meerjarenplan 2014-2019 - Stad Herk-de-Stad

MEERJARENPLANNING
2014-2019
Ons
OCMW
staat
voor:
de opdracht die ze gekregen heeft door de
organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de
openbare centra voor maatschappelijk welzij
————————————
een sociaal welzijn voor hulpbehoevenden
————————————
een moderne hulpverleningsorganisatie
————————————
respect voor elkaar
————————————
inzet, flexibiliteit, duurzaamheid en
vertrouwen
————————————
begeleiding naar tewerkstelling
————————————
samen inburgeren
————————————
een nauwere samenwerking tussen
dienstverleningsorganisaties zoals de onze
om zo snellere en correcte informatie uit te
wisselen en te gebruiken
————————————
er zijn voor iedere Herkse inwoner. Ook in
2014, 2015, 2016, …!
Voorwoord
Het OCMW van Herk-de-Stad wil
met de beleidsplanning 2014-2019
vernieuwend uit de hoek komen.
Jaarthema’s laten ons toe om de
bevolking gericht en repetitief te
informeren, maar ook om specifiek
onze personeelsleden zo
doelgericht mogelijk in te zetten
rond één bepaald thema.
Uiteraard is het onze intentie om
doorheen deze beleidstermijn oog
te hebben voor alle noden van
onze inwoners en hen, als het kan,
voorafgaand goed te informeren en
preventieve acties op te zetten. In
deze bundel zijn daarom de
(nieuwe) beleidsmatige items voor
de volgende zes jaar geformuleerd.
Bij de opmaak van dit beleidsplan
zijn wij doelbewust en efficiënt
tewerk gegaan en waren we ons
steeds bewust van de noden die er
zijn, noden die wij als OCMW
dienen in te vullen. Dat is de taak
en de verplichting die wij hebben
aan onze inwoners: om zij die het
moeilijk hebben, bij te staan en om
woorden om te zetten in daden.
1
Inhoudstafel
Voorwoord
1
Missie
1
Inhoudstafel
2
Totstandkoming
4
Missie, visie, doelstelling
4
Stratego in ‘zes werven’
5
Werf 1.
1.1.
1.2.
1.3.
1.4.
1.5.
1.6.
Werf 2.
2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
2.6.
2.7.
2.8.
2.9.
Werf 3.
3.1.
3.2.
3.3.
3.4.
3.5.
Energie en wonen - Rationeel energieverbruik en zalig om te
wonen
Inwoners sensibiliseren om mee zorg te dragen voor een efficiënt
en kostenbewustzijnd energiegebruik
Invulling van het Lokaal Woonbeleid
Preventieve acties voor een veiliger wonen
Doelgericht woonaanbod
Wonen voor doelgroepen: hoe anders?
Iedereen een kwaliteitsvolle en betaalbare woning?
Activering, tewerkstelling en inburgering - Werken aan een
actieve deelname binnen de maatschappij
Hoe jezelf opnieuw in de kijker stellen en niet aan de zijlijn
toekijken en afwachten? Sensibiliseren, informeren en activeren
naar tewerkstelling
Jongvolwassenen bewustmaken, laten participeren, zich
ontplooien en zich ontwikkelen voor de toekomst
Oud maar nog niet ‘out’: ook senioren kunnen nog participeren,
zich ontplooien, ontwikkelen en een bijdrage leveren aan de
maatschappij
Kansen moet je verdienen! Neen: moet je krijgen
Ik heb een beperking. So what?
Is lokale diensteneconomie nog rendabel?
Nieuwe inwoners leven ook in onze gemeente
Tewerkstellingsmaatregelen?
Genieten van een welverdiende rust na een actieve inzet
Thuisdiensten en aangepaste dienstverlening aan huis - Hier
ben ik geboren, getogen en wil ik mijn oude dag doorbrengen
Ik ben zo gelukkig in mijn (eigen) woning
Thuis-zorgen
Kan iemand me even helpen?
Eenzaam turend door mijn raam terwijl er zoveel mensen om me
heen zijn
Dienstenverleningsaanbod afgestemd
2
Werf 4.
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
Werf 5.
5.1.
5.2.
5.3.
Werf 6.
6.1.
6.2.
6.3.
6.4.
6.5.
6.6.
6.7.
6.8.
6.9.
Kinderen en kinderarmoede - Onze kinderen zijn onze
toekomst: wij dragen zorg voor hen
Mijn kind, beter kind
Kind van de toekomst
Opvoeding en verdraagzaamheid
Upgrade van ‘armoede’ naar …
Diversiteit - Iedereen is gelukkig anders
Iedereen is, gelukkig anders
Iedereen is, gelukkig, anders
Iedereen is gelukkig, anders
Het OCMW en zijn personeelsleden - Een betere
vraaggerichte en professionele dienstverlening
Elke dienstverlening groeit door respect voor elkaar
Eenvoudig waar het kan, alsjeblieft
Bereikbaar, dichtbij en actueel
Kerntaken of taken
Personeelsbezetting
Kwaliteit … of toch maar kwantiteit?
Wie doet wat? Gerichte dienstverlening, verankerd in
competenties en diversiteit
Processen op papier: dynamisch kennis delen en visualiseren van
alle werkprocessen
Meten, weten en resultaten analyseren en bijsturen
Fietsend doorheen de 6 werven: een creatieve en moderne communicatie
om nog meer ten dienste te staan
X.1.
X.2.
X.3.
X.4.
De interne en externe communicatie: hoe bereik ik je het best?
OCMW Herk-de-Stad: modern, digitaal en optimaal. Kan het
klantvriendelijker?
Reageren op vragen van inwoners
Een nieuwe informatiebrochure voor het OCMW van Herk-de-Stad
3
Totstandkoming
De start van een nieuw beleid zorgt voor een fris beleidsprogramma. Nieuwe ideeën
worden geopperd, nieuwe wegen afgetast en waar mogelijk bewandeld. Dit
meerjarenplan vormt de grote lijnen die het beleid voor deze legislatuur zal uitzetten.
Concrete maatregelen zijn terug te vinden in het jaarlijkse beleidsplan, gekoppeld aan
de nodige financiële voorzieningen en middelen. Dit document heeft dan ook de intentie
om de doelstellingen en de verwachtingen voor de volledige beleidsperiode weer te
geven. Uiteraard is bij de opmaak van dit document rekening gehouden met de
mogelijkheid om gedurende de beleidsperiode wijzigingen aan te brengen aan het
document, de inhoud en de acties.
Een nieuw beleid, een nieuwe situatie, nieuwe ideeën, … betekenen een nieuwe
aanpak voor het OCMW van Herk-de-Stad binnen deze meerjarenplanning.
Een eerste ontwerp van dit document werd intern grondig besproken. De nodige
discussies door de diverse politieke fracties van de meerderheid, zorgen voor een
haalbare aanpak. Het eerste ontwerp werd ook besproken met het managementteam.
Nadien werden op basis van de ideeën en aanpassingen aan het ontwerp keuzes
gemaakt, rekening houdend met de budgettaire ruimte.
Uiteraard kunnen nieuwe opportuniteiten of tendensen opduiken gedurende de
beleidstermijn. Het is aan het beleid om op dat ogenblik op de kar te springen, acties te
ondernemen en beleidskeuzes bij te sturen. De verfijning en verdieping van dit
document komt terug in het jaarlijkse beleidsplan. Voor het kalenderjaar 2014 zal
voornamelijk de opstart en opbouw van de samenwerking met een sociaal
verhuurkantoor (= SVK) op het programma staan. In Limburg is er in 3 gemeenten geen
SVK-werking actief. Actie genoeg om daar de schouders onder te zetten.
Laten we tot slot dank zeggen voor de positieve inzet van iedereen die actief heeft
bijgedragen aan dit meerjarenplan. Inspraak en inzet die kunnen aanvoelen als een
eerste actie in communicatie, zowel horizontaal als verticaal. Een meerjarenplan dat
gedragen wordt en waar iedereen zich achter schaart …
Het financiële luik van het OCMW is niet alleen belangrijk voor de beleidsmakers van
het OCMW in deze legislatuur. Het vormt ook een aandachtspunt voor de politici van de
gemeente. Om een financieel evenwicht te bereiken, zal er bespaard moeten worden. In
de laatste maanden van 2013 zal het budget lijn per lijn tegen het licht gehouden
worden. Elke budgetpost zal opnieuw in vraag gesteld worden.
4
Missie
Het is de missie, maar zeker ook de kerntaak, van het OCMW van Herk-de-Stad om in
zijn rol als actieve partner en eerste aanspreekpunt in lokaal sociaal beleid tussen de
gemeente en haar inwoners te staan. Een goed beleid kan alleen gevoerd worden als
mandatarissen en personeelsleden dichtbij en aanspreekbaar zijn. De uitvoering van de
keuzes van het beleid ligt in de handen van de personeelsleden die ervoor zorgen dat
de gemaakte keuzes goed, correct en snel uitgevoerd worden. De uitvoering daarvan
moet ook terug te vinden zijn in een professionele dienstverlening.
Het OCMW van Herk-de-Stad mag zich profileren als een organisatie met een eigen
identiteit, een eigen wil en een eigen uitstraling. Dat geeft ook waardering aan de
mandatarissen en zeker ook aan de personeelsleden. Die waardering wordt dan weer
uitgedragen naar een tevreden bevolking. Zij zullen ieder van ons, op welke wijze dan
ook, duidelijk maken of het in Herk-de-Stad aangenaam is om te wonen, te leven en te
werken. Geven de inwoners ons een volmondig “ja” op deze vraag, dan zijn we (nog
steeds) goed bezig.
Stratego in ‘werven’
Visueel willen we de beleidsopties voor de volgende jaren opdelen in ‘werven’. Werven
die niet noodzakelijk moeten beëindigd worden op het einde van ieder kalenderjaar,
maar wel werven waar we per kalenderjaar extra op willen inzetten, die we willen
visualiseren naar de inwoners toe en waarover we hen repetitief willen informeren. Door
herhaling worden mensen bewustgemaakt. Dit is geen marketingtruc om dit beleidsplan
verkocht te krijgen aan de mandatarissen of de inwoners. Neen, dit is pure
marketingstrategie die zijn nut bewezen heeft: mensen gaan pas nadenken of iets pas in
zich opnemen als informatie voldoende, maar ook met een zekere regelmaat, herhaald
wordt. Herhaling werkt niet als wij maar af en toe of een keertje per jaar een actie
ondernemen rond een bepaald item. Vandaar de betrachting om doeltreffend in te
zetten op een werf rond een welbepaald werkitem. Voor de beleidsperiode 2014-2019
zetten we daarom in op:
1. Energie en wonen
2. Activering, tewerkstelling en inburgering
3. Thuisdiensten en aangepaste dienstverlening aan huis
4. Kinderen en kinderarmoede
5. Diversiteit
6. Het OCMW en zijn personeelsleden
5
Doorheen die beleidskeuze moet er voldoende communicatie zijn. Zowel horizontale als
verticale communicatie. Dichtbij maar ook naar ‘veraf, naar jong zowel als naar oud …
Communicatie naar iedereen.
Vandaar een laatste hoofdstuk:
X. Communicatie
De X staat zowel voor werf 1, als voor werven 2, 3, 4, 5 en 6.
Om iedere mandataris zo veel als mogelijk te betrekken bij de items waar hij of zij zich
betrokken bij voelt, zal voor iedere ‘werkgroep’ een mandataris aangeduid worden als
werkgroepvoorzitter.
6
1.
ENERGIE EN WONEN
RELATIONEEL ENERGIEVERBRUIK EN ZALIG
OM TE WONEN
Energie (elektriciteit, gas of water) is duur. Energie verbruiken neemt dus een flinke hap
uit ons (maandelijks) inkomen. Reken daarbij dan ook nog de huur of de afbetaling van
de lening, voeding, kleding, kinderen … en er blijft al snel niets meer over van dat
maandelijkse inkomen.
Daarnaast is het voor veel mensen haast onmogelijk geworden om een kwaliteitsvolle
woning te huren of te kopen. Ook daar willen we als OCMW op inzetten.
Vaak zijn senioren bang om ’s avonds nog op straat te komen. Hierdoor – zeker in de
winterperiode – dreigen zij in een isolement te geraken, geen of weinig sociaal contact
te onderhouden en zich misschien zo helemaal niet meer nuttig voelen. Ook daar
moeten we oog voor hebben.
1.1. Inwoners sensibiliseren om mee zorg te dragen voor
een efficiënt en kostenbewustzijnd energiegebruik
1.1.1. Vanuit het OCMW kan aan iedere inwoner, en dus ook aan iedere
hulpbehoevende, automatisch advies gegeven worden over energiegebruik. Als het
OCMW in contact komt met dossiers met een hoog energiegebruik moet de verbruiker
advies krijgen over een aanpak om de energiekosten te verminderen. Het verbruik moet
onderzocht worden, zowel op technisch vlak (woonsituatie, verwarmingstoestellen,
isolatie) als op vlak van rationeel energiegebruik. Het OCMW moet de verbruiker helpen
bij het vergelijken van energieleveranciers op basis van de gegevens van de VREG
(Vlaamse reguleringsinstantie voor de elektriciteits- en gasmarkt).
1.2. Invulling van het Lokaal Woonbeleid
1.2.1. Tijdens het Overleg Gemeente / OCMW van 16 mei 2008 werd groen licht
gegeven om een lokaal woonbeleid uit te schrijven. Ondertussen werd er al veel in de
pen gekropen en werd zo goed als mogelijk ingespeeld op de lokale noden.
1.2.2. Als OCMW moeten we er samen met de gemeente over waken dat Herk-de-Stad
het bindend sociaal objectief haalt (wettelijke verplichting om tegen 2020 een minimum
aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels te realiseren). In
Herk-de-Stad is er nog een inhaalbeweging te maken om de bestaande wachtlijsten
voor sociale woningen weg te werken.
7
1.2.3. Er moeten, zowel door de gemeente als door het OCMW, voldoende gesprekken
plaatsvinden met de sociale huisvestingsmaatschappijen zodat er samen kan gewerkt
worden om sociale woningen en appartementen te bouwen.
1.2.4. De oprichting van een sociaal verhuurkantoor (= SVK) biedt ook al een oplossing.
In Herk-de-Stad is er geen (meer) actief. Het SVK kan op zijn beurt betaalbare woningen
op de huurmarkt brengen zodat het aanbod toeneemt.
1.2.5. Misschien moet er ook gedacht worden aan nieuwe mogelijke (en vernieuwende)
woonvormen zoals het groepswonen, zorgwonen of kangoeroewonen. Deze nieuwe
vorm geeft ouderen de kans om zelfstandig en veilig te wonen, verkleint het risico op
vereenzaming en kan een tendens van hulp aan elkaar op gang brengen. Een te groot
geworden woning van een senior kan opgesplitst worden zodat de senior zijn woning
niet hoeft te verlaten. Uiteraard is er hier dan sprake van een woonzorg waarbij de
senior niet al te veel behoefte heeft aan zorg.
1.3. Preventieve acties voor een veiliger wonen
Vooral ouderen voelen zich nogal vaak onveilig, zeker wanneer zij bij valavond of ’s
nachts naar buiten (moeten) komen.
Door kleine maatregelen kan je soms heel wat verbeteren. Door in eerste instantie zelf
te proberen iets te ondernemen, kan je de onveiligheid verminderen. De projecten die
we voor onze senioren kunnen voorzien, hoeven niet noodzakelijk tot grote acties te
leiden en/of veel geld te kosten. Het moet vanuit de werking van het OCMW vooral de
bedoeling zijn te sensibiliseren, samen na te denken en samen met de senioren kleine
acties op touw te zetten. Dit kan al door samen met de lokale politie en de
seniorenverenigingen rond de tafel te zitten en erachter te komen waar zich dat
onveiligheidsgevoel voornamelijk voordoet. Vele van die kleine projecten of acties geven
samen al snel een groot resultaat. Het gaat er tenslotte toch om om dingen te doen die
het leven aangenaam maken.
1.3.1. Dat senioren zich al snel wat veiliger voelen in hun buurt, kan gewoon al
gestimuleerd worden door het aanpakken van vandalisme door de lokale politie, het
fatsoeneren van de buurt door de klusjesdienst, het optreden tegen sluikstorten en
verloedering. Uiteraard is niet alles wat hier beschreven staat een taak van het OCMW,
maar kunnen verschillende partners een bijdrage leveren tot een aangename leef- en
woonomgeving. Tegelijkertijd wordt de veiligheid positief beïnvloed. En wie zegt dat de
senioren zelf niet bereid zijn om een handje toe te steken mits wat hulp?!
1.3.2. De rol die seniorenorganisaties kunnen vervullen, is niet te onderschatten.
Door plaatselijk een goede samenwerking tussen de organisaties en de adviesraden,
het OCMW, de lokale politie en de gemeente te bewerkstelligen, kan er heel wat tot
stand komen. Als iedereen een kleine taak opneemt, kan het euvel al snel opgelost zijn.
8
1.3.3. Naast het woonaspect of het buurtaspect is er ook nog altijd het wonen op zich.
Concreet spreken we hier over geweld bij thuiswonende ouderen (bijvoorbeeld fysieke
mishandeling, seksueel misbruik, psychisch geweld en financieel misbruik).
Onveiligheidsgevoelens bij ouderen omvatten alle angstgevoelens die verband houden
met misdrijven: de angst om bestolen te worden, de angst om mishandeld te worden, de
angst voor beschadigingen aan goederen, … Noem het gerust ‘asociaal gedrag’. Vooral
hier kan het OCMW een belangrijke taak opnemen. Dit is trouwens ook iets waar we
goed in zijn: een luisterend oor bieden, bemiddelen, gesprekken voeren met diverse
partners en/of hulpinstanties.
1.3.4. Niet alleen een veilige omgeving is belangrijk. Een aangepaste woning en
omgeving zorgen ervoor dat mensen, zowel jong als oud, de kans gegeven wordt zo
lang mogelijk veilig in de eigen woning te blijven wonen. Woningaanpassingen zijn dan
soms nodig. Soms moet ook een hele buurt aangepakt worden. Een woning moet in de
eerste plaats voldoen aan de woonbehoeften van zijn bewoners. Maar niet alle
badkamers, keukens of toiletten voldoen aan de specifieke behoeften en noden van
senioren. Het gaat niet alleen om de ruimte op zich, maar ook om de toegang tot die
ruimte.
1.3.5. Het is ook de taak van het OCMW om de senioren op de hoogte te brengen van
de mogelijke aanpassingen die zij kunnen (laten) uitvoeren aan hun woning om deze zo
comfortabel en zo veilig als mogelijk te laten bestempelen.
9
1.4. Doelgericht woonaanbod
1.4.1. Als OCMW willen wij onderzoeken hoe wij het woningaanbod kunnen
beïnvloeden. Eén van de mogelijkheden is kwaliteitsnormen te stellen bij het toekennen
van huurwaarborgen vanuit het OCMW.
1.4.2. Als OCMW kunnen we ten tweede het recht op energie en water concretiseren.
Als hulpbehoevenden hoge uitgaven hebben voor energie of water, moet onderzocht
worden wat de oorzaak is en wat eraan gedaan kan worden. Als er oorzaken zijn
(isolatie, verwarmingstoestand) die opgelost kunnen worden door niet al te grote
ingrepen, moeten deze aangeboden kunnen worden vanuit het OCMW. Dit hoeft niet
noodzakelijk door het OCMW te gebeuren. Als de oorzaak voor hoog verbruik ligt bij de
bewoner zelf, worden een rationeler energiegebruik en een verantwoorde keuze van
leverancier geadviseerd. Hoe en door wie dit moet gebeuren zal verder worden
onderzocht. In elk geval heeft het OCMW hier een eigen rol te spelen, eventueel in
samenwerking met derden.
1.4.3. En ten slotte kunnen we manieren onderzoeken om private verhuring te
ondersteunen, door een integrale begeleiding van de (sociale) huurder in de
aanvangsfase. Deze begeleiding beoogt een maximale zelfredzaamheid van de huurder
en is een bijkomende garantie voor de huurder en de verhuurder.
1.5. Wonen voor doelgroepen: hoe anders?
1.5.1. Het OCMW zal samen met het gemeentebestuur het toewijzingsreglement voor
sociale huur- en koopwoningen zo aanpassen en opstellen dat er één of meerdere
doelgroep(en) binnen die sociale huisvesting afgebakend worden en dat zij een
voorrang kunnen genieten, dit in samenspraak met de lokale huisvestings- en
welzijnsactoren.
1.5.2. Het OCMW bepaalt in samenspraak met het gemeentebestuur een
doelgroepenproject zodat er woningen kunnen gebouwd worden die zijn aangepast aan
de noden van een bepaalde doelgroep.
1.5.3. In samenspraak met het gemeentebestuur voorzien we in het
toewijzingsreglement dat bestaande (sociale) woningen bij voorrang toegewezen
worden aan de doelgroep. Onder het begrip ‘voorrang’ moet verstaan worden: de
woningen worden niet specifiek voorbehouden voor de doelgroep. Als er niemand meer
van de doelgroep op de wachtlijst staat, wordt de woning toegewezen aan een ‘gewone’
kandidaat-huurder. De voorwaarde van de rationele bezetting blijft gelden.
1.5.4. Het doelgroepenplan moet minstens de volgende elementen bevatten:
1. een beschrijving van de doelgroep;
2. de specifieke problemen die deze doelgroep ondervindt om een aangepaste en
betaalbare woning te vinden;
3. indien beschikbaar, cijfergegevens over het aantal kandidaat-huurders die behoren
tot de doelgroep;
4. flankerende maatregelen die voor die doelgroep worden genomen door de
verhuurder, de lokale besturen en de lokale welzijnsactoren.
1.5.5. Het OCMW onderzoekt of er in samenspraak met andere actoren, aangepaste
woningen, in de ruime zin van het woord, kunnen voorzien worden in iedere
deelgemeente en gaat samen met het gemeentebestuur in overleg over de realisatie
ervan.
1.5.6. Het OCMW staat erop dat er binnen de realisatie van ‘doelgroepwoningen’
voldoende mix is zodat er een heterogene groep van bewoners bestaat.
1.5.7. Het OCMW begeleidt en ondersteunt de samenhang en leefbaarheid binnen
‘doelgroepwoningen’ zodat er enerzijds een goede sociale mix is en anderzijds een
aanvaardbaarheid en begrip voor de verscheidenheid van de groep.
1.6. Iedereen een kwaliteitsvolle en betaalbare woning?
1.6.1. Voor veel jongeren, ouderen en mensen met een handicap, zowel huurders als
eigenaars, is het niet evident om in een betaalbare en kwaliteitsvolle woning te wonen.
Dit komt omdat sommigen een klein inkomen hebben en niet altijd een spaarpotje
hebben (kunnen aanleggen). Een kwaliteitsvolle woning huren of hun eigen huis of
10
appartement hebben, onderhouden en/of aanpassen is dan te duur. Veel mensen
kunnen hun woning niet meer onderhouden omwille van financiële moeilijkheden met als
gevolg dat de woning een slechtere kwaliteit krijgt. Dat kan dan weer negatieve
gevolgen hebben voor hun gezondheid.
1.6.2. Voor mensen met een beperkt inkomen biedt de sociale woningmarkt een
oplossing. De prijzen van de sociale huurwoningen zijn immers afgestemd op het
inkomen van de huurders. Maar aangezien er te weinig sociale woningen zijn, blijven
veel kandidaten op de wachtlijst staan.
1.6.3. Goed en betaalbaar wonen is echter een basisbehoefte waaraan de verschillende
overheden in ons land moeten werken en niet alleen de gemeente of het OCMW. De
gemeente op zich heeft wel de regiefunctie in het woonbeleid.
1.6.4. Als OCMW moeten we de mensen begeleiden naar en ondersteunen op de
woonmarkt. Bovendien moeten we ook waken over de betaalbaarheid en de kwaliteit
van de woningen.
1.6.5. Als OCMW moeten we een bemiddelingsrol opnemen bij (dreigende)
uithuiszettingen.
1.6.6. Bij een (te) hoge huurlast in verhouding tot het inkomen worden de mensen
systematische doorverwezen naar de sociale huurmarkt.
1.6.7. Het OCMW promoten de oprichting van een sociaal verhuurkantoor (= SVK) op
het grondgebied, waarbij de deelname aan de werking van het SVK er zich toe beperkt
tot het zoeken en aanbrengen van (mogelijke) woningen die op zich aangepast zijn aan
de vereisten van de Vlaamse Wooncode.
1.6.8. Het OCMW gaat op zoek naar een noodwoning, los van de werking van het
sociaal verhuurkantoor (= SVK) dat op het grondgebied actief is.
1.6.9. Het OCMW wijst gericht door naar het sociaal verhuurkantoor (= SVK).
11
2.
ACTIVERING, TEWERKSTELLING EN
INBURGERING
WERKEN AAN EEN ACTIEVE DEELNAME
BINNEN DE MAATSCHAPPIJ
Iedereen is het aan zichzelf verplicht om een betekenisvolle persoon te zijn in de
maatschappij. Niemand heeft het recht om iemand anders als minderwaardig te
beschouwen. Anderzijds heeft niemand het recht om zo maar langs de kant te staan
toekijken, geen bijdrage te leveren aan onze maatschappij, laat staat geen enkele actie
te ondernemen om een bijdrage te willen leveren. Er zijn altijd omstandigheden die het
moeilijk of gemakkelijk maken, maar deze zijn steeds van bepaalde duur en
voorbijgaand. Iedereen moet het lef hebben om te zeggen “morgen doe ik het beter, de
dag nadien steek ik nog een extra handje toe, en iedere dag opnieuw doe ik het voor
mezelf en voor anderen beter en beter, want ik ben dat mezelf en anderen verplicht”.
Niemand mag zich berusten in de situatie waarin hij nu bevindt … Er is altijd wel iets
waar je kan aan werken …
2.1. Hoe jezelf opnieuw in de kijker stellen en niet aan de
zijlijn toekijken en afwachten? Sensibiliseren,
informeren en activeren naar tewerkstelling
2.1.1. Tewerkstelling is belangrijk als verdediging tegen armoede en sociale uitsluiting.
Iemand die werkt, verdient niet alleen een inkomen, hij heeft ook een (dag)structuur en
komt in contact met andere mensen.
2.1.2. Wanneer je als inwoner van buiten de traditionele EU-lidstaten komt,
laaggeschoold bent, als jongere of als oudere werknemer, worstelt met een handicap of
alleenstaande bent, al dan niet met gezinslast, heb je het vaak moeilijk om (aangepast)
werk te vinden. Hiervoor willen wij als OCMW zelf, maar ook in samenspraak met
andere werkgevers, ondersteunend te werk gaan en samen met deze werkloze actief
inzetten om de kansen op tewerkstelling te vergroten.
2.1.3. Als OCMW willen wij de obstakels verminderen die de toegang van ouders op de
arbeidsmarkt verhinderen. Wij denken dan voornamelijk aan mogelijkheden op vlak van
kinderopvang en gezinsondersteuning (in samenwerking met het gemeentebestuur).
2.1.4. De tewerkstelling van de minst gekwalificeerden kunnen we als OCMW
bevorderen door hen te helpen bij hun integratie en het ontwikkelen van hun
competenties. Daarvoor kunnen we gebruikmaken van aangepaste
screeningstechnieken om het tewerkstellingstraject in de juiste richting te sturen, al dan
niet in samenwerking met derden.
12
2.1.5. We moeten jongeren die een uitkering aanvragen bij het OCMW sneller aan werk
helpen en voorkomen dat zij zich ‘nestelen’ in het leefloon.
2.1.6. Er kan extra begeleiding voorzien worden voor iedereen die langer dan één jaar
een uitkering ontvangt (buiten een studietraject voor jongeren). De begeleiding moedigt
tewerkstelling zoveel mogelijk aan of leidt minstens naar een dagbezigheid en
-structuur, gebruikmakend van maatzorg.
2.2. Jongvolwassenen bewustmaken, laten participeren,
zich ontplooien en ontwikkelen voor de toekomst
2.2.1. Voor de jongvolwassenen moet de link en de opstap naar tewerkstelling
verbeteren. In de geest van het recht op maatschappelijke integratie moet de vraag van
jongeren naar een OCMW-uitkering in de eerste plaats bekeken worden als een vraag
naar werk. De jongere moet zo snel mogelijk geactiveerd worden naar tewerkstelling,
tenzij er ernstige gezondheids- of billijkheidsredenen bestaan.
2.2.2. Wij willen jongeren snel en efficiënt begeleiden naar een zo stabiel mogelijke
tewerkstelling.
2.2.3. Cliënten voor wie we geen werk vinden op de reguliere arbeidsmarkt, worden
door het OCMW zoveel mogelijk zelf tewerkgesteld in het kader van artikel 60, paragraaf
7, van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn.
2.2.4. We hebben aandacht voor het feit dat naast leeftijd ook nationaliteit, afkomst,
huidskleur, onderwijs en taal belemmerende factoren kunnen zijn om aan het werk te
geraken.
2.2.5. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de tewerkstelling van alleenstaande
ouders met kinderlast en aan jongeren.
2.2.6. Door het opzetten van betere integratietrajecten, kunnen we ook onze
screeningsmethodes aanpassen zodat de competenties van onze cliënten beter
ingeschat worden bij de keuze van een traject.
2.2.7. Het is de bedoeling dat een cliënt pas door het OCMW zelf tewerkgesteld wordt in
‘artikel 60, paragraaf 7’ als er voorafgaand getracht is hem of haar aan het werk te
krijgen op de reguliere arbeidsmarkt.
2.2.8. Een tewerkstelling via artikel 60, paragraaf 7, moet worden gekozen in functie van
de leermogelijkheden voor de cliënt en in functie van kansen op de arbeidsmarkt, zodat
de tewerkstelling via artikel 60, paragraaf 7, uitmondt in een reguliere tewerkstelling en
niet in werkloosheid.
13
2.2.9. Het OCMW zal bestaande samenwerkingsverbanden evalueren naar resultaat en
financiële impact op het moment van de verlenging.
2.3. Oud maar nog niet ‘out’: ook senioren kunnen
participeren, zich ontplooien, zich ontwikkelen en een
bijdrage leveren aan de maatschappij
2.3.1. Laat senioren deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten en aan sociale, culturele en
spirituele activiteiten. Dit kan heel breed gaan. Via deze activiteiten komen zij in contact
met anderen en bouwen ze een (nieuw) sociaal netwerk uit.
2.3.2. Om senioren te laten deelnemen aan allerhande activiteiten, moeten enkele
randvoorwaarden vervuld worden of zijn: zij moeten in staat zijn om zich te verplaatsen
tot aan de activiteit of zij moeten beroep kunnen doen op een lift.
2.3.3. Iedereen moet over voldoende informatie over het aanbod beschikken. Als je niet
weet wat er rondom je gebeurt, kan en zal je niet aanwezig zijn.
2.3.4. Als OCMW hebben we de volgende taken:
 het bevorderen van de deelname aan het sociale leven;
 het stimuleren van ouderen om elkaar te ontmoeten.
Dit kan soms het verschil betekenen tussen participatie en sociale isolatie. Een
gevarieerd aanbod aan activiteiten is wenselijk, zodat iedereen zijn of haar gading vindt
in het aanbod en eraan kan deelnemen. Misschien is een eerste aanzet tot de deelname
aan een activiteit de stap om de volgende keer opnieuw deel te nemen aan totaal iets
anders en nieuw, gewoon omdat nieuwe vrienden eraan deelnemen en je meetrekken
en motiveren om er ook aan deel te nemen.
2.3.5. Als OCMW moeten we ook aandacht hebben voor de verschillende redenen
waarom sommigen niet deelnemen aan activiteiten of waarom het voor hen moeilijk(er)
is om eraan te participeren, bijvoorbeeld na de dood van de partner, familieleden,
vrienden of kennissen waardoor de sociale contacten dreigen te krimpen. Naast dit facet
in het leven is bijvoorbeeld ook een verminderde gezondheid een mogelijke reden om af
te haken.
2.3.6. Mantelzorgers dreigen ook zich alleen te voelen omdat hun wereld voornamelijk
draait rond de persoon voor wie zij zorg dragen. We willen specifieke aandacht hebben
voor deze belangrijke groep mensen en er zorg voor dragen dat er een goed evenwicht
is tussen hun draagkracht en de zorg. Een financiële stimulans lijkt ons niet meer
voldoende. Er zal moeten uitgekeken worden naar nieuwe of andere initiatieven zodat
de mantelzorgers ook een zekere vorm van ademruimte krijgen in hun leven en dat van
hun naaste omgeving.
14
2.3.7. De opzet van een buurtwerking moet bekeken en onderzocht worden en dit in
samenwerking met verschillende partners zodat er oog is voor het doorbreken van het
isolement.
2.3.8. We moeten oog hebben voor de verscheidenheid van mensen in een buurt, een
wijk, een centrum, … en voornamelijk ons oog richten en gericht houden op de
maatschappelijk kwetsbaren, bijvoorbeeld diegenen die in kansarmoede leven,
zorgbehoevend zijn, in een isolement leven, senioren of mensen met een handicap.
2.3.9. Binnen een bepaalde doelgroep is er ook veel diversiteit. Ook dat mag niet uit het
oog verloren worden.
2.3.10. Er moet enerzijds onderzocht worden in welke mate senioren vrijwilligerswerk
kunnen verrichten en anderzijds hoe een vrijwilligerswerking kan bijdragen tot een
sociaal welbehagen van eenieder die er beroep op kan doen. Vrijwilligerswerk hoeft niet
per definitie als negatief of minderwaardig beschouwd te worden. Vrijwilligerswerk is
noodzakelijk. Vanuit het OCMW, en ook vanuit gemeentelijk oogpunt, moet er
waardering komen voor vrijwilligers en het talrijke werk dat zij (dagelijks) leveren voor de
maatschappij.
2.3.11. ‘Oud’ hoeft niet perse ‘out’ te zijn. Maar al te vaak hebben oudere werknemers
een ruime gading aan (unieke) vaardigheden en competenties. Ook hier kan nog meer
(nuttig) gebruik van gemaakt worden om andere doelgroepen kennis en vaardigheden
bij te brengen of een andere kijk te geven op noodzaak en behoefte.
2.3.12. Vaak worden oudere werknemers of senioren het eerste slachtoffer bij ontslagen
of naar aanleiding van faillissementen. Opnieuw werk vinden is voor de meesten dan
ook helemaal niet eenvoudig. We moeten als OCMW op lokaal vlak onderzoeken of het
niet mogelijk is om deze mensen binnen de (lokale) sociale economie te (her)integreren
of nagaan of deze mensen (lokale) zelfstandigen kunnen ondersteunen. Meer nog: niet
alleen onderzoeken maar tevens ook al het mogelijke doen om deze mensen (opnieuw)
te (her)activeren.
2.3.13. Daarnaast moet er ook gekeken worden naar het werk dat uitgevoerd wordt.
Kunnen onder bepaalde omstandigheden arbeid en werkinhoud niet beter geëvalueerd
worden? Hoe kunnen mensen het werk blijven uitvoeren dat zij nu doen? Kunnen zij het
überhaupt nog zo uitvoeren zoals ze het zouden willen uitvoeren? Belangrijke troeven
moeten naar boven gehaald worden en uitgespeeld worden. Hebben we als OCMW ook
geen taak om de werkgevers hierbij te informeren, te stimuleren en te begeleiden?
Hebben oudere werknemers bovendien zelf geen idee van hoe ze hun loopbaan zien of
ten minste: hoe zij het einde van hun loopbaan zien?
15
2.4. Kansen moet je verdienen! Neen: moet je krijgen
2.4.1. Het OCMW vindt dat kinderen alle kansen moeten krijgen, zeker wat betreft
onderwijs en opvoeding, zodat zij de nodige basis kunnen vergaren om later vlot mee te
draaien in onze samenleving. Hiervoor zal het OCMW aansluiting zoeken met de
diverse lokale actoren, onder andere de onderwijsinstellingen op het grondgebied.
2.4.2. Het OCMW staat erop dat de zwaksten uit onze maatschappij voldoende kansen
krijgen en zorgt voor een goede begeleiding en ondersteuning om dit waar te maken,
rekening houdend met de capaciteiten van deze personen.
2.4.3. Het OCMW zal de zwaksten in de samenleving trachten te motiveren om hun
plaats in de maatschappij op te nemen. Hiervoor zal het in samenspraak met het
gemeentebestuur en de diverse actoren acties opzetten om die waardering te tonen en
zal het OCMW trachten om via die acties aan te tonen dat iedereen een plaats kan
hebben in de maatschappij.
2.4.4. Kansen kunnen gegeven worden. Kansen moeten ook gegrepen worden.
Wanneer er zich een aanbod voordoet dat in verhouding staat tot de mogelijkheden en
de capaciteiten van iemand, moet deze kans ook opgenomen worden.
2.4.5. Iedereen grijpt wel eens naast een geweldige opportuniteit. Motivatie en
doorzettingsvermogen zijn dan aan de orde. Maar niet iedereen heeft dezelfde
draagkracht, laat staan dezelfde mogelijkheden. Daarom moeten er soms ook kansen
gecreëerd worden voor zij die door de houding van de maatschappij er telkens naast
grijpen. In samenspraak met actoren zal het OCMW zoeken naar kansen binnen de
opleidingsmarkt, de arbeidsmarkt en de sociale (relatie)context.
2.4.6. Kans krijgen is één zaak. Kansen nemen is een andere zaak. Vertrouwen geven
aan iemand die die kans neemt is dan ook van uiterst belang. Het is een strikte
noodzakelijkheid dat iemand zich geruggesteund voelt. Het OCMW zal er in
samenspraak met derden op toezien dat iedereen die een kans neemt, een optimale
begeleiding en ondersteuning krijgt. Kansen die gegrepen kunnen zijn:
 het zoeken naar (aangepast) werk;
 het zoeken naar (aangepaste) huisvesting;
 het aanpakken van een verslaving (alcohol, drugs, gokken, …).
2.4.7. Het gedrag van mensen is niet op één, twee, drie aangepast. Een tweede kans
kan al snel een derde, vierde, vijfde, … kans worden. Het is aan ons OCMW om er op
toe te zien dat telkens kansen gegrepen worden, maar niet dat kansen (moedwillig)
misbruikt worden.
16
2.5. Ik heb een beperking. So what?
2.5.1. Een arbeidshandicap of een beperking hoeft niet per se te betekenen dat je geen
enkele (arbeids)prestatie (meer) kan doen. Als OCMW moeten we stimuleren dat
mensen met een (arbeids)beperking nog (steeds) een bijdrage kunnen leveren aan de
maatschappij. Hiervoor moeten we als organisatie rekening houden met hun
mogelijkheden. In samenspraak met de doelgroep moeten we op zoek gaan naar
(arbeids)mogelijkheden zodat mensen met een (arbeids)beperking zich gewaardeerd
voelen.
2.5.2. Het OCMW kan nagaan of een buurt- en nabijheidsdienst of lokale
diensteneconomie (zie ook 2.6.) een oplossing kan bieden als een (nieuwe) arbeids- of
nuttige en verantwoorde tijdsinvulling voor mensen met een (arbeids)beperking.
2.5.3. We zullen voor mensen met een beperking op zoek gaan naar en hen begeleiden
naar een gepaste daginvulling in samenwerking met derden en daarbij oog hebben voor
een degelijke ondersteuning.
2.5.4. De bijzondere steunmaatregelen die werkgevers genieten bij het in dienst nemen
van werknemers met een beperking moeten gepromoot worden, met name:
 tussenkomst in de loonkosten;
 vergoedingen voor de aanpassing van de arbeidspost;
 terugbetaling van kosten voor de aankoop van aangepast arbeidsgereedschap en
arbeidskledij;
 vergoeding van verplaatsings- en verblijfsonkosten;
 inzet van tolken Vlaamse Gebarentaal.
Iedereen die interesse toont laten we weten dat deze maatregelen aangevraagd kunnen
worden door werknemers met een handicap en door hun werkgever. Ze kunnen zowel
op de werkvloer als tijdens de zoektocht naar werk worden ingezet. Bovendien zijn deze
bijzondere steunmaatregelen geldig voor:
 de privésector;
 de provincies, gemeenten en OCMW’s;
 de onderwijssector;
 de interim-arbeid;
 zelfstandigen.
2.6. Is lokale diensteneconomie nog rendabel?
2.6.1. We willen onderzoeken in welke mate er een invulling kan gegeven worden aan
de invulling van lokale noden aan lokale werkgelegenheid voor mensen die moeilijk hun
weg vinden naar de arbeidsmarkt en wat daar de rentabiliteit van is, meer bepaald naar:
 vervoer- en boodschappendiensten;
 energiesnoeiers;
 het bestaande sociale restaurant De bruG, in samenwerking met het Jessa Ziekenhuis,
campus Sint-Ursula;
17
 groen- en buurtonderhoud;
 onderhoud van fiets- en wandelpaden door tewerkstelling en in samenwerking en
overleg met het gemeentebestuur.
2.6.2. Het OCMW onderzoekt welke kansengroepen in aanmerking komen zodat er een
maximale inspanning geleverd wordt om die kansengroepen aan te werven en een
gelijkwaardige kans te bieden in het OCMW.
2.6.3. Het OCMW werkt aan de kwaliteit van de arbeid van kansengroepen met het
perspectief op duurzaamheid, waarbij het OCMW rekening houdt met de behoeften van
die doelgroep en waarbij het OCMW streeft naar een tewerkstelling in het reguliere
arbeidscircuit voor die doelgroepwerknemers en dit in samenspraak met de actoren op
de arbeidsmarkt.
2.6.4. Het OCMW zet voorafgaandelijk doelstellingen en afspraken op met de reguliere
arbeidsmarkt en de actoren die een soortgelijke arbeid (in het reguliere arbeidscircuit)
leveren zodat er een aanvulling gebeurt en er geen sprake is van concurrentie.
2.6.5. Het OCMW heeft oog voor de competenties van de doelgroepwerknemers en
voorziet waar nodig bijscholing / opleiding / training in samenspraak met de actoren die
actief zijn in het reguliere arbeidscircuit zodat hun verwachtingen afgestemd worden op
de aanlevering van arbeidskrachten (in het reguliere arbeidscircuit).
2.6.6. Het OCMW gaat op zoek naar de mogelijkheid tot subsidiëring in samenspraak
met het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, Dienst Sociale
Economie - Lokale diensteneconomie, wanneer een dergelijk project opgezet wordt en
dit in samenspraak met het gemeentebestuur.
2.6.7. Het OCMW onderzoekt of de oprichting van een buurt- en nabijheidsdienst een
optie is, rekening houden met deze 3 pijlers:
 aanvullende, toegankelijke en kwalitatieve dienstverlening gericht op lokale, individuele
of collectieve behoeften;
 duurzame werkgelegenheid voor kansengroepen openstellen voor de arbeidsmarkt;
 centrale aandacht voor participatie van werknemers, gebruikers en andere
stakeholders.
2.7. Nieuwe inwoners leven ook in onze gemeente
2.7.1. Wij willen individuele integratieprojecten aanpassen om ze optimaal te gebruiken
in functie van een goede hulpverlening. Voor cliënten met een bepaalde problematiek
(bijvoorbeeld taal, cultuur, …) zoeken wij naar aangepaste methodieken en naar
samenwerking met andere organisaties.
2.7.2. Er zullen nieuwe methodieken ontwikkeld moeten worden voor het werken met de
doelgroep van de Roma-zigeuners.
18
2.7.3 Personen waarbij het recht op maatschappelijke dienstverlening door een
tewerkstelling wordt geregeld op basis van artikel 60, paragraaf 7, en die inburgeraar
zijn, hebben het recht om een inburgeringstraject te volgen. Aangezien ze werken,
kunnen ze opteren voor een flexibel traject dat toelaat een job en inburgering te
combineren.
2.8. Tewerkstellingsmaatregelen?
2.8.1. Op het vlak van tewerkstellingsbeleid wordt er voor gekozen en wordt de opdracht
gegeven om de haalbaarheid van projecten in het kader van de sociale en lokale
diensteneconomie te onderzoeken. De samenwerking met de Vlaamse Dienst voor
Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (= VDAB) dient te worden
geprofessionaliseerd en geïntensifieerd. Er dient ook gebruik gemaakt te worden van de
mogelijkheden om mensen te activeren die het zogenaamde artikel 61 biedt. Via dit
artikel zullen cliënten ingezet worden in de reguliere arbeidsmarkt. Ook met het
Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (= PWA) zullen eventueel afspraken gemaakt
worden met het oog op een betere afstemming van het beleid en van concrete
projecten.
2.8.2. Het OCMW bekijkt ook, in samenspraak met het gemeentebestuur, of de
personeelsbezetting van het lokaal diensten- en ontmoetingscentrum De Cirkel – op dit
ogenblik ingevuld zoals voorzien in de Vlaamse regelgeving – kan ingevuld worden met
cliënten, tewerkgesteld door het OCMW.
2.9. Genieten van een welverdiende rust na een actieve inzet
2.9.1. Als OCMW kunnen we mensen, bij de aanvraag van hun pensioen bij onze
diensten, leiden naar vrijwilligerswerk of buurt- en nabijheidsdiensten (zie 2.6.). Op rust
zijn hoeft niet per se te betekenen dat je geen enkele activiteit meer kan of mag doen.
2.9.2. Als OCMW moeten we, in samenspraak met het gemeentebestuur en het
diensten- en ontmoetingscentrum De Cirkel, actieve werknemers die aan hun
pensioenleeftijd zitten, voldoende informeren over de mogelijkheden die zij hebben na
hun pensionering.
2.9.3. Het OCMW brengt mensen die met pensioen zijn met elkaar in contact om er te
trachten voor te zorgen dat zij niet in een (sociaal) isolement geraken (zie ook 2.3.). Zij
moeten voorbereid worden op een nieuwe (tijds)invulling en dagindeling.
2.9.4. Het OCMW gaat na in welke mate kennis kan overgedragen worden aan een
volgende generatie door bijvoorbeeld een peter/meterschap, in samenspraak met het
diensten- en ontmoetingscentrum De Cirkel.
19
3.
THUISDIENSTEN EN AANGEPASTE
DIENSTVERLENING AAN HUIS
HIER BEN IK GEBOREN, GETOGEN EN WIL IK
MIJN OUDE DAG DOORBRENGEN
Alhoewel mensen nu minder honkvast zijn wat hun woonst betreft, hebben we toch nog
graag een thuis. Een thuis waar het gezellig is. Een thuis waar je graag in vertoeft. Een
thuis voor je hele familie. Een thuis die echt als ‘thuis’ mag en kan bestempeld worden.
Met alle acties die er door de federale en Vlaamse overheden ondernomen werden, is
het toch nog steeds niet mogelijk om voor iedereen voor een huis of woonst, laat staat
een echte thuis te zorgen.
Met de dienstverlening van het OCMW en de mogelijkheden die de organisatie heeft om
samen met alle betrokken actoren rond de tafel te zitten en bij te sturen, heeft het
OCMW belangrijke troeven in handen. In deze ‘werf’ willen we dan ook speciale
aandacht besteden aan geïsoleerde senioren en hen in samenspraak met derden een
aangepast dienstverleningsaanbod geven.
Binnen de budgettaire grenzen en rekening houdend met het volume van de hulpvraag
zal het OCMW de thuiszorg maximaal invullen.
Het dienstenchequesbedrijf, onder de vleugels van het OCMW, actief in de sector van
de poetshulp, zal zijn activiteiten behouden zolang de federale overheid deze activiteiten
voldoende financiert.
3.1. Ik ben zo gelukkig in mijn (eigen) woning
3.1.1. Iedereen moet de kans krijgen om een eigen thuis te hebben. Als OCMW moeten
we er trachten voor te zorgen dat mensen zich gelukkig voelen onder hun (eigen) dak.
3.1.2. Door de (nieuwe) maatschappelijke tendensen sluiten mensen zich meer en meer
op. Alles is thuis binnen handbereik of kan zelfs thuis afgeleverd worden. Dat maakt dat
mensen niet meer naar buiten moeten komen als zij dat niet wensen. Alhoewel er
sociale contacten kunnen onderhouden worden via allerhande informaticatoepassingen,
is het toch noodzakelijk om te weten wat er buiten je muren gebeurt. Vereenzaming kan
al snel toeslaan wanneer je sociaal contact zich beperkt tot virtuele contacten. We
moeten als OCMW, in samenspraak met het gemeentebestuur, initiatieven ontwikkelen
om mensen naar buiten te krijgen.
20
3.1.3. Als OCMW moeten we een helpende hand bieden om mensen zo lang als
mogelijk in hun eigen woning te houden. Hiervoor zal het OCMW, al dan niet met
derden, initiatieven ontwikkelen om indien nodig woningaanpassingen aan te brengen
die het leven zo comfortabel mogelijk maken.
3.1.4. Als OCMW moeten we samen met het gemeentebestuur onderzoeken hoe we
een buurtwerking of -initiatief kunnen ontwikkelen zodat mensen elkaar (opnieuw) leren
kennen.
3.1.5. Als OCMW moeten we samen met het gemeentebestuur onderzoek voeren en
initiatieven opzetten om mensen met een vreemde origine te integreren in de buurt waar
zij wonen.
5.1.6. Tot slot moet het OCMW de haalbaarheid en wenselijkheid onderzoeken van de
ontwikkeling van een initiatief waarbij inwoners kennis maken met de wereld van
mensen met een vreemde origine, bijvoorbeeld door een marktje op te zetten waarbij
(zowel buitenlandse als binnenlandse) streekproducten en/of specialiteiten aangeboden
worden en waarbij kennis kan gemaakt worden met een vreemde cultuur en dit in de
ruimste zin van het woord.
3.2. Thuis-zorgen
3.2.1. Een goede, degelijke, klantvriendelijke dienstverlening gaat hand in hand met
kwaliteitszorg. Zo zal getracht worden de band tussen de maatschappelijke werkers van
de thuiszorgdiensten en de gebruikers enerzijds en tussen de maatschappelijke werkers
van de thuiszorgdiensten en de personeelsleden van de thuiszorgdiensten anderzijds te
versterken.
3.3. Kan iemand me even helpen?
3.3.1. Het volstaat niet om goed te zijn, af en toe moet je het ook zeggen dat je goed
bent. Misschien moeten we in een latere fase ook werk maken van ons imago en ons
dienstverleningsaanbod. Het OCMW zal haar aanbod beter bekend maken bij potentiële
gebruikers.
3.3.1. Zorg wordt hoe langer hoe meer nodig en specifieker. De eisen van mensen zijn
er niet zozeer uit eigenbelang maar gewoon omdat ze nood hebben aan zorg.
3.3.2. In een zeer arbeidsintensieve sector zoals die van onze thuiszorgdiensten, is de
zorg voor de personeelsleden van groot belang. Om de deskundigheid, de draagkracht
en de klantvriendelijkheid te verhogen, zal een nog beter VTO-beleid (= Vormings-,
Trainings- en Opleidingsbeleid) worden uitgebouwd.
3.3.3. We moeten als OCMW een stap zetten om de wachtlijsten, minstens tussen de
verschillende zorgaanbieders binnen de gemeentegrenzen, op elkaar af te stemmen.
21
3.3.4. Ook zal een nauwe en intensieve samenwerking met het lokale diensten- en
ontmoetingscentrum De Cirkel uitgebouwd worden. In een latere fase kan onderzocht
worden hoe de samenwerking en afstemming met externe partners kan gebeuren.
3.4. Eenzaam turend door mijn raam terwijl er zoveel
mensen om me heen zijn
3.4.1. Er moet bij voorrang aandacht besteed worden aan initiatieven tegen de
vereenzaming van senioren.
3.5. Dienstenverleningsaanbod afgestemd
3.5.1. Dienstverlening op maat aanbieden wordt ongetwijfeld een grote uitdaging in de
toekomst. De ‘oudere’, de ‘hulpbehoevende ’ bestaat niet meer. Hoe langer hoe meer
krijgen we heel specifieke doelgroepen in een steeds complexer wordende thuissituatie.
De thuiszorgdiensten zullen zich meer en meer moeten specialiseren in complexe en
specifieke zorgsituaties. Denken we maar aan (jong) dementerenden, palliatieve
situaties, personen met een psychiatrische problematiek, senioren in geïsoleerde en
eenzame situaties en ouder wordende ouders die een persoon met een handicap in huis
hebben …
3.5.2. Er zullen bijkomende inspanningen geleverd worden om de personeelsleden van
de thuiszorgdiensten een beter inzicht te geven in en gevoeliger te maken voor
veranderingsprocessen bij gebruikers.
22
4.
KINDEREN EN KINDERARMOEDE
ONZE KINDEREN ZIJN ONZE TOEKOMST: WIJ
DRAGEN ZORG VOOR HEN
De kinderen van vandaag zullen het moeilijk krijgen … Hoe vaak horen we dit niet?
Maar aan de andere kant: zij zijn wel de generatie van morgen. En we moeten voor hen
kansen creëren willen we zelf nog kansen krijgen of hebben. Kinderarmoede slaat meer
en meer toe binnen de Europese context. Ook België ontsnapt hier niet aan. Kinderen
kunnen zichzelf niet behelpen. Als ouders hebben we verplichtingen ten opzichte van
hen. Maar soms is er hulp nodig: het percentage kinderen dat leeft in huishoudens
zonder betaalde job, behoort, ook na de uitbreiding van de Europese Unie tot 28
lidstaten, tot de hoogste in Europa.
4.1. Mijn kind, beter kind
4.1.1. Kinderen in gezinnen met alleenstaande ouders of in gezinnen zonder werk,
hebben een zeer hoog armoederisico. Het gezinsinkomen op zich is laag en moet
verdeeld worden over meer personen. De kinderbijslag compenseert slechts gedeeltelijk
de kosten voor levensonderhoud, school, kleding, enzovoort. Als OCMW moeten we
gezinnen preventief leren omgaan met hun budget.
4.1.2. In sommige gezinnen moeten voortdurend keuzes gemaakt worden bij de
uitgaven. Er wordt beknibbeld op noodzakelijke kosten zoals gezonde voeding, doktersof tandartsbezoek. Soms worden uitgaven uitgesteld (huishuur, gas en elektriciteit) tot
het te laat is en de deurwaarder op bezoek komt. Als OCMW willen wij ingrijpen in het
inkomen van de gezinnen en de huisvestingskost. De richtlijn voor maatschappelijke
dienstverlening (lees socio-vitaal minimum) legt reeds het accent op de gezinssituatie
maar moet aangepast worden aan nieuwe noden.
4.2. Kind van de toekomst
4.2.1. Kinderen die opgroeien in moeilijke gezinssituaties maken meer kans om later zelf
ook in armoede te leven (generatiearmoede). We moeten trachten de maatschappelijke
participatie van kinderen te stimuleren vanaf een vroege leeftijd. Dit kan door de
federale middelen voor maatschappelijke participatie (lees: sociale, culturele en
sportieve participatie) te gebruiken bij vrijetijdsbesteding van de kinderen.
4.2.2. Ook de kosten voor onderwijs kunnen in het latere leven van het kind oplopen. De
kinderen van onze cliënten moeten op de school volwaardig kunnen deelnemen aan de
activiteiten die de school inricht. Als er voor bepaalde kinderen een te hoge financiële
drempel is, moeten wij daarover contact opnemen en bemiddelen met de school.
23
4.3. Opvoeding en verdraagzaamheid
4.3.1. Door de aanhoudende sociale druk en reclamedruk worden sommige gezinnen
aangezet om onverantwoorde uitgaven te doen. De druk om erbij te horen en sociaal
aanvaard te worden, is zeer groot. We moeten gezinnen leren om creatief om te gaan
met het beschikbare budget en om verantwoorde uitgaven te doen.
4.4. Upgrade van armoede naar …
4.4.1. Het OCMW moet voor iedereen de belangrijkste toegangspoort tot hulp blijven.
4.4.2. Als wij deze hulp niet zelf kunnen verstrekken, moeten wij gericht doorverwijzen
naar de juiste dienst. Onze dienstverlening moet laagdrempelig zijn met een goede
toegankelijkheid, goede openingsuren en de mogelijkheid tot contact op afspraak of aan
huis.
4.4.3. We moeten ons, over de legislatuur heen en telkens weer opnieuw, de vraag
stellen of onze hulpverlening aangepast genoeg is aan de doelgroepen. Het OCMW
moet de samenstelling en de evolutie van hulpbehoevenden beter onderzoeken om te
zien of er groepen zijn met gelijkaardige problemen die een aangepaste benadering
nodig hebben.
4.4.4. De deelname van onze cliënten aan cultuur, sport en vrijetijdsbesteding en
nieuwe informatietechnologie moeten we trachten aan te moedigen. Wij maken daarbij
maximaal gebruik van bestaande voorzieningen en trachten het bestaande aanbod
overzichtelijk en toegankelijk te maken, zowel voor de individuele cliënt als voor
groepen.
4.4.5. Vanuit het koninklijk besluit inzake maatschappelijke participatie kunnen wij
cliënten de mogelijkheid bieden tot de aankoop van een PC en de financiering van
computercursussen.
24
5.
DIVERSITEIT
IEDEREEN IS GELUKKIG ANDERS
‘Anders’ zijn is geen handicap en hoeft zeker niet zo bestempeld te worden.
Anders zijn heeft ook zijn voordelen. Door verscheidenheid is er ook eens een andere
kijk op bepaalde dingen en door verscheidenheid worden (nieuwe) dingen verwezenlijkt.
Als OCMW moeten we soms mensen leren dat anders zijn geen bedreiging is maar een
verrijking. Nieuwe dingen die we voorheen niet kenden, worden ontdekt.
We hoeven er ook niet per se van te houden, maar we moeten er op zijn minst voor
open staan.
5.1.
Iedereen is, gelukkig anders
5.1.1. Dat ieder anders is, en dus per definitie niet hetzelfde, is niets nieuws. Alleen
moeten we dat vaker (durven) benadrukken. Het OCMW kan initiatieven of activiteiten
ontwikkelen in samenspraak met derden om dat te benadrukken en in de kijker te
stellen.
5.1.2. We moeten als OCMW laten zien dat we blij zijn dat iedereen verschillend is en
hiervoor zelf open staan.
5.1.3. Als OCMW kunnen we initiatieven ontwikkelen in de ‘Week van Diversiteit’.
5.1.4. Elk initiatief rond diversiteit dat uitgaat van een organisatie of maatschappij kan
het OCMW benadrukken door dit zelf te promoten, door dit in de kijker te zetten, door
het initiatief te ondersteunen, door er zelf actief aan deel te nemen, door anderen op te
roepen om er aan deel te nemen, door zelf dergelijke initiatieven te ontwikkelen in
eenzelfde periode, …
5.2.
Iedereen is, gelukkig, anders
5.2.1. We maken nu eenmaal deel uit van een diverse bevolking. Die diversiteit brengt
soms moeilijkheden teweeg omdat we niet gewend zijn aan iets nieuws, iets
vreemds, … We zijn als mensen, op dat vlak, altijd wel een beetje weigerachtig. We
hebben niet graag verandering. En toch, op het ogenblik dat deze tekst geschreven
wordt of gelezen wordt, zijn er weer 1.001 zaken over de hele wereld die er weer anders
uitzien dan een seconde geleden. We staan er niet altijd bij stil. Als OCMW moeten we
onze inwoners soms helpen om met verandering of vernieuwing om te gaan.
5.2.2. We kunnen als OCMW initiatieven ontwikkelen om de leerachterstand van
studenten op te vangen door bijvoorbeeld gepensioneerde leerkrachten in een systeem
van vrijwilligerswerk in te schakelen.
25
5.2.3. De stap naar diversiteit in de samenleving kan ingang vinden door middel van het
opzetten van projecten in het kader van het koninklijk besluit inzake maatschappelijke
participatie.
5.2.4. Het OCMW kan in samenspraak met het gemeentebestuur en de diverse Herkse
sport- en cultuurverenigingen een initiatief ontwikkelen rond diversiteit en aanvaarding.
5.2.5. Als OCMW kunnen we ook in samenspraak met derden zorgen voor of helpen bij:
 opleidingen rond diversiteit: hoe omgaan met doelgroepen, personen met een
handicap, personen uit etnisch-culturele minderheden, alleenstaande vrouwen of
mannen, …
 het aanreiken van praktische oplossingen: hoe pas je een test aan aan een kandidaat
met een handicap? Hoe pas je zijn of haar arbeidspost aan? Hoe doe je het aantal
personeelsleden van buitenlandse origine stijgen? Enzovoort.
 de ondersteuning van de initiatieven rond diversiteit (deelname aan beurzen, colloquia
over diversiteit).
5.3.
Iedereen is gelukkig, anders
5.3.1. Iedereen heeft recht om op zijn minst een beetje gelukkig te zijn. Door
vereenzaming of uitgestoten te worden, zal dit nauwelijks lukken. Daarom moeten er
initiatieven ontwikkeld worden waar iedereen zijn of haar gading in vindt en zo
waardering krijgt voor hetgeen hij of zij doet, hetgeen hij of zij is, hetgeen waar hij of zij
voor staat, …
5.3.2. Het is een utopie te geloven dat iedereen wel gelukkig is of het geluk (in de nabije
toekomst) zal vinden. Als OCMW moeten we misschien eerst op zoek gaan naar wat
mensen dagelijks bezighoudt en/of waar ze zich gelukkig mee voelen. Wanneer er een
gemis is dat door simpele ingrepen zou opgelost kunnen worden, moeten we hiervoor in
samenspraak en/of in samenwerking met derden initiatieven ontwikkelen die deze
mensen doen openbloeien.
26
6.
HET OCMW EN ZIJN PERSONEELSLEDEN
EEN BETERE VRAAGGERICHTE EN
PROFESSIONELE DIENSTVERLENING
Het OCMW wil een financieel gezonde organisatie blijven. De inspanningen die het
hiervoor de voorbije jaren geleverd heeft, moeten gewaardeerd worden. De middelen,
zowel op personeelsvlak als op financieel vlak, moeten als een goede huisvader worden
beheerd. De juiste en efficiënte aanpak van deze middelen ten voordele van onze
inwoners mag niet uit het oog verloren worden. Dat is tenslotte onze taak en onze
missie. Daarvoor werd het OCMW in het leven geroepen.
6.1. Elke dienstverlening groeit door respect voor elkaar
6.1.1. Iedereen heeft recht op een gelijke toegang tot zorg, onafhankelijk van het
inkomen, de leeftijd of de buurt waarin hij of zij woont. Het is de taak van het OCMW om
deze garantie te waarborgen.
6.1.2. Het OCMW moet ervoor zorgen en zorg voor dragen dat zorgdiensten zowel op
fysiek als op financieel vlak bereikbaar zijn.
6.1.3. Wij hebben in Herk-de-Stad een rijk aanbod aan dienstverlening. Deze komt van
het OCMW zelf of wordt aangeboden door verschillende privé-instanties. Daaraan is
praktisch geen gebrek. Het is meer ‘een zorg’ van de juiste dienstverlening bij de juiste
persoon te brengen … en klaar te staan om iedereen, waar nodig, te ondersteunen voor
een bepaalde tijd. Afstemming van dienstverlening kan nogal eens voor moeilijkheden
zorgen. We moeten de oefening maken en onszelf de vraag stellen hoe dit beter kan.
6.2. Eenvoudig waar het kan, alsjeblieft
6.2.1. Vaak gebruiken we nog een taalgebruik dat eigen is aan ambtenaren. Onze
communicatie kan op dat vlak duidelijker maar zeker ook praktischer en korter, zonder
dat er informatie verloren gaat.
6.2.2. We moeten nagaan waar de communicatiedrempels liggen.
6.2.3. Alle medewerkers van het OCMW worden als het ware verplicht klantgericht te
denken en zich klantgericht te gedragen. Er is niets mis met een klantgerichte houding,
meer nog, het is essentieel dat het OCMW zich richt op zijn cliënt. Ieder personeelslid
zou moeten doorbakken zijn van deze klantgerichtheid.
6.2.4. Wanneer gevraagd wordt van de personeelsleden om zich klantgericht te
gedragen, zou dit van nature uit moeten ingebakken zijn in het DNA van het OCMW.
27
Bovendien moet de klantgerichtheid een continue proces zijn van efficiëntie en
effectiviteit. De eerste vraag die een personeelslid zich zou moeten stellen is: “hoe komt
dit ten goede aan de cliënt?”
6.3. Bereikbaar, dichtbij en actueel
6.3.1. Dat er binnen het OCMW een aantal processen uitgeschreven en
gestandaardiseerd moeten worden en zijn is logisch en nodig. Het OCMW moet daarbij
wel een cultuur krijgen waarin ‘eenheidsworst om de eenheidsworst’ vermeden moet
worden. De personeelsleden moeten meegenomen worden in een cultuur waarin
verschillen toegestaan zijn. Moet iedereen op dezelfde wijze denken? Is het
uitgangspunt niet eerder hoe een bepaald resultaat het best bereikt kan worden?
6.3.2. Vandaag kampt het OCMW met een lastige administratieve omgeving. We willen
groeien naar een dynamische maar controleerbare organisatie waarin effectiviteit en
efficiëntie als norm vooropstaan bij elk besluit op elk niveau. Effectiviteit en efficiëntie
uiteraard steeds met als ultieme achtergrond een hoogkwalitatieve dienstverlening. Het
OCMW moet aangepast zijn aan de noden van hulpbehoevenden.
6.3.3. Ieder personeelslid moet zich de volgende vraag stellen bij iedere stap die hij of zij
zet: “is dit de meest efficiënte en effectieve manier om dit te doen?”
28
6.4. Kerntaken of taken
6.4.1. We moeten de drempels detecteren en opsporen wat belangrijk is of wat leuk is
om te hebben of te doen. We moeten hefbomen opsporen om actief te participeren en
aan te sturen.
6.4.2. We moeten een evenwicht vinden tussen de dienstverlening van het OCMW en
deze die aangeboden wordt door andere organisaties, al dan niet uit de openbare sector
of privésector.
6.4.3. Er moet onderzocht worden of personeelsleden niet beter projectmatig ingezet
worden zodat er ook een zekere vernieuwing komt in het werk dat ze uitvoeren.
Specialisatie heeft uiteraard zijn voordelen maar ook zijn beperkingen. We moeten als
OCMW ook preventief werken: personeelsleden mogen niet uitgebloeid zijn na verloop
van tijd in hun carrière. Bovendien is het met de huidige financiële beperkingen niet
(meer) mogelijk om losse of nieuwe medewerkers extra in te zetten.
6.4.4. We moeten er ook voor openstaan om de straat op te gaan en onze inwoners –
en op zijn minst onze doelgroep – te bevragen over hun verwachtingen van ons. Een
klein en kort onderzoek kan ons al veel leren.
6.4.5. We moeten ons als OCMW ook durven afvragen of we alles wat we tot op heden
deden, in de toekomst ook nog moeten doen.
6.4.6. Misschien heeft een naburige gemeente te kampen met dezelfde
problematiek(en) als wij en is een samenwerking een opportuniteit die moet bekeken
worden, zodat het voor beide (of meerdere) partijen een meerwaarde is of wordt of blijft.
Er bestaan kanalen genoeg om elkaar te informeren of te bevragen, zowel op politiek als
op ambtelijk vlak.
6.4.7. We moeten als OCMW ook niet angstvallig (blijven) vasthouden aan wat nu is …
We kunnen beter vooruitkijken en nagaan wat we met de beschikbare middelen (zowel
op financieel vlak als op personeelsvlak) kunnen verwezenlijken. Loslaten hoeft niet per
se ‘slecht(er)’ te betekenen …
6.5. Personeelsbezetting
6.5.1. We moeten de kennis van de huidige personeelsleden beter verspreiden en
verdelen onder de andere collega’s die eenzelfde taakinhoud hebben. Een geslaagd
traject kan andere collega’s ertoe aanzetten om eenzelfde gedrevenheid en
professionaliteit te hebben, inspiratie te geven en aan de slag te gaan.
6.5.2. Trajecten of werkprocessen moeten (zie ook 6.8.) toelaten om kennis te delen met
andere collega’s.
6.5.3. Er moet gestreefd worden naar een optimaal middelenbeheer.
6.5.4. Personeelsleden moeten zich kunnen vinden in en zich identificeren met de visie,
de missie en de waarden van het OCMW.
6.5.5. Personeelsleden moeten geëngageerd zijn en daartoe moeten zij maximaal
ondersteund worden. Een slagkrachtig en sterk OCMW begint met zijn personeelsleden.
6.5.6. Een goede organisatie werkt met sterke leidinggevenden die een ontwikkeling op
gang kunnen brengen en houden. Zij moeten bovendien ‘eigenaar’ kunnen en mogen
zijn van de verplichtingen en de uitvoering van hun taakverdeling.
6.5.7. Het managementteam moet een afgelijnde en herkenbare plaats innemen in de
organisatie. Dit team moet de vertrouwenspersoon zijn van het beleid en een
betrouwbare partner in het geheel met een efficiënte sturing.
6.5.8. Leidinggevenden moeten kunnen werken als budgethouder.
6.5.9. Vlotte dienstverlening is alleen maar mogelijk indien er voldoende ruimte en
vertrouwen is tussen beleid en personeelsleden, en dit op elk niveau (zowel vanuit de
zijde en het niveau van het beleid als deze van alle niveaus van de personeelsleden).
6.5.10. We moeten kunnen streven naar trotse, maar zeker ook naar tevreden
medewerkers. Personeelsleden moeten we waarderen en coachen.
29
6.5.11. Personeelsleden moeten kunnen fier zijn op het etiket ‘ik ben medewerker van
het OCMW van Herk-de-Stad’ maar aan de andere kant moeten ze zich dan ook
gedragen als ambassadeur. Er zal altijd wel iets zijn wat minder goed is of gaat. Maar
laten we zeker ook niet vergeten welke verwezenlijkingen er in het verleden gebeurd zijn
door een positieve inzet, niet door een negatieve samenwerking.
6.5.12. Personeelsleden die met pensioen gaan, zullen niet automatisch vervangen
worden. Over een periode van 6 jaar zal op deze manier het personeelsbestand
verminderen met minimaal 3 procent.
6.5.13. Binnen het personeelsbestand en -beleid wordt verder gekozen voor kwaliteit en
professionalisme. Personeelsbeleid binnen het OCMW op zich is geen sociale
tewerkstelling. Een sociaaltewerkstellingsbeleid dient gevoerd te worden via de
instrumenten die daartoe voor handen zijn, zoals sociale diensteneconomie, artikel 60
en artikel 61 van de organieke OCMW-wet betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, en niet via aanwervingen bij het OCMW op zich.
6.5.14. Als er nog wervingen gebeuren, zullen deze gebeuren op de meest strenge en
correcte wijze. Kwaliteit is het enige criterium voor aanwerving, dit wil zeggen dat steeds
de eerst gerangschikte aangesteld wordt zoals dit ook door de rechtspositieregeling voor
de personeelsleden van het OCMW voorzien is. Woonplaats of herkomst van de
kandidaat is geen criterium.
6.5.15. Gelet op de kost van de overheidspensioenen zal zeer omzichtig worden
omgesprongen met benoemingen in statutair dienstverband.
6.5.16. Ingeval er een vacature is bij het OCMW of bij de gemeente, zal steeds
nagegaan worden of een invulling vanuit het andere bestuur haalbaar is.
6.5.17. De uurregelingen voor de personeelsleden zullen zoveel mogelijk afgestemd
worden op de openingsuren van de diensten. De uurregeling van de personeelsleden
van de thuiszorgdiensten worden zoveel als mogelijk afgestemd op hun doelpubliek.
6.5.18 Er wordt een actieplan opgemaakt voor de aanpak van het ziekteverzuim.
6.6
Kwaliteit … of toch maar kwantiteit
6.6.1. Kwaliteit kan alleen maar gegarandeerd worden als personeelsleden toegang
hebben tot de juiste informatie.
6.6.2. Kwaliteit kan alleen maar verbeteren als werkprocessen (zie ook 6.8.)
beschikbaar zijn en dynamisch benaderd worden.
6.6.3. Kwantiteit mag geen inboeting van kwaliteit betekenen. Ja, kennis moet gedeeld
worden en ja, men moet daardoor tijd winnen om die vrijgekomen tijd functioneel in te
zetten voor de doelgroep(en) waarvoor wij als OCMW werken.
30
6.6.4. De personeelsleden moeten voldoende oog en oor hebben voor de noden van
doelgroep(en), zonder dat cliënten langer bezig te houden dan nodig is. De
personeelsleden moeten correct maar kort informatie overbrengen.
6.6.5. Kwaliteit kan er ook voortkomen door voorafgaand preventief werk te verrichten.
Maar al te vaak worden problemen pas aangepakt wanneer ze zich voordoen (zie ook
6.9., X.1. en X.2.). Preventief werk vereist natuurlijk opzoekingswerk, voornamelijk naar
opportuniteiten en communicatie.
6.7. Wie doet wat? Gerichte dienstverlening, verankerd in
competenties en diversiteit
6.7.1. Het moet duidelijk zijn en gezegd worden: personeelsleden staan in voor de
uitvoering van de besluiten van het beleid.
6.7.2. Beleidsmakers moeten hun oor te luisteren te leggen bij de bevolking. Ze hebben
de taak te weten wat er bij de bevolking leeft, dit af te toetsen naar haalbaarheid in
samenspraak met de personeelsleden, en daar een objectief karakter aan te geven.
6.7.3. Personeelsleden moeten de mogelijkheid krijgen om de taken die ze toebedeeld
krijgen vanuit het beleid op de meest passende wijze uit te voeren, rekening houdend
met wet- en/of regelgeving.
6.7.4. Politici hebben de taak om zich te houden aan opgelegde wet- en/of regelgeving,
maar ook aan deze die zij zelf bepalen binnen de mogelijkheden die zij hebben.
6.7.5. Als alle voorbereidingen achter de rug zijn, is het tijd om tot de actie over te gaan
en deze correct uit te voeren. Aan de hand van bijvoorbeeld een takenlijst worden de
verschillende stappen gezet en (verder) uitgewerkt. Bij de uitvoering van de actie is het
belangrijk om het project of de actie (tijdig) te evalueren. Door tussentijds te evalueren
wordt duidelijk op welke vlakken het goed loopt en op welke er bijgestuurd moet worden,
of waar er een achterstand is op de planning. Op die manier komen (eventuele)
problemen naar boven en kan nog tijdig bijgestuurd worden. Een terugkoppeling gebeurt
in een open communicatie.
6.7.6. Eens een traject doorlopen is, is het werk nog niet gedaan. Opvolging is en blijft
noodzakelijk, tenzij de doelstelling behaald is en het traject volledig beëindigd is.
6.7.7. Er moet voorafgaandelijk bepaald worden of een traject of project een
eendagsvlieg is, of dat er bestendigheid komt. En als het dan een eendagsvlieg is, is het
dan de moeite waard om eraan te beginnen? En zo het bestendigd wordt, hoe wordt
dan in middelen (personeel / financieel) voorzien?
6.7.8. Voorafgaandelijk aan de start, moet duidelijk bepaald worden wat er van wie
verlangd wordt en moet de oefening gemaakt worden naar haalbaarheid, wenselijkheid
31
en inzet. Misschien is niet alles haalbaar en hoeft er ook geen groots opgezette
personeelsbetrokkenheid beoogd te worden.
6.7.9. Iedereen in de organisatie heeft zijn vaardigheden, zijn mogelijkheden, zijn
verantwoordelijkheden en zijn betrokkenheid. Hiervoor verwachten we van iedere
‘deelnemer ’ het nodige respect.
6.7.10. Ook van onze cliënt of van onze inwoner mogen we verwachten dat hij het
nodige respect heeft en toont voor de personeelsleden en de politici zoals wij dat op
onze beurt moeten hebben en tonen voor hem.
6.8. Processen op papier: dynamisch kennis delen en
visualiseren van alle werkprocessen
6.8.1. Het OCMW streeft naar duurzaamheid. Dit past in de opdracht van een moderne
overheidsorganisatie. Dit past echter ook in een efficiënt besteden van de middelen.
Besparingen op energie kunnen immers geïnvesteerd worden in de kerntaken van het
OCMW.
6.8.2. Duurzaamheid betekent ook dat werkprocessen vereenvoudigd moeten kunnen
worden waar dat nodig is, opdat kennis ook beschikbaar is voor anderen. Dat betekent
evenwel niet dat dit werk gedaan moet worden door één persoon en dat andere
personeelsleden daar de vruchten van plukken. Het betekent wel dat iedereen zijn of
haar steentje bijdraagt tot een vreugdevolle werkomgeving. Het gaat niet op om langs
de zijkant te staan en enkel voor zichzelf te kijken of hij of zij het goed heeft … Het
betekent wel dat van iedereen verwacht wordt een actieve bijdrage te leveren aan een
zekere vereenvoudiging van de werkprocessen en dat iedereen zo veel als mogelijk op
eenzelfde wijze zijn of haar werk doet en aflevert.
6.8.3. Werkprocessen moeten bijdragen tot een kwalitatieve verbetering van het werk
(zie ook 6.6.), anders draagt het werk dat hieraan besteed is weinig bij.
6.8.4. Werkprocessen worden in kaart gebracht en geanalyseerd vanuit onder andere
het oogpunt van administratieve vereenvoudiging. Waar mogelijk worden ze
vereenvoudigd.
6.8.5. Alle formulieren die aan een cliënt ter beschikking worden gesteld, digitaal of op
papier, worden gescreend op vlak van administratieve vereenvoudiging en worden
vereenvoudigd indien mogelijk.
32
6.9. Meten, weten en resultaten analyseren en bijsturen
6.9.1. Een organisatie, zoals de onze, is voortdurend in beweging maar hoeft geen
bedreiging te vormen voor zichzelf. Meten (van resultaten of progressies) is nu eenmaal
weten hoe je ervoor staat.
6.9.2. In de loop van de volgende jaren zouden investeringen met eigen middelen
gefinancierd moeten kunnen worden, waardoor er minder geleend moet worden en de
uitgaven voor de schuld dalen.
6.9.3. Waar mogelijk en wenselijk, zal er worden gekeken naar en/of naar
samenwerking worden gezocht met andere OCMW’s. De samenwerkingsvorm zoals
deze reeds bestaat tussen de OCMW’s van Herk-de-Stad, Halen en Lummen is hier al
een goed voorbeeld van. Ook andere samenwerkingsverbanden, zoals deze bestaan
tussen 8 OCMW’s in Noord-Limburg, kunnen een inspiratie zijn.
33
FIETSEND DOORHEEN DE 6 WERVEN: EEN
CREATIEVE EN MODERNE COMMUNICATIE OM
NOG MEER TEN DIENSTE TE STAAN
De uitbouw van een goed en degelijk communicatiebeleid en een zorgvuldige en directe
verspreiding van die communicatie naar de juiste mensen of de juiste doelgroep(en)
blijven een voorname zorg die iedere respectabele organisatie steeds voor ogen zou
moeten houden. Immers, onze inwoners verwachten van ons dat wij de juiste informatie
aanleveren op het juiste ogenblik, via de juiste informatiedrager, op de meest passende
wijze en in een verstaanbare taal.
Die personen of die doelgroep(en) kunnen zowel intern als extern zijn. Om correct naar
buiten toe te communiceren, moet er intern ook gecommuniceerd worden en moeten de
‘internen’ op de hoogte zijn. Dat wil niet zeggen dat iedereen evenveel op de hoogte
moet zijn, maar er moet op zijn minst enige notie zijn. Onder ‘internen’ verstaan we
zowel mandatarissen als personeelsleden. Ieder op zijn of haar niveau, voor zijn of haar
taak.
Communicatie moet dan ook zorgvuldig en aantrekkelijk gebeuren. Iedere lezer moet
nieuwsgierig worden als er wat over het OCMW van Herk-de-Stad verschijnt …
X.1. De interne en externe communicatie: hoe bereik ik je
het best?
X.1.1. ‘Er is veel informatie beschikbaar, maar de nodige informatie vinden is niet
gemakkelijk’. We moeten ons ervan bewust zijn dat mensen niet altijd de beschikbare
informatie weten te vinden. Het resultaat is dat ze niet altijd (kunnen) genieten van de
voordelen van deze informatie en weten wat kan of wat niet kan.
X.1.2. Als OCMW hebben we volgende mogelijkheden om onze inwoners te informeren:
 een ouderenloket oprichten waar men terechtkan met al zijn vragen;
 een seniorengids uitgeven;
 een algemene infogids over de werking van het OCMW uitgeven.
X.1.3. De plaatselijke perscorrespondenten worden tijdig gecontacteerd worden opdat
ze een juist beeld kunnen geven en iedereen correct geïnformeerd wordt.
34
X.2. OCMW Herk-de-Stad: modern, digitaal en optimaal. Kan
het klantvriendelijker?
X.2.1. Als OCMW moeten we sterk betrokken zijn als informatieverstrekker om onze
inwoners op de hoogte te houden van het reilen en zeilen van het OCMW maar ook van
de directe omgeving van de inwoner.
X.2.2. Als OCMW moeten we naar buiten komen en niet afwachten tot een inwoner ons
een vraag komt stellen. Een actief communicatiebeleid is nodig.
X.2.3. Als OCMW kunnen we aan bepaalde verenigingen en/of organisaties vragen om
onze boodschap of onze informatie te delen met hun leden. Op die manier kunnen zij
nieuws brengen en bereiken we (soms) mensen die we anders nooit zouden kunnen
informeren. Dat kan via hun ledenblad, informatiekrant, website, facebookpagina, …
X.2.4. Naast het informeren op zich, is het verkrijgen van goede feedback noodzakelijk.
Alleen zo kunnen we het informatiebeleid aanpassen aan de vragen en noden van de
bevolking.
X.3. Reageren op vragen van inwoners
X.3.1. We moeten ons misschien meer dan ooit de vraag stellen wat inwoners, en in het
bijzonder deze uit onze doelgroep(en), van het OCMW verwachten.
X.3.2. Het behoort tot één van de taken van het beleid zijn oor te luisteren te leggen bij
de bevolking. Het beleid vormt de afvaardiging van het volk en vormt dan ook de
vertaalsleutel om ideeën om te zetten naar beleidswaardige en duurzame besluiten.
X.3.3. Niet iedere vraag en niet iedere nood van een inwoner kan of zal ingewilligd
worden. Het behoort dan ook tot onze plicht om elke ‘ja’ of ‘nee’ goed te verantwoorden.
Mensen vragen nu eenmaal duidelijkheid over het waarom van een besluit. Mensen zijn
nu eenmaal kritischer en mondiger geworden. Respect voor beide partijen staat hier
alvast als basis.
X.3.4. De bestaande inspraak- en communicatiekanalen zullen in de toekomst verder
ondersteund, ontwikkeld en gemoderniseerd worden.
X.3.5. De actieve aanwezigheid van het OCMW in de seniorenraad zal versterkt worden.
X.3.6. Het OCMW zal inspanningen leveren om kansarmen een actieve stem te geven
in het globale beleid en om hen te betrekken in alle relevante adviesorganen.
X.3.7. Ook de inspraak van vrijwilligers en mantelzorgers moet maximaal gegarandeerd
worden.
35
X.4. Een nieuwe informatiebrochure voor het OCMW van
Herk-de-Stad
X.4.1. Een recente en geüpdatete informatiebrochure is een must binnen elke
organisatie. Deze bevat actuele informatie en kan geraadpleegd worden door iedereen.
Het is dan ook de bedoeling om tijdens het kalenderjaar 2014 een nieuwe brochure op
te maken en te realiseren. De vorige dateert van eind 2009.
36