Vul in het Beoordelingsformulier Masterstages de kolom Masterstage 1 in. Formuleer daartoe voor elke indicator in de daarvoor bestemde ruimte een toelichting: welk gedrag heb je laten zien in de klas, welke indicatoren zijn voldoende ontwikkeld en welke behoeven aandacht? Formuleer concrete verbeterpunten. Beoordeel vervolgens elke bekwaamheid door een totaalscore in te vullen voor elke bekwaamheid. Maak gebruik van lesobservaties die verricht zijn. Plaats het ingevulde formulier in je Bekwaamheidsdossier. 5 b) Reageer op heldere en onderbouwde wijze op onderstaande vragen: In hoeverre past het geven van onderwijs bij jou? In hoeverre vinden anderen (begeleiders, opleiders, collega’s, je omgeving) dat het onderwijs iets voor je is? In hoeverre ben je in staat om zelfstandig les te geven aan boven- en onderbouwklassen in het voortgezet onderwijs? Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP-1) 2 A4 a) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages 1, 2 en 3 voor de kolom Masterstage 2 (de tweede kolom) welke bekwaamheden hier van je verwacht worden. b) Werk twee punten uit waaraan je gericht wilt werken in de eerste zes weken van je Masterstage 2. Dit kunnen punten zijn uit Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Efficiënte Lesorganisatie, Duidelijke en gestructureerde Instructie en Uitleg. Gebruik hiervoor naar keuze POP-model 1 of POP-model 2. De kwaliteit van het eindverslag wordt meegenomen in de beoordeling van Masterstage 1. Is het verslag van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. Lerarenopleiding 2013-2014 Handboek Masterstages Pagina 27 Masterstage 2A – Voortgangsverslag Onderdeel 1 Beschrijving Terugblik Omvang 2 A4 a) Feitelijk overzicht gegeven lessen Maak, middels een tabel, een feitelijk overzicht van je Masterstage 2A en neem daarin de volgende elementen op: aantal lessen per klas aantal geobserveerde lessen welke klassen + niveau duur van de lessen vakonderwerpen. b) Beschrijf kort je persoonlijke bevindingen en beleving in algemene zin 2 Zelfanalyse 2 A4 a) In je POP-1 van Masterstage 1 heb je twee ontwikkelpunten beschreven. Beschrijf kort hoe je hieraan hebt gewerkt en wat de resultaten zijn. b) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages voor de kolom Masterstage 2 (tweede kolom) de indicatoren bij Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Efficiënte Lesorganisatie, Duidelijke en gestructureerde Instructie en Uitleg. c) Beschrijf per bekwaamheid puntsgewijs en overzichtelijk wat goed gaat en waar je tegenaan loopt. Gebruik hiervoor onderstaand 2kolommen schema: Wat gaat goed d) 3 Waar loop ik tegen aan Trek conclusies: wat betekenen de resultaten uit a) en b) voor je functioneren en ontwikkeling als docent? wat zijn aandachtspunten? Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP-2a) 2 A4 Stel je POP-1 bij en vul het aan op basis van je analyse door minimaal twee punten uit te werken waaraan je gericht wilt werken gedurende de rest van Masterstage 2. Gebruik hiervoor naar keuze POPmodel-1 of POPmodel-2. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 28 Masterstage 2– Eindverslag Onderdeel 1 Beschrijving Terugblik Omvang 2 A4 a) Feitelijk overzicht gegeven lessen Maak, middels een tabel, een feitelijk overzicht van Masterstage 2A + B samen en neem daarin de volgende elementen op: aantal lessen per klas aantal geobserveerde lessen welke klassen + niveau duur van de lessen onderwerpen. b) Beschrijf kort je persoonlijke bevindingen en beleving in algemene zin. 2 Zelfanalyse 2 - 4 A4 a) Beschrijf kort hoe je hebt gewerkt aan de ontwikkelpunten uit POP-2a en wat de resultaten zijn. b) b) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages voor de kolom Masterstage 2 (tweede kolom) de indicatoren bij Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Efficiënte Lesorganisatie, Duidelijke en gestructureerde Instructie en Uitleg. c) Selecteer van elke bekwaamheid minimaal één indicator en beschrijf vervolgens met behulp van concrete voorbeelden uit je lessen hoe je hieraan vorm hebt gegeven. Beschrijf tevens welke ontwikkeling je met betrekking tot die indicatoren hebt gemaakt gedurende Masterstage 2. Gebruik hierbij zichtbaar Ebbens/Ettekoven: Effectief leren en Teitler: Lessen in orde, en vakdidactische en onderwijskundige literatuur. 3 d) Trek conclusies uit je beschrijving en beoordeling voor je eigen handelen en functioneren als docent. Beschrijf tevens wat je visie is op het leraarschap (mede vanuit de verschillende rollen die je als docent kunt vervullen) Beoordelen 4 a) Vul in het Beoordelingsformulier Masterstages de kolom Masterstage 1 en 2 in. Formuleer daartoe voor elke indicator in de daarvoor bestemde ruimte een toelichting: welk gedrag heb je laten zien in de klas, welke indicatoren zijn voldoende ontwikkeld en welke behoeven aandacht? Formuleer concrete verbeterpunten. Beoordeel vervolgens elke bekwaamheid door een totaalscore in te vullen voor elke bekwaamheid. Maak gebruik van lesobservaties die verricht zijn. Plaats het ingevulde formulier in je Bekwaamheidsdossier Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP-2b) Formulier + 1 A4 2 A4 a) Bekijk in het Beoordelingsformulier Masterstages 1, 2 en 3 voor de kolom Masterstage 3 (de derde kolom) welke bekwaamheden bij Masterstage 3 van je verwacht worden. b) Werk twee punten uit waaraan je gericht wilt werken in de eerste zes weken van je Masterstage 3. Gebruik hiervoor naar keuze POPmodel-1 of POPmodel-2.De kwaliteit van het eindverslag wordt meegenomen in de beoordeling van Masterstage 2. Is het verslag van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 29 Masterstage 3 – Eindpresentatie Onderdeel 1 Beschrijving Bij Masterstage 3 staan de volgende doelstellingen centraal: 1. Je kunt de vormende waarde van je vak aan leerlingen overbrengen 2. je hebt een duidelijke visie op de positie en relevantie van het vak op school en in de maatschappij en draagt die visie uit. Omvang 20 minuten Houd tijdens het eindgesprek een powerpoint van 20 minuten, met als toehoorders je vakcoach, tutor en schoolopleider. In deze presentatie geef je aan wat voor jou de vormende waarde van je vak is en welke visie je hebt op de positie en relevantie van jouw vak in en voor school en maatschappij. Je illustreert een en ander met behulp van voorbeelden uit je lespraktijk, videoopnames van je lessen, lesmateriaal, etc. Hieronder staat een aantal situaties ter inspiratie. Je mag een andere vorm kiezen. Bereid een ouderavond voor waarin je ouders van huidige vwo-3 leerlingen informeert over wat jij de vormende waarde van je vak vindt en wat dat betekent voor de positie en relevantie van jouw vak in de bovenbouw. Geef aan op welke wijze een en ander zichtbaar wordt voor leerlingen. Stel, je bent key note spreker op een congres voor collega-docenten uit het land, van hetzelfde schoolvak en aanverwante vakken. Je houdt een lezing over de positie van jouw schoolvak in school en maatschappij en de door jou gewenste veranderingen daarin. Stel, je geeft de eerste les van het nieuwe jaar aan vwo-4. Je houdt een introductie over wat het vak de leerlingen onder jouw leiding gaat brengen de komende jaren en hoe je verwacht dat het vak de leerlingen gaat vormen. 2 Stel, de directie van jouw stageschool gaat een nieuwe visie op onderwijs ontwikkelen en vraagt jou aan te geven wat jij de vormende waarde van je vak vindt en wat dat betekent voor de positie en relevantie van jouw vak op school. Beoordelen Vul in het Beoordelingsformulier Masterstages de kolom Masterstage 1, 2 en 3 in. Formuleer daartoe voor elke indicator in de daarvoor bestemde ruimte een toelichting: welk gedrag heb je laten zien in de klas, welke indicatoren zijn voldoende ontwikkeld en welke behoeven aandacht? Formulier Formuleer concrete verbeterpunten. Beoordeel vervolgens elke bekwaamheid door een totaalscore in te vullen voor elke bekwaamheid. Maak gebruik van lesobservaties die verricht zijn en voeg het ingevulde formulier in je Bekwaamheidsdossier. Naar aanleiding van de (inleidende) presentatie en zelfbeoordeling word je nader bevraagd op o.a: Visie op het schoolvak (vakdidactiek / inhoud / macrostructuur) Maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkeling en betekenis van het vakgebied voor leerlingen Functioneren als startbekwaam docent Visie op docentschap en onderwijs Pedagogische kijk op leerlingen Je rol in de schoolorganisatie Ambities voor de toekomst. De kwaliteit van de presentatie wordt meegenomen in de beoordeling van Masterstage 3. Is de presentatie van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 30 Bijlage 3 Professioneel Ontwikkelings Plan (POP) Het POP heeft een belangrijke plaats in de opleiding. Met behulp van een POP kun je waken over je eigen ontwikkeling tot leraar en daaraan sturing geven. Je maakt er voor jezelf een leerroute door de opleiding mee, waarbij je natuurlijk wel de eisen in acht houdt die aan de stages gesteld worden. Uit de twee POP-modellen op de volgende pagina’s mag je zelf een keuze mag maken. POP-model 1 Kolom 1 Onderwerp: Op welke (competentie)gebieden van het leraarschap wil je wat leren? Kolom 2 Concrete Leerdoelen: Leerdoelen formuleer je positief (niet: Ik laat me niet opjagen, maar: Ik wil de rust hebben om die dingen te doen die ik zelf belangrijk vind) Formuleer concrete doelen (niet: Ik ga positieve feedback geven, maar: Ik ga dagelijks leerlingen openlijk een compliment geven) Formuleer de doelen zó dat je aangeeft hoe je weet wat je bereikt hebt (niet: Ik wil leren gestructureerde lessen te maken, maar: Ik wil leren de lessen zó te maken dat er een logische inhoudelijke opbouw in zit, met afwisseling van werkvormen) Formuleer doelen waarover je zelf controle hebt (niet: ik wil dat de klas naar mij luistert, maar: ik wil aan de klas duidelijk kenbaar maken dat ik er last van heb als leerlingen onderling in gesprek gaan terwijl ik uitleg geef) Geformuleerde doelen hebben geen nadelige effecten voor jezelf of voor anderen (zoals: ik wil een klassengesprek strak voorzitten. Dit kan op jou het effect hebben dat je erg gespannen bent - en op de leerlingen dat ze niets meer kunnen inbrengen) Doelen moeten binnen een bepaalde tijd haalbaar zijn. (dus kleine stappen formuleren die goed te controleren zijn en motiverend werken). Kolom 3 Werkwijze Theoretische verdieping door lezen en bestuderen van literatuur Voorbeelden uit de praktijk bestuderen Oefenen met medestudenten Oefenen in de eigen praktijksituatie Interactie met medestudenten, docenten, collega’s Zelfanalyse door intervisie, bijhouden van portfolio en POP Feedback vragen aan medestudenten, collega’s en docenten. Kolom 4 Tijdpad Wanneer begin je? Wanneer wil je je doel bereikt hebben? Welke stappen neem je? Wanneer stel je je plan bij? Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 31 Werkblad POP-model 1 Naam student: Studentnummer: Datum: Onderwerp 1 Leerdoel(en): Werkwijze(n): Tijdpad: Opmerkingen: Onderwerp 2 Leerdoel(en): Werkwijze(n): Tijdpad: Opmerkingen: Onderwerp 3 Leerdoel(en): Werkwijze(n): Tijdpad: Opmerkingen: Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 32 POP-model 2 1. Doelen Wat wil je bereiken voor jezelf? Waarom wil je dat bereiken? 2. Activiteiten Welke activiteiten ga je daartoe ondernemen? Wie is / zijn daarbij betrokken? Op welke manier? Wat heb je nodig om dat te kunnen doen? 3. Belemmeringen Wat zijn de grootste moeilijkheden om de gestelde doelen te bereiken? Op welke manier zou je deze belemmeringen kunnen verkleinen? 4. Kansen Welke factoren vergroten de kans dat je de gestelde doelen bereikt? Factoren bij jezelf Factoren in je omgeving 5. Tijdpad Wanneer denk je de beschreven doelen te hebben bereikt? Kun je een planning maken voor de genoemde activiteiten onder 2? 6. Evaluatie Hoe ga je tussentijds en achteraf evalueren? Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 33 Werkblad POP-model 2 Naam student: Studentnummer: Datum: 1. Doelen 1.1 Wat wil je bereiken? 1.2 Waarom wil je dat bereiken? 2. Activiteiten 2.1 Welke activiteiten ga je daartoe ondernemen? 2.2 Wie is / zijn daarbij betrokken? 2.3 Wat heb je nodig om dat te kunnen doen? 3. Belemmeringen 3.1 Wat zijn de grootste moeilijkheden om de gestelde doelen te bereiken? Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 34 3.2 Op welke manier zou je deze belemmeringen kunnen verkleinen? 4. Kansen 4.1 Welke factoren vergroten de kans dat je de gestelde doelen bereikt? 4.2 Factoren bij jezelf 4.3 Factoren in je omgeving 5. Tijdpad 5.1 Wanneer denk je de beschreven doelen te hebben bereikt? 5.2 Kun je een planning maken voor de genoemde activiteiten onder 2? 6. Evaluatie 6.1 Hoe ga je tussentijds en achteraf evalueren? Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 35 Lesobservatieformulier t.b.v. begeleiding Bijlage 4 Communicatie Indicator Voorbeelden van goed gedrag 1… is enthousiast … vertelt gepassioneerd over zijn vak … gebruikt levendige mimiek en gebaren … heeft zichtbaar plezier in de omgang met leerlingen … gebruikt passend stemvolume … articuleert goed … gebruikt ondersteunende non-verbale signalen … heeft een actieve houding … heeft oogcontact met leerlingen ... laat leerlingen uitspreken ... luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben … doet zijn best leerlingen te begrijpen … noemt de leerlingen bij naam ... maakt geen rolbevestigende opmerkingen 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen Toelichting en adviezen Pedagogisch klimaat Indicator Voorbeelden van goed gedrag 4… zorgt voor een ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen ... spreekt de leerlingen op een positieve manier aan ... reageert met humor en stimuleert humor ... accepteert dat leerlingen fouten maken ... straalt warmte en empathie uit naar alle leerlingen in de klas ... geeft op een positieve wijze feedback op vragen van leerlingen ... geeft leerlingen complimenten over hun werk … vraagt andere leerlingen een leerling te helpen … helpt leerlinge tactisch en ondersteunend bij gemaakte fouten ... honoreert de bijdragen van leerlingen ... uit bij leerlingen positieve verwachtingen over wat ze gaan doen … gebruikt voorbeelden uit de leefwereld van leerlingen … vraagt naar eigen voorbeelden van leerlingen … praat met leerlingen over dingen buiten de lesstof om … geeft blijk van belangstelling voor persoonlijke omstandigheden van de leerlingen … verdeelt de aandacht over alle leerlingen … laat leerlingen aan het woord 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen 7… geeft leerlingen Lerarenopleiding 2013-2014 Handboek Masterstages Toelichting en adviezen Pagina 36 ruimte en aandacht 8… Corrigeert ongewenst gedrag van individuele leerlingen 9… straft leerlingen gepast 10… beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag … reageert begripvol op een leerling die een fout maakt … stimuleert medeleerlingen begripvol te reageren op een leerling die een fout maakt … geeft toe zelf een fout gemaakt te hebben … houdt rekening met verschillen tussen leerlingen in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht … corrigeert leerlingen in woord, gebaar en mimiek … corrigeert individueel, niet merkbaar voor de groep … corrigeert op gedrag, niet op de persoon … benoemt gewenst gedrag … maakt gebruik van een duidelijke escalatieladder … is vastberaden, maar geen ‘generaal’ … blijft kalm en beheerst bij geven van straf … geeft de straf direct na de overtreding … geeft aan hoe lang de straf duurt … straft in verhouding met de overtreding. … spreekt waardering uit als leerling gedrag herstelt … complimenteert de leerling indien gewenst gedrag is vertoond … maakt gebruik van woord, gebaar en mimiek om waardering te uiten ... stimuleert leerlingen naar elkaar te luisteren ... treedt op wanneer er om leerlingen wordt gelachen ... houdt rekening met (culturele) verschillen en eigenaardigheden ... bevordert de onderlinge solidariteit onder leerlingen … houdt oogcontact gedurende de gehele les … benoemt ongewenst gedrag … benoemt gewenst gedrag … negeert negatief gedrag als dat kan … stimuleert zelfstandigheid … stimuleert verantwoordelijkheidsgevoel … stimuleert leerlingen zich open en tolerant op te stellen … staat pestgedrag niet toe … herinnert leerlingen aan afgesproken omgangsvormen en regels … is in taalgebruik en gedrag een voorbeeldfunctie … zet leerlingen niet klassikaal voor schut Efficiënte lesorganisatie Indicator Voorbeelden van goed gedrag 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat ...maakt duidelijk welke materialen kunnen worden gebruikt De lesmaterialen liggen klaar De lesmaterialen zijn afgestemd op het niveau en ontwikkeling van leerlingen Deelt het materiaal op een efficiënte manier uit Heeft alternatieven achter de hand als onverwacht afgeweken wordt van de lesplanning Het in- en uitgaan van de klas verloopt ordelijk ... treedt tijdig en passend op bij ordeverstoringen … herinnert leerlingen aan afgesproken omgangsvormen en regels ... zorgt dat alle leerlingen tot het eind van de les betrokken zijn bij de leeractiviteiten 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Toelichting en adviezen Pagina 37 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of leerlingen opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en middelen ... zorgt dat leerlingen weten wat ze moeten doen als ze hulp nodig hebben bij hun werk en wanneer ze hulp kunnen vragen ... zorgt dat leerlingen weten wat ze moeten doen als ze hun werk klaar hebben … begint de les niet voordat hij de aandacht heeft van alle leerlingen … geeft aan het begin van de les het programma voor die les aan … richt de aandacht op de inhoud van de les … sluit de les af met een samenvatting van het geleerde … geeft tijdig het huiswerk op … blikt aan het einde van de les vooruit op de volgende les(sen) … evalueert proces en product aan het einde van de les ... begint de les op tijd ... laat geen tijd verloren gaan aan begin, tijdens of het einde van de les ... laat geen ‘dode’ momenten ontstaan … laat de leerlingen niet wachten … signaleert tijdig dat de klas meer of minder tijd nodig heeft … handelt adequaat indien de lesplanning niet gehaald gaat worden ... zorgt ervoor dat leerlingen het lokaal netjes achterlaten ... controleert of leerlingen hebben begrepen wat ze moeten doen … controleert of leerlingen aan het werk zijn … controleert of leerlingen inhoudelijk op de juiste manier aan het werk zijn … controleert wat leerlingen leren door het uitvoeren van de opdrachten … controleert of opgegeven huiswerk is geleerd of gemaakt … geeft leerlingen individueel de beurt bij de controle van geleerd of gemaakt huiswerk … geeft uitleg of instructie tijdens de bespreking van het huiswerk … geeft duidelijk aan welke stof als huiswerk bestudeerd moet worden of welke huiswerkopdrachten de leerlingen moeten maken … geeft inhoudelijk nuttige tips of handreikingen bij het maken van huiswerkopgaven ... controleert of leerlingen hebben begrepen wat ze moeten doen … gebruik van (digi)bord, beamer, internet heeft toegevoegde waarde … hanteert ICT soepel … laat leerlingen ICT gebruiken … hanteert een didactiek waarin ICT functioneel is geïntegreerd Duidelijke en gestructureerde instructie en uitleg Indicator Voorbeelden van goed gedrag 22… geeft duidelijke uitleg van de leerstof ... activeert de voorkennis van de leerlingen ... legt uit in opeenvolgende stappen ... stelt vragen die door leerlingen worden begrepen … maakt gebruik van visuele en auditieve ondersteuning bij de uitleg ... vat van tijd tot tijd de leerstof samen of laat leerlingen leerstof samenvatten ... zorgt dat elke leerling weet wat hij/zij moet doen 23… Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Toelichting en adviezen Pagina 38 geeft duidelijke instructies 24… geeft feedback aan de leerlingen 25… geeft goed gestructureerd les 26… bevordert dat leerlingen hun best doen 27… betrekt alle leerlingen bij de les 28… gaat na of leerlingen de uitleg begrepen hebben 29… laat de relevantie van de leerstof zien ... maakt de samenhang duidelijk tussen de lesdoelen en de opdrachten … controleert of alle leerlingen hebben begrepen wat ze moeten doen ... zegt welke materialen en hulpmiddelen gebruikt kunnen worden … geeft volledige instructie: wat, waarom, waar, met wie, hoe lang, wat de toen als je hulp nodig hebt, wat te doen als je klaar bent? ... maakt helder of een antwoord goed is of niet ... maakt helder waarom een antwoord goed is of niet … geeft feedback op de kwaliteit van huiswerk of opdrachten ... geeft feedback op de wijze waarop leerlingen tot hun antwoord komen De les is duidelijk opgebouwd in onderdelen met duidelijke overgangen De les bevat een logische opbouw van eenvoudig naar complex De opdrachten hangen samen met wat tijdens de uitleg is aangeboden. De lesovergangen zijn duidelijk gemarkeerd De les heeft een goede afwisseling van uitleg, begeleid oefenen, verwerking en dergelijke ... prijst leerlingen die hun best doen ... maakt duidelijk dat alle leerlingen hun best moeten doen ... uit positieve verwachtingen over wat leerlingen gaan doen ... geeft opdrachten die alle leerlingen aanzetten tot actieve deelname ... stelt vragen die alle leerlingen aanzetten tot nadenken ... zorgt ervoor dat leerlingen goed luisteren en/of doorwerken ... wacht na een vraag voldoende lang om leerlingen te laten nadenken ... geeft ook leerlingen de beurt die niet hun hand opsteken … stelt vragen om te comtroleren of de leerlingen de uitleg hebben begrepen … geeft opdrachten waarmee hij kan controleren of de uitleg is begrepen … controleert bij verschillende individuele leerlingen of de uitleg is begrepen ... controleert regelmatig of leerlingen begrijpen waar de les over gaat … gebruikt voorbeelden en teksten uit de actualiteit … benoemt hoe de leerstof bij andere domeinen van het vak, andere vakken of buiten school om gebruikt kan worden … laat zien of ervaren wat de leerstof voor leerlingen nu kan betekenen … geeft aan in hoeverre de stof onderdeel getoetst wordt in het eindexamen Intensieve en activerende les Indicator Voorbeelden van goed gedrag 30… hanteert werkvormen die leerlingen activeren ... maakt gebruik van gespreks- en discussievormen … laat leerlingen elkaar uitleggen ... zorgt voor geleide (in)oefening ... laat leerlingen in groepen werken ... legt op verschillende manieren uit ... varieert opdrachten ... varieert lesmaterialen ... gebruikt in de les materialen en voorbeelden uit het dagelijks leven ... stelt veel vragen Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Toelichting en adviezen Pagina 39 31… stelt hoge eisen aan leerlingen 32… stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten 33… verduidelijkt de lesdoelen 34… stimuleert samenwerking tussen leerlingen 35… zorgt voor interactieve uitleg … stelt goede vragen op het goede moment … daagt leerlingen uit via vragen, weddenschappen, opdrachten etc. … zet leerlingen die snel klaar zijn aan het werk met andere opdrachten … spreekt, waar nodig, leerlingen aan op hun geringe inzet en betrokkenheid … is niet te snel tevreden met de inzet en antwoorden van leerlingen ... wacht lang genoeg om alle leerlingen de kans te geven een antwoord te geven ... moedigt leerlingen aan, elkaar vragen te stellen en dingen uit te leggen ... vraagt leerlingen de verschillende stappen van hun strategie uit te leggen ... checkt regelmatig of de uitleg begrepen is ... stelt vragen die leerlingen aan het denken zetten en feedback uitlokken ... controleert regelmatig of leerlingen begrijpen waar de les over gaat ... informeert de leerlingen over de lesdoelen ... maakt duidelijk wat het doel van de opdrachten is en maakt duidelijk wat de leerlingen ervan zullen leren … bevordert onderlinge interactie over de leerstof tijdens de uitleg … laat leerlingen elkaars werk van feedback voorzien (peerfeedback) … gebruikt verwerkingsopdrachten die leerlingen samen maken ... bevordert de onderlinge interactie over de uitleg tussen leerlingen onderling ... bevordert de interactie over de uitleg tussen de leraar en de leerlingen Leerstrategieën aanleren Indicator Voorbeelden van goed gedrag 36… bevordert het toepassen van het geleerde 37… moedigt kritisch denken van leerlingen aan ... bevordert het bewust toepassen van het geleerde in andere (verschillende) leergebieden ... vertelt leerlingen hoe oplossingen in andere situaties gebruikt kunnen worden ... relateert problemen aan eerder opgeloste problemen 38… leert leerlingen hoe zij complexe problemen kunnen vereenvoudigen Lerarenopleiding Toelichting en adviezen ... vraagt leerlingen redenen te geven voor het optreden van gebeurtenissen ... vraagt leerlingen naar hun mening ... vraagt leerlingen na te denken over gegeven oplossingen of antwoorden ... vraagt leerlingen eigen voorbeelden te geven ... geeft aandacht aan anticiperend lezen ... laat oplossingen relateren aan de context van het probleem ... stimuleert het gebruik van alternatieve oplossingen ... leert leerlingen uitkomsten te schatten ... leert leerlingen uitkomsten te voorspellen ... leert leerlingen uitkomsten te relateren aan de praktische context ... leert leerlingen problemen te vereenvoudigen ... leert leerlingen hoe complexe problemen terug te brengen naar eenvoudige problemen ... leert leerlingen complexe problemen te ordenen 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 40 39… vraagt leerlingen na te denken over strategieën bij een taak ... vraagt leerlingen de stappen van de gebruikte strategie uit te leggen ... geeft expliciet uitleg van mogelijke (oplossings-) strategieën ... vraagt leerlingen voor- en nadelen van strategieën uit te leggen ... geeft de leerlingen aanwijzingen voor de oplossing ... leert de leerlingen oplossings- en opzoekstrategieën aan ... leert leerlingen bronnen te raadplegen ... biedt leerlingen checklists voor het oplossen van problemen ... geeft leerlingen de gelegenheid hardop oplossingen te bedenken ... vraagt leerlingen oplossingen te verbaliseren Afstemmen van instructie en uitleg op verschillen Indicator Voorbeelden van goed gedrag 40… gaat na of de lesdoelen werden bereikt 41… stemt de uitleg af op relevante verschillen tussen leerlingen 42… stemt verwerking van leerstof af op verschillen tussen leerlingen ... gaat na of de doelen van de les zijn bereikt bij verschillende leerlingen ... gaat na wat de prestaties van verschillende leerlingen zijn … past de les aan als hij merkt dat de lesdoelen niet bereikt worden … past de volgende les aan op basis van of de lesdoelen van de vorige les bereikt zijn ... zet leerlingen die minder uitleg nodig hebben (alvast) aan het werk ... geeft aanvullende uitleg aan groepjes of individuele leerlingen ... richt zich niet alleen op de middenmoot Toelichting en adviezen ... geeft niet alle leerlingen dezelfde tijd voor de opdracht ... laat sommige leerlingen gebruik maken van hulpmaterialen ... geeft leerlingen die dat nodig hebben extra leertijd … geeft leerlingen die dat nodig hebben extra oefeningen De leerlingen Indicator Voorbeelden van goed gedrag 43 … zijn betrokken bij de les 44… tonen zich geïnteresseerd 45… zijn actief op leren gericht ... letten op tijdens de uitleg ... nemen actief deel aan leergesprekken en discussies ... stellen vragen ... luisteren actief bij de uitleg ... vragen geïnteresseerd door Lerarenopleiding Toelichting en adviezen ... vragen dieper door ... geven blijk van verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces ... werken zelfstandig ... nemen zelf initiatieven ... gebruiken hun tijd efficiënt 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 41 Zelfanalyse na afloop van de les Indicator Voorbeelden van goed gedrag 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren … stelt zich open en niet verdedigend (“ja-maar) op … is ontvankelijk voor verkregen feedback … stelt zichzelf en observator vragen ter verheldering … formuleert voorafgaand aan een lesobservatie concrete observatiepunten … vraagt tijdens het nagesprek gericht om feedback … stelt zijn/haar observaties tegenover die van de observator Lerarenopleiding Toelichting en adviezen … benoemt na afloop van de les meerdere goede en sterke aspecten van de les … benoemt na afloop van de les de minder goede aspecten van de les … maakt een sterkte-zwakteanalyse die strookt met die van de observator … benoemt gedrag, gevoelens, gedachten en behoeftes van leerlingen … benoemt gedrag, gevoelens, gedachten en behoeftes van zichzelf … analyseert en verbetert de les vanuit het perspectief van de leerstof … analyseert en verbetert de les vanuit perspectief van vakdidactische en onderwijskundige theorie. … trekt conclusies ten aanzien van eigen handelen op basis van eigen of andermans analyse … geeft aan hoe hij de volgende les(sen) gaat handelen … formuleert realistische, haalbare, toetsbare verbeterpunten … formuleert meerdere alternatieven … benoemt voor- en nadelen van alternatieven 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 42 Bijlage 5 Lesobservatieformulier t.b.v. Bekwaamheidsdossier Toelichting Met behulp van het Lesobservatieformulier worden lessen van masterstudenten aan de Lerarenopleiding geobserveerd. Bij elke stage (Masterstage 1, 2 en 3) zijn afzonderlijke indicatoren of observatiepunten geformuleerd, ondergebracht in schalen. In het Lesobservatieformulier is aangegeven welk observatiepunt minimaal bij welke stage geobserveerd dient te worden. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de observator zoveel mogelijk - en indien relevant - ook zijn bevindingen beschrijft m.b.t. observatiepunten die behoren bij de andere stages. Het onderdeel ‘Zelfanalyse’ dient na afloop van het gesprek over de les te worden ingevuld. Bij dit Lesobservatieformulier hoort ook een ‘ Lesobservatieformulier ten behoeve van de begeleiding’ . Hierop staan per indicator voorbeelden van goede gedragingen behorend bij de observatiepunten. Deze observatielijst kan gebruikt worden bij de dagelijkse begeleiding en is uitermate geschikt om de student feedback en adviezen te geven. De toelichting is bedoeld ter inspiratie en verduidelijking, niet als een ‘afvinklijst’. Andere niet genoemde gedragingen kunnen evengoed een goed voorbeeld zijn. Instructies 1. Observeer de les op alle observatiepunten, maak aantekeningen tijdens de les en vul (tijdens of na afloop) het Lesobservatieformulier in. 2. Markeer in de kolom ‘ voorbeelden van goede gedragingen’ de gedragingen die u heeft gesignaleerd. Voeg eventueel beschrijvingen van gedragingen die u gezien heeft toe. Formuleer in deze kolom tevens aandachtspunten. Het scoren van de indicatoren is voor de student, en later voor de beoordelaar, van belang om een indicatie te hebben van de kwaliteit van de les, maar de toelichting op de scores bij de verschillende indicatoren is nog belangrijker, omdat de student dan kan bepalen wat hij kan verbeteren en hoe. De indicatoren op het Lesobservatieformulier zijn in wezen allemaal interpretaties (zorgt voor ontspannen sfeer, toont respect, houdt zich staande, etc), en beschrijven nauwelijks concreet gedrag. In de kolom ‘voorbeelden van goede gedragingen staat beschreven welke concrete gedragingen erbij (kunnen) horen. 3. Vul per indicator een score in hele cijfers in. Die score is: 1 = overwegend zwak in deze les 2 = meer zwak dan sterk in deze les 3 = meer sterk dan zwak in deze les 4 = overwegend sterk in deze les Nvt = niet geobserveerd, was ook niet noodzakelijk in deze les Een 4 betekent niet dat iets perfect is en een 1 wil niet zeggen dat er geen sprake van is. We zien vaak dat observatoren een 3 of een 4 invullen, niet omdat ze het in absolute zin een sterk element in de les vinden, maar omdat het gezien de fase niet te verwachten valt dat een student dat al kan laten zien. Deze relatieve observaties vertroebelen het beeld van de vaardigheden en ontwikkeling van de student. Daarom een dringend verzoek om observaties absoluut en niet relatief te beschrijven. Vermijd het geven van halve cijfers (2,5 / 3,5) en maak duidelijke keuzes. 4. Soms vertoont een student bepaald gedrag niet in de klas omdat dat ook niet nodig was in die les, bv: ‘Treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop’. Soms vinden helemaal geen negatieve processen plaats en hoeft er dus ook niet opgetreden te worden. Gebruik dan de score ’niet van toepassing (nvt)’. 5. Bij de drie verschillende stages horen verschillende indicatoren. Als je echter gedrag ziet dat bij een latere stage hoort, vul dat dan wel in op het formulier. Het geeft immers aan dat (op sommige aspecten) de student al meer laat zien dan nodig is. Door dit duidelijk in kaart te brengen kan beter in de zone van naaste ontwikkeling gewerkt worden. Omgekeerd is het de bedoeling dat alle indicatoren van voorgaande stages worden beschreven. 6. Bespreek de observaties met de student, verstrek hem het ingevulde Lesobservatieformulier. Het is bestemd voor in het bekwaamheidsdossier NB: Geef de student bij voorkeur een digitale versie van het formulier. Indien het formulier handmatig wordt ingevuld, dan graag duidelijk leesbaar met zwarte inkt. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 43 Schaal Stage Indicator Communicatie 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief Pedagogisch klimaat Lesorganisatie Uitleg en instructie 11 2 3 4 nvt 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8… corrigeert ongewenst gedrag individuele leerlingen 9… straft leerlingen gepast 10…beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16…de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18…gebruikt de leertijd efficiënt 19…controleert of leerlingen opdrachten goed uitvoeren 20…gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen 22… geeft duidelijke uitleg van de leerstof 23… geeft duidelijke instructies 24… geeft feedback aan de leerlingen 25… geeft goed gestructureerd les 26… bevordert dat leerlingen hun best doen 27… betrekt alle leerlingen bij de les 28… gaat na of leerlingen de uitleg begrepen hebben 29… laat de relevantie van de leerstof zien — 1 1 = overwegend zwak (niet geobserveerd, was wel noodzakelijk); 2 = meer zwak dan sterk ; 3 = meer sterk dan zwak; 4 = overwegend sterk; nvt = niet geobserveerd, was ook niet noodzakelijk in deze les Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 44 Activeren Leerstrategieën Differentiëren Zelfanalyse na de les 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 30… hanteert werkvormen die leerlingen activeren 31… stelt hoge eisen aan leerlingen 32… stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten 33… verduidelijkt de lesdoelen 34… stimuleert samenwerking tussen leerlingen 1 1 2 3 3 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren 35… zorgt voor interactieve uitleg 36… bevordert het toepassen van het geleerde 37… moedigt kritisch denken van leerlingen aan 38… leert leerlingen hoe zij complexe problemen kunnen vereenvoudigen 39… vraagt leerlingen na te denken over strategieën bij een taak 40… gaat na of de lesdoelen werden bereikt 41… stemt de uitleg af op relevante verschillen tussen leerlingen 42… stemt verwerking van leerstof af op verschillen tussen leerlingen Globaal oordeel over de les (in het licht van wat van de student op dit moment in de stage verwacht mag worden): onvoldoende – voldoende – goed – excellent Toelichting op oordeel, bevindingen en tips Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 45 Bijlage 6 Beoordelingsformulier Masterstages In te vullen door coach, schoolopleider, mentor, student Naam student Studentnummer Vak Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 School: School: School: Naam beoordelaar Naam beoordelaar Naam beoordelaar Functie beoordelaar Functie beoordelaar Functie beoordelaar Datum: Datum: Datum: In te vullen door student op eigen Beoordelingsformulier: In te vullen door student op eigen Beoordelingsformulier: In te vullen door student op eigen Beoordelingsformulier: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 1: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 2: Aantal lessen in de bovenbouw: Aantal lessen in de bovenbouw: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 3: Aantal lessen in de bovenbouw: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 46 Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 Instructie bij de Beoordeling Instructie bij de Beoordeling Instructie bij de Beoordeling 2. 2. 1. 3. 4. 5. 6. 7. Bij Masterstage 1 worden vier schalen beoordeeld: Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, en Zelfanalyse. Per schaal wordt een cijfer gegeven tussen onvoldoende, 6, 7, 8, 9 en 10. Elke schaal moet met een voldoende zijn beoordeeld wil een student een voldoende op Masterstage 1 krijgen. Een schaal wordt in ieder geval als onvoldoende beoordeeld indien één van de vetgedrukte indicatoren onvoldoende is. Niet-vetgedrukte indicatoren kunnen binnen de schaal gecompenseerd worden. Richtlijn voor het eindcijfer is het gemiddelde van de beoordelingen van de drie schalen Communicatie, Pedagogisch Klimaat en Lesorganisatie. De tutor is de eindbeoordelaar. Bij de eindbeoordeling wordt ook de kwaliteit van het verslag meegenomen (+ / - 0.5). Is het verslag van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van deze richtlijnen. 1. 3. 4. 5. 6. 7. Bij Masterstage 2 worden vijf schalen beoordeeld: Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, en Zelfanalyse. Per schaal wordt een cijfer gegeven tussen onvoldoende, 6, 7, 8, 9 en 10. Elke schaal moet met een voldoende zijn beoordeeld wil een student een voldoende op Masterstage 2 krijgen. Een schaal word in ieder geval als onvoldoende beoordeeld indien één van de vetgedrukte indicatoren onvoldoende is. Niet-vetgedrukte indicatoren kunnen binnen de schaal gecompenseerd worden. Richtlijn voor het eindcijfer is het gemiddelde van de beoordelingen van de vier schalen Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie en Uitleg en Instructie. De tutor is de eindbeoordelaar. Bij de eindbeoordeling wordt ook de kwaliteit van het verslag meegenomen (+ / - 0.5). Is het verslag van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van deze richtlijnen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Bij Masterstage 3 worden zes schalen beoordeeld: Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, Intensieve en Activerende les, en Zelfanalyse. Per schaal wordt een cijfer gegeven tussen onvoldoende, 6, 7, 8, 9 en 10. Elke schaal moet met een voldoende zijn beoordeeld wil een student een voldoende op Masterstage 3 krijgen. Een schaal wordt in ieder geval als onvoldoende beoordeeld indien één van de vetgedrukte indicatoren onvoldoende is. Niet vetgedrukte indicatoren kunnen binnen de schaal gecompenseerd worden. Richtlijn voor het eindcijfer is het gemiddelde van de beoordelingen van de vijf schalen Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, Intensieve en Activerende les De tutor is de eindbeoordelaar. Bij de eindbeoordeling wordt ook de kwaliteit van de presentatie meegenomen (+ / - 0.5). Is de presentatie van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van deze richtlijnen. Communicatie Indicatoren Indicatoren Indicatoren 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Pedagogisch Klimaat Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 47 Indicatoren Indicatoren Indicatoren 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8… corrigeert ongewenst gedrag individuele leerlingen 9… straft leerlingen gepast 10… beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert lln. tot sociaal verantwoordelijk gedrag 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) lln. 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8… corrigeert ongewenst gedrag individuele lln. 9… straft leerlingen gepast 10… beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) lln. 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8… corrigeert ongewenst gedrag individuele lln. 9… straft leerlingen gepast 10…beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Efficiënte lesorganisatie Indicatoren Indicatoren Indicatoren 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of leerlingen opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of leerlingen opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of lln. opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Duidelijke en gestructureerde instructie en uitleg Indicatoren 22… geeft duidelijke uitleg van de leerstof 23… geeft duidelijke instructies 24… geeft feedback aan de leerlingen 25… geeft goed gestructureerd les 26… bevordert dat leerlingen hun best doen 27… betrekt alle leerlingen bij de les Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Indicatoren 22… geeft duidelijke uitleg van de leerstof 23… geeft duidelijke instructies 24… geeft feedback aan de leerlingen 25… geeft goed gestructureerd les 26… bevordert dat leerlingen hun best doen 27… betrekt alle leerlingen bij de les Pagina 48 28… gaat na of leerlingen de uitleg begrepen hebben 29… laat de relevantie van de leerstof zien 28… gaat na of leerlingen de uitleg begrepen hebben 29… laat de relevantie van de leerstof zien Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Intensieve en activerende les Indicatoren 30… hanteert werkvormen die leerlingen activeren 31… stelt hoge eisen aan leerlingen 32… stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten 33… verduidelijkt de lesdoelen 34… stimuleert samenwerking tussen leerlingen 35… zorgt voor interactieve uitleg Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Leerstrategieën aanleren Indicatoren 36… bevordert het toepassen van het geleerde 37… moedigt kritisch denken van leerlingen aan 38… leert leerlingen hoe zij complexe problemen kunnen vereenvoudigen 39… vraagt lln. na te denken over strategieën bij een taak Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Afstemmen van instructie en uitleg op verschillen Indicatoren 40… gaat na of de lesdoelen werden bereikt 41… stemt de uitleg af op relevante verschillen tussen lln. 42… stemt verwerking van leerstof af op verschillen tussen leerlingen Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 49 Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Zelfanalyse na afloop van de les Indicatoren Indicatoren Indicatoren 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Samenwerken met de omgeving Indicatoren 51… is actief lid van het team 52…toont betrokkenheid bij school / team / sectie 53…is collega’s tot steun 54…wisselt ervaringen uit met collega’s gericht op verdere wederzijdse professionalisering 55…geeft grenzen van tijd en betrokkenheid aan 56…raadpleegt procedures van de school en hanteert deze 57…legt, indien nodig, contact met ouders en leerlingbegeleiders 58… voert een constructief oudergesprek Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 50 Cijferberekening Alle vetgedrukte indicatoren zijn voldoende Ja/nee Alle vetgedrukte indicatoren zijn voldoende Ja/nee Alle vetgedrukte indicatoren zijn voldoende Ja/nee Gemiddelde van Communicatie, Klimaat en Lesorganisatie Gemiddelde van Communicatie, Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie Gemiddelde van Communicatie, Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, Intensieve en Activerende les Voorstel Eindcijfer Voorstel Eindcijfer Voorstel Eindcijfer Toelichting op cijfers per schaal en eindcijfer, en doelen voor een Masterstage 2 Toelichting op cijfers per schaal en eindcijfer, en doelen voor een Masterstage 3 Toelichting op cijfers per schaal en eindcijfer en doelen voor na de stage Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 51 Bijlage 7 – Eindbeoordelingsformulier Masterstages In te vullen door tutor Naam student Studentnummer Vak Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 School: School: School: Naam tutor: Naam tutor: Naam tutor: Datum: Datum: Datum: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 1: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 2: Aantal gegeven lessen tijdens Masterstage 3: Aantal lessen in de bovenbouw: Aantal lessen in de bovenbouw: Aantal lessen in de bovenbouw: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Lesduur: 45/50/70/… minuten: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Aantal lessen bij anderen geobserveerd: Bekwaamheidsdossier compleet? Bekwaamheidsdossier compleet? Bekwaamheidsdossier compleet? Indien het Bekwaamheidsdossier niet compleet is: Indien het Bekwaamheidsdossier niet compleet is: Indien het Bekwaamheidsdossier niet compleet is: Ontbrekende documenten: Ontbrekende documenten: Ontbrekende documenten: Overwegingen om toch tot eindeboordeling over te gaan : Overwegingen om toch tot eindeboordeling over te gaan Overwegingen om toch tot eindeboordeling over te gaan Eindcijfer Eindcijfer Eindcijfer Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 52 Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 Instructie bij de Beoordeling Instructie bij de Beoordeling Instructie bij de Beoordeling 2. 2. 1. 3. 4. 5. 6. 7. Bij Masterstage 1 worden vier schalen beoordeeld: Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie en Zelfanalyse. Per schaal wordt een cijfer gegeven tussen onvoldoende, 6, 7, 8, 9 en 10. Elke schaal moet met een voldoende zijn beoordeeld wil een student een voldoende op Masterstage 1 krijgen. Een schaal wordt in ieder geval als onvoldoende beoordeeld indien één van de vetgedrukte indicatoren onvoldoende is. Niet vetgedrukte indicatoren kunnen binnen de schaal gecompenseerd worden. Richtlijn voor het eindcijfer is het gemiddelde van de beoordelingen van de drie schalen Communicatie, pedagogisch Klimaat en Lesorganisatie De tutor is eindbeoordelaar. Bij de eindbeoordeling wordt ook de kwaliteit van het verslag meegenomen (+/- 0.5). Is het verslag van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van deze richtlijn. 1. 3. 4. 5. 6. 7. Bij Masterstage 2 worden vijf schalen beoordeeld: Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, en Zelfanalyse. Per schaal wordt een cijfer gegeven tussen onvoldoende, 6, 7, 8, 9 en 10. Elke schaal moet met een voldoende zijn beoordeeld wil een student een voldoende op Masterstage 2 krijgen. Een schaal wordt in ieder geval als onvoldoende beoordeeld indien één van de vetgedrukte indicatoren onvoldoende is. Niet vetgedrukte indicatoren kunnen binnen de schaal gecompenseerd worden. Richtlijn voor het eindcijfer is het gemiddelde van de beoordelingen van de vier schalen Communicatie, Pedagogisch Klimaat, lesorganisatie en Uitleg en Instructie De tutor is de eindbeoordelaar. Bij de eindbeoordeling wordt ook de kwaliteit van het verslag meegenomen (+/- 0.5). Is het verslag van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van deze richtlijnen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Bij Masterstage 3 worden zes schalen beoordeeld: Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, Intensieve en Activerende les, en Zelfanalyse. Per schaal wordt een cijfer gegeven tussen onvoldoende, 6, 7, 8, 9 en 10. Elke schaal moet met een voldoende zijn beoordeeld wil een student een voldoende op Masterstage 3 krijgen. Een schaal wordt in ieder geval als onvoldoende beoordeeld indien één van de vetgedrukte indicatoren onvoldoende is. Niet vetgedrukte indicatoren kunnen binnen de schaal gecompenseerd worden. Richtlijn voor het eindcijfer is het gemiddelde van de beoordelingen van de vijf schalen Communicatie, Pedagogisch Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, Intensieve en Activerende les De tutor is de eindbeoordelaar. Bij de eindbeoordeling wordt ook de kwaliteit van de presentatie meegenomen (+ / - 0.5). Is de presentatie van onvoldoende kwaliteit, dan wordt de stage als onvoldoende beoordeeld. De tutor mag goed beargumenteerd afwijken van deze richtlijnen. Communicatie Indicatoren Indicatoren Indicatoren Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen 1… is enthousiast 2… gebruikt stem en lichaam effectief 3… is vriendelijk in de omgang met leerlingen Pedagogisch Klimaat Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 53 Indicatoren Indicatoren Indicatoren 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8… corrigeert ongewenst gedrag individuele leerlingen 9… straft leerlingen gepast 10… beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert lln. tot sociaal verantwoordelijk gedrag 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) lln. 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8…corrigeert ongewenst gedrag individuele lln. 9… straft leerlingen gepast 10…beloont gewenst gedrag 11… zorgt voor wederzijds respect 12… signaleert en benoemt groepsprocessen 13… stimuleert leerlingen tot sociaal verantwoordelijk gedrag 4… zorgt voor ontspannen werksfeer 5… ondersteunt het zelfvertrouwen van leerlingen 6… toont affiniteit met (de leefwereld van) lln. 7… geeft leerlingen ruimte en aandacht 8… corrigeert ongewenst gedrag individuele lln. 9… straft leerlingen gepast 10…beloont gewenst gedrag 11…zorgt voor wederzijds respect 12…signaleert en benoemt groepsprocessen 13…stimuleert lln. tot sociaal verantwoordelijk gedrag Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Efficiënte lesorganisatie Indicatoren Indicatoren Indicatoren 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of leerlingen opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of leerlingen opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen 14… heeft benodigd lesmateriaal paraat 15… zorgt voor een ordelijk verloop van de les 16… de les heeft een duidelijke lesstart 17… de les heeft een duidelijk leseinde 18… gebruikt de leertijd efficiënt 19… controleert of ll. opdrachten goed uitvoeren 20… gaat functioneel met huiswerk om 21… maakt doelmatig gebruik van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Duidelijke en gestructureerde instructie en uitleg Indicatoren 22… geeft duidelijke uitleg van de leerstof 23… geeft duidelijke instructies 24… geeft feedback aan de leerlingen 25… geeft goed gestructureerd les 26… bevordert dat leerlingen hun best doen 27… betrekt alle leerlingen bij de les Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Indicatoren 22… geeft duidelijke uitleg van de leerstof 23… geeft duidelijke instructies 24… geeft feedback aan de leerlingen 25… geeft goed gestructureerd les 26… bevordert dat leerlingen hun best doen 27… betrekt alle leerlingen bij de les Pagina 54 28… gaat na of leerlingen de uitleg begrepen hebben 29… laat de relevantie van de leerstof zien 28… gaat na of leerlingen de uitleg begrepen hebben 29… laat de relevantie van de leerstof zien Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Intensieve en activerende les Indicatoren 30… hanteert werkvormen die leerlingen activeren 31… stelt hoge eisen aan leerlingen 32… stelt vragen die leerlingen tot denken aanzetten 33… verduidelijkt de lesdoelen 34… stimuleert samenwerking tussen leerlingen 35… zorgt voor interactieve uitleg Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Leerstrategieën aanleren Indicatoren 36… bevordert het toepassen van het geleerde 37… moedigt kritisch denken van leerlingen aan 38… leert leerlingen hoe zij complexe problemen kunnen vereenvoudigen 39… vraagt lln. na te denken over strategieën bij een taak Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Afstemmen van instructie en uitleg op verschillen Indicatoren 40… gaat na of de lesdoelen werden bereikt 41… stemt de uitleg af op relevante verschillen tussen lln. 42… stemt verwerking van leerstof af op verschillen tussen leerlingen Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 55 Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Zelfanalyse na afloop van de les Indicatoren Indicatoren Indicatoren 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren 46… staat open voor feedback 47… vraagt gerichte feedback van de observator 48… maakt na afloop van de les een adequate sterkte/zwakte analyse 49… betrekt meerdere perspectieven bij zijn analyse en oplossingen 50… kan verbeterpunten formuleren Cijfer Cijfer Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Samenwerken met de omgeving Indicatoren 51… is actief lid van het team 52…toont betrokkenheid bij school / team / sectie 53…is collega’s tot steun 54…wisselt ervaringen uit met collega’s gericht op verdere wederzijdse professionalisering 55…geeft grenzen van tijd en betrokkenheid aan 56…raadpleegt procedures van de school en hanteert deze 57…legt, indien nodig, contact met ouders en leerlingbegeleiders 58… voert een constructief oudergesprek Cijfer Onvoldoende, 6,7,8,9,10 Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 56 Cijferberekening Alle vetgedrukte indicatoren zijn voldoende Ja/nee Alle vetgedrukte indicatoren zijn voldoende Ja/nee Alle vetgedrukte indicatoren zijn voldoende Ja/nee De kwaliteit van het stageverslag is voldoende Ja/nee De kwaliteit van het stageverslag is voldoende Ja/nee De kwaliteit van de eindpresentatie is voldoende Ja/nee 0 / +0.5 / -0.5 0 / +0.5 / -0.5 Bonus/malus verslag Bonus / malus verslag Gemiddelde van Communicatie, Klimaat en Lesorganisatie Gemiddelde van Communicatie, Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie Bonus / malus presentatie Gemiddelde van Communicatie, Klimaat, Lesorganisatie, Uitleg en Instructie, Intensieve en Activerende les Eindcijfer Eindcijfer Eindcijfer Toelichting op eindoordeel en doelen voor Masterstage 2 Toelichting op eindoordeel en doelen voor Masterstage 3 Toelichting op eindoordeel en doelen voor na de stage Lerarenopleiding 2014-2015 0 / +0.5 / -0.5 Handboek Masterstages Pagina 57 Bijlage 8 Lesvoorbereidingsformulier – met toelichting Naam student Klas Datum Aanvang Duur Lokaal Aantal leerlingen Naam coach E-mail coach Adres school Beginsituatie/kader: voorkennis, plaats van de les en belang van leerinhoud voor lln. Geef hier aan wat de beginsituatie is. Schenk aandacht aan je eigen beginsituatie en die van de leerlingen. Belangrijke vragen: Wat weet jij al over het lesontwerp? Over welke vaardigheden beschik je zelf? Sta je boven de stof? Wiens lessen neem je over? Welke manier van lesgeven hanteert deze docent? Welke routines heeft hij? Wat weten en kunnen de leerlingen? Zijn ze gemotiveerd om iets over het lesonderwerp te willen leren? Sluit de les aan bij wat de leerlingen al gedaan hebben? Om hoeveel leerlingen gaat het? Hoe oud zijn ze? Hoeveel jongens en meisjes zijn er? Zitten er bijzondere leerlingen tussen die speciale aandacht vragen? Binnen welk kader wordt de les gegeven? Welke relevante lessen gingen eraan vooraf? Welke lessen volgen nog? Wat is het hoofddoel van de les(senserie)? Lesdoelen Schrijf op welke cognitieve, affectieve en interactieve doelen de leerlingen na afloop van de les moeten hebben bereikt. Op de volgende pagina’s van dit formulier kun je specifieker zijn over bepaalde doelen. Beperk je op deze plek tot maximaal 4 doelen. Voorbeeld Leerlingen kunnen de zoek- en vindregels van het lijdend voorwerp formuleren. Leerlingen kunnen aangeven wat het lijdend voorwerp is in zinnen door de zoek- en vindregels van het lijdend voorwerp toe te passen. Leerlingen kunnen elkaar positieve feedback geven bij het samenwerken. Leskern Geef in één zin de kern van de les weer in leerlingentaal. De leskern geeft aan wat de leerling moet kunnen en niet wat de docent moet doen of behandelen. Voorbeelden van leskernen De leerlingen kunnen in eigen woorden zeggen wat een lijdend voorwerp is en ze kunnen het lijdend voorwerp aanwijzen in een zin. Zie ook Ebbens en Ettekoven, hoofdstuk 2. Persoonlijke leerdoelen Schrijf hier één of twee doelen op die je persoonlijk wilt bereiken tijdens deze les. Deze doelen hebben natuurlijk betrekking op jouw eigen gedrag en niet op dat van leerlingen! Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 58 Tijd Lesfase Leerinhoud Leerlingactiviteiten Docentactiviteiten Overgangssignalen Media / materialen Vermeld hier in welke fase van de les je zit: Leerinhoud slaat op datgene wat geleerd moet worden tijdens een les. Het gaat hierbij vooral om kennis. Hier omschrijf je de leerlingactiviteiten die te maken hebben met het leerproces. Wat moeten leerlingen doen om de lesdoelen te bereiken? Hier beschrijf je de docentactiviteiten die tot doel hebben de leerlingen te leren. Benoem hier de middelen die je gebruikt: Aandacht richten op de doelen van de les en aansluiten bij voorkennis Kennis is de informatie die in het hoofd van de leerling terecht komt. Dit komt overeen met het dagelijks gebruik van het woord ‘weten’. Kennis kan betrekking hebben op vier categorieën: Omschrijf hier hoe je leerlingen duidelijk maakt dat een deel van de les is afgelopen en een ander onderdeel begint. Het is belangrijk om de les vloeiend te laten verlopen. Informatie geven 1. Check Instructie geven t.b.v. zelfwerkzaamheid Begeleiden van zelfwerkzaamheid 2. 3. Afsluiting van de les 4. Lerarenopleiding 2014-2015 Feiten slaat op objecten, gebeurtenissen of mensen (zowel in de vorm van concrete ervaringen als via andere wegen verkregen informatie). Feiten staan op zichzelf, zij behoeven geen voorbeeld: beantwoord vragen zoals ‘hoe heet dit?’. Procedures kunnen worden omschreven als het weten wat men in een bepaalde situatie moet doen (kennis van de procedure). Begrippen zijn aannames, definities, afspraken, omschrijvingen van ‘onderdelen van de werkelijkheid’ - een driehoek is ... - een zoogdier is ... - het lijdend voorwerp is ... Regels of principes kunnen bepaalde begrippen of feiten op specifieke wijze verbinden (waardoor men verschijnselen kan verklaren of voorspellen). Voorbeeld: water dat kouder is dan 0° Celcius zet uit: de waterleiding knapt bij strenge vorst. Handboek Masterstages Leerlingen zullen in elk geval de verwerkingsfuncties (begrijpen, integreren en toepassen) moeten vervullen Bij begrijpen kan dan bijvoorbeeld staan: lezen, luisteren, een film bekijken, zelf ontdekken, zelfstudie. Daarbij horen natuurlijk verwijzingen naar de (leer)inhoud en de opdrachten die de docent geeft. Bij integreren kan staan: vragen beantwoorden en stellen, elkaar interviewen, opdrachten maken (wat leerlingen dwingt oude en nieuwe kennis met elkaar te vergelijken). Onder toepassen vallen allerlei doe-taken waardoor leerlingen met de nieuwe kennis een probleem moeten analyseren en / of oplossen: individuele opdrachten maken, discussie met de hele klas, groepswerk etc. Let erop dat wanneer je in deze kolom ‘opdracht uitvoeren’ hebt staan, bij de docent of in het leermateriaal de instructie terecht moet komen die leidt tot het uitvoeren van de opdracht. Leren is een actief proces. Leerlingen verrichten allerlei activiteiten waardoor de leerfuncties vervuld worden. In deze kolom staan daarom vooral werkwoorden. Deze activiteiten staan nooit op zichzelf, maar zijn altijd verbonden aan: leerdoelen leeractiviteiten van leerlingen de leerstof. Er zijn veel docentactiviteiten. Een aantal belangrijke: uitleggen verduidelijken definiëren demonstreren vertellen instrueren voordoen vragen stellen (open, gesloten, divergent, convergent) feedback geven begeleiden toetsen nakijken samenvatten herhalen voorlezen vertellen op het bord schrijven. Geef met (non-) verbale signalen aan dat er iets anders gaat gebeuren. blz uit boek ppt. bord etc Een samenvatting is zo’n signaal, maar ook opstaan en naar het bord lopen kan dat zijn. Probeer steeds relaties te leggen tussen de opeenvolgende fasen. Voorbeeld: ‘de tekst die wij net gezamenlijk hebben gelezen, vormt de basis voor de opdrachten die wij nu gaan maken.’ Pagina 59 ‘Foto’ van het bord na afloop van de les Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 60 Bijlage 9 Lesvoorbereidingsformulier - voorbeeld Naam student Klas Datum Aanvang Duur Lokaal Aantal leerlingen Naam coach E-mail coach Adres school Beginsituatie / kader: voorkennis, plaats van de les en belang van leerinhoud voor leerlingen De kinderen kunnen een zin opdelen in zinsdelen en deze benoemen. Ze kennen al de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het meewerkend voorwerp, het lijdend voorwerp, voorzetselvoorwerp en het naamwoordelijk gezegde. De bijwoordelijke bepaling is nieuw voor ze. Ik neem deze klas (vwo-3) over van mijn coach. Zij geeft altijd zeer gestructureerd les uit de methode. Ook is er altijd wat tijd voor zelfstandig werken. Dit zal ik overnemen. De klas bestaat uit 25 leerlingen: 10 jongens en 15 meisjes. Er zijn 3 leerlingen die extra aandacht vragen. Deze zal ik dan ook zoveel mogelijk individuele aandacht/begeleiding proberen te geven. Deze les over de bijwoordelijke bepaling past binnen de grammaticalessen redekundig ontleden. Lesdoelen Leerlingen kunnen na afloop van de les de zoek- en vindregels van de bijwoordelijke bepaling formuleren. Leerlingen kunnen na afloop van de les aangeven wat de bijwoordelijke bepaling is in zinnen door de zoek- en vindregels van de bijwoordelijke bepaling toe te passen. Leerlingen kunnen aangeven wat de kenmerken zijn van een bijwoordelijke bepaling Leerlingen kunnen de soorten bijwoordelijke bepaling benoemen Leskern De leerlingen kunnen in eigen woorden zeggen wat de bijwoordelijke bepaling is en ze kunnen de bijwoordelijke bepaling aanwijzen in een zin. Persoonlijke leerdoelen Ik wil in deze les vooral letten op mijn stemgebruik en mimiek. Expressiever zijn dan normaal. Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 61 Tijd Lesfase Leerinhoud Leerlingactiviteiten Docentactiviteiten Overgangssignalen Media / materialen 09.15 Aandacht richten op de doelen van de les en aansluiten bij voorkennis Doelen van de les Je kunt de zoek- en vindregels van de bijwoordelijke bepaling formuleren. Je kunt aangeven wat de bijwoordelijke bepaling is in zinnen door de zoek- en vindregels van de bijwoordelijke bepaling toe te passen. Je kunt aangeven wat de kenmerken zijn van een bijwoordelijke bepaling Je kunt de soorten bijwoordelijke bepaling benoemen De leerlingen kijken en luisteren geboeid. Halen hun voorkennis op en passen die kennis toe door voorbeeldzinnen te bedenken. Schrijven op het bord. AANDACHT RICHTEN 1. Aandachtstrekker: Hoera! 25 op het bord, eventueel vlaggetjes mee, hoedje op etc. (vanwege voorbeeldzinnen mbt verjaardag tekening op het bord, anders aandacht vragen vd klas Bord Kinderen luisteren en denken mee over de voorbeelden. Ze ontleden zinnen op het bord, passen kennis over zinsontleden toe op nieuwe zinnen. 2. Voorkennis activeren: we gaan vandaag zinsontleden. Hoe gaat dat ook alweer? Welke zinsdelen kennen we? (OW, PV, GEZ (WG en NG), LV, VZVW en MV) Wie kan een zin verzinnen die hij ook kan ontleden? Hoe vind je een BWB? Om de volgende redenen kan een woord of woordgroep tot een bijwoordelijke bepaling worden gerekend: 1. Er wordt een plaats of tijd aangeduid. 2. Er wordt iets gezegd over een werkwoord. 3. Er wordt iets gezegd over een bijv. naamw. 4. Er wordt iets gezegd over een bijw. bep. 5. Je hebt te maken met een ‘restwoord’. 6. Er wordt antwoord gegeven op ‘restvragen’: hoe? waar? waarom? wanneer? hoe lang? waarheen? waarmee? Leerlingen luisteren, maken aantekeningen, integreren de nieuwe kennis met hun voorkennis, stellen vragen. Voorbeeld-zinnen op bord Bord 9.22 Uitleg Soorten bijwoordelijke bepalingen: - van tijd (wanneer?) - van plaats (waar?) - van richting (waarheen?) - van hoedanigheid/wijze (hoe?) - van reden (waarom?) Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages 3. Onderwerp en doelen van de les aangeven UITLEGGEN 1. Voorbeeldzinnen maken op het bord. Eerst zonder BWB, daarna met. Voorbeeldzinnen: - Ik heb mijn verjaardag gevierd (‘normaal’ OW, GEZ, LV) - Ik heb gisteren mijn verjaardag gevierd. (tijd) - Ik heb gisteren in mijn nieuwe huis mijn verjaardag gevierd. (plaats) 2. Kenmerken van een BWB 3. Verschillende soorten BWB bespreken adhv voorbeeldzinnen. Voorbeeldzinnen: - Ik heb gisteren enthousiast mijn verjaardag gevierd. (zegt iets over werkwoord ‘vieren’) - Ik had een erg lekkere taart gebakken. (zegt iets over bijv. naamwoord ‘lekkere’) - Ik kan heel goed taarten bakken. (zegt iets over bijw. bep. ‘goed’) - Ik bak nooit koekjes. (restwoord, kun je verder niks mee) - Met de schaar maakte ik mijn cadeaus Pagina 62 open. (waarmee? Geeft antwoord op restvraag) - Vanwege mijn verjaardag ging ik laat naar bed. (waarom? Antwoord op restvraag) - Met mijn vrienden heb ik alle rommel opgeruimd. (met wie? Antwoord op restvraag) - van duur (hoe lang? - van oorzaak (waardoor?) - van gevolg (doordat?) - van middel (waarmee?) - van hoeveelheid (hoeveel?) - van ontkenning (hij komt niet: niet is bwb) De BWB kun je vinden door de 6 categorieën bij langs te gaan. Kijk welk zinsdeel je overhoudt 09.32 Check Leerlingen denken na, geven antwoord, melden of ze weten wat een BWB is en hoe ze die kunnen vinden. 09.37 Instructie zelfwerkzaamheid Luisteren naar de instructie. Controleren of ze de opdracht begrijpen. Stellen eventueel vragen over de te maken oefeningen. 09.40 Begeleiden van zelfwerkzaamheid 09.50 Afsluiting van de les Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages CONTROLEREN/CHECK Je hebt 1 minuut om de volgende drie vragen te beantwoorden. Daarna geef ik willekeurig iemand de beurt. - omschrijf in eigen woorden wat een BWB is? - omschrijf hoe je een BWB kunt vinden? - wat is de BWB in de volgende zin? Gisteren heb ik ruzie gemaakt in handen klappen “Oké, even controleren of jullie het begrepen hebben.” Bord Willekeurig beurten geven. INSTRUEREN Maak opdr. 1 en 2. 10 minuten de tijd, in stilte. Opdr 1 + 2 zijn controleoefeningen daarom in je eentje maken. Klaar? Dan verder met opdracht 3. Hulp nodig? Eerst zelf, na 5 minuten maak ik een rondje. Goed, dan gaan jullie oefening make n om te kijken of jullie het begrijpen en kunnen toepassen Leerlingen maken opdracht 1, 2 en evt 3. Passen nieuw verworven kennis toe op nieuwe voorbeeldzinnen. BEGELEIDEN Rond lopen, leerlingen gevraagd en ongevraagd feedback geven. Ga maar aan de slag, je wee t wat je moet doen Boek, schrift Controleren of ze opdrachten goed hebben gemaakt en of ze de leerstof hebben begrepen. Vatten leerstof samen BESPREKEN zin 3 en 5 van oef 1, zin 8 van oef 2. SAMENVATTEN: bord omklappen en belangrijkste kenmerken/regels BWB laten herhalen. EVALUEREN: doelen herhalen, vragen of doelen gehaald zijn. AFSLUITEN: vooruitblik volgende les; oefenen voor de diagnostische toets. Vragen hoe ver iedereen is, dan met elkaar bespreken, samenvatten en afsluiten. Boek, schrift Pagina 63 ‘Foto’ van het bord na afloop van de les Zinsontleden – Bijwoordelijke Bepaling Hoe vind je een BWB? Om de volgende redenen kan een woord of woordgroep tot een bijwoordelijke bepaling worden gerekend: 1. Er wordt een plaats of tijd aangeduid. 2. Er wordt iets gezegd over een werkwoord. 3. Er wordt iets gezegd over een bijv. naamw. 4. Er wordt iets gezegd over een bijw. bep. 5. Je hebt te maken met een ‘restwoord’. 6. Er wordt antwoord gegeven op ‘restvragen’: hoe? waar? waarom? wanneer? hoe lang? waarheen? waarmee? Soorten bijwoordelijke bepalingen: - van tijd (wanneer?) - van plaats (waar?) - van richting (waarheen?) - van hoedanigheid/wijze (hoe?) - van reden (waarom?) - van duur (hoe lang? - van oorzaak (waardoor?) - van gevolg (doordat?) - van middel (waarmee?) - van hoeveelheid (hoeveel?) - van ontkenning (hij komt niet: niet is bwb) Lerarenopleiding 2014-20154 Handboek Masterstages Pagina 64 Lesevaluatieformulier Bijlage 10 In te vullen door de student Naam student Studentnummer Vak School Les geobserveerd door Functie observator Datum lesobservatie Klas die geobserveerd is Afwijkingen van lesplanning Goede aspecten in de les (volgens jezelf en / of observator) Zwakke aspecten van de les (volgens jezelf en / of observator) Voornemens voor komende les(sen) Lerarenopleiding 2014-2015 Handboek Masterstages Pagina 65
© Copyright 2024 ExpyDoc