Nauwelijks inzicht in complexiteit problematiek loverboyslachtoffers Auteurs Anke van Dijke en Linda Terpstra Samenvatting Vaak beginnen de problemen al in de kinderjaren. Het misbruik binnen het loverboycircuit en in de prostitutie kan gezien worden als een doorgaande lijn van verwaarlozing, mishandeling en misbruik waar deze meiden al van jongs af aan mee te maken hebben. Thuis mishandelt, verwaarloost of misbruikt. Op school gepest en buitengesloten. In de vroege puberteit zijn het jongens uit de buurt, leerkrachten, opa’s en vreemden die hun handen niet thuis kunnen houden. Op het moment dat deze meiden niet meer onder direct toezicht staan van volwassenen zijn ze, zwart-wit gezegd, loslopend wild voor loverboys; jongens die een neus hebben voor kwetsbaarheid. De vraag is gerechtvaardigd waar deze doorgaande lijn van geweld in afhankelijkheidsrelaties stopt. Het is niet moeilijk voor te stellen dat deze meiden in de volgende fase van hun leven te maken krijgen met huiselijk geweld. En het is evenmin moeilijk voor te stellen dat hun kinderen slachtoffer worden van verwaarlozing, misbruik en mishandeling. Uit het onderzoek komt naar voren dat deze meisjes baat hebben bij gespecialiseerde behandeling. Generieke zorgprogramma’s, zoals deze in de jeugdzorg en de jeugd-ggz worden geboden, zijn niet toereikend. Ook niet als deze worden aangevuld met seksuele voorlichting, voorlichtingsprogramma’s over loverboys en weerbaarheidstrainingen. Het is zaak dat we de problematiek van deze meisjes messcherp analyseren en in de kern begrijpen. Het is zaak dat we ons realiseren dat structureel misbruikte, mishandelde en verwaarloosde kinderen zich anders ontwikkelen dan ‘normale’ kinderen en dat de zorg moet aansluiten bij deze afwijkende ontwikkeling. Anders zijn we water naar de zee aan het dragen. In dit kader is het zorgwekkend dat de gespecialiseerde zorg ter discussie staat en men van mening is dat generieke zorgprogramma’s toereikend zijn. Het onderzoek Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie laat zien dat er geen gemakkelijke recepten zijn voor de hulpverlening en behandeling van seksueel getraumatiseerde meiden in het algemeen en slachtoffers van loverboys in het bijzonder en is een pleidooi voor landelijk werkende specialistische voorzieningen. Over de auteurs Anke van Dijke en Linda Terpstra zijn beide directeur-bestuurder van Fier Fryslân. Fier is een expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De organisatie richt zich op het voorkomen en stoppen van geweld en biedt hulp bij de gevolgen van geweld. Als derdelijnsvoorziening heeft zij de functie van last resort voor jongeren waarvoor de hulp in de reguliere jeugdzorg en de reguliere ggz niet toereikend is. Het gaat hierbij met name om loverboy slachtoffers, slachtoffers van eergerelateerd geweld en meiden die kampen met de gevolgen van vroegkinderlijke traumatisering. Samen met de onderzoeksgroep van Fier schreven Linda Terpstra en Anke van Dijke de publicatie Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie. 1 [woorden: 7.347] 1. Loverboyproblematiek: typische puberteitsproblematiek? Loverboyproblematiek wordt gezien als een typisch probleem dat bij de puberteit en de adolescentie hoort: de fase waarin kinderen zich ontwikkelen van kind tot volwassene. In deze periode worden het directe toezicht en de bescherming van volwassenen steeds minder. Pubers en adolescenten hebben als ontwikkelingstaken: autonomie verwerven ten opzichte van hun ouders en leren omgaan met vrije tijd, vriendschappen, relaties, intimiteit en seksualiteit. Meisjes die in deze fase van hun leven niet stevig in hun schoenen staan en minder weerbaar zijn, zouden meer risico lopen dan andere meisjes om gespot te worden door een loverboy. Dit zou ook gelden voor meisjes met heftige puberteitsproblematiek, voor meisjes die overbeschermd zijn opgevoed en meisjes waar juist te weinig op is gelet door hun ouders. Ten slotte worden ook meisjes uit multiproblemgezinnen, meisjes met een hulpverleningsgeschiedenis en meisjes met een lichte verstandelijke beperking aangemerkt als ‘at risk’ voor jongens met foute bedoelingen. Het onderzoek ‘Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie’ laat zien dat loverboyproblematiek veel meer omvat dan het woord doet vermoeden. Eerste grootschalige onderzoek naar slachtoffers loverboys ‘Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie’ is het eerste grootschalige wetenschappelijke onderzoek naar slachtoffers van loverboys in Nederland. Het betreft een onderzoek naar de meiden die in de periode van 1 januari 2008 tot 1 juli 2011zijn opgenomen bij Asja. Asja biedt specialistische opvang en behandeling aan meiden in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar, die via loverboytechnieken in een (grijs) prostitutiecircuit zijn beland of hierin dreigen te belanden. Het zorgprogramma Asja is erkend door de onafhankelijke erkenningscommissie interventies en opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI). Asja heeft ruim 14 jaar ervaring met meisjes en jonge vrouwen die zijn gebruikt en misbruikt, geïntimideerd en mishandeld door mannen die voor het ‘snelle geld’ gaan. Wat ooit begon als een ‘bed, bad en brood voorziening’ is uitgegroeid tot een landelijk werkende kleinschalige voorziening voor opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys, pooier(boy)s, kinder- en mensenhandelaren. Het is de enige voorziening in Nederland die uitsluitend meisjes en jonge vrouwen opvangt die slachtoffer zijn van loverboys c.q. mensenhandelaren. Het onderzoek is uitgevoerd door de onderzoeksgroep van Fier Fryslân, onder leiding van prof.dr. F. Lamers Winkelman, emeritus hoogleraar preventie en hulpverlening inzake kindermishandeling. Ten behoeve van het onderzoek zijn de dossiers van 104 meisjes en jonge vrouwen geanalyseerd. De dossiers bevatten informatie van de meiden zelf, hun ouders, verwijzers, mentoren, gedragswetenschapper(s), psychiater(s), eerdere hulpverleners, de politie en van justitiële instellingen. Aanvullend heeft er een literatuuronderzoek plaatsgevonden, diepte-interviews met de Asja-meiden en focusgroepen met professionals die werkzaam zijn bij Asja. De meiden van Asja zijn gemiddeld 17,4 jaar oud als ze binnenkomen bij Asja. Binnen de onderzoeksgroep is de jongste 12 jaar oud en de oudste 23 jaar. Meer dan de helft is minderjarig (56%). De meesten hebben al een forse hulpverleningscarrière achter de rug als ze opgenomen worden. Loverboy = violent boy Loverboys richten zich op kwetsbare meiden, isoleren hen van hun ouders en vrienden zodat ze hen volledig in hun macht hebben. Loverboys maken gebruik van verleidings- of loverboytechnieken. Dat wil zeggen dat ze voorwenden verliefd te zijn op een meisje en een relatie met haar aan gaan. Dat 2 neemt niet weg dat deze – vaak jonge – mannen ook gebruik maken van intimidatie en grof geweld. De ‘relaties’ zijn doorgaans zeer gewelddadig. Soms is er in de beginfase nog geen sprake van geweld. Het is echter geen uitzondering dat al heel vroeg in de ‘relatie’ gebruik wordt gemaakt van geweld en intimidatie. In Loverboys: feiten en cijfers vertellen jonge mannen over de wereld van loverboys en pooiers. Martijn K., 23 jaar en veroordeeld voor mensenhandel zegt: ‘Natuurlijk word je niet van de ene op de andere dag een pooier. Je moet sterk in je schoenen staan, afstand houden van jouw meisjes en een meisje zo nu en dan een klap kunnen uitdelen. Als je daar moeite mee hebt, moet je er niet aan beginnen want dan trek je het niet.’ Nuray H., 17 jaar en veroordeeld voor geweldpleging en diefstal beschrijft de wereld van een loverboy alsvolgt: ‘Ik heb alles gedaan wat verboden is maar nog nooit hoeren verkocht. Soms speel ik wel eens met de gedachte om ook loverboy te worden. Ik heb het daar vaak met vrienden over. Maar als ik me dan voorstel dat mijn eigen zuster achter het raam zou staan, laat ik dat idee weer varen. Aan de andere kant kun je er goed geld mee verdienen, het is easy money. Als ik loverboy zou zijn dan zou ik een mooi meisje uitzoeken dat niet moeilijk doet over seks. Je moet het natuurlijk wel goed aanpakken want het kan gevaarlijk zijn. Zo’n meisje kan aangifte doen, een klant vragen de politie te bellen. Sneaky, hoor. Sta ik daar op de hoek van de straat de wacht te houden, komt de politie me ineens met een man of zes arresteren. Dat moet je zien te voorkomen door dat meisje te chanteren of te bedreigen. Je zegt bijvoorbeeld dat je haar of haar familie zal vermoorden als ze naar de politie stapt.’ (Van Dijke en Terpstra, 2005) Ervaringen met geweld en intimidatie Vrijwel alle meiden (91%) geven aan dat ze door ‘hun’ loverboy fysiek, seksueel of psychisch mishandeld zijn (respectievelijk 69%, 62% en 48%). Lindy zegt hier over: “Ik kreeg bijna iedere dag klappen en het werd steeds erger. Ook heeft hij een paar keer geprobeerd om mijn keel dicht te knijpen. Dan had ik de volgende dag allemaal blauwe plekken in mijn hals. Op een dag sloeg hij me zo hard dat ik bewusteloos raakte. Ik weet niet hoelang ik daar op de grond heb gelegen. Ik zat onder het bloed en toen besefte ik: dit wil ik niet langer. Als ik hier blijf ga ik dood.” Niet alleen loverboys mishandelen en misbruiken de meiden, ook anderen die zich in het loverboycircuit bewegen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om seksueel misbruik, gevolgd door fysieke mishandeling en emotionele mishandeling (respectievelijk 57%, 50% en 34%). Daarnaast rapporteert ook nog eens een derde van de meiden geweld door klanten, met name psychisch en seksueel geweld (respectievelijk 34% en 17%). Toch was het voor de meeste meiden niet de eerste keer dat ze met geweld werden geconfronteerd. Driekwart heeft een achtergrond van huiselijk geweld en kindermishandeling. De helft heeft thuis ook al te maken gehad met lichamelijk, psychisch of seksueel geweld (respectievelijk: 39%, 17% en 15%). Ook geregistreerde politiecontacten, verslaving van en psychiatrie bij (een van de) ouders en/of broers en zussen worden regelmatig gerapporteerd. En daar blijft het niet bij. De overgrote meerderheid (85%) meldt daarnaast nog geweldservaringen buitenshuis, waarbij seksueel geweld op de eerste plaats komt. Van iedere tien meisjes zijn er zes aangerand of verkracht door klasgenoten, familieleden (niet zijnde ouders), leerkrachten, buurtgenoten of onbekenden. Daarnaast hebben zij buitenshuis ervaringen met lichamelijk en psychisch geweld (respectievelijk 49% en 31%). Als we inzoomen op seksueel misbruik ontstaat het volgende beeld. Het overgrote deel van de meiden is al lang voordat ze ‘hun’ loverboy ontmoeten begluurd, betast, aangerand en verkracht: 15% thuis en 74% buitenshuis. In het loverboycircuit is seksueel geweld ook aan de orde van de dag: loverboys zelf, hun vrienden en klanten bezondigen zich er aan (respectievelijk 62%, 57% en 17%). 3 Alles bij elkaar opgeteld heeft 99% Van de meiden te maken gehad met misbruik en mishandeling. Het geweld beperkt zich niet tot één pleger of één leefmilieu. Integendeel. Deze meisjes lijken nergens veilig te zijn en zich niet te kunnen verweren tegen geweld en seksueel misbruik. Doorgaande lijn van verwaarlozing, mishandeling en misbruik De problematiek van de meeste loverboyslachtoffers staat niet op zichzelf. Er is sprake van een doorgaande lijn van geweld en verwaarlozing: 1) verwaarlozing, misbruik en mishandeling beginnen vaak al vroeg: in de voorschoolse of de basisschoolleeftijd; 2) veel meiden krijgen zowel in het eerste, het tweede als het derde pedagogische milieu – thuis, school en vrije tijd – te maken met misbruik en mishandeling; 3) het geweld wordt gepleegd door volwassenen en leeftijdgenoten en er zijn meerdere plegers. Het ligt voor de hand dat deze lijn zich doorzet en dat deze meiden als (jong) volwassene te maken krijgen met partnergeweld en een aanzienlijk risico lopen straks hun eigen kinderen te verwaarlozen of te mishandelen. De conclusie lijkt gerechtvaardig dat loverboyproblematiek niet zozeer gezien moet worden als puberteitsproblematiek maar vooral als een, bij deze fase passende, uitingsvorm van structurele en doorgaande verwaarlozing, misbruik en mishandeling. Er is sprake van een hoge mate van revictimisatie en een hoog risico op intergenerationele overdracht. voorschoolse leeftijd basisschool leeftijd (vroege) puberteit / adolescentie (jonge) volwassenheid Slachtoffer van: Slachtoffer van: Slachtoffer van: Betrokken bij: - Kindermishandeling - Kindermishandeling - Kindermishandeling - Kindermishandeling - Huiselijk geweld - Huiselijk geweld - Huiselijk geweld - Huiselijk geweld - Vechtscheidingen - Vechtscheidingen - Vechtscheidingen - Vechtscheidingen - Pesten - Pesten - Geweld en (seksueel) - Geweld en (seksueel) - Geweld en (seksueel) misbruik buiten het misbruik buiten het misbruik buiten het gezin gezin gezin Buitenshuis Thuis Doorgaande lijn van verwaarlozing, misbruik en mishandeling - Gedwongen prostitutie - Gedwongen prostitutie en andere vormen van en andere vormen van misbruik misbruik Waarom gaat ze niet weg? Bij slachtoffers van loverboys en gedwongen prostitutie wordt vaak de vraag gesteld: “Waarom is ze niet weggegaan?” We weten dat de meiden over het algemeen ontzettend bang zijn voor ‘hun’ vriend, ze zijn geïntimideerd en bedreigd, gedrogeerd en getraumatiseer. Hierdoor durven ze niet weg te gaan of zijn ze zo murw zijn dat ze niet eens meer denken aan weggaan. De vraag “Waarom is ze gebleven?” is misschien wel interessanter dan de vraag “Waarom is ze niet weggeaan?”. Een loverboy slachtoffer vertelde dat ze eigenlijk nooit stil had gestaan bij het feit dat ze door haar ‘vriend’ geslagen, geschopt en gestompt werd. Zo lang ze zich kon herinneren werd ze namelijk al geslagen en geschopt. Eerst door haar ouders. Later door vriendjes. Pas in de opvang is ze gaan beseffen dat dit niet normaal is en wat geweld met je doet. Dit meisje bleef bij haar loverboy voor die (sporadische) keren dat hij lief en teder voor haar was, dat hij iets voor haar meenam, dat hij iets aardigs tegen haar zei. Dat had ze namelijk nog niet meegemaakt in haar leven. Een ander meisje zegt hierover: “Ik heb me mijn hele leven alleen gevoeld. Ik was altijd op zoek naar aandacht. Die aandacht zocht ik van jongs af aan bij jongens uit de buurt. Jongens die misbruik van me maakten, die me vanaf mijn dertiende seksueel misbruikten. Ze zagen aan me dat ik onzeker en gemakkelijk was. En dat was ik ook. Seks hebben werd ‘gewoon’ voor me. Ik dacht er niet bij na. Als ik maar aandacht kreeg.” 4 Niet alleen thuis kregen veel van deze meiden geen aandacht, vaak werden ze ook buitenshuis afgewezen, gepest en buitengesloten. Bijna 70% van de loverboy slachtoffers is gepest door leeftijdgenoten. Dit is een bijzonder hoog percentage als je het afzet tegen het landelijk gemiddelde in het voortgezet onderwijs: 9,4% van de leerlingen geeft aan weleens gepest te zijn. Het gevoel ‘er niet bij te horen’ en geen aansluiting te kunnen vinden bij medescholieren blijkt een groot probleem. Bruce Perry, een Amerikaanse kinderpsychiater, geeft aan dat kinderen die te maken hebben met misbruik, mishandeling en verwaarlozing zich afwijkend ontwikkelen, waardoor ze zich anders gedragen dan andere kinderen. Hierdoor worden ze als ‘vreemd’ en ‘bedreigend’ gezien, waardoor zij op school vaak gepest en buitengesloten worden. Thuis verwaarloosd, mishandeld of misbruikt en door andere kinderen buitengesloten en gepest: deze meiden hunkeren naar aandacht en waardering. Hierdoor zijn ze een makkelijke prooi voor jongens en mannen met verkeerde bedoelingen. Bovendien komen ze maar al te makkelijk in deviante groepen jongeren terecht (lees: criminele, loverboy- en prostitutie circuits) omdat ze niet geaccepteerd worden door leeftijdgenoten. [kader] Ellen groeit op bij haar vader en moeder en twee jongere broertjes. Als Ellen’s vader zijn baan verliest en elders in het land een andere baan kan krijgen, verhuist het gezin. Ellen (9) komt terecht op een school waar ze er duidelijk niet bij hoort. Het is eerder regel dan uitzondering dat ze door een groepje kinderen wordt opgewacht en wordt vernederd. Het gaat zelfs zo ver dat Ellen bijna dagelijks wordt opgesloten in een container. De ouders van Ellen krijgen wel iets mee van het pesten, maar zien niet in hoe erg het is. Gesprekken die zij op school voeren, lijken weinig uit te halen. Het pesten gaat door, ook wanneer Ellen op twaalfjarige leeftijd voortgezet onderwijs gaat volgen. Op het voortgezet onderwijs doet Ellen echter wel nieuwe contacten op. Wanneer een clubje op school alcohol drinkt doet Ellen mee, maar altijd nét even meer dan de rest. Na de alcohol volgen de jointjes en pillen. Als Ellen gebruikt, voelt ze zich goed. Ze is ontspannen, zeker van zichzelf en in staat om contact met anderen te maken. Ze gaat naar feestjes, waar ze zich uitdoft in de meest extreme kleren. Mensen, met name mannen, zien haar ineens staan. De ouders van Ellen zijn blij dat Ellen vrienden heeft. Ze kleedt zich wel wat uitdagend, maar ach.. dat hoort ook bij de leeftijd. Ellen is dan 14 jaar. In de loop van de tijd raakt Ellen steeds verder verstrikt in feesten en wordt afhankelijk van alcohol- en drugs. Seksuele handelingen onder invloed komen niet zelden voor. School heeft allang geen prioriteit meer; geen tijd meer voor. Er moet geld op de plank komen voor alcohol, drugs en mooie kleding. Hiervoor steelt Ellen geld, ook van haar ouders. Ellen’s ouders hebben geen idee dat Ellen niet meer naar school gaat; ’s ochtends gaat ze netjes voor schooltijd de deur uit en komt na schooltijd weer terug. Haar ouders trekken aan de bel bij de jeugdzorg, als ze merken dat Ellen automutileert en aangeeft suïcidegedachten te hebben. Tevens hebben ze het gevoel geen enkele controle meer te hebben op Ellen; ze lijkt onhandelbaar te zijn geworden. Ellen wordt daarop op vijftienjarige leeftijd in een crisisopvang geplaatst. Haar onderwijs wordt op dat moment ‘officieel’ gestopt. In de crisisopvang kan Ellen opnieuw geen aansluiting vinden bij groepsgenoten. De plaatsing heeft geen effect en Ellen vervalt in haar oude leefwijze. Wanneer ze tijdens een feest een vijfendertigjarige Surinaamse man leert kennen, groeit haar zelfvertrouwen. Hij prijst haar de hemel in, is aardig voor haar en motiveert haar gezond te leven en minder drugs te gebruiken. Ellen is verliefd. Na enige tijd stemt Ellen in met een ‘experiment’ waarbij ze zich laat filmen terwijl ze onder invloed van ecstasy seks heeft met vrienden van de man. Wanneer hij aangeeft met deze filmpjes te willen adverteren, geeft Ellen voorzichtig aan hier weinig voor te voelen. Dit is het moment waarop Ellen van haar roze wolk valt; de man noemt haar een vieze geschifte hoer, ze dacht toch niet echt dat hij om haar gaf? Na lange tijd vlucht Ellen, net 16 jaar geworden, naar de politie, waarna ze in Asja terechtkomt. Wanneer ze binnenkomt is Ellen een erg schuw, stil en verlegen meisje. Ze heeft jarenlang weinig tot geen onderwijs gevolgd; ze was niet op school aanwezig, of was onder invloed van alcohol of drugs en kon geen aansluiting vinden bij de meeste van haar leeftijdsgenoten. Bij binnenkomt had Ellen al een en ander laten vallen over het feit dat ze vaak gepest is, maar de last van haar pestverleden lijkt zwaarder te wegen dan ze wil toegeven. Het blijft een terugkerend onderwerp. Uiteindelijk is Ellen voor de keus gezet: of we gaan het nu écht over je pestverleden hebben of het blijft je in de weg zitten. In therapie is Ellen’s hele pestverleden doorgewerkt. Hierbij is onder andere EMDR ingezet, waarbij de nare herinneringen van Ellen zijn aangepakt. Ellen is zes maanden lang bezig is geweest 5 met de verwerking van haar pestverleden. Alle verdriet, pijn en ellende kwamen boven, maar na verloop van tijd groeit Ellen’s vertrouwen in zichzelf, met veel vallen en opstaan. Duidelijk is geworden dat pesten Ellens kinder- en jeugdjaren heeft verpest. Ondanks intensieve behandeling, is Ellen voor haar leven getekend. [einde kader] Meiden zien zichzelf niet als slachtoffer Een belangrijk dilemma in de aanpak van deze problematiek is dat veel meisjes die in handen vallen van een loverboy zichzelf niet als slachtoffer zien. Dit heeft met verschillende mechanismen te maken. Ten eerste. Voor veel meiden is het ‘normaal’ dat ze mishandeld en misbruikt worden. Hun lichamelijke en emotionele grenzen zijn nooit gerespecteerd en nu weten ze niet meer waar hun grenzen liggen. Niemand heeft hen geleerd weerbaar te zijn. Integendeel. Haar weerbaarheid is systematisch afgebroken. Ze hebben geleerd hun mond te houden; ze hebben geleerd te zwijgen. Ze hebben geleerd de knop om te zetten en te overleven. Ze hebben hun hele leven in angst geleefd: dat is normaal voor deze meiden. Ze waren als kind loyaal aan hun ouders, die hun grenzen niet respecteerden en hen niet beschermden. Voor deze meiden is het eigenlijk heel normaal om misbruikt en mishandeld te worden zonder te overwegen om weg te gaan bij diegene die je mishandelt en misbruikt. Geweld en verwaarlozing is een status quo voor deze meiden. Pas als het geweld extreme vormen aanneemt, wordt het geproblematiseerd. Zoals bij het meisje dat opeens beseft dat ze het er misschien niet levend vanaf zal afbrengen als ze niet vlucht. Ten tweede. Wim Slot, hoogleraar Studies in Childprotection, zei onlangs tijdens een congres: “Deze kinderen nemen enorme risico’s voor een snipper aandacht”. Hij doelde hiermee op kinderen met een verleden van misbruik, mishandeling en verwaarlozing; kinderen die getraumatiseerd zijn en problemen hebben met hechting. Deze kinderen zijn zo wanhopig op zoek naar liefde en aandacht dat ze alles over hebben voor die snipper aandacht. Net zoals het meisje dat eerder aan het woord kwam. Ondanks alle geweld en verkrachtingen hield ze van haar vriend, vanwege die sporadische momenten van tederheid en aandacht. Kortom, als we deze meiden los willen weken van hun loverboy, zullen we beter moeten zijn dan loverboys wat betreft waardering, aandacht, liefde, genegenheid en betrouwbaarheid. Ten derde. Deze meiden zijn in de war over seksualiteit, intimiteit en relaties. Vaak verwarren ze seks met liefde. Juist misbruikte meisjes kregen van hun vader of anderen die hen misbruikten, aandacht en waardering als ze misbruikt werden. Zoals het meisje dat als peutertje al werd begluurd en betast door haar vader. Toen haar ouders uit elkaar gingen, ging het misbruik tijdens de bezoekregelingen gewoon door. De nieuwe vriend van haar moeder was ook grensoverschrijdend. Dit meisje is niet alleen in de war over wat normaal is; ze heeft geleerd dat mannen aardig voor je zijn als je ze toestaat seks met je te hebben. Aanrandingen en verkrachtingen leveren op een ambivalente manier dus ook iets op. Bij extreem misbruik kan het voorkomen dat meiden er in de loop van de jaren van overtuigd zijn geraakt dat ‘naar bed gaan met mannen’ en ‘praten met mannen’ het enige is waar ze echt goed in zijn. Ten slotte hebben we nog altijd een zeer ambivalente houding ten opzichte van gedwongen seks en gedwongen prostitutie. Seks is pas afgedwongen als we ons met hand en tand verzet hebben. Er is pas sprake van prostitutie als er – zichtbaar – betaald is voor de seks. Een meisje dat in het loverboycircuit gedwongen werd om met vrienden en vage kennissen van haar vriend naar bed te gaan, zei hier over: “Nee, het was geen prostitutie. Ik ben niet gedwongen. Ik heb niet geschreeuwd, gegild of gekrabd. Ik ben niet weggelopen. Ik ben steeds teruggegaan.” In hetzelfde gesprek vertelde ze dat ze ontzettend bang was voor haar vriend en voor zijn vrienden. 6 Revictimisatie De meest voorkomende klacht na seksueel misbruik is geseksualiseerd gedrag: excessief masturberen, overdreven seksuele nieuwsgierigheid, promiscue en wervend seksueel gedrag, uitdagend seksueel spel, ongewone kennis van seksualiteit, provocerend seksueel gedrag naar volwassenen of kinderen. De tweede meest frequente klacht is een posttraumatische stresstoornis.i Je zou denken dat slachtoffers van seksueel misbruik niets meer moeten hebben van seks. Soms is dit inderdaad het geval. Maar veel vaker is er sprake van geseksualiseerd gedrag. De reactie die je het minst verwacht, komt dus het vaakst voor. ‘Een kind dat seksueel wordt misbruikt, wordt geconfronteerd met seksueel gedrag waar het qua leeftijd en ontwikkeling nog niet aan toe is. De seksuele ontwikkeling van het kind vindt plaats op een manier die disfunctioneel is, gezien de leeftijd en de betekenis die seksualiteit krijgt. Het kind wordt bijvoorbeeld voor seksueel gedrag beloond of krijgt liefde en aandacht in ruil voor seks, of seksueel gedrag wordt geassocieerd met geweld en bedrog. Een van de belangrijkste gevolgen is dat het kind al jong geseksualiseerd gedrag gaat vertonen. Seks is de manier om iets gedaan te krijgen in een relatie, om liefde te krijgen of om het gevoel van eigenwaarde te verhogen. Er zijn aanwijzingen dat adolescenten die als kind seksueel zijn misbruikt zich eerder in risicovolle seksuele interacties begeven, met een grotere kans op soa en ongewenste zwangerschappen. Revictimisatie (herhaald slachtofferschap) kan zich voordoen wanneer, als gevolg van een (oud) gevoel van machteloosheid, slachtoffers minder assertief zijn. Er is veelvuldige empirische evidentie voor revictimisatie van slachtoffers van seksueel misbruik. Behalve gebrek aan assertiviteit en risicovol seksueel gedrag kunnen psychologische problemen en alcohol- en drugsgebruik van invloed zijn. Ten slotte kan het slachtoffer als gevolg van stigmatisatie een negatief zelfbeeld ontwikkelen, met als gevolg acting-out gedrag of juist het vermijden van relaties.’ii Als signalen van seksueel misbruik bij kinderen van 10 jaar en ouder worden onder meer genoemd: acting-out gedrag en destructief gedrag zoals: middelenmisbruik, seksueel actief, prostitutie, suïcidaliteit, automutilatie, eetstoornis, verkeerde vrienden, zich ontrekken aan gezag van de ouders of zich juist isoleren, terugtrekken, niets meer willen, niets leuk vinden.iii Vroegkinderlijke chronische traumatisering De gevolgen van herhaald misbruik, mishandeling en verwaarlozing zijn doorgaans problemen met gehechtheid, hechtingsstoornissen, traumatisering en disfunctionele strategieën om met stress en negatieve emoties om te gaan. Een zeer complexe vorm van traumatisering is vroegkinderlijke (chronische) traumatisering. Deze vorm van traumatisering zie je bij kinderen die langdurig zijn blootgesteld aan een combinatie van diverse vormen van kindermishandeling, waaronder seksueel misbruik, huiselijk geweld, verwaarlozing en psychische mishandeling. Klachten en problemen doen zich voor op vrijwel alle ontwikkelingsgebieden en levensterreinen. De klachten van deze kinderen worden vaak niet herkend als mogelijke gevolgen van traumatisering. En worden als aparte symptomen en ziektebeelden gezien. Ze worden gediagnosticeerd met ADHD of een leerstoornis en krijgen onterecht medicatie voorgeschreven om hun concentratie te verbeteren. De gebrekkige emotieregulatie, het beperkte mentaliserend vermogen, de sociale problemen en verstoorde gehechtheid worden regelmatig toegeschreven aan een stoornis in het autistisch spectrum. Dissociatie wordt vaak niet herkend en kan leiden tot ‘onverklaarbare’ gedragsproblemen. Om de complexiteit van de problematiek te vatten, hebben traumadeskundigen voor deze problematiek de diagnose Developmental Trauma Disorder voorgesteld. Een belangrijk kenmerk van deze stoornis is dat: - de gebeurtenissen plaatsvinden binnen het systeem waarin het kind opgroeit, de sociale omgeving, die verondersteld wordt juist de bron van veiligheid en stabiliteit te zijn; 7 - de gebeurtenissen tegelijkertijd of opeenvolgend optreden en verschillende vormen van kindermishandeling impliceren: affectieve en pedagogische verwaarlozing, seksueel misbruik, lichamelijke mishandeling, getuige zijn van huiselijk geweld. - de gebeurtenissen zijn chronisch en beginnen in de vroege jeugd. - De gevolgen zijn divers en vergroten de kans op volgende traumatisering. De eerste reeks ervaringen leidt tot: emotionele ontregeling, verlies van een veilige thuisbasis, verlies van richting, onvermogen om gevaar te herkennen of er adequaat op te reageren. Een volgende reeks van traumatiserende ervaringen betreft doorgaans opnieuw een opeenstapeling van verschillende vormen van geweld en verwaarlozing.’ Verslechtering of klinische symptomen kunnen zich manifesteren op zeven gebieden: hechting, biologie, emotieregulatie, dissociatie, gedragsregulatie, cognities en zelfbeeld. De verslechtering vindt plaats in een ontwikkelingscontext en is ook van invloed op het vervolg van de ontwikkeling. [kader] de diagnose Developmental Trauma Disorder omvat de volgende clusters van samenhangende kenmerken en problemeniv: - ervaren van herhaald en ernstig interpersoonlijk geweld; - significante onderbrekingen in de hechting; - affectieve en fysiologische disregulatie, waaronder problemen in affectregulatie, regulatie van lichaamsfuncties, zoals slapen, eten, over/onder reactiviteit op geluid en aanraking, verminderd bewustzijn/dissociatie van lichaamssensaties, emoties en lichaamstoestand; - disregulatie van aandacht en gedrag, zoals preoccupatie met gevaar, zichzelf niet kunnen beschermen, zichzelf geruststellen door hoofdbonken of obsessieve masturbatie, zichzelf beschadigen, zich niet doelgericht kunnen gedragen; - disregulatie van zichzelf en relaties, waaronder preoccupatie met veiligheid van verzorger, negatief zelfbeeld, wantrouwen, agressie ten opzichte van anderen, niet passende manieren van intimiteit zoeken zoals erotiserend gedrag, onvermogen om empathie te reguleren zoals geen of teveel empathie tonen; - posttraumatische spectrum symptomen; - verstoring in het functioneren op één of meerdere van de volgende gebieden: school, gezin, leeftijdsgenoten, justitie, lichamelijk en werk. [einde kader] Als kinderen met een complex trauma geen adequate hulp krijgen, ontstaan er in de kindertijd vaak internaliserende problemen, zoals teruggetrokken gedrag, depressie en concentratieproblemen. In de vroege puberteit is er vervolgens vaak sprake van een omslagpunt en ontstaan er – naast internaliserende problemen - ook externaliserend probleemgedrag, gezags- en gedragsstoornissen en oppositioneel gedrag. De kans is groot dat deze kinderen op den duur persoonlijkheidsproblematiek ontwikkelen, zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis of een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Loverboyproblematiek: puberteitsproblematiek? Resumerend. Loverboyproblematiek is geen op zichzelf staand fenomeen. Voor de meeste slachtoffers van loverboys dat hun leven en hun ontwikkeling getekend zijn door geweldservaringen. Kinderen die van jongs af aan en structureel met traumatische ervaringen te maken hebben, ontwikkelen zich anders dan andere kinderen. Deze afwijkende ontwikkeling leidt er vaak toe dat deze kinderen gepest en buitengesloten worden door leeftijdgenoten. Wanhopig op zoek naar wat liefde en waardering, nemen ze enorme risico’s voor een snipper aandacht. Loverboys weten uitermate slim en geraffineerd in te spelen op de enorme behoefte aan aandacht, genegenheid en intimiteit van deze kwetsbare meiden. Als we werkelijk tot ons door laten dringen met welke problemen deze getraumatiseerde kinderen en jongeren worstelen op het terrein van vriendschappen, relaties, intimiteit en seksualiteit dan zouden 8 we begrijpen dat kinderen met deze achtergrond juist in de puberteit en adolescentie een hoog risico lopen op revictimisatie (herhaald slachtofferschap) enerzijds en recidive anderzijds. We zouden ons dan de vraag stellen hoe we deze kinderen hier tegen kunnen beschermen. We zouden ons ook de vraag stellen op welke manier deze kinderen veilig kunnen experimenteren met relaties en seksualiteit. Voordat we met oplossingen komen, moeten we de essentie van de problematiek begrijpen. 9 2. Hulpverlening aan slachtoffers van loverboys: state of the art Professionals geven aan dat er in de residentiële jeugdzorg nogal wat meiden te vinden zijn die vroegrijp zijn, die te wijs zijn voor hun leeftijd, die veel experimenteren, losbandig zijn en promiscue gedrag laten zien. Bij deze constatering blijft het maar al te vaak. Immers, wat kun je er aan doen als een meisje vroeg rijp is of als ze duidelijk behoefte heeft om veel te experimenteren. Slachtoffers van seksueel misbruik – waaronder slachtoffers van loverboys - worden door professionals vaak niet herkend als slachtoffer. In het onderzoek Loverboys en hun slachtoffers wordt een professional geciteerd die zegt dat veel meiden, die worden aangemerkt als slachtoffer van een loverboy, dit helemaal niet zijn omdat ze met jan-en-alleman flirten en naar bed gaan. Het stereotype beeld van slachtoffers van seksueel misbruik, is dat ze een afkeer hebben van mannen en seks. Dit kan het geval zijn. Maar er is ook een groep die na misbruik juist hyperseksueel gedrag laat zien. In plaats van de vraag te stellen waarom deze meiden niet bij hun leeftijd passend (seksueel) gedrag laten zien, krijgen zij archetypen opgeplakt als ‘er vroeg bij zijn’, ‘vroeg rijp’, ‘losbandig’ en ‘promiscue’. Meestal wordt er niet ingegrepen door professionals. Men labelt het gedrag als experimenteergedrag dat bij de puberteit en adolescentie hoort; niet als mogelijk signaal van eerdere misbruikervaringen of van verwaarlozing. Toch zijn professionals zelden gealarmeerd als meiden veel en jong ‘experimenteren’. De metafoor van de toeschouwers die toekijken hoe de drenkeling verdrinkt, is hier op zijn plaats. Professionals: hoge mate van tolerantie om te experimenteren met intimiteit en seksualiteit Vroeger was het duidelijk: je ging pas met elkaar naar bed als je getrouwd was. Tegenwoordig hebben we niet meer van dergelijke heldere normen waar (professionele) opvoeders het gedrag van jongeren aan kunnen toetsen. Veel (professionele) opvoeders beklagen zich dat vandaag de dag de norm onder jongeren lijkt te zijn: niets is gek en alles mag. Jongeren zouden op seksueel gebied grenzeloos zijn. Dit heeft echter niet geleid tot een debat over de vraag hoe professionals in de residentiële zorg om moeten gaan met deze ‘grenzeloosheid’. Integendeel. Gek genoeg lijkt er in de praktijk juist een hoge mate van tolerantie te zijn als het gaat om het experimenteren met intimiteit en seksualiteit. In de residentiële jeugdzorg pleit men voor gemengde groepen. Het zou niet natuurlijk zijn om met gescheiden meiden- en jongensgroepen te werken. Bovendien zouden jongeren in internaten – net zoals jongeren die thuis wonen – moeten kunnen experimenteren met relaties, intimiteit en seksualiteit. Pleidooien om seksueel misbruikte meiden (in eerste instantie) in meidengroepen op te vangen, worden wat laatdunkend terzijde geschoven. Men lijkt zich nauwelijks bewust te zijn van de kwetsbaarheid van kinderen en jongeren in de residentiële jeugdzorg op dit terrein. Zij worden benaderd als ‘normale’ jongeren. Verliefdheden, relaties en seksualiteit worden niet of nauwelijks begeleid. Kwart van alle kinderen in residentiële jeugdzorg krijgt te maken met misbruik Uit het onderzoek van de commissie Samson kwam naar voren dat bijna een kwart van alle kinderen in de residentiële jeugdzorg te maken krijgt met seksueel misbruik. Meestal wordt het misbruik gepleegd door een groepsgenoot; vrijwel zonder uitzondering jongens. Van iedere 1000 meisjes in de residentiële jeugdzorg worden er 264 misbruikt. Ter vergelijking: van alle Nederlandse kinderen krijgt 74 van de 1000 te maken met seksueel misbruik. Alleen al deze cijfers onderstrepen de urgentie om in de residentiële jeugdzorg de omgang tussen jongeren onderling tot top prioriteit te verheffen. Daarbij is het van groot belang dat professionals zich er van bewust zijn dat: 1) het overgrote deel van de kinderen en jongeren uit een situatie komt van huiselijk geweld, misbruik, mishandeling en verwaarlozing; 2) deze kinderen een afwijkende ontwikkeling hebben, juist ten aanzien van relaties, 10 intimiteit en seksualiteit; en 3) dat de begeleiding van deze kinderen op deze terreinen er dus anders uit moet zien dan die van niet beschadigde kinderen. Het argument dat meiden en jongens in de jeugdzorg de ruimte moeten krijgen om met relaties en seksualiteit te experimenteren is levensgevaarlijk als dit niet zorgvuldig wordt begeleid. Uit het onderzoek Loverboys en hun slachtoffers komt naar voren dat de hulp aan seksueel misbruikte meisjes in de jeugdzorg grotendeels bestaat uit twee interventies. Enerzijds voorlichting over relaties, seksualiteit en seksueel gezond gedrag. Anderzijds het versterken van de weerbaarheid van meisjes. Dit is echter niet de essentie van het probleem van deze meiden. De essentie van de problematiek is (vroegkinderlijke) traumatisering, problemen rond hechting, een negatief zelfbeeld etcetera. Híer moet in de hulpverlening en behandeling de aandacht naar uitgaan. Bovendien zou er een visie moeten zijn op het ontstaan c.q. de ontwikkeling van dadergedrag bij jongens en hoe de behandeling van jongens daarop zou kunnen en moeten inspelen. Als we hier geen duidelijke visie op ontwikkelen dan zijn we zelf mede debet aan recidive en revictimisatie. [Kader] Fight-flight-freeze Chafia is seksueel misbruikt in de residentiële jeugdzorg. Ze is een schriel meisje van 14 jaar. Ze is van jongs af aan ernstig misbruikt door haar broer en haar vader. Ze stottert. Als het over seks, haar vader of haar broer gaat dan komt ze helemaal niet meer uit haar woorden; dan schrijft ze de woorden op of ze noemt één voor één de letters: ‘S-E-K-S’ of ‘V-A-D-E-R’. Chafia is uit huis geplaatst. Ze kwam terecht in een gemengde groep. Op een dag vraagt een groepsgenoot of ze even mee gaat naar zijn kamer. Hij doet zijn deur dicht en rand haar op een grove manier aan. Chafia kan er nauwelijks over praten en onwillekeurig beeld ze uit waar hij haar allemaal heeft aangeraakt en betast. Chafia heeft als klein meisje al geleerd dat verzet niet helpt, ze bevriest, ze dissocieert. Hierdoor is Chafia bijzonder kwetsbaar voor revictimisatie. Haar groepsgenoot kan eigenlijk met haar doen wat hij wil. Chafia is toch al ‘weg’. Globaal zijn er drie reactiepatronen op schokkende, traumatische of levensbedreigende gebeurtenissen: vechten, vluchten of bevriezen. Niet iedereen reageert hetzelfde; niet iedereen vecht of vlucht. Veel kinderen verstijven, bevriezen of verzetten zich niet omdat ze doodsbang zijn voor de dader(s). Als iemand in een ernstig bedreigende situatie komt en niet kan vluchten of vechten, dan kan zijn of haar geest zich tijdelijk onttrekken aan de realiteit, die onacceptabel is. Dat wordt dissociatie genoemd. [Einde kader] Gemengde groepen niet altijd wenselijk ‘Vanwege het risico op seksueel misbruik is het niet altijd wenselijk om meiden en jongens in gemengde groepen te plaatsen in internaten.’ Dit is een van de bevindingen van de commissie Samson, die onderzoek deed naar seksueel misbruik in de jeugdzorg. In dit kader willen we nog wijzen op het effect van stigmatisering van loverboyslachtoffers in de jeugdzorg. Bij de meeste meisjes in jeugdzorgplus voorzieningen is er sprake van (vermoedens van) loverboyproblematiek. Annick zit nu in een meidengroep, een groep voor meiden die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy. Eerder was ze geplaatst in een gemengde groep. Zij zegt: “Hier ben ik gewoon Annick. In die andere voorziening was ik dat hoertje.” In de meidengroep is iedereen aangerand, verkracht en misbruikt. Dat is ‘normaal’. Daarin onderscheidt Annick zich niet van de andere meiden. Maar in een gewone (jeugdzorg)voorziening viel je juist op als je in de prostitutie had gewerkt. Daar was ze niet Annick maar ‘dat hoertje’. Daar roddelen de andere meiden en jongens over haar en voor jongens was het maar al te vaak een vrijbrief om haar seksueel te benaderen. Daarom praatte Annick niet over de gedwongen prostitutie, over de aanrandingen en groepsverkrachtingen in de algemene (jeugdzorg)voorziening; niet met leeftijdgenoten en niet met hulpverleners. Doordat ze er niet over praatte, kon ze ook niet geholpen worden. Je kunt je afvragen of we in de jeugdzorg de kat het spek op de bek binden. Chafia die ernstig getraumatiseerd is door jarenlang misbruik door haar broer en vader weet niet meer hoe ze zich kan 11 verzetten tegen grensoverschrijdend gedrag, aanranding en verkrachting. Thuis beschermde niemand haar; in de jeugdzorg is er ook niemand die haar beschermd. De geschiedenis herhaalt zich. De jongen die haar aanrandde is thuis wellicht nooit gecorrigeerd op grensoverschrijdend, intimiderend en gewelddadig gedrag. In de jeugdzorg is er ook niemand die hem begrenst. Ook misbruikte kinderen en jongeren moeten weer ‘normaal’ met de andere sekse leren omgaan. Maar de kans is levensgroot dat als je misbruikte, mishandelde, verwaarloosde en getraumatiseerde kinderen bij elkaar zet, er bij de ene helft sprake is van revictimisatie en bij de andere helft sprake is van recidive. De training in daderschap en slachtofferschap moet stoppen. Dat gaat niet vanzelf. Een meisje als Chafia wordt niet weerbaar door haar onbegeleid en onbehandeld tussen een groep jongens te zetten die door hun verleden vaak weer grensoverschrijdend en intimiderend gedrag vertonen. Je gunt Chafia dat ze eerst behandeling krijgt, voordat ze (onbegeleid) moet oefenen met jongens. Haar aanrander gun je ook dat hij behandeld wordt voor de onderliggende problematiek waardoor hij dadergedrag vertoont. En als de behandeling aanslaat mag hij pas ‘oefenen’ met meisjes. 12 3. De mensenhandelaren in spé zitten ook in de jeugdzorg Laten we er van uitgaan dat het bij Chafia om een ‘gewone’ aanranding ging, ‘gewoon’ misbruik. Het gaat weer een stap verder als jongens verdienen aan de meiden. In gemengde groepen zitten potentiële mensenhandelaren in dezelfde groep als potentiële slachtoffers van mensenhandel. Loverboys en mensenhandelaren zitten niet alleen buiten de muren van het internaat of de jeugdzorgplus voorziening, de jongens die hun eerste schreden zetten op het pad van de mensenhandel zitten ook in de voorzieningen. Carlos is één van hen. Hij spreekt openhartig over de manier waarop hij tijdens zijn verblijf in een internaat geld verdiende aan de meisjes die in hetzelfde internaat verbleven. ‘Je gaat hem wel even blowjobben, vleermuis!’ ‘Ik was een weglopertje. Dan ging ik de stad en – brutaal als ik was - sprak ik een man aan op straat en vroeg ik: “Zoek je een lekker kutje?” Het waren mannen van dertig, veertig of vijftig jaar. Dat maakte niks uit. Ze zeiden dan: “Ja, dat is goed. Lekker heerlijk ....”. Ja, dat wilden ze wel. Het is maar twee keer voorgekomen dat een man boos werd en mij probeerde vast te pakken. Verder heb ik nooit problemen gehad. Achteraf verbaast het me wel dat er heel veel mannen waren die toehapten. Soms vroegen ze zich af of ze dat wel konden doen, maar ze gingen eigenlijk al heel snel over stag. Vervolgens ging ik terug naar het internaat. Ik kreeg een dagje straf omdat ik was weggelopen en dan zei ik de volgende dag tegen een meisje: “We lopen weg”. Ik had al met zo’n man afgesproken waar hij moest zijn. Bij het station bijvoorbeeld. Dan zei ik tegen dat meisje: “Je gaat hem wel even blowjobben, vleermuis!” Ze zei natuurlijk dat ze dat niet wilde. Maar daar heb ik niks mee te maken: het gebeurt! Natuurlijk zeg ik dan tegen haar dat we zo geld kunnen verdienen; dat we bijvoorbeeld naar haar familie kunnen.’ Ze hadden al zoiets meegemaakt of ze waren vroeger al seksueel misbruik ‘Die meisjes waren kwetsbaar. Ze hadden al zoiets meegemaakt of ze waren vroeger al seksueel misbruikt, waardoor ze wisten hoe het ging. Ik wist dat je die meiden moest hebben; die zocht ik natuurlijk ook wel uit. Het is hun gedrag, hun houding. Ze zijn naïef. Als ik tegen een van die meiden zeg: “Ik heb een miljoen op mijn bank staan”, en ze geloofde het, dan wist ik meteen: oké zo eentje ben jij. Of ik ging een psychologisch spelletje spelen: “Volgens mij ben je een meisje dat veel heeft meegemaakt in je leven .....” Hoe terughoudend ze ook waren, uiteindelijk klappen ze open. Oké! Bang! Bingo! Je weet dat je beet hebt. Dan gaf ik haar liefde. Kat in het bakkie. Dan dacht ik: “Jij gaat met mij mee weglopen vanavond”. Dan stonden die mannen al te wachten en dan zei ik meestal - zo jong als ik nog was - je betaalt haar achteraf en je zet haar hier weer af. Soms gebeurde het achter het station en soms ging ik mee om te controleren. Vooral als ik iemand in de auto zag en ik vertrouwde het niet helemaal. Als het geen standaard leuke huisvader was, dan ging ik zelf ook even in de auto. Ik wilde niet op mijn geweten hebben dat zo’n man haar iets aan zou doen. Aan de andere kant ... hoe leg ik dat uit .... Ik heb weleens meegemaakt dat ik een meisje had weggebracht. Ze stapte bij een man in ... die man had haar zo toegetakeld. Het eerst wat ik toen dacht was: “Hé, daar kan ik geen geld meer aan verdienen”. Het kostte mij dan ook weer make-up voor een nieuw meisje. Die ander kon niet werken, dat poetste je niet weg met make-up. Ja dat wil je niet. Dan denk je: “Fok, ik had je nooit met die man mee moeten sturen”. Maar ja, dat weet je ook niet van te voren. Zo verdien je wel goed cash money ‘Op het internaat waren er gemengde groepen. Jongens en meisjes. Ik heb het zeker wel 30 keer gedaan. Niet alleen met mannen buiten het internaat maar ook met jongens in het internaat zelf. De jongens vonden het wel stoer wat ik deed. Dan zeiden ze: “Zo verdien je wel goed cash money”. Ik 13 pronkte er mee. De jongens trokken graag met mij op. Die hele jonge jongens keken echt tegen me op. Die jonge jongens heb ik ook geprostitueerd.’ ‘Ik heb ook wel mannen bedreigd en gechanteerd. Dan zei ik: “Ik maak je kind dood”. Of ik liet ze met een andere vrouw naar bed gaan; een of ander hoertje van mij. Daarna ging ik ze chanteren.’ (Van Dijke, Terpstra en Sent, 2013. Publicatie in voorbereiding) Infiltreren In 2011 verschenen er verschillende berichten in de pers dat loverboys steeds agressiever te werk gaan. Ze zouden meer gebruik van intimidatie en willen sneller resultaat zien van hun inspanningen. De vaak jongemannen komen instellingen binnen via een baan als beveiliger of schoonmaker. Ook meisjes zouden meewerken: meisjes komen veelal binnen als slachtoffer van een loverboy en praten in op de andere meisjes in het internaat om hen in de prostitutie te laten werken. Jeugdzorg naïef? Het verhaal van Carlos onderstreept nog eens hoe kwetsbaar misbruikte meiden zijn; niet alleen om opnieuw misbruikt te worden maar ook om slachtoffer te worden van mensenhandelaren. Hoe jong Carlos ook is, hij is nog minderjarig, hij weet al dat hij actief op zoek moet gaan naar meiden die eerder in hun leven misbruikt zijn. Hij heeft zelfs technieken ontwikkeld waarmee hij checkt hoe naïef meiden zijn en of ze eerder te maken hebben gehad met incest, aanranding of verkrachting. In de periode dat Carlos in het internaat woonde heeft niemand hem een strobreed in de weg gelegd. Volwassenen hebben het niet gezien, niet gesignaleerd. Dit kwam ook al naar voren uit het onderzoek van de commissie Samson: professionals nemen maar een fractie waar van het misbruik dat plaatsvindt in de residentiële jeugdzorg. Jeugdzorginstellingen die er voor pleiten om slachtoffers van loverboys in gemengde groepen te plaatsen, zouden lering moeten trekken uit het verhaal van Carlos en de onderzoeksresultaten van de commissie Samson. Natuurlijk gun je jongens en meisjes in de jeugdzorg dat ze, net zoals andere jongens en meisjes, verliefd kunnen worden en onbevangen hun eerste voorzichtige stappen kunnen zetten op het pad van intimiteit, relaties en seksualiteit. Maar je gunt het deze meiden en jongens ook dat ‘de jeugdzorg’ niet naïef is en zich realiseert hoe kwetsbaar sommige meiden en jongens op dit gebied zijn en hen hier adequaat tegen beschermt. Gemengde groepen brengen een verplichting met zich mee. 14 4. Specialistische landelijk werkende voorzieningen staan onder druk Er zijn nauwelijks nog meiden groepen in de residentiële jeugdzorg in het algemeen en in jeugdzorgplus voorzieningen in het bijzonder. Landelijk werkende specialistische voorzieningen, zoals Asja, waar meiden in lotgenotengroepen behandeling krijgen, staan sterk onder druk. Fier Fryslân heeft gespecialiseerde voorzieningen voor meiden die slachtoffer zijn van loverboys, eergerelateerd geweld en of kampen met een developmental trauma disorder. In deze voorzieningen wordt al jaren gewerkt aan het ontwikkelen van programma’s voor meiden met complex trauma in combinatie met ernstige gezags en gedragsproblemen. De ambitie: ernstig getraumatiseerde meiden een nieuw leven, een nieuwe toekomst bieden; een alternatief voor misbruikrelaties en prostitutie. Doorbreken van het patroon van revictimisatie en intergenerationele overdracht. De hulp aan deze meiden vraagt om daadkracht, motivatie, moed, volharding en onverschrokkenheid en vooral de wil om de misbruikte en mishandelde meiden centraal te stellen. Het vraagt om lef. Lef om eenmaal ingenomen standpunten ter discussie te stellen. De bereidheid om de vraag te stellen of onze (jeugd)zorg duurzaam is: of wij werkelijk het verschil maken in het leven van deze meiden en of wij ze op weg helpen naar een ’normaal’ leven waarin ze ‘gewoon’ naar school gaan, een diploma halen en een baan vinden. Door de huidige beleidsontwikkelingen dreigen landelijk werkende specialistische voorzieningen te verdwijnen. Zij passen niet binnen de toekomstige financieringssystematiek. Specialistische zorg is echter heel hard nodig. Een deel van de kinderen in Nederland heeft een andere setting nodig dan een gemende groep. De titel van het onderzoek van de commissie Samsom zegt genoeg: “Omringd door zorg en toch niet veilig”. Met protocollen en regels gaan we dit probleem niet oplossen. We zullen een visie moeten ontwikkelen op het doorbreken van revictimisatie, recidive en intergenerationele overdracht als we niet willen dweilen met de kraan open. i Impact van seksueel misbruik van kinderen en jongeren. Peter Adriaenssen. ii Gijs, L., Gianotten, W., Vanwesenbeeck, I., & Wijenborg, P. (2009). Seksuologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. iii Taubert, H., & Ven, M. van de. (2010). Seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen. Singalering & (be)handeling. Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen. iv Struik, A. (2011). Vroegkinderlijke, chronische traumatisering bij kinderen. GZ-psychologie, 2, 18-23. 15
© Copyright 2024 ExpyDoc