Klas 3 “Profielstroom kiezen” - Sint

Klas 3
“Profielstroom kiezen”
1
INHOUDSOPGAVE
Keuzebegeleiding
Keuzebegeleiding in klas 3
3
3
Tweede Fase
Inleiding
Specifiek voor het Oelbert
Lessen en leren
Profielstroom in klas 4
Lessentabel klas 4
Lessentabel klas 5 en 6
Extra vakken in klas 4
Wisselen van profielstroom
4
4
4
4
5
7
8
9
10
Profielstroom, Profiel en studeren na het Oelbert
Vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs
11
11
Informatie over de (examen)vakken in klas 4, 5 en 6
Nederlands
Latijn en Grieks
Frans
Duits
Engels
Geschiedenis
Aardrijkskunde
Wiskunde
Natuurkunde
Scheikunde
Biologie
Algemene Natuurwetenschappen (o.v.)
Economie
Kunst Beeldend
Levensbeschouwing
Studium Generale in klas 4: Filosofie
12
12
13
14
14
15
15
16
17
17
18
19
19
20
20
21
22
Tijdpad profielstroomkeuze voor de leerlingen in klas 3
25
2
Oosterhout, September 2014
Aan de leerlingen van klas 3, ouders/opvoeders,
Hieronder vind u een overzicht van de belangrijkste informatie over de profielstroomkeuze in klas 3
en over de keuzebegeleiding daarbij. Als u na het lezen hiervan nog vragen heeft, kunt u altijd
contact met mij opnemen.
Met vriendelijke groet,
Mw. M. Herman
decaan
Keuzebegeleiding
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid geeft als definitie van voortgezet onderwijs:
"een gemeenschappelijke vorming op intellectueel, cultureel en sociaal gebied, die als grondslag dient
voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid … en voor een verantwoorde keuze van verdere scholing
en beroep".
Het onderwijsproces is bedoeld voor gemeenschappelijke vorming. Keuzebegeleiding daarentegen is
bedoeld om de leerling te ondersteunen bij het maken van een welbewuste keuze voor zijn
toekomst. Dit kan alleen in een proces van begeleiding naar zelfstandigheid.
Het aantal keuzemomenten op school is groot; de gevolgen van zo'n keuze kunnen aanzienlijk zijn.
Het belangrijkste doel van de keuzebegeleiding op het Sint-Oelbertgymnasium is de leerling te
trainen in het krijgen van inzicht en vaardigheden, zodat hij steeds beter zijn eigen koers kan bepalen
in zijn schoolloopbaan.
Keuzebegeleiding in klas 3
In de periode oktober 2014 – februari 2015 geeft de mentor van uw zoon of dochter een aantal
lessen keuzebegeleiding aan de hand van de methode Keuzedossier. Het doel van deze lessen is
vierledig:
•
•
•
•
de leerling meer bewust maken van eigen kwaliteiten, wensen, opvattingen en vooral van de
noodzaak van het maken van een eigen keuze
uitleggen hoe de Tweede Fase op het Oelbert werkt
inzicht geven in de grote hoeveelheid beroepen
de leerling een overzicht bieden van de opleidingen op HBO- en universitair niveau
Keuzedossier is een digitale methode over keuzebegeleiding en maakt tevens gebruik van een
werkboek. Internet wordt gebruikt om internet informatie over opleidingen, vooropleidingseisen en
beroepsmogelijkheden te krijgen. Elke leerling maakt een test om uit te zoeken welk persoonstype
bij hem hoort. De uitslag van de test kan de leerling ondersteunen in het keuzeproces. Doordat de
leerling tijdens het derde leerjaar procesmatig met kiezen bezig is, kan hij een zo verantwoord
mogelijke keuze maken.
3
Tweede Fase
Inleiding
In het schoolplan van het Sint-Oelbertgymnasium staat, bij het hoofdstuk Totale Vorming, onder
meer:
“Op onze school gaat het niet alleen om kennisoverdracht, vaardigheden en attitudes, nodig voor een
gymnasiumdiploma, gericht op vervolgstudie aan universiteit of hogeschool, maar ook om de
gymnasiale meerwaarde. Behalve extra aandacht voor taal en cultuur gaat het om het leggen van
verbanden tussen en binnen vakken; kritisch, vindingrijk, creatief en nieuwsgierig zijn, plezier hebben
in lezen en leren, intrinsieke motivatie, veelzijdigheid en zelfstandigheid. Via ons onderwijs proberen
wij bewust deze kennis, vaardigheden en attitudes verder te ontwikkelen. Dit gebeurt bij alle
verplichte examenvakken, bij het aanbod van extra examenvakken en niet-examenvakken en tijdens
buitenschoolse activiteiten.”
Het Oelbert biedt daarom een breed en gevarieerd onderwijspakket aan.
Specifiek voor het Oelbert
Onze school biedt in klas 4, 5 en 6 aan de geïnteresseerde leerling, veel mogelijkheden. Een greep:
• De keuze van één of meer extra examenvakken met een sprintuur of zonder les (verderop in dit
boekje meer informatie hierover)
• De week veldwerk Limburg in klas 4
• De Rome- of Griekenlandreis in klas
• Masterclasses over uiteenlopende interessante onderwerpen, tweemaal per jaar, bieden
verdieping en verbreding en zijn toegankelijk voor elke leerling die geïnteresseerd is in meer dan
alleen de schoolvakken.
Het Sint-Oelbertgymnasium hanteert voor het onderwijs in de bovenbouw de volgende
uitgangspunten:
• Het onderwijs wordt zowel inhoudelijk (didactisch, begeleidend) als materieel (inrichting van het
gebouw en leermiddelen) zoveel mogelijk toegesneden op de leerling.
• In de loop van de schoolcarrière traint de school de leerlingen in toenemende mate in het
zelfstandig studeren.
• Wij bieden in de bovenbouw een brede gymnasiale vorming aan onze leerlingen.
Lessen en leren
Het Sint-Oelbertgymnasium kent vier vormen van les- en leeractiviteiten. De term ‘uur’ betekent hier
een les van 45 minuten.
1. De gewone lesuren. Daarbij zijn verschillende lesvormen mogelijk: klassikale
instructie, ook in collegevorm (twee klassen tegelijk), zelfstandig werken,
groepswerk, practica, presentatie e.d.
2. Steunlessen: Leerlingen kunnen steunles krijgen in studievaardigheden
(bijvoorbeeld: planning, samenvatting maken, motivatie, woordjes leren).
3. De Oelbert-Huiswerk-Klas: Onder begeleiding van leerling-tutoren uit de bovenbouw
en docenten kunnen leerlingen die dat willen hun huiswerk maken in een rustige
4
omgeving en inhoudelijk hulp krijgen bij bepaalde vakken. Sommige leerlingen
worden verplicht voor een periode deel te nemen aan de OHK.
4. Studie-uren thuis. Huiswerk vraagt duidelijk meer tijd dan leerlingen in de
onderbouw gewend zijn, zowel qua leer- als maakwerk. Het aantal, de omvang en de
moeilijkheidsgraad van praktische opdrachten (werkstukken, practica, verslagen,
presentaties e.d.) neemt toe. Voorts liggen abstractieniveau en lestempo duidelijk
hoger dan in de eerste drie leerjaren.
Profielstroom in klas 4
In de loop van klas 3 kiest de leerling van het Oelbertgymnasium uit twee profielstromen. In klas 4
kiest de leerling pas het profiel. Wij stellen de leerling op deze manier in staat om de uiteindelijke
keuze voor het profiel op een verantwoorde manier te nemen. Bovendien kan elke leerling zo kennis
maken met examenvakken die in twee verwante profielen worden gegeven.
Als een leerling kiest voor de Alfa-profielstroom, moet hij in klas 4 kiezen tussen het profiel Cultuur
en Maatschappij (C&M) en Economie en Maatschappij (E&M). Hierbij is het vak economie is typerend
voor E&M. Kiest de leerling voor de Bèta-profielstroom, dan wordt het een keuze voor Natuur en
Gezondheid (N&G) of voor Natuur en Techniek (N&T) waarbij het vak Biologie is typerend voor N&G.
In de vakkentabellen voor klas 5/6 staat precies aangegeven welke vakken de leerling verplicht volgt
en welke vakken in klas 5 gekozen kunnen worden voor zijn profiel. Dit laatste is uiteraard afhankelijk
van zijn profielstroomkeuze in klas 3. Zowel de vakken in de lessentabel voor klas 3 als de vakken uit
de tabel van klas 5/6 zijn gegroepeerd in onderdelen:
Gemeenschappelijk deel: alle vakken in dit deel zijn voor alle leerlingen in jaarlaag 5 en 6 verplicht.
Profielstroomdeel of profielvakken: alle vakken in dit deel zijn voor alle leerlingen verplicht. Welke
vakken er in dit deel zitten is per profiel verschillend.
Profielkeuzevak: bij de keuze voor een profiel wordt het profieldeel wordt aangevuld met een vak
naar keuze uit een beperkt aantal vakken. Uit welke vakken gekozen kan worden is per profiel
verschillend.
Het keuzedeelvak of keuze-examenvak: Verder kiest de leerling in klas 3 nog 2 en in klas 4 nog 1
extra keuzevak. Er kan uit veel vakken gekozen worden, maar ook dit is weer per stroom en profiel
verschillend.
Het reserve keuzedeelvak of keuze-examenvak: Alle leerlingen kiezen een reserve keuzevak in het
keuzedeel. Dit reservevak vervangt alleen een keuzedeelvak dat rooster technische problemen geeft.
Het vrije deel: Het vrije deel is een wat tegenstrijdige term aangezien op het Sint-Oelbertgymnasium
dit vrije deel vastgelegd. In klas 4, 5 en 6 is dit het vak Levensbeschouwing en Studium Generale ( in
5
klas 4) en alleen het vak levensbeschouwing in de klassen 5 en 6. Daar komt het profielwerkstuk nog
bij.
Het is in principe niet mogelijk om andere keuzes te maken dan die vastgelegd zijn in de vakkentabel.
6
Lessentabel klas 4
profielstromen
alfa
vak
gemeenschappelijk NE
deel
EN/CAM
verplicht al deze
LA/GR
vakken
LO
AK
profielstroomdeel
verplicht al deze
vakken
keuzedeel
verplicht 2 van 3
vakken
vak
NE
EN/CAM
LA/GR
LO
AK
gemeenschappelijk
deel
verplicht al deze
vakken
ANW (o.v.)
ANW (o.v.)
WAC
EC
GS
WBA
NA
SK
KB
Bi
FA
DU
LA/GR
FA
DU
LA/GR
EC
GS
keuzedeel
verplicht 2 van 6
vakken
waarvan tenminste 1
taal
KB
1 reservevak
SG
SG
LB
LB
het 'vrije' deel
verplicht al deze
vakken
1 reservevak
het 'vrije' deel
verplicht al deze
vakken
bèta
profielstroomdeel
verplicht al deze
vakken
7
Profielen klas 5/6
Alfa
Bèta
CM
EM
NG
NT
gemeenschappelijke
deel
verplicht al deze
vakken
NE
EN/CAM
LA/GR
MA
LO
NE
EN/CAM
LA/GR
MA
LO
NE
EN/CAM
LA/GR
MA
LO
NE
EN/CAM
LA/GR
MA
LO
profielvakken
verplicht al deze
vakken
WC / WA*
GS
AK
WA
GS
EC
WA / WB*
Bi
SK
WB
NA
SK
profielkeuzevak:
NT 1 uit 2,
NG 1 uit 2,
EM 1 uit 3,
CM 1 uit 4
verplichte keuze 1 vak
FA
DU
KB
Fi
FA
DU
AK
AK
NA
Bi
WD
keuze-examenvak
verplicht 1 vak
FA
DU
Fi
KB
LA/GR
FA
DU
Fi
KB
LA/GR
AK
FA
DU
Fi
KB
LA/GR
AK
GS
EC
NA
FA
DU
Fi
KB
LA/GR
AK
GS
EC
WD
Bi
LB
PWS
LB
PWS
LB
PWS
LB
PWS
1 reservevak
het 'vrije' deel
verplicht alle vakken
8
Extra vak(ken) in klas 4.
Het Sint-Oelbertgymnasium biedt leerlingen ook de mogelijkheid hun algemene ontwikkeling en/of hun
studiekeuzemogelijkheden te vergroten door één of meer extra examenvakken te kiezen. Zo’n extra vak is alleen
haalbaar voor leerlingen die veel belangstelling voor dat vak hebben, uitstekend in staat zijn zelfstandig te
werken en hoger dan gemiddeld scoren.
Reglement extra examenvak(ken) in klas 4 (voor de huidige klas 3)
• Een extra examenvak wordt alleen toegestaan als op het overgangsrapport naar klas 4 is
voldaan aan één van de onderstaande voorwaarden:
1. bij maximaal één vijf: één extra vak;
2. bij gemiddeld 6,5 of hoger, zonder onvoldoenden: twee extra vakken;
3. bij gemiddeld 7 of hoger, zonder onvoldoenden: drie of meer extra vakken;
Leerlingen die niet voldoen aan deze voorwaarden, maar om een bijzondere reden toch
een extra vak willen volgen, worden besproken op de overgangsvergadering.
• Leerlingen geven hun wens voor een of meer extra examenvakken aan bij hun voorlopige
profielstroomkeuze.
• De mentor bespreekt de gemaakte keuze met de leerling: de leerling kan de keuze ook
bespreken met de decaan mevr. M. Herman. Tijdens de ouderavond in april kunnen ouders
de keuze met de docent bespreken en met de mentor en/of decaan.
• Leerlingen geven bij hun definitieve profielstroomkeuze, opnieuw hun wens aan voor één of
meer extra examenvakken.
• Circa twee weken voor de laatste toetsweek bekijkt de leerling of er aan de cijfergrens
voldaan wordt. Zo niet, dan bespreekt de leerling met de mentor of er sprake is van
bijzondere redenen om toch een extra examenvak te nemen. Wanneer dat het geval is, dient
de leerling zelf deze redenen schriftelijk toe te lichten en deze motivatie in te leveren bij de
coördinator.
• De coördinator mevr. M. Verhagen en de mentor maken onder meer op basis van deze
motivatie een voorstel om wel of geen toestemming te geven voor het volgen van het extra
examenvak en de docentenvergadering beslist daarover tijdens de overgangsrapportvergadering. De uitslag van de stemming wordt per mail verstuurd.
• Ouders en leerlingen kunnen schriftelijk bezwaar tegen deze uitslag indienen bij de rector.
De rector deelt de beslissing binnen een week schriftelijk mee aan de leerlingen en ouders.
• Het aanbod van de extra vakken is hetzelfde als van de vakken in het keuzedeel (in klas 5 van
de keuze-examenvakken) in het gekozen profielstroom. Leerlingen die alfa kiezen kunnen
maximaal 1 extra vak nemen; leerlingen die bèta kiezen kunnen kiezen uit maximaal 4 extra
vakken. Tevens kunnen leerlingen die alfa kiezen Biologie als extra vak opnemen (deze
leerlingen hebben dan maximaal 2 extra vakken).
In een extra vak krijgen de leerlingen geen les; alleen wanneer een extra vak door tenminste
tien leerlingen wordt gevolgd, wordt er een sprintuur (één les per week in het betreffende
vak) aangeboden. In klas 4 kan ten hoogste één extra examenvak met een zogenaamd
sprintuur worden gevolgd. Leerlingen die alfa hebben gekozen en Biologie als extra vak
opnemen, krijgen geen sprintuur.
9
• Na toestemming van de coördinator is het mogelijk, afhankelijk van het rooster en na overleg
met de betreffende docent, af en toe verplichte lessen om te zetten in lessen voor een extra
vak. De leerling moet afwezigheid bij de verplichte les wel elke keer doorgeven.
• Wanneer de leerling in de loop van klas 4 overweegt een extra vak te laten vallen, dient
hij/zij eerst met de vakdocent, de mentor en als laatste de decaan te overleggen. Daarna
ontvangt de coördinator een schriftelijke bevestiging van de ouders.
• Desgewenst kan de leerling aan het einde van klas 4 besluiten het extra examenvak te laten
vallen. De leerling en ouders moeten dat schriftelijk meedelen aan de coördinator, uiterlijk in
de laatste week van mei.
• In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de rector.
Wisselen van profiel(stroom)
In de Tweede Fase is het wisselen van profiel(stroom) niet mogelijk.
10
Profielstroom, Profiel en studeren na het Oelbert
Een profiel(stroom) kies je op basis van je persoonlijkheid, je mogelijkheden en je interesse. Samen
met de mentor en de methode Keuzedossier gaat de leerling dit schooljaar voor het eerst
procesmatig aan de slag om kennis op te doen over studie en beroep en om zijn persoonstype in
kaart te brengen. In de jaren daarna stimuleren we leerlingen om zich zelfstandig verder te verdiepen
in hun studiekeuze.
In de moderne maatschappij komen zowel alfa- als bèta opgeleiden goed tot hun recht in veel
beroepen. Het aanbod van opleidingen in Nederland is groot en gevarieerd. Het is de kunst om die
opleiding te zoeken die het beste bij je past. Met een gymnasiumopleiding ligt een universitaire
opleiding voor de hand, maar een HBO-opleiding kan ook heel goed bij je passen. De
profielstroomkeuze is de eerste belangrijke stap.
Vooropleidingseisen in het wetenschappelijk onderwijs
Alle WO-opleidingen in de sector Gedrag en Maatschappij, Taal en Communicatie, Cultuur en Kunst,
Onderwijs en Opvoeding, Recht en Bestuur zijn voor alle profielen direct toegankelijk. Voor
opleidingen in de sector Economie en Bedrijf is het vak economie niet vereist voor leerlingen met een
bètaprofiel. Een alfaleerling moet E&M kiezen om aan een studie in de economische sector te
kunnen beginnen.
In de sector Gezondheid zijn biologie en natuurkunde verplicht voor een geneeskundige opleiding.
De opleidingen in de sectoren Techniek, Exact en Informatica geven de voorkeur aan wiskunde B
boven wiskunde A en daarnaast natuurkunde (in de meeste gevallen). Dat betekent dat je voor het
N&T-profiel moet kiezen om een technische of natuurkundige opleiding te kunnen volgen.
De opleidingen in de sector Aarde en Milieu die door Wageningen Universiteit worden aangeboden
zijn veelal uniek . De meeste opleidingen vragen een N&T of N&G profiel, maar er zijn opleidingen bij
die je ook met E&M of C&M kunt doen (bijvoorbeeld Gezondheid en maatschappij, Bedrijfs- en
consumentenwetenschappen, Bos- en natuurbeheer (wel ak of bio verplicht), Internationale
ontwikkelingsstudies).
11
Informatie over de (examen)vakken in klas 4, 5 en 6
Hieronder presenteren alle vakken zich aan de leerling in de Tweede Fase. Op die manier word je
beter voorbereid op wat je kunt verwachten van het onderwijs in de vakken de komende jaren. In
januari zullen de vakdocenten tevens in de lessen voorlichting geven over de inhoud van hun vak in
de Tweede Fase.
Nederlandse taal en letterkunde
Hoewel je bij het vak Nederlands niets te kiezen hebt, willen we je er toch graag van op de hoogte
brengen wat je in de bovenbouw bij dit vak mag verwachten.
We onderscheiden vijf belangrijke onderdelen in onze moedertaal.
- De spreekvaardigheid: je oefent in spreekbeurten en presentaties voor je grote
eindexamenbetoog in klas 6. Bovendien weet je deel te nemen aan een discussie naar
aanleiding van wat je gehoord hebt bij andere spreekbeurten. Je begrijpt dat je niet alleen
correcte formuleringen moet gebruiken, maar ook een correcte argumentatie. Oefeningen in
formuleren en argumentatie zul je dan ook veelvuldig moeten maken.
- De schrijfvaardigheid: hier hebben we het natuurlijk niet alleen over spelling. Hoezeer een
juiste spelling ook gewenst is, de nadruk ligt toch vooral op de kracht van je woordkeuze,
zinsbouw, alinea-indeling en opzet van het geheel. Wat je bij spreekvaardigheid aan
formuleren en argumenteren geleerd hebt, komt je hier goed van pas. Speciale aandacht
geven we aan de verwerking van bronmateriaal. Waar zoek je wat? Hoe schat je de
betrouwbaarheid van bronnen in? Hoeveel neem je van een bron over? Hoe citeer je? Je legt
in de loop van een schooljaar een schrijfdossier aan waaruit jouw progressie als schrijver
blijkt. Dit handelingsdeel moet je naar behoren afgerond hebben, voordat je aan het
eindexamenonderdeel “schrijven” mag deelnemen.
- De luistervaardigheid: eigenlijk komt dit onderdeel er maar bekaaid van af, want het wordt
niet apart getoetst. Natuurlijk merkt iedereen wel of je bij een spreekbeurt goed geluisterd
hebt aan de mate waarin je na afloop deelneemt aan de discussie. En eigenlijk oefen je jezelf
iedere les in nauwkeurig luisteren als een docent instructie geeft, maar je krijgt dus geen
apart punt.
- De leesvaardigheid: je krijgt steeds moeilijker teksten voorgeschoteld. Je moet dan bewijzen
dat je ze gesnapt hebt door ze samen te vatten of door vragen over die tekst te
beantwoorden. Je krijgt meerkeuzevragen en open vragen. Soms moet je de belangrijkste zin
citeren, een andere keer vragen we je naar de bedoeling van de auteur. Kortom: je krijgt
allemaal vragen waarvan wij denken dat wij uit de antwoorden kunnen aflezen of jij een
goede leesvaardigheid hebt.
Bij alle genoemde onderdelen oefen je met de methode Nieuw Nederlands.
-
Literatuur als cultuuruiting: lezen voor je lijst of lezen voor je lol? Hopelijk weet jij een
combinatie te maken van die twee. Je werkt in de bovenbouw met de literatuurmethode
Laagland. Naast de theorie biedt dit boek veel teksten en een literatuurgeschiedenis. Je
moet delen samenvatten. Die komen, samen met je reflecties over je eigen leesgedrag, in je
literatuurdossier. Dat bestaat hoofdzakelijk uit verslagen van boeken die je gelezen hebt. Ook
12
dit handelingsdeel moet je naar behoren afgerond hebben om recht te hebben op deelname
aan het eindexamen.
Latijn en Grieks
Voor beide talen (4 uren per week) is de opzet en de zwaarte en het aantal uren min of meer gelijk.
In de eerste helft wordt de basismethode (Pallas 2 en Roma 2) afgemaakt.
In de tweede helft ga je kennis maken met ‘echt’ Grieks en/of Latijn (en/of: je mag namelijk met
twee klassieke talen verder na klas 3, het hoeft niet). In de tekstboeken Pallas 3 en Fortuna staan uit
verscheidene genres teksten van verschillende schrijvers uit uiteenlopende perioden.
Je maakt kennis met tekstfragmenten van geschiedschrijvers en redenaars, maar ook lees je
liefdespoëzie of tragedie, of satirische stukjes vol kritiek op de maatschappij van die tijd. Verder kun
je denken aan filosofische teksten (Plato, Seneca) en natuurlijk aan de jou bekende verhalen van
Homeros (over Odysseus en Achilles) en Vergilius (over Aeneas). Zeer gevarieerd dus, leuk en
leerzaam.
Een groot verschil met klassieken in de onderbouw is dat je nu ook gaat kijken naar het hoe en
waarom van de teksten: waarom is de tekst geschreven, wat wil de schrijver zijn lezer vertellen, en
op welke manieren vraagt én krijgt hij de aandacht van ons, die lezer?
Er wordt met studiewijzers gewerkt. Naast proefwerken en proefvertalingen krijg je bij Latijn/Grieks
ook nog gewoon so’s over woordjes en/of grammatica.
13
Frans
Hoe ziet het vak Frans in de klas 4 eruit? De vier vaardigheden lezen, schrijven, spreken en luisteren
worden getraind zodat je in ieder geval genoeg basiskennis hebt om je in het Frans te redden en o.a.
eenvoudige boekjes kunt lezen. Ook blijven we net als in de onderbouw aandacht besteden aan
Frankrijkkunde dat vanzelfsprekend is als je deze taal bestudeert.
Je kunt er ook voor kiezen om je kennis van het Frans uit te breiden.
In klas 5 en 6 worden dezelfde vaardigheden getraind op een hoger niveau. Er wordt gestreefd naar
afwisseling in werkvormen: zo oefenen we spreekvaardigheid in tweetallen of kleine groepen met
afwisselend materiaal naast de leerboeken. Luistervaardigheid kun je trainen met de opdrachten uit
je boek, maar uiteraard ook met Franse programma’s zoals nieuwsuitzendingen of filmfragmenten.
Onze mediatheek is toegerust om een kleine groep leerlingen individueel luisteroefeningen te laten
maken.
Daarnaast ga je in klas 5 en 6 kennismaken met de Franse literatuur. We bestuderen dan gevarieerde
teksten (proza, poëzie en toneel) en ook hier kiezen we afwisseling in de werkvormen. Uiteraard
wordt ook een klein aantal boeken gelezen.
Duits
Wat gaan we doen? Op de eerste plaats krijg je alle vier vaardigheden die je nodig hebt om in een
Duitstalige omgeving je weg te vinden. Dat wil zeggen: leesvaardigheid, schrijfvaardigheid,
luistervaardigheid en spreekvaardigheid. Van die vier vaardigheden worden er aan het eind van het
jaar maar drie getoetst. Welke dat zijn, blijft een verrassing. Het moet per slot van rekening wel
spannend blijven.
Het niveau van Duits in klas vier is heel anders dan in de onderbouw. Daar waren alle teksten die je
onder ogen kreeg speciaal voor het onderwijs bewerkt.
Maar in de bovenbouw krijg je echt Duits, zo uit kranten, tijdschriften, radio of tv geplukt en in de
klas gepresenteerd. We gaan samen een echt goed boek lezen en een Duitse film bekijken, en nu
eens zonder ondertiteling. We schrijven samen een paar foutloze Duitse brieven. En ook leer je een
eenvoudige presentatie in het Duits te houden.
Kortom: na dit jaar beheers je alle vaardigheden op basisniveau. Goed genoeg om na dit jaar Duits af
te sluiten. Maar je kunt er ook voor kiezen om ermee door te gaan in klas 5 en 6. Het interessante
daaraan is, behalve dat je er dan eindexamen in doet en het cijfer dus op je cijferlijst verschijnt (doet
het goed bij sollicitaties in handel en industrie), dat je ook literatuur krijgt. En als je weet dat de
Duitse literatuur tot de mooiste en beste van Europa behoort, is je keuze gauw gemaakt …
14
Engels
In klas 4, 5 en 6 volgen alle leerlingen verplicht hetzelfde basisprogramma. In alle jaren komen steeds
dezelfde vaardigheden opnieuw aan bod, te weten:
- schrijfvaardigheid, waarin spelling, woordkeuze en grammatica besloten liggen.
- luister- en kijkvaardigheid
- spreekvaardigheid, waarin uitspraak en gespreksvaardigheid besloten liggen.
- leesvaardigheid.
Steeds worden deze vaardigheden aan de hand van telkens nieuwe onderwerpen geoefend en
verdiept; onderwerpen als "Ierland", "Amerika", "Een jaar in het - Engelstalige - buitenland, enz.
Ook literatuur komt in alle jaren stevig aan bod, met onderwerpen als "de Renaissance", "de
Romantiek", en "oorlogsliteratuur" bijvoorbeeld, en met het zelfstandig lezen en in de klas
bespreken van romans, toneelstukken en gedichten. We proberen steeds de ratio, en de emotie en
de muze gelijkelijk aan bod te laten komen.
In alle lessen is de voertaal zoveel mogelijk het Engels.
Niet iedereen kan Engels, maar iedereen kan wel Engels leren. Er is geen Engelsman die geen Engels
spreekt.
Geschiedenis
Welke onderwerpen?
Geschiedenis in de bovenbouw bestaat niet meer uit abstracte thema’s als “oorlog en vrede”,
“opvoeding en onderwijs”, “volkscultuur en feestcultuur”, maar benadrukt de ontwikkeling van
overzichtskennis en het kunnen indelen in – en herkennen van – de verschillende tijdvakken.
De onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn zeer divers: in de bovenbouw doorloop je
namelijk alle tijdvakken van de oudheid tot aan de éénentwintigste eeuw. Daarbij kun je
onderwerpen tegenkomen als het Byzantijnse rijk, keizer Napoleon III en de oorlog in Vietnam. Maar
ook bekende onderwerpen als Karel de Grote, de Franse revolutie en de koude oorlog passeren de
revue. In klas 4 komt bovendien de hele geschiedenis van Nederland aan bod, van de Oudheid tot
heden – een afwisselende materie.
Wat wordt er van je verwacht?
Als leerling in de bovenbouw van het gymnasium moet je beschikken over een gedegen feitenkennis.
Wij redeneren daarbij dat je de feiten pas werkelijk kent als ze ook worden begrepen. Dit betekent
dat je al je antwoorden met (controleerbare!) feiten moet kunnen onderbouwen. Kennis van de
geschiedenis hebben houdt dus ook in: betekenis kunnen geven aan de historische feiten. Behalve
15
kennis moet je ook inlevingsvermogen hebben: dat wil zeggen dat je in elk geval bereid bent om te
proberen je te verplaatsen in een andere tijd, waarin de mensen andere emoties en motieven
hadden dan nu – kortom dat je het verleden probeert te begrijpen vanuit het perspectief van de
mensen uit dat verleden zelf. Pas daarna kun je een afgewogen eigen oordeel over dat verleden gaan
vormen.
Wat leer je nog meer bij het vak geschiedenis?
De veelheid aan informatie, verspreid over zoveel landen en periodes kan wel eens verwarrend
werken. Daarom leer je vooral historisch inzicht te ontwikkelen, dat wil zeggen: om de kernmerken
van de verschillende tijdvakken te herkennen. Door een grote variëteit aan bronnenmateriaal te
bestuderen krijg je een steeds beter beeld van elk tijdvak. Door de verschillende personen, landen en
standpunten ga je zien dat het nét allemaal wat anders ligt, dan je in de onderbouw misschien
veronderstelde. Ingewikkelder, maar interessanter. Na verloop van tijd ga je ontwikkelingen in de
geschiedenis herkennen en de tijdvakken en hun opeenvolging logisch vinden. Als je zó ver bent, ben
je klaar voor het nieuwe eindexamen.
Voor het vak geschiedenis is het meestal niet voldoende als je enige tijd voor een toets begint met
het leren van de stof. Historisch inzicht ontwikkel je door er langere tijd mee bezig te zijn,
bijvoorbeeld door mee te doen aan activiteiten in de klas.
Als extra-vakker is dit meestal niet mogelijk, omdat de mogelijkheid om les te volgen ontbreekt. Het
volgen van geschiedenis als extra vak is dus praktisch niet mogelijk.
Aardrijkskunde
Aardrijkskunde presenteert zich graag als een actueel vak met een belangrijke algemeen vormende
waarde. Veel onderwerpen die in het nieuws zijn, hebben geografische raakvlakken. Of het nu gaat
over ruimtelijke ordening, over de noodzaak de rivierdijken in Nederland te verhogen, over
tsunami’s, het ‘hurricane season’ of over Afrikanen die met gammele bootjes proberen Europa te
bereiken.
In klas 4, 5 en 6 komen zowel fysisch als sociaal-geografische onderwerpen aan bod. In de vierde
leggen we de basis voor de onderwerpen van het schoolexamen en het centraal examen. Dat doe we
aan de hand van een aantal thema’s, zoals geologie, bodemkunde, klimaat- en weersystemen,
demografie, ruimtelijke ordening en noord-zuid tegenstellingen.
Daarbij moet je denken aan actuele onderwerpen zoals
de mondiale migratieproblematiek
de aanleg van grote infrastructurele werken (HSL / Betuwelijn / Tweede Maasvlakte)
locatiekeuze voor nieuwbouwwijken
klimaatveranderingen
veranderend leefmilieu
continentbewegingen
16
Ook ‘het land’ is terug van weggeweest in de Nieuwe Tweede Fase. ‘Leerlingen vinden landen leuk’,
weten we uit ervaring. Wanneer je de thema’s die hierboven zijn genoemd leert toepassen in een
land, dan leer je veel gemakkelijker generaliseren. Daarmee bedoelen we, dat je je dan in andere
landen ook gemakkelijker kunt oriënteren.
Aan het begin van klas 4 staat het veldwerk in Zuid-Limburg op het programma. Daar voer je je eerste
praktische opdracht uit die meetelt voor je schoolexamendossier.
Wiskunde A, C en B
In klas 4 volgen leerlingen of een WAC- of een WBA-programma.
Bij wiskunde B ligt de nadruk op de formele en abstracte kant van het vak en wordt er meer
zelfstandigheid vereist bij het bestuderen van de theorie, tevens dien je vaardig en inzichtelijk om te
gaan met formules en algebraïsche berekeningen.
Je moet bijvoorbeeld in staat zijn om bepaalde vergelijkingen en waarden zonder hulp van de
grafische rekenmachine op te lossen en te berekenen, bewijs leveren van de stof, een exact
antwoord geven, herleiden van breuken en werken met meetkundige figuren.
Bij wiskunde A en C gaat het vooral om toepassing van de wiskunde in praktijksituaties, denk o.a. aan
statistiek, kansberekening en vaak maak je dankbaar gebruik van de (grafische) rekenmachine. De
formele kant van de wiskunde is hier dan ook minder aanwezig.
Wiskunde D kun je alleen bij N&T kiezen. Het kan een profielkeuzevak zijn, een keuze-examenvak of
een extra vak.
Het is vooral belangrijk als je echt de exacte kant op gaat, bijvoorbeeld naar een van de technische
universiteiten. Als je iets wilt gaan studeren waarbij de vakken wiskunde B en meestal ook
natuurkunde verplicht zijn.
Wiskunde D is voor degenen die goed in wiskunde zijn en het ook een leuk vak vinden. In wiskunde D
krijg je o.a. te maken met statistiek en kansrekening, wiskunde in wetenschap, dynamische modellen
(rekenen aan veranderende of bewegende systemen), analytische meetkunde en
keuzeonderwerpen. Het vak is nog in ontwikkeling want het wordt vanaf schooljaar 2008-2009 voor
het eerst gegeven.
Natuurkunde
In de klassen 4, 5 en 6 komen achtereenvolgens aan bod :
van domein A, vaardigheden, de subdomeinen:
taalvaardigheden, reken/wiskundige vaardigheden, informatievaardigheden, technisch-instrumentele
vaardigheden, ontwerpvaardigheden, onderzoeksvaardigheden, maatschappij studie en beroep.
17
van domein B, Elektriciteit en magnetisme, de subdomeinen: elektrische stromen,
elektromagnetisme, inductie en wisselstromen;
van domein C, mechanica, de subdomeinen: rechtlijnige bewegingen, kracht en moment, arbeid en
energie, kromlijnige beweging.
van domein D, warmteleer, de subdomeinen: gas en vloeistof, thermische processen;
van domein E, golven en straling, de subdomeinen: licht ( deels ), trilling en golf,
radioactiviteit.
Scheikunde
In de klassen 4, 5,en 6 komen aan bod:
van domein A, vaardigheden, de subdomeinen:
taalvaardigheden, reken/wiskundige vaardigheden, informatievaardigheden, technisch-instrumentele
vaardigheden, ontwerpvaardigheden, onderzoeksvaardigheden, maatschappij studie en beroep.
van domein B, stoffen structuur en binding, de subdomeinen:
processen/reacties, atoombouw en periodiek systeem, bindingstypen en eigenschappen, namen en
formules.
van domein C, koolstofchemie, de subdomeinen :
toepassingen van synthetische polymeren, andere toepassingen van koolstofverbindingen, reacties
van koolstofverbindingen, structuren van koolstofverbindingen.
van domein D, biochemie, de subdomeinen :
stofwisseling, structuren van biochemische stoffen.
van domein E, kenmerken van reacties, de subdomeinen :
toepassingen, reactiesnelheid, evenwichten, rekenen aan reacties.
van domein F, chemische techniek, de subdomeinen :
het maken van stoffen, het scheiden en zuiveren van stoffen,stoffen aantonen, analysetechnieken,
procesindustrie.
van domein G, zuren en basen, de subdomeinen :
toepassingen, onderzoek, kenmerken reacties en de Bronstedt-theorie, berekeningen,namen en
formules.
van domein H, redox, de subdomeinen :toepassingen, redox als proces, redoxreacties.
18
Biologie
Wat is het nut van het vak biologie?
Met biologie krijg je je hele leven te maken. In je persoonlijk leven maar ook in je werk
Bij iedereen spelen zaken als ziekte, lichaamsverzorging, voortplanting en seksualiteit een belangrijke
rol. En ook in heel veel beroepen moet je rekening houden met gezondheid, milieu, hygiëne,
erfelijkheid, voedselproductie en andere biologische aspecten.
Als je in klas 4 kiest voor biologie dan krijg je voldoende biologische bagage mee voor je latere werk
maar ook voor je verdere privé-leven.
Wat krijg je zoal bij biologie?
Je doet heel veel kennis op over hoe levende wezens in elkaar zitten en hoe het mogelijk is dat zij
levensverschijnselen vertonen. En hoe zij van elkaar afhankelijk zijn. En hoe we met onze kennis
ziekten kunnen bestrijden, milieuproblemen veroorzaken en op kunnen lossen, enzovoorts,
enzovoorts.
Uiteraard doen we ook veel practica. Uiteindelijk zul je in staat zijn met allerlei biologische
technieken een eigen experimenteel onderzoek uit te voeren.
Laat je niet weerhouden om Biologie als extra vak te kiezen: we verwachten dan dat je de grote
stukken van de stof zelfstandig kunt doornemen. We zijn als docent natuurlijk bereid je daarbij te
helpen.
Dus:
Biologie is een leuk en nuttig vak. ’t Gaat vaak over je eigen lijf, je hebt er later heel dikwijls in je werk
mee te maken en ’t is nog interessant ook..
Meer weten?
Je kunt voor verdere informatie natuurlijk terecht bij de biologiedocenten.
Algemene Natuurwetenschappen ( o.v.)
Het vak ANW staat voor: Algemene Natuurwetenschappen. Tijdens de ANW lessen worden de
natuurwetenschappelijke vakken (natuurkunde, scheikunde, biologie en aardrijkskunde) op een
andere manier benaderd dan bij deze vakken zelf gebeurt. Gaat het bij deze vakken vooral om de
kennis en de wetenschap zelf, bij ANW gaat het buiten enige kennis met name om de
maatschappelijke relevantie, de geschiedenis van de natuurwetenschap en de
natuurwetenschappelijke aanpak. De leerlingen worden tijdens de lessen onder andere aangezet tot
het voeren van discussies (denk bijvoorbeeld aan genetische manipulatie in de medische wereld) en
het houden van (poster)-presentaties over natuurwetenschappelijke onderwerpen (bijvoorbeeld
poster heelal). Ook gaan de leerlingen op bedrijfsexcursie om de wetenschap in (productie)bedrijf te
zien. Tenslotte zullen de leerlingen ook zelf onderzoek doen vanuit de uitgebreid aan bod komende
19
natuurwetenschappelijke methode. Dit laatste zal ook het hoofdthema zijn tijdens de zogenaamde
Limburgweek, waarin de leerlingen Limburg vooral (natuur)-wetenschappelijk zullen leren kennen.
Het vak ANW dient elke leerling op het Oelbertgymnasium in het 4e leerjaar te volgen en geldt als
een examenvak. Dit betekent dat er gedurende het jaar volgens een examenreglement getoetst zal
worden op theorie en praktische opdrachten. Op het eind van het 4e jaar zal het vak worden
afgesloten.
Economie
Economie is leuk en lastig. Het is leuk omdat je gaat leren hoe de maatschappij economisch in elkaar
zit. Daartoe leer je een hoop theorie en ontdek je dat die theorie ook in de praktijk van alledag te
vinden is. De praktijk zie je in de kranten, hoor je op het nieuws op radio en tv, lees je in tijdschriften,
hoor je veel van op prinsjesdag, merk je in je portemonnaie aan de prijzen die je moet betalen voor
de spullen die je koopt, en nog veel meer. Economie is dus bij uitstek een vak dat zowel theoretisch is
als praktisch. Basis is de theorie en die begint in klas 4.
Bij die theorie hoort een stevig potje wiskunde. Dat vinden veel leerlingen minder leuk, zelfs lastig. In
de praktijk blijkt steeds weer dat mensen met een hekel aan wiskunde er eigenlijk best mee kunnen
werken als ze zich er toe zetten om het te doen. Economie is verder lastig omdat je veel zelf moet
doen. Dus zelf iets zoeken, zelf de sommen maken, zelf nakijken.
In klas 3 wordt er geen les gegeven in het vak economie. Ter kennismaking worden er gedurende het
jaar gastlessen gegeven, zodat leerlingen een goed beeld krijgen van het vak voordat ze het
eventueel kiezen. Mocht dit toch niet voldoende zijn, dan zijn de economiedocenten altijd bereid
individueel extra informatie te geven over economie in de bovenbouw.
Kunst Beeldend
“Een gelikt stukje artwork zegt meer dan duizend formules” kopte de
Volkskrant op 29 september 2012. “Picasso maakt nu games. Echte kunst
vind je tegenwoordig in de games van Nederlandse ontwerpers” vervolgde
de krant op 20 oktober 2012.
Beelden werken!
Er is in deze tijd veel informatie ter beschikking. Beelden helpen deze informatie over te brengen. In
één oogopslag trekken beelden aandacht. Ze vatten samen, werken op het onderbewuste,
verhelderen ingewikkelde zaken, inspireren, nodigen uit. Het is een zegen wanneer je kunt omgaan
met beelden. In elke studie en in elk beroep is het handig ze te kunnen ontwikkelen en interpreteren.
20
Niet alleen de technisch ingenieur of de kunstenaar in de dop, maar ook een advocaat of chirurg
heeft bovendien profijt van de typische vaardigheden en algemene houding die KB aanbrengt door
het stimuleren van juist de andere helft van de hersenen. Voorbeelden hiervan: het zelf zoeken naar
meer dan één oplossing, nieuwe wegen durven bewandelen, vindingrijke combinaties maken,
associërend gedrag, esthetisch gevoel, motorische controle, criteria bepalen en eigen onderzoek
opzetten, mening kunnen vormen door middel van kritisch kijken, interpreteren, grote verbanden
zien, kunnen omgaan met emoties van jezelf en van anderen. Door zo’n advocaat of chirurg wil ik mij
wel laten helpen!
Wij zijn blij dat op het Sint-Oelbertgymnasium zowel Alfa’s als Beta’s Kunst als eindexamenvak
kunnen kiezen en daadwerkelijk kiezen. Ook de economische aspecten van beelden (reclame,
massamedia) komen aan bod in theorie en praktijk. Hoewel de praktijk beeldend is (platte vlak,
ruimtelijk en animatiefilm), richt de theorie zich op cultuur en cultuurgeschiedenis, dus ook op
muziek, dans en drama.
Je rondt je beeldend werk (S.E. 50% meetellend) af met o.a. tweemaal een heuse ‘Meesterproef’. Het
theoretisch centraal examen(C.E. 50% meetellend) zal per computer gaan (compex). Kunst Beeldend
scoort op het Oelbert hoog.
Wij adviseren extra vakkers minimaal 1 reguliere les bij te wonen per week.
Levensbeschouwing
In de klassen 4, 5 en 6 komen achtereenvolgens verschillende aspecten van het vak
levensbeschouwing aan bod.
In klas 4 ligt de nadruk op de ethiek, het handelen van de mens, de praktische kant van
levensbeschouwing ( waarden en normen). Ons handelen en hoe wij denken over wat goed handelen
is en wat niet, berust op wat wij belangrijk vinden, de moeite waard, op wat wij willen bereiken in
het leven (waarden).Daarnaast besteden we aandacht aan de relatie man/vrouw in historisch, sociaal
en ethisch perspectief.
21
In klas 5 gaan we na hoe er in de loop van de geschiedenis en op verschillende plaatsen gedacht is
over religie, de theoretische kant van levensbeschouwing, religie als cultureel verschijnsel. Na een
algemene inleiding gaan we dieper in op één religie, nu het christendom, met bijzondere aandacht
voor de bronnen, bij het christendom de bijbel.
In klas 6 tenslotte ligt het accent op afzonderlijke thema's, bv. het kwaad, of de vraag 'bestaat God?'
(wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen 'God bestaat niet'), of vragen en discussies rond de islam,
of andere (actuele) onderwerpen naar keuze.In dit jaar wordt getracht de leerling zelf op zoek te
laten gaan naar die momenten in het leven waarbij we uit onze ‘comfortzone’stappen.Verder
kijkennen reiken naar het ons onbekende in het leven .
Bij alle onderwerpen in deze drie jaren is het van belang onze eigen visie te verbreden en te
verdiepen.
Om daar een samenhangend en overzichtelijk geheel van te maken beginnen we in klas 4 met de
aanleg van een dossier, dat we in de loop van klas 5 en 6 verder zullen uitwerken.
Studium Generale
In klas 4 krijg je voor Studium Generale filosofie.
Filosofie
.
Wat is filosofie?
Filosofie houdt zich bezig met vragen als:
• Wat is het verschil tussen mens en dier?
• Zijn er absolute normen en waarden die voor alle mensen gelden?
• Is het gevoel een bron van kennis?
• Is de zintuiglijke waarneming altijd betrouwbaar?
• Wordt menselijk gedrag bepaald door de genen of door de cultuur?
• Heeft de mens behoefte aan een moraal?
• Wat maakt een redenering logisch geldig?
• Wat is het verschil tussen kennis en mening?
Dit zijn enkele vragen die in de filosofielessen aan de orde komen. Zoals je ziet zijn de onderwerpen
zeer verschillend. Toch bestaat er ook een verwantschap tussen dit soort vragen. Het zijn
fundamentele vragen, waarop het antwoord niet direct te geven is. In de filosofie wordt geprobeerd
de antwoorden zo goed mogelijk te beargumenteren. De geschiedenis van de filosofie is dan te zien
als het aanleggen van een reservoir van denkbare antwoorden. Filosofie biedt geen pasklare
antwoorden, maar laat zien dat het antwoord dat je geeft afhangt van het perspectief dat je kiest en
de vooronderstellingen die je hanteert.
Bovenstaande vragen behoren tot de deelgebieden van de filosofie, die in de lessen centraal staan:
wijsgerige antropologie, ethiek, kennis- en wetenschapsleer, sociale filosofie, metafysica,
cultuurfilosofie en esthetica.
22
Waarom filosofie?
Vanaf de klassieke oudheid tot nu heeft de mens vragen gesteld over de werkelijkheid en de vele
aspecten daarvan. Nu worden vele van deze vragen beantwoord door de moderne wetenschap.
Maar er blijven dan nog een aantal belangrijke vragen onbeantwoord.
Tevens roepen de moderne wetenschap en techniek ook weer nieuwe vragen op. Denk aan het
milieu. Wat is eigenlijk de plaats van de mens binnen de gehele natuur? Willen we de natuur
beheersen en kunnen we dat eigenlijk wel? Moeten we de mens ook tot de natuur rekenen of niet?
Denk bijvoorbeeld aan genetische modificatie, waardoor het misschien mogelijk wordt een nieuw
soort mens te scheppen in een laboratorium. Mag dit allemaal of moet dit verboden worden?
Filosofie kan zo een samenhang laten zien in onze versnipperde wereld. Filosofie kan ook een
verrijking zijn van je eigen alledaagse ervaringen en gedachten over het leven.
Wat leer je?
Een filosofieles begint met een vraag, een concrete ervaring of een voorbeeld. Stel, je vraagt naar het
verschil tussen mannen en vrouwen. Dan moet deze vraag worden geanalyseerd. Is het verschil
wezenlijk of bijkomstig? Zijn de verschillen te verklaren door onze natuurlijke aanleg of zijn ze juist
een product van de cultuur waarin wij leven? Veelal zal dan blijken dat een vraag nauw verbonden is
met andere vragen, dat een vraag uiteenvalt in een aantal deelvragen en dat een vraag vanuit
verschillende perspectieven bekeken kan worden.
Voor het beantwoorden van een vraag is het van belang de vooronderstellingen in meningen,
standpunten en theorieën te onderzoeken. Kortom, waar gaat men eigenlijk van uit als men iets
beweert? Welke normen en waarden spelen een belangrijke rol en wat is daarbij je mens- en
wereldbeeld?
Een antwoord kan gevonden worden in de geschiedenis van de filosofie, maar ook door te proberen
zelf een antwoord te beargumenteren. Dit is mogelijk door zelfstudie, door een groepsgesprek of een
schriftelijk werkstuk.
Je krijgt zo veel informatie over de geschiedenis van de filosofie, de verschillende stromingen en de
actuele meningsverschillen.
Maar je leert ook een aantal vaardigheden, die voor een vervolgopleiding van groot belang zijn:
• Het analyseren van complexe vraagstukken
• Het analyseren en beoordelen van een betoog
• Het zelf formuleren en verdedigen van een logisch correct betoog
• Het achterhalen van de vooronderstellingen van een betoog
• Het onderkennen van verschillende posities ten aanzien van een vraagstuk.
Filosofie als eindexamenvak
Filosofie kan als profielkeuzevak gekozen worden in het profiel Cultuur en Maatschappij. Dit profiel
bereidt voor op studies in sociale wetenschappen, geschiedenis, recht, psychologie, pedagogiek,
journalistiek enz. Daarnaast kan het vak gekozen worden als keuze-examenvak in de vier profielen.
Filosofie wordt beoordeeld in een schoolexamen en een centraal examen.
Het schoolexamen bestaat uit een examendossier met als belangrijkste onderdelen:
• Het beantwoorden van vragen en oplossen van vraagstukken over filosofische onderwerpen
23
Het uitvoeren van enkele praktische onderzoeksopdrachten over een filosofisch vraagstuk.
Bijvoorbeeld: literatuurstudie, het schrijven van een essay of het houden van een mondelinge
voordracht.
Voor het centraal examen wordt een filosofisch thema vastgesteld, waar de examenkandidaten zich
in het laatste jaar speciaal op moeten voorbereiden. Zo’n thema kan zijn: ‘Identiteit’, ‘Deugdethiek’
of ‘Rede en religie’. Dit thema wordt gekozen uit de hiervoor genoemde deelgebieden van de
filosofie.
•
Zowel in het schoolexamen als in het centraal examen gaat het er om de verworven kennis toe te
passen. Het is van belang of je geleerd hebt om op een filosofische manier te denken en je mening op
een deugdelijke, filosofisch verantwoorde manier te beargumenteren.
24
Tijdpad profielstroomkeuze voor de leerlingen in klas 3
Woe 3 sept.
Kennismakings- en voorlichtingsavond over de Tweede Fase, de profielstroomkeuze en de
keuzebegeleiding voor de ouders/verzorgers van leerlingen in klas 3, vanaf 19.30u.
Half okt –dec.
Lessen keuzebegeleiding door de mentoren van klas 3.
Ma 26 januari
Voorlichtingsavond over de profielstroomkeuze voor ouders/verzorgers
26 jan. tot 30 jan. De docenten van klas 3 geven klassikaal de nodige inlichtingen over hun vak. Informatie
over nieuwe vakken in klas 4 krijg je apart aangeboden. Alle docenten zijn natuurlijk bereid
meer toelichting aan jou of aan je ouders te geven. De decaan komt in de klas.
Do 5 februari
Invoeren van de voorlopige profielstroomkeuze van klas 3 door Mw. M. Verhagen. Het
invoeren gebeurd digitaal, op school.
Februari - april
Je kunt je voorlopige profielstroomkeuze ter advies aan je vakdocenten, je mentor en de
decaan voorleggen.
Wo 15 april
Ouderavond klas 3. Je ouders kunnen met de vakdocent o.a. de prognose bespreken
Ma 13 - 16 april Je mentor in klas 3 en de schooldecaan mevrouw M. Herman beoordelen je voorlopige
profielstroomkeuze en je eventuele keuze voor een extra examenvak. Zij brengen een
advies uit aan jou en aan je ouders. Dit advies is mede gebaseerd op de prognose van de
vakdocenten. Ook je schoolcarrière, je capaciteiten en je belangstelling worden betrokken
in dit advies. Als dit advies strijdig is met jouw voorlopige keuze, neem dan zo snel mogelijk
contact op met je mentor. Het kan een reden zijn om jou en je ouders uit te nodigen deze
keuze met docent, mentor of decaan te bespreken op een ouderavond.
Do 16 april
Leerlingen klas 3 krijgen brief met schooladvies mbt hun voorlopige profielstroomkeuze.
Mentoroudermiddag/avond klas 3. Je ouders kunnen met je mentor het advies over je
voorlopige profielstroomkeuze en de extra vakken bespreken.
Di 21/ do 23 april Gelegenheid voor een gesprek van de schooldecaan voor je ouders met jou erbij. Vanaf
14.00 uur tot 21.00 uur. Wilt u s.v.p. dag en tijdstip afspreken via de receptie tel 0162 –
447474. Jij of je ouders kunnen uiteraard ook eerder met je mentor of schooldecaan je
definitieve keuze bespreken.
Vr 24 april
Ma 20 juli
Uiterste inlever datum van je definitieve profielstroomkeuze met het (de) extra vak(ken).
Na deze datum kan jouw profielstroomkeuze niet meer worden gewijzigd.
12.00u Uiterste datum inleverdatum bezwaarschrift bij afwijzing van je extra vak, bij de
rector. De rector deelt de beslissing binnen een week per mail mee aan je ouders.
Volgend jaar krijg je uitvoeriger informatie over studiebegeleiding en de profielkeuze in klas 5 en 6,
evenals over studie en studeren na het gymnasium.
Ik wens je veel succes met je profielstroomkeuze.
25
M. Herman, decaan
26