KHLEUVEN - DLO Algemeen praktijkgroeiboek Semester 1 - Balo-H

KHLEUVEN - DLO
Professionele bachelor in het onderwijs: LAGER ONDERWIJS
ACTIEVE STAGES IN AUTHENTIEKE LEERSITUATIES
Algemeen praktijkgroeiboek
Semester 1 tot 6
Academiejaar 2014-2017
Naam: ___________________________
Ontvangen in academiejaar 2014-2015
‘Samen krachtig zijn in opleiden van leraren in wording’
Leraren in wording uiten maar al te vaak hoe belangrijk de praktijkcomponent in hun opleiding wel is. Ze
krijgen tijdens de stage-activiteiten de kans om heel wat competenties in authentieke situaties te oefenen en
bij te sturen.
We hebben gemotiveerde leraren nodig met een sterke persoonlijkheid die over een stevige basiskennis
beschikken en daarenboven pedagogisch en (vak)didactisch bekwaam zijn. In onze snel evoluerende
maatschappij waar we overspoeld worden door kennis en (digitale) informatie hebben we leraren nodig met een
reflectieve ingesteldheid en een onderzoekende houding. Leren is een levenslang proces.
De beleidsoptie ‘samen opleiden’ binnen het Departement Lerarenopleiding Katholieke Hogeschool Leuven stelt
het samen werken in trialoog met leraar in wording, werkveld en opleiding centraal. Leraren opleiden is een
‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’. Opleiding, werkveld en leraar in wording zijn de drie partijen bij het
uitbouwen van de praktijk. Elke partij voelt zich verantwoordelijk in de vorming van goede leerkrachten. De
communicatie tussen opleiding, werkveld en leraar in wording is van cruciaal belang. Hierdoor kennen de
verschillende partijen elkaars verwachtingen.
Het departement Lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Leuven kent een lange samenwerkingstraditie
met het werkveld. Samen opleiden betekent meer dan louter organisatorische afspraken maken tussen
werkveld en opleiding.
We willen groeien in een verdere
inhoudelijke afstemming, rekening houdend met
ieders verwachtingen. De ervaringen die leraren in wording opdoen tijdens stages worden enerzijds getoetst
aan meer theoretische kaders verkregen in de opleiding. Anderzijds zorgen deze ervaringen ervoor dat deze
theoretische kaders meer geconcretiseerd worden en betekenis krijgen. De relatie theorie en praktijk wordt
sterker.
Het werkveld biedt binnen zijn krachtige leeromgeving heel wat leerkansen. Leraren in wording nemen deze
uitdagingen ten volle aan en geven richting aan hun eigen leerproces, rekening houdend met de verwachtingen
van de andere partijen en tegelijkertijd met respect voor ieders eigenheid. De begeleiding door werkveld en
opleiding helpt de leraar in wording bij het structureren van deze ervaringen. Op deze manier leidt reflecterend
(ervarings)leren tot betekenisvol leren voor leraren in wording. Dit werkt motiverend!
Uitgaande vanuit een talentgerichte benadering staat het aanspreken van de sterke kanten van een leraar in
wording bij zijn leren centraal. Daarnaast krijgt hij heel wat ruimte om te groeien, te durven experimenteren en
zichzelf bij te sturen binnen een veilig klimaat.
Een intense samenwerking tussen opleiding en werkveld en leraar in wording draagt bij tot een kwalitatieve
verbetering van de school van morgen.
Willen we ‘samen’ het leren van leraren in wording ter harte nemen? Binnen deze trialoog krijgt iedereen
kansen tot leren. We kunnen er allen alleen maar rijker van worden!
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
2
Visie en organisatie van de praktijk Professionele Bachelor Lager Onderwijs
Het algemeen praktijkgroeiboek voor de hele opleiding biedt in combinatie met de specifieke
praktijkgroeiboeken per stage stagiairs én begeleiders/mentoren de nodige informatie over de visie en de
organisatie van de praktijk in de Professionele Bachelor Lager Onderwijs (BaLO) aan de Katholieke Hogeschool
Leuven.
Het algemeen praktijkgroeiboek wordt geïntroduceerd bij de leraren in wording en de mentoren bij de start van
de opleiding en van elk opleidingsjaar. In het kader van duurzaamheid wordt het gebruikt tot de leraar in
wording afstudeert. Waar nodig wordt jaarlijks een blad met errata/wijzigingen toegevoegd. De specifieke delen
per semester/soort stage worden wel jaarlijks geactualiseerd.
Praktijkgroeiboeken worden steeds ter inzage aangeboden aan de mentoren door de leraar in wording, zowel bij
een participatiestage als bij een actieve stage. Op deze manier hopen we zowel d eleraren in wording als hun
begeleiders/mentoren duidelijkheid te verstrekken over verwachtingen die vanuit het opleidingsinstituut worden
gehanteerd.
Met vragen kan u altijd terecht bij de betrokken jaar- of modulecoördinator. Voor opmerkingen of suggesties
staan we ook steeds open.
We danken hierbij graag uitdrukkelijk iedereen die zich steeds weer opnieuw vrijblijvend blijft inzetten om in
onderling overleg en solidariteit stagiairs uit het departement Lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool
Leuven te begeleiden en zodoende hun beroepsbekwaamheid te verhogen.
Namens de collega’s van
campus Diest en Heverlee
Professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Katholieke Hogeschool Leuven
Björn Callewaert
Kristien Carnel
Opleidingshoofd BaLO
Opleidingshoofd BaLO
campus Diest
campus Heverlee
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
3
INHOUDSTAFEL
DEEL 1: ALGEMENE SITUERING
6
1. CONTACTPERSONEN
6
2. BASISTERMINOLOGIE
7
DEEL II: CURRICULUMOPBOUW IN SAMENHANG MET PROFESSIONELE GROEI
TIJDENS DE STAGES
1. ONTWIKKELING VAN EEN EIGEN OPLEIDINGSPROFIEL
8
2. COMPETENTIEONTWIKKELING BINNEN DE STAGES
8
10
3. SAMENWERKINGSVERBAND DLO-KHLEUVEN EN HET WERKVELD VAN HET
BASISONDERWIJS
DEEL III: VASTLEGGEN VAN STAGEPLAATSEN
12
1. STAGEOPBOUW BALO
12
2. OPSTELLEN VAN EEN STAGEPLAN
12
2.1 Keuze van de scholen
12
2.2 Invullen van een stageplan
13
DEEL IV: GENEESKUNDIGE VERPLICHTINGEN TER BESCHERMING VAN STAGIAIRES
LERARENOPLEIDING – KATHOLIEKE HOGESCHOOL LEUVEN
14
1. PROCEDURE KHLEUVEN, DEPARTEMENT LERARENOPLEIDING
14
2. RISICOANALYSE IN FUNCTIE VAN MOEDERSCHAPSBESCHERMING
14
DEEL V : STAGEVERLOOP VOOR STUDENTEN BALO KHLEUVEN
15
1. VOORLEGGEN VAN HET ALGEMEEN EN STAGESPECIFIEK PRAKTIJKGROEIBOEK
EN DE COMPETENTIEMATRIX
15
2. CONTACT MET HET SCHOOLHOOFD
15
3. VOORBEREIDING OP DE STAGE
15
3.1 Opvragen en opgeven van lesonderwerpen
15
3.2 Indienen lessenroosters en reisplan
16
3.3 Participatiestage als voorbereiding op actieve stage
16
3.4 Lesontwerpen
16
4. STAGEREALISATIE
18
4.1 Taken
18
4.2 Materiaalgebruik
19
4.3 Agenda
19
4.4 Filmopname
19
4.5 Taal
20
DEEL VI: GEDRAGSCODE VOOR STAGIAIRS KHLEUVEN: BINDENDE PRAKTIJKRICHTLIJNEN
21
1. AFWEZIGHEID OP VERPLICHTE STAGEACTIVITEITEN
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
21
4
2. KEUZE VAN DE STAGESCHOOL
22
3. INDIENEN VAN LESONTWERPEN
23
4. INDIENEN VAN LESSENROOSTERS
23
5. INHOUD EN UITWERKING VAN DE LESSEN
23
6. STAGEREALISATIE
24
7. INDIENEN VAN STAGEMAPPEN
24
8. OMGANGSVORMEN TIJDENS EN NA DE STAGE
25
DEEL VII: BEGELEIDING EN BEOORDELING
26
1. NORMERINGSKADER
26
2. STAGEBEGELEIDING
26
2.1 Uitgangspunten
26
2.2 Procesbegeleiding
27
2.3 Taken en verwachtingen van de klasmentor
28
2.4 Taak van de praktijkbegeleiders en studietrajectbegeleiders
29
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
5
DEEL I
ALGEMENE SITUERING
Het departement Lerarenopleiding van de KHLeuven richt de opleiding tot professionele Bachelor in het
onderwijs: lager onderwijs (BaLO) in zowel in Diest als in Heverlee. De KHLeuven maakt deel uit van de
associatie van de Katholieke Universiteit Leuven.
1.
CONTACTPERSONEN VOOR DE REGULIERE DRIEJARIGE OPLEIDING
LAGER ONDERWIJS
Departementshoofd
Wim Bergen
016 37 56 11
Adjunct-departementshoofd
Jan Vanderghote
016 37 56 12
Björn Callewaert
016 37 54 12
Tom Robijns
[email protected]
Campus Diest
Opleidingshoofd
Jaarcoördinator
1 BaLO
2 BaLO Inge Devis
[email protected]
3 BaLO Lieve Smets
[email protected]
Stageadministratie
Bieke Stals
[email protected]
016 37 54 03
U kan ons ook bereiken per fax (016/ 37 54 99) of via e-mail ([email protected])
Campus Heverlee
Opleidingshoofd
Kristien Carnel
016 37 56 16
Teamleider
Jan Schoolmeesters
016 37 56 09
1BaLO
Greet Lambeir
[email protected]
2BaLO
Luc Degrande
[email protected]
3BaLO
Katelijne De Munter
[email protected]
FLLLEX
Katrin Ceulemans
[email protected]
Chantal Sodermans
[email protected]
Jaarcoördinator
Stageadministratie
016 37 56 09
U kan ons ook bereiken per fax (016 37 56 93) of via e-mail ([email protected]).
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
6
2.
BASISTERMINOLOGIE
stagiair
de student die stage loopt. Afwisselend worden hiervoor ook de termen ‘de leraar in
wording’ en ‘de student’ gebruikt.
begeleider
het personeelslid van de KHLeuven dat de stage van één of meerdere stagiairs
begeleidt.
In BaLO maakt men het onderscheid tussen de zogenaamde:
-
praktijkbegeleider: vaklector of pedagoog die vooral het lesgeven van de
studenten begeleidt/ beoordeelt
-
studietrajectbegeleider: vaklector of pedagoog die de student begeleidt in zijn
totaal functioneren en in de concretisering van de eigen doelen en werkpunten.
klasmentor
het personeelslid van de stageplaats dat de stage van één of meerdere stagiairs
begeleidt gedurende een afgebakende periode en met een welbepaalde opdracht.
schoolmentor
het personeelslid van de stageplaats dat de stages binnen de school/scholengemeenschap coördineert en superviseert (zowel naar organisatie als naar inhoud);
in het kader van het decreet op de lerarenopleiding heeft deze persoon bij voorkeur
een mentorenopleiding genoten1.
assessor
het personeelslid van de hogeschool dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor
de evaluatie van een 6-tal studenten voor een aantal modules in het derde jaar
(jonge schoolkind, gelijke kansen, leerzorg en ingroeistage).
modulecoördinator het personeelslid van de hogeschool dat het geheel van de activiteiten van een
specifieke module coördineert en de daarbij horende stageactiviteiten. Door de aard
van de programma-opbouw situeren de modulecoördinatoren zich binnen BaLO in
het derde jaar van het opleidingsprogramma.
1
Decreet 15 december 2006 betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen
Algemeen praktijkgroeiboek
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Academiejaar 2014-2015
Semester 1 tot en met 6
7
DEEL II
CURRICULUMOPBOUW IN SAMENHANG MET
PROFESSIONELE GROEI TIJDENS DE STAGES
1.
ONTWIKKELING VAN EEN EIGEN OPLEIDINGSPROFIEL
Beroepsprofielen en basiscompetenties voor leraren geven aan welke eisen onderwijs en maatschappij stellen
aan respectievelijk de ervaren en de beginnende leerkracht. In het decreet betreffende het beroepsprofiel
(2007)2 voor de leraar stelde toenmalig minister F. Vandenbroucke (Vlaams ministerie van werk, onderwijs en
vorming) dat de basiscompetenties de kwaliteitsstandaard blijven waarop de lerarenopleidingen zich moeten
oriënteren.
Binnen de KHLeuven heeft de opleiding het beroepsprofiel vertaald in een eigen empirisch wetenschappelijk
onderbouwd opleidingsprofiel (Carnel & Bogaerts, ACCO 2014). Dit wordt gevisualiseerd in een boomstructuur:
2
Vlaams Parlement, Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering
Algemeen praktijkgroeiboek
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Academiejaar 2014-2015
Semester 1 tot en met 6
8
Basis van het leraar zijn, is binnen het opleidingsprofiel van de KHLeuven, de professionele identiteit van de
leraar. De stam van de boomstructuur die het opleidingsprofiel visualiseert, vindt zijn wortels in de
zogenaamde KHLeuven-identiteit (bezieling, respect, samenwerken, leren en zin voor initiatief) en in de
decretale
beroepshoudingen
(beslissingsvermogen,
relationele
gerichtheid,
kritische
ingesteldheid,
verantwoordelijkheidszin en flexibiliteit). De opleiding voegt hier zelf nog ‘creatieve gerichtheid’ aan toe.
De ‘stam van de leraar’ of wat een goed leraar typeert, draagt alles. Dat blijkt in de praktijk echter niet zo
gemakkelijk te vatten. Men spreekt over een goed leraar vaak in termen van ‘hij heeft het of hij heeft het niet’.
De leraar lager onderwijs blijft een polyvalente leerkracht die in zijn denken, willen en doen moeilijk van elkaar
te onderscheiden competenties vertoont.
Dit geeft meteen aan dat we in het beroepsprofiel voor leraren wel een aantal domeinen kunnen onderscheiden,
maar dat die niet van elkaar kunnen gescheiden worden. Een leraar is tegelijk lid van een team, opvoeder,
begeleider, taalleraar, ... en geëngageerd ten aanzien van de samenleving.
Uit hierboven vermeld onderzoek blijkt het globaal functioneren van een leraar zich te vertakken in vier
verantwoordelijkheden die nauw aansluiten bij de onderwijsvisie van onze hogeschool en bij de verruimde
professionaliteitopvatting achter de basiscompetenties:
-
samen school maken
-
binnen een (klas)groep functioneren
-
kwaliteit bewaken
-
onderwijs ontwikkelen.
In het eerste verantwoordelijkheidsgeheel ‘samen school maken’ krijgt een leraar binnen deze visie wel
autonomie, maar vanuit een perspectief om samen met collega’s school te maken. We gaan inderdaad uit
van een participatief opleidingsmodel waarbij de leden van de organisatie elk in hun functie, met hun
competentieprofiel en vanuit een gedragen visie in onderlinge afstemming de zorg voor de lerende op zich
nemen. De kerntaken van opvoeden en lesgeven zijn in een eigentijdse wijze van schoolvoeren immers
gedeelde verantwoordelijkheden en niet louter opdrachten voor de individuele leraar.
In het tweede verantwoordelijkheidsgeheel ‘binnen de klasgroep functioneren’ als opvoeder en als begeleider
van leer- en ontwikkelingsprocessen situeren zich de interacties tussen leerlingen en leraar, de kern van het
leraarschap.
Uit de laatste twee clusters aan verantwoordelijkheden, ‘kwaliteit bewaken en ‘onderwijs ontwikkelen’ merken
we dat een leraar niet zomaar een uitvoerder is van wat anderen voorschrijven. Hij is erop gericht zelf de
kwaliteit en het effect van zijn handelen te versterken en dit niet zomaar aan het schoolbestuur over te laten.
Als lid van een school als lerende organisatie is hij zelfs mee verantwoordelijk voor de toekomstige ontwikkeling
van het onderwijs. We achten het onze maatschappelijke en morele plicht als opleidingsinstituut om deze
innovatieve taak op ons te nemen door te anticiperen op onderwijsontwikkelingen en onderwijsvernieuwing te
stimuleren. Onderwijsontwikkelingsperspectief is dus sterker dan vroeger ingebouwd in ons opleidingsprofiel.
Hiermee onderschrijven we het belang van veranderingsbekwaamheid van onze afgestudeerden en kiezen we
duidelijk voor een emancipatorisch concept van beroepsvoorbereiding.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
9
Deze vier verantwoordelijkheden vertakken zich verder naar een elfftal taakvelden waarbinnen een leraar
functioneert, elk met daarbij horende competenties. De achterliggende visie bij de naar voor gekomen
boomstructuur is terug te vinden in de “Competentiematrix” van de opleiding (Carnel, K., Robijns, T.,
Schoolmeesters J. & Vermeeren M., (2014). Leuven, ACCO) en wordt vanuit de opleiding toegelicht op
mentorenvormingen of op vraaggestuurde personeelsvergaderingen binnen scholengemeenschappen3.
2.
COMPETENTIEONTWIKKELING BINNEN DE STAGES
Het decreet op de beroepsprofielen en de daaruit afgeleide basiscompetenties4 voor beginnende leraars bieden
de opleiding een conceptueel onderbouwd referentiekader. Het hierboven voorgestelde profiel wordt progressief
gerealiseerd volgens een stageopbouw die gelinkt is aan zes centrale thema’s. Hoewel de groei naar
leraarschap een cyclisch proces is, stellen we elk van die thema’s in één bepaald semester centraal.
Eerste opleidingsjaar:
-
semester 1
professionele identiteit: waarom wil ik leraar lager onderwijs worden?
-
semester 2
lesgeven in een stimulerende leeromgeving
Tweede opleidingsjaar:
-
semester 3
onderbouwd en innoverend werken
-
semester 4
integrerend en planmatig werken - omgaan met verschillen
Derde opleidingjaar:
-
semester 5
werken in een leerzorgkader
-
semester 6
professionele identiteit: beroepssocialisatie en loopbaanperspectief
In het zogenaamde competentiekompas wordt aangegeven welke kerncompetenties per stage centraal staan.
Binnen elk van die semesterthema’s heeft de stage een bepaalde duur, een bepaalde graad van
organisatorische complexiteit en een bepaalde invulling. Lectoren, mentoren en studenten kunnen bij elk van
die thema’s leeromgevingen creëren die toelaten de beoogde kerncompetenties van die periode te realiseren
met een redelijke kans op succes .
In die zin kunnen niet-gerealiseerde competenties uit een vorige stageperiode het slagen in een volgende
stageperiode hypothekeren.
3
De implementatie van de basiscompetenties in de professionele bachelor in het onderwijs – lager onderwijs aan de KHLeuven
is gekoppeld aan een diepgaand wetenschappelijk onderzoek, gesponsord door ESF en het Vlaams Fonds (2006-2007) en aan
een analyse van een aantal recente onderwijskundige en maatschappelijke ontwikkelingen (zorg, cultuureducatie,
talensensibilisering, onderzoeksvaardigheden, multimedia, ...).
Idem
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
4
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
10
3.
SAMENWERKINGSVERBAND DLO-KHLEUVEN EN HET WERKVELD VAN HET
BASISONDERWIJS
In onze samenwerkingsverbanden met het werkveld maken we een onderscheid tussen:
-
scholen met basisengagement: begeleiden studenten die zelf het initiatief nemen voor het vastleggen
van een stageplaats conform de richtlijnen van het opleidingsinstituut. Deze scholen kunnen evenwel niet
rekenen op dienstverlening vanuit het DLO.
-
scholen met partnerengagement: scholen die een samenwerkingsverband met onze opleiding aangegaan
zijn.
De modaliteiten uit onze samenwerkingsverbanden gelden voor een periode van vier jaar in functie van de
continuïteit in begeleiding. Kunnen werken met vaste klassen per periode komt ook de efficiëntie van de
stageadministratie ten goede. Het concrete engagement van een basisschool is echter jaarlijks invulbaar.
Richtinggevend voor deze vorm van samenwerkingsverband is onder meer:
- alle stageadministratie wordt gecoördineerd vanuit de opleiding; dit betekent dus dat studenten niet zelf op
zoek gaan naar stageklassen binnen de partnerscholen;
- een school kiest bij voorkeur voor de begeleiding van studenten in een bepaalde fase van hun groeiproces in
plaats van voor losse stage-activiteiten; studenten worden dus bij voorkeur gekoppeld aan klasmentoren die
sterk zijn in het begeleiden van de kerncompetenties van het semester waarin de student zich bevindt;
- alle betrokkenen richten zich naar de wederzijds gemaakte afspraken.
Voor de toekenning van stageplaatsen en de daaraan gekoppelde begeleiding biedt het opleidingsinstituut aan
partnerscholen inderdaad verschillende vormen van dienstverlening aan als inzet voor een win-win-relatie:
-
proportioneel aan de studentenaantallen DLO die elk jaar wisselend zijn,
-
proportioneel aan het aantal beschikbaar gestelde klassen voor studenten van semester 1, 2 of 3 (zonder te
willen overgaan tot exclusiviteitscontracten met het werkveld).
Op vlak van directe studentenbegeleiding betekent partnerschap dat de KHLeuven:
-
studenten, werkveld en verantwoordelijken van het opleidingsinstituut actief betrekt bij de invulling van het
vormingsproces,
-
begeleiden ziet als een te delen verantwoordelijkheid en dat daarom nog steeds een belangrijk aandeel van
de middelen voor stagebegeleiding wordt uitgetrokken.
Op vlak van structuur en organisatie houdt partnerschap o.m. in:
-
naast de centrale stagecoördinatie binnen de schoot van de stageadministratie op niveau van het DLO,
koppeling van een ‘herkenbare’ contactpersoon van het DLO aan elke lokale school/schoolgemeenschap,
-
actieve betrokkenheid van alle partners om de recente ontwikkelingen gestalte te geven (participatie in de
opleidingscommissie, mentorenvorming, overleg tussen studenten en mentoren),
-
opname van leerkrachten uit het basisonderwijs in het personeelsbestand van het DLO: als gastlector, als
praktijklector of praktijkbegeleider, als assessor (in de erkenningsprocedure van verworven competenties, in
de ingroeistage).
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
11
DEEL III
VASTLEGGEN VAN STAGEPLAATSEN
1.
STAGEOPBOUW BALO
Tijdens de opleiding verwerft en ontwikkelt de leraar in wording de nodige bekwaamheid om het lerarenberoep
in al zijn aspecten te kunnen uitvoeren.
Binnen ons opleidingsinstituut kiezen we voor een diversiteit aan stages. Met het oog op een brede
inzetbaarheid van onze afstuderenden achten we dit gevarieerde stageaanbod essentieel. In het eerste en
tweede jaar van de opleiding is praktijk een apart opleidingsonderdeel. Door in het derde opleidingsjaar
modulair te werken vormen theorie en praktijk daar een functioneel geheel.
Het document “stageopbouw” kan bekeken worden op het portaal.
2.
OPSTELLEN VAN EEN STAGEPLAN
2.1
Keuze van scholen
Stages van semester 1, 2, 3 en 6 verlopen systematisch in scholen met partnerengagement. Bij de keuze
van stagescholen voor de semesters 4 en 5 (en eventueel 6) kan de student meer rekening houden met
tewerkstellings-mogelijkheden in eigen streek. Het is in dat opzicht in elk geval wenselijk om in verschillende
scholen stage te lopen.
Bij
de
toezegging
van
de
stageplaatsen
vragen
steeds
meer
basisscholen
van
de
student
een
toezeggingsformulier of een eigen afsprakenregeling te ondertekenen. Daarmee verbindt de student zich
formeel de stageafspraken en de schoolreglementering na te leven.
2.1.1 Scholen met partnerengagement
Voor stages in scholen met partnerengagement (voor overzicht: zie portaal) loopt een vierjaardurende
gezamenlijke overeenkomst die via de stageadministratie wordt afgehandeld. Deze scholen worden daarom
voor het aanvragen van de stageplaatsen enkel benaderd via de stageadministratie van het DLO. Een student
KHLeuven wordt doorgestuurd naar de stageadministratie van zijn vestigingsplaats als hij/zij toch gaat
aankloppen. Er zijn geen individuele documenten nodig.
De centrale toewijzing van stageplekken door het DLO kan voor sommige studenten iets verdere verplaatsingen
met zich meebrengen. De kosten, die hiermee eventueel gepaard gaan, worden door de desbetreffende
studenten opgenomen.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
12
2.1.2 Scholen met basisengagement (geldt enkel voor semesters 4, 5 en
eventueel 6)
Met het oog op het registreren van stageplaatsen sluit de KHLeuven voor alle stages een overeenkomst af.
De student neemt vanaf eind juni tot half september zelf het initiatief om scholen te contacteren. Brieven om
een stage aan te vragen worden ter beschikking gesteld bij de stageadministratie eind juni. Van de directie
wordt gevraagd de stageovereenkomst te bevestigen met behulp van het daartoe bestemde formulier, digitaal
beschikbaar op het portaal (vanaf eind juni). Dit document wordt tweevoudig opgemaakt: na invulling en
ondertekening blijft één formulier in de stageplaats en geeft de student één exemplaar aan zijn/haar
studietrajectbegeleider voor het dossier van de student.
Bijzondere regelingen!
-
In het geval van negatieve resultaten heeft het opleidingsinstituut het recht voor iemand een
bijkomende stage in een partnerschool te organiseren.
-
Wie in semesters 4 of 5 in een partnerschool terecht komt, volgt hierbij de regelingen zoals hierboven
(2.1.1) beschreven.
2.2
Invullen van het stageplan
Voor het eerste jaar is een stageplan vrij eenvoudig omdat de stageplaatsen toegewezen worden vanuit de
opleiding.
Vanaf het tweede jaar staat elke student zelf in voor het opstellen van een “stageplan” waarbij rekening wordt
gehouden met de richtlijnen in verband met aard en duur van de stages.
Een voorbeeld van dit stageplan staat op het portaal en wordt uitgedeeld tijdens de stageadministratie.
Zodra de student alle stagetoezeggingen heeft, noteert hij/zij deze volledig en nauwkeurig op het stageplan.
Alle stagetoezeggingen komen in het dossier van de student.
Dit stageplan wordt ter controle ingediend bij de studietrajectbegeleider van het departement
Lerarenopleiding op de startdag van de opleiding half september.
De laatste aanpassingen moeten uiterlijk tegen eind september in orde zijn.
Eens het stageplan is goedgekeurd, wordt hieraan niets meer gewijzigd zonder tussenkomst van de
jaarcoördinator en de verantwoordelijke voor de stageadministratie.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
13
DEEL IV
GENEESKUNDIGE VERPLICHTINGEN TER BESCHERMING
VAN STAGIAIRES LERARENOPLEIDING –
KATHOLIEKE HOGESCHOOL LEUVEN
Procedure studenten BaLO
In het VGM (Veiligheid – Gezondheid – Milieu)-dossier (te vinden op portaal) van de student staan alle risico’s
opgenomen waaraan, volgens de hogeschool, de studenten worden blootgesteld, alsook de maatregelen die
worden getroffen. Dit VGM-dossier maakt deel uit van het stagecontract. De student legt het VGM-dossier ter
ondertekening voor aan de stageschool. Als de stageschool van mening is dat de student aan extra risico’s wordt
blootgesteld en er extra maatregelen genomen moeten worden, noteert de stageschool dit op het VGM-dossier.
De stageschool bezorgt dan ook een risicoanalyse of werkpostfiche aan de student. Het is de
verantwoordelijkheid van de student om de extra risico’s en maatregelen, alsook de risicoanalyse of
werkpostfiche, door te geven via het onthaal of [email protected]. Dit wordt dan verder individueel
opgevolgd door de contactpersoon van het DLO.
In de meerderheid van de gevallen zullen de extra maatregelen bestaan uit een medisch onderzoek en eventuele
inentingen. Dit onderzoek moet gebeuren door een arbeidsgeneesheer van de externe dienst voor preventie en
bescherming op het werk (IDEWE). De student krijgt van de contactpersoon van het DLO een blanco medische
vragenlijst doorgestuurd. Deze vragenlijst moet de student ingevuld meebrengen naar het medisch onderzoek
samen met de vaccinatiegegevens (Kind en gezin, huisarts, CLB, …). Zonder deze documenten kan het onderzoek
niet doorgaan.
De student krijgt na het medisch onderzoek een formulier voor gezondheidsbeoordeling. Hij voegt dit formulier
toe aan zijn stagedossier en bezorgt deze aan de stageplaats.
De kosten van een onderzoek bij de arbeidsgeneesheer worden terugbetaald door het fonds voor beroepsziekten.
Risicoanalyse i.f.v. moederschapsbescherming
Elke zwangerschap wordt onmiddellijk gemeld aan de stageplaats en op het departement lerarenopleiding.
Na melding van de zwangerschap dient de studente een medisch onderzoek te ondergaan bij de
arbeidsgeneesheer, indien de stageschool dit vermeld op het VGM-dossier en dit aldus staat opgenomen in de
risicoanalyse van de stageplaats.
De arbeidsgeneesheer zal nagaan of er specifieke maatregelen moeten getroffen worden ter bescherming van
moeder en/of kind. Indien werkaanpassing niet mogelijk is, wordt de zwangere studente preventief verwijderd.
Een studente, waarvoor tijdens de zwangerschap specifieke maatregelen werden getroffen, dient bij borstvoeding
de arbeidsgeneesheer te raadplegen vóór het einde van de normale periode van de bevallingsrust.
CONCREET:
In de infotheek op het portaal vind je het stappenplan en het nodige formulier
Portaal KHLeuven / infotheek / departementen / DLO / studenten / BaLO Heverlee / praktijk / info stageplaatsen
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
14
DEEL V
STAGEVERLOOP VOOR STUDENTEN BALO KHLEUVEN
Voor een goed verloop van alle stages gelden de hieronder opgesomde afspraken.
1.
VOORLEGGEN
VAN
HET
ALGEMEEN
EN
SPECIFIEK
PRAKTIJKGROEI-
BOEK EN DE COMPETENTIEMATRIX
2.
CONTACT MET HET SCHOOLHOOFD
Voor semesters 1 tot en met 3 volgt de student de geplogenheden van de stageplaats: soms loopt
kennismaking via de directie, soms via de schoolmentor. Soms mag contact rechtstreeks met de klasmentor.
De student stelt zich in elk geval formeel voor bij de bevoegde persoon.
Voor stages vanaf semester 4 geldt dat bij een eerste contact met de stageschool steeds een bezoek wordt
gebracht aan de directie van de school. De ochtend van het begin van de stage meldt de stagiair zich nogmaals
bij de directie.
Het is aan te bevelen dat de student vóór de aanvang van een stage volledige, eenduidige informatie krijgt over
gangbare gedragsregels op school en verwachtingen naar de stagiairs toe. Sommige scholen
verwachten van de student dat hij/zij het opvoedingsproject van de school formeel ondertekent.
Indien mogelijk observeert de directie minstens één activiteit in de loop van een stageperiode en/of neemt hij/
zij deel aan de bespreking ervan.
Bij het einde van de stage bedankt de stagiair de directie en de begeleidende leerkrachten voor de stagekansen
die haar/hem geboden werden.
3.
VOORBEREIDING OP DE STAGE
3.1
Opvragen en opgeven van lesonderwerpen
De student krijgt de lesonderwerpen voor de actieve stage zodat hij/zij zich voldoende kan documenteren en
de voorbereidingen tijdig kan indienen. De klasmentor noteert de onderwerpen duidelijk op een blad.
In principe zijn studenten vanaf semester 4 in staat alle lessen / onderwerpen te geven.
Duidelijke toelichting over de bedoeling van de onderwerpen en de beginsituatie van de kinderen is
noodzakelijk wil de stagiair leerlinggericht kunnen werken bij de lesrealisatie.
De concrete data i.v.m. het opgeven van de lesonderwerpen staan in de specifieke praktijkgroeiboeken.
Vanaf semester 4, stage 2 plant de student zelf het lessenrooster in overleg met de mentor, rekening
houdend met vereisten van de stageschool. Ook dit planningsproces is een zinvolle leerervaring voor
toekomstige leerkrachten.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
15
3.2
Indienen lessenroosters en reisplan
De volledige lessenroosters van elke stage worden tijdig ingevuld in het SIS. Het tijdstip waarop deze
informatie
moet
zijn
bezorgd,
is
verschillend
voor
elke
stage
en opleidingsjaar.
In de
specifieke
praktijkgroeiboeken worden de concrete data gegeven.
Het volstaat niet alleen melding te maken van de vakken. Er wordt ook een concrete vermelding van de
lesonderwerpen verwacht, dit om planning van stagebezoeken te optimaliseren.
Wijzigingen in het lessenrooster worden zo snel mogelijk aangepast in het SIS en aan de studietraject- en
praktijkbegeleider doorgegeven via mail om zinloze verplaatsingen van praktijk- en studietrajectbegeleiders te
voorkomen.
3.3
Participatiestage als voorbereiding op actieve stage
Tijdens de participatiestage / oriëntatiestage tracht de stagiair zich door observatie een zo volledig mogelijk
beeld van de school / klas te vormen om een zo ruim mogelijke kijk op de beginsituatie te verwerven. De
beginsituatieformulieren zijn te vinden op het portaal per opleidingsjaar.
In dit opzicht is het nodig dat de klastitularis de student laat participeren in de geplande activiteiten op klasen schoolniveau.
Verder is een gesprek met de klasmentor en/of schoolmentor wenselijk over wederzijdse verwachtingen i.v.m.
de stage of specifieke elementen van beginsituatie van de kinderen (met inzage van werkschriften en / of
handboeken gebruikelijk in de school). De stagiair is verplicht geheim te houden alles wat hem / haar in de
stage wordt toevertrouwd en een vertrouwelijk karakter heeft.
Bovendien is het verzamelen van documentatie nuttig voor het uitbouwen van een eigen klasmanagement
later.
De
concrete
opdrachten
of
richtlijnen
voor
de
participatiestages
zijn
beschreven
in
de
specifieke
praktijkgroeiboeken.
3.4
Lesontwerpen
3.4.1 Van uitvoerig uitschrijven naar verkorte versie
Studenten maken voor elke les een lesontwerp. Hiervoor volgen ze de specifieke richtlijnen aangeleerd in elk
opleidingsjaar. In het begin van de opleiding worden de lesontwerpen uitvoerig uitgeschreven.
Zeker vanaf semester 5 is het niet meer mogelijk en ook niet wenselijk de uitvoerige wijze van voorbereiden
aan te houden. Het lesverloop wordt dan niet meer in kolommen genoteerd (met uitzondering van lessen
bewegingsopvoeding). Dat neemt niet weg dat de lessen steeds even grondig didactisch doordacht moeten zijn.
De lessen worden netjes getypt op DIN A4 formaat en op papier aan de mentor afgegeven.
Voorgestructureerde formulieren voor lesontwerpen zijn terug te vinden op het portaal.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
16
3.4.2 Onderdelen die men steeds in elke voorbereiding moet voorzien
In een voorbereiding moet steeds zijn opgenomen:
- lesonderwerp (hoofding volledig invullen) en bronnen (vermeld volgens APA-methode);
- lesdoelen
- didactische verantwoording van de les (fundering op basis van inzichten uit (vak-)didactiek,
ontwikkelingspsychologie, leerpsychologie of onderwijsvernieuwing of confrontatie met beginsituatie van
de leerlingen). Specifieke richtlijnen zijn terug te vinden in de specifieke praktijkgroeiboeken.
- beginsituatie: essentiële elementen die invloed hebben op concreet lesverloop
- timing van het lesverloop
- bordplan: in semester 1 en 2 wordt het bordschema met de hand geschreven in het normschrift van de
stageschool.
- gefaseerde en doelgerichte benoeming van de lesgang
- duidelijke beschrijving van de kernleerstof en instructiemomenten aan de hand van specifieke
vraagstelling (interactief)
- lessen rond eenzelfde WO-thema mogen onder eenzelfde lesontwerpformulier worden gebundeld (vanaf
semester 4) met vermelding van datum en tijdstip van afzonderlijke activiteiten
- identieke lessen (vb.: aanleren van een nieuw woord in het eerste leerjaar) mogen vanaf semester 5
gebundeld worden onder eenzelfde lesontwerpformulier op voorwaarde dat per aparte les de beginsituatie
wordt aangevuld
- beschrijving of benoeming van didactische werkvormen, materiaalgebruik of organisatie
- situering in het leerplan/de eindtermen
- materiaalvereisten
- indien zelf ontworpen werkbladen voor de leerlingen (met logo van het opleidingsinstituut): één leeg
en één ingevuld exemplaar
- indien oefeningen uit werkboek: kopie van leeg exemplaar invullen met eigen antwoorden
- bijlagen met gebruikte teksten
Een goed uitgeschreven lesontwerp is trouwens geen voldoende garantie; men moet de lessen ook goed
‘mentaal’ voorbereiden. De lesgang, de soorten oefeningen, de mogelijke vragen, de organisatorische
consequenties, … moeten met andere woorden in het hoofd van de stagiair zitten.
3.4.3 Bronvermelding
Het lesontwerp kan nooit zonder meer overgenomen worden van een medestudent. Er moet steeds een
persoonlijke verwerking gemaakt worden en de bronnen (dus ook de namen van eventuele medestudenten
waarmee men heeft samengewerkt) worden vermeld op het lesontwerpformulier onder de rubriek "bronnen".
Studenten die in parallelklassen stage lopen, kunnen samen brainstormen. De uiteindelijke versie heeft echter
wel een persoonlijke tint. Samenwerken mag dus, lessen onderling verdelen echter niet. Uitzonderingen hierop
zijn lessen die in groep worden gemaakt en waarvan uitdrukkelijk gezegd werd dat er één gezamenlijk versie
wordt verwacht.
Didactische ideeën uit stagescholen kunnen mits aanpassing en duidelijke bronvermelding worden gebruikt.
Ook het bezoeken van websites wordt vermeld onder de rubriek 'bronnen'. Lessen worden nooit letterlijk overgenomen van de websites maar persoonlijk verwerkt. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de student.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
17
Lessen opgemaakt voor een bepaald leerjaar, kunnen niet zomaar worden overgenomen in een ander
leerjaar. Hier is steeds een grondige herwerking nodig.
Het gewoon overnemen van lessen gegeven in een andere stage, getuigt van weinig creativiteit en zelfreflectie.
3.4.4 Mailcontact
Mailcontact met de klasmentor gebeurt in principe eerder voor organisatorische informatie en afspraken en dit
enkel mits expliciete toestemming van de klasmentor. Lesontwerpen worden steeds op papier afgegeven.
Mailcontact hierover is enkel mogelijk mits overleg met klasmentor/lector (beiden hebben het recht om dit te
weigeren). Na de stage mag er geen contact meer zijn met de mentor.
3.4.5 Kritisch omgaan met handleidingen
Handleidingen worden kritisch doorgenomen en vormen de basis voor een persoonlijk lesontwerp.
Uitzondering hierop is de spellingmethode 'Spelweg' waarbij de lesgang van de handleiding strikt moet
gevolgd worden. Uiteraard is ook hier een persoonlijke inbreng wenselijk.
3.4.6 Stagemap
De map met alle lesontwerpen blijft gedurende de stage steeds achteraan in de klas ter inzage liggen voor de
klasmentor en de bezoekende lectoren van het DLO. Schriftelijke lesverslagen van de klasmentor en
bezoekende lectoren blijven eveneens ter inzage in de stagemap.
4.
4.1
STAGEREALISATIE
Taken
Tijdens de stages wordt van de student verwacht dat hij / zij op eigen initiatief zoveel mogelijk deelneemt
aan het schoolgebeuren: lesgeven maar ook andere taken worden opgenomen. Naarmate een student meer
ervaring heeft, wordt verwacht dat hij meer taken opneemt.
Verwachtingen rond taken vindt men terug in de specifieke praktijkgroeiboeken.
Indien de school toelating geeft, stimuleren we reeds vanaf semester 1: bijwonen van koffiepauzes,
oudercontacten, CLB- en personeelsvergaderingen, conferenties en bijscholingen, deelname aan projecten,
gesprekken met de taakleerkracht, directie e.d.m.
Van de klas- en/of schoolmentor wordt verwacht de student op te volgen bij de uitvoering van deze taken:
bespreking van efficiëntie, aanreiken van alternatieven, … Ook de student reflecteert over de taakverruiming,
bijvoorbeeld via een logboek in semester 1.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
18
4.2 Materiaalgebruik
4.2.1 Materialen stageplaats
De stagiair(e) is verplicht zorgvuldigheid in acht te nemen voor alle materialen e.d. die de school hem/haar in
het kader van de stage ter beschikking stelt of toevertrouwt. De student mag geen materiaal uit het didactisch
lokaal of de klassen halen zonder toelating van de klasmentor of de directie van de stageschool.
Uitgeleend materiaal van de stageschool, verbeterwerk van de kinderen,… wordt - tenzij in overleg met de
stagementor anders afgesproken - binnen de week na afloop van de stage aan hem terugbezorgd. Het
opleidingsinstituut wordt verwittigd indien dit niet gebeurt.
4.2.2 Onkosten en aankoop materialen
Het DLO stimuleert in het kader van haar duurzaamheidsbeleid een sober gebruik van duur materiaal en dringt
aan op creatief gebruik van kosteloos (maar waardevol) materiaal. Als het vooraf gevraagd werd, kan het
materiaal van de klasmentor gebruikt worden.
Met de stagementor worden vooraf duidelijke afspraken gemaakt i.v.m. onkosten van materiaal en kopieën:
op vraag en met goedkeuring van de school: stageschool (student houdt zich uitdrukkelijk aan interne
-
afspraken)
-
op vraag van de student vrij gekozen materiaal: student
-
op vraag van DLO (bv. voor mediatheek): afdelingsbudget
-
uitstappen die binnen de stageperiode vallen en waarvan verwacht wordt dat de student deze mee
begeleidt: kosten ten laste van de stageschool.
4.3 Agenda
Vanaf semester 5 wordt naast lesontwerpen de agenda van de klasmentor nauwkeurig bijgehouden volgens
de gewoonten binnen de stageschool (met minstens vermelding van lesonderwerp, lesmoment, lesdoelen
en de bronnen / het materiaal). Hij ligt ook ter inzage voor bezoekers. Een kopie wordt samen met de
stagemap afgegeven.
Indien de klasmentor het invullen door de student niet toelaat, gebruikt deze hiervoor een afzonderlijk schrift
dat samen met de stagemap wordt ingediend.
4.4
Filmopname
In het kader van zicht krijgen op eigen functioneren of om bewijsmateriaal te verzamelen voor zijn
competentiebeheersing - al dan niet op aansturen van de studietrajectbegeleider - of met het oog op
inschakelen van multimedia, kan een student soms vragen om een video-opname te mogen (laten) maken
binnen de klas.
Omwille van de wet op de privacy van kinderen moet hiervoor de nodige discretie gerespecteerd
worden.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
19
Er wordt vooraf met de leerlingen een brief meegegeven om te laten ondertekenen door de ouders (zie
aanvraagformulier portaal).
4.5
Taal
De opleiding sluit zich aan bij de overtuiging van voormalig minister F. Vandenbroucke dat elke leraar een
taalleraar is5. Daarom kent ze aan taal in de praktijk een selectieve waarde toe.
Van elke student wordt verwacht tijdens stages:
-
vrij te zijn van taalgebreken
-
een verzorgde taal (schriftelijk en mondeling) te hanteren
-
correcte aanspreekvormen te hanteren bij mailverkeer met mentor en lectoren van het opleidingsinstituut
-
zijn/haar taalgebruik aan te passen aan het niveau van de leerlingen
-
een verzorgde taal van de leerlingen te verlangen en te stimuleren.
Indien de student niet kan voldoen aan deze criteria, kan het halen van een credit voor de stage in het gedrang
komen. Vanaf 2 BaLO wordt een student in dat geval geclausuleerd. Via een tweedezittijd krijgt de
student dan wel de kans om vooruitgang op het gebied van taal aan te tonen om zo alsnog een
credit te behalen voor praktijk 2 BaLO resp. module ingroeistage.
5
De lat hoog voor talen. Talenbeleid in het onderwijs in Vlaanderen (2006).
Algemeen praktijkgroeiboek
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Academiejaar 2014-2015
Semester 1 tot en met 6
20
DEEL VI
GEDRAGSCODE VOOR STAGIAIRS KHLEUVEN:
BINDENDE PRAKTIJKRICHTLIJNEN
Graag verwijzen we naar het eerder aangehaalde opleidingsprofiel en de vertakkingen in de boomstructuur
(pag. 8) om te stellen dat van een student – een leraar in wording - mag verwacht worden dat hij/zij de
informatie die in de voorgaande delen wordt gegeven vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel op een correcte
manier naleeft.
Binnen ons opleidingsinstituut wordt bovendien veel belang gehecht aan het uitbouwen van een adequate
begeleiding. Wij verwachten daarom dat de student daarnaast blijk geeft van een positieve professionele
houding op vlak van ontvankelijkheid voor begeleiding.
Studenten die zich niet aan de afspraken houden zonder voorafgaande toestemming van de klasmentor/
studietrajectbegeleider of zich onvoldoende voorbereiden, kunnen geweigerd worden om de voorziene
stageactiviteiten uit te voeren. Samen met de klasmentor, directie en studietrajectbegeleider wordt dan
besproken wat de student moet doen om zich zo snel mogelijk bij te sturen. In ernstige gevallen kan de stage
stopgezet worden.
1.
AFWEZIGHEID OP VERPLICHTE STAGEACTIVITEITEN
Het departement Lerarenopleiding leidt op tot onderwijsbevoegdheid. De aanwezigheid van alle studenten voor
de didactische praktijk is dus een absolute vereiste. Een stage voortijdig stopzetten kan niet zomaar, zonder
grondige reden. Een student heeft immers een engagement tegenover de stageschool, klasgroep en mentor. In
die zin is het best dat studenten zich bij het opstellen van hun jaarprogramma goed bezinnen over de
zinvolheid om stages in hun programma op te nemen.
a. Bij gewettigde afwezigheid op stageactiviteiten
Enkel een grondige reden kan de afwezigheid voor didactische praktijk of stagegerelateerde activiteiten
rechtvaardigen. Elke afwezigheid dient gestaafd te worden met een geldig attest. Dit attest wordt ten laatste
de dag van het hernemen van de les- of stageactiviteiten aan de studentendienst van het DLO
bezorgd.
-
Tijdens de stageperiode
 De stageschool (directie, schoolmentor of klasmentor), de studentendienst, de studietrajectbegeleider/
modulecoördinator/stagecoördinator worden ofwel rechtstreeks ofwel via het onthaal van het DLO zo
vlug mogelijk verwittigd voor 8.15u, of zelfs de dag voordien indien mogelijk.
 Indien mogelijk worden de voorbereide lessen aan de klasmentor van de stageschool bezorgd, zodat zij/hij
de lessen kan overnemen. In elk geval voegt de student de gemaakte lesontwerpen toe aan de stagemap.
 Bij het hervatten van de stage worden de stageschool en de studietrajectbegeleider/modulecoördinator zo
vlug mogelijk op de hoogte gebracht.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
21
 De examencommissie van het opleidingsinstituut neemt een beslissing over de wenselijkheid van het
inhalen.
Rekening houdend met vroegere resultaten, algemene inzet en reeds gemaakte ontwerpen, kan het
volgende besluit genomen worden:

de stage wordt volledig ingehaald;

de stage wordt gedeeltelijk ingehaald;

de stage wordt niet ingehaald.
Op de jaarkalender zijn inhaaldagen voorzien. Studenten die hiervoor in aanmerking komen, maken tijdig de
nodige afspraken in overleg met de studietrajectbegeleider/de modulecoördinator.
-
Voor de stageperiode
In geval van gewettigde afwezigheid van minimum twee weken tijdens een periode voorafgaand aan een
stage wordt bij het hervatten van de activiteiten steeds contact genomen met de studietrajectbegeleider en
de studentendienst; deze bepalen in overleg met de student (en klasmentor), de modulecoördinator/de
jaarcoördinator of het aanvatten van de stage verantwoord is vanuit de koppeling theorie-praktijk.
b. Bij ongewettigde afwezigheid op stageactiviteiten
-
Studenten die meer dan twee weken ongewettigd afwezig zijn in het DLO, worden geweigerd om hun stages
te lopen.
-
Indien de student te vaak ongewettigd (d.i. 10% van de activiteiten) afwezig is op verplichte stageactiviteiten
van het DLO (bijv. demolessen, praktijkateliers, leraar worden, …), kan de student voor stage worden geschorst
of verwezen worden naar de inhaaldagen. Beslissing hieromtrent ligt bij de studietrajectbegeleider/de
modulecoördinator na overleg met de klasmentor en de betrokken student. In geval van schorsing heeft de
stagiair een onvolledige stage afgelegd waardoor hij een onvoldoende haalt op ‘praktijk’ (1BaLO / 2 BaLO) /
op de module (3 BaLO).
c. Vroegtijdig beëindigen van de opleiding
Studenten die de opleiding vroegtijdig stopzetten, verwittigen niet enkel de studentendienst en de
stagecoördinator, maar ook de studietrajectbegeleider/de modulecoördinator en de betrokken stageschool.
2.
KEUZE VAN DE STAGESCHOOL
De student ziet er zelf op toe dat er in de aangeboden stageschool geen familielid tot en met de vierde graad
en geen beïnvloedende relatie is noch met directie, noch met klasmentor, noch met administratief personeel,
noch met beleidsverantwoordelijken die een objectieve beoordeling zou kunnen verhinderen. Dit geldt voor alle
vestigingen van de school. De student heeft de plicht de jaarcoördinator en de studietrajectbegeleider in
voorkomend geval op de hoogte te brengen binnen de drie werkdagen nadat de stageverdeling bekend
gemaakt werd. De jaarcoördinator wijst een andere stageplaats aan. Overtreding van deze regel wordt
beschouwd als een onregelmatigheid waardoor de student niet kan slagen op praktijk (1 BaLO en 2 BaLO) of
voor de module (3 BaLO).
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
22
3.
-
INDIENEN VAN LESONTWERPEN
De student mag de lessen van de lagere school niet storen, noch deze van het opleidingsinstituut
systematisch verzuimen om lessen in te dienen.
-
Technische mankementen van de computer vormen geen excuus voor bijvoorbeeld het niet tijdig kunnen
voorleggen van lesontwerpen. De studenten zorgen ervoor dat ze hun lessen ook elders, bijvoorbeeld op
een USB-pen, bewaren zodat bij een eventuele crash van de computer, het voorbereidingswerk niet
verloren gaat. Zonder geldige reden voor het laattijdig indienen worden de lessen niet gegeven. De
afspraken met betrekking tot eventuele inhaallessen worden dan van toepassing.
-
Studenten bij wie laattijdig indienen om één of andere reden pas aan het licht komt n.a.v. een stagebezoek
of uit het eindverslag, zullen gesanctioneerd worden in de eindbeoordeling van de stage.
4.
INDIENEN VAN LESSENROOSTERS
Te laat of onnauwkeurig inbrengen van de lessenroosters in het SIS zonder te verwittigen, wordt
gesanctioneerd bij professionele houdingen. Als de lessenroosters niet zijn ingevoerd ten laatste een week
voor de start van de stage, zonder geldige en tijdig gecommuniceerde reden, dan geeft de student de
stagelessen niet.
5.
INHOUD EN UITWERKING VAN DE LESSEN
-
Bij te laat indienen van de lesontwerpen, mag de student de stagelessen niet geven.
-
Met de aanwijzingen van de klasmentoren en/of de lectoren wordt de les, indien nodig, grondig gecorrigeerd. Ze wordt óf volledig herwerkt en uitgeprint, óf voorzien van een apart blad met de uitgeschreven
herwerking. Deze herwerking wordt bij de oorspronkelijke les gevoegd en opnieuw voorgelegd ter goedkeuring zodat voor de begeleiders snel duidelijk blijkt wat/hoe is bijgestuurd.
Aanvullingen en correcties in het lesontwerp zelf moeten duidelijk herkenbaar zijn, ook de spellingfouten!
De originele les blijft behouden.
-
Een kleine verandering of aanvulling in een deelfase van de les wordt alleen op expliciete schriftelijke
vraag van de klasmentor van de stageschool op het lesontwerpformulier, opnieuw voorgelegd.
-
Een les die verbeterd werd door een vaklector, wordt ook nog tijdig (minstens drie werkdagen voor het
geven van de les) getoond aan de klasmentor van de stageschool in functie van de concrete beginsituatie.
-
Wanneer de student in gebreke is gebleven (bijvoorbeeld onvoldoende voorbereiding en/of herwerkingen,
niet tijdig voorleggen van de herwerkte les) en daardoor sommige lessen niet mochten doorgaan, beslist de
studietrajectbegeleider in samenspraak met de klasmentor of deze lessen al dan niet kunnen verschoven
worden naar de inhaaldagen.

Indien de studietrajectbegeleider in samenspraak met de klasmentor beslist om de lessen die
niet gegeven mochten worden, niet te verschuiven naar de inhaaldagen, legt de student een
onvolledige stage af. De student behaalt bijgevolg een onvoldoende op ‘praktijk’ (1BaLo,
2BaLO) / de module (3BaLO).

Indien de studietrajectbegeleider in samenspraak met de klasmentor beslist om de lessen die
niet gegeven mochten worden, te verschuiven naar de inhaaldagen, worden de professionale
houdingen of andere tekortkomingen die aan de basis liggen van het moeten inhalen van de
lessen, gesanctioneerd in de globale eindbeoordeling.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
23
Bovendien moet het inhaalmoment evenredig zijn aan het gemiste moment, tijdens de reguliere
stagedagen. Zoniet wordt dit eveneens verrekend in de globale praktijkbeoordeling.
6.
-
STAGEREALISATIE
Conform aan het decreet op het basisonderwijs zijn studenten minimum één kwartier voor en na
schooltijd aanwezig in de stageschool. In het kader van initiatie in taakverruiming en introductie in het
schoolteam blijven de studenten tijdens de middagpauze in de stageschool aanwezig.
-
De student is tijdig aanwezig om de praktische schikkingen voor de les te kunnen treffen. Vooraf wordt
bekeken hoe kaarten, schema's, prenten opgehangen kunnen worden. Het bord wordt voorbereid en zo
nodig wordt de klas na overleg met de klasmentor herschikt.
-
Op het einde van de stagedag wordt het klaslokaal verzorgd achtergelaten; m.a.w. de student is
verantwoordelijk voor de orde in de klas. Hij vraagt aan de klasmentor op welke wijze dit best gebeurt.
-
Studenten schikken zich voor de nabespreking van de lessen naar de uren van de klasmentor van de lagere
school of van het departement lerarenopleiding.
-
De klasmentor en/of de student vraagt via de studietrajectbegeleider/de modulecoördinator van het
departement lerarenopleiding bezoek aan als de student niet voldoet en als er tot op dat moment nog geen
bezoek is gekomen van het opleidingsinstituut.
-
De studenten volgen tijdens een stagedag hun stageklas, ook wanneer deze lessen krijgt van een specifieke
vakleerkracht (bijv. lessen bewegingsopvoeding, lessen godsdienst,...).
-
In volgende gevallen kan een student door de studietrajectbegeleider, eventueel in overleg met de
jaarcoördinator en/of het opleidingshoofd verwezen worden naar de inhaaldagen:
 wanneer door geldige omstandigheden de student niet het afgesproken aantal stagelessen heeft
kunnen geven;
 wanneer er vanuit het opleidingsinstituut gevraagd wordt nog een extra les te geven als
bijkomende oefenkans.
-
Wanneer er ernstige tekortkomingen vastgesteld worden op vlak van professionele houding,
lesontwerpen (eerste versie of herwerking) of van lesrealisatie en wanneer na verwittiging
hiervoor geen evolutie merkbaar is, kan de student weerhouden worden om nog verder les te
geven in de stageschool. Beslissing hieromtrent wordt genomen door de studietrajectbegeleider/de modulecoördinator in overleg met lectoren van het opleidingsinstituut, de
klasmentor en de directie van de stageschool (zie formulier “Studievoortgangsbeslissing stage
BaLO”).
7.
INDIENEN VAN DE STAGEMAPPEN
Wordt een map (met inbegrip van reflectieverslag) niet tijdig ingediend, dan geeft dit aanleiding tot een
sanctionering. Als de stagemap ten laatste 5 werkdagen voor de praktijkevaluatie niet werd afgegeven zonder
geldige en vooraf gecommuniceerde reden, wordt de stage niet meer voor beoordeling in aanmerking genomen
en haalt de student bijgevolg een onvoldoende. Als de student ziek is op de dag dat de stagemap moet
ingediend worden, moet hij/zij hiervoor een doktersbewijs kunnen voorleggen. De student neemt dan zo snel
mogelijk contact op met de betrokken studietrajectbegeleider/modulecoördinator voor een alternatieve
indiendatum.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
24
8.
-
OMGANGSVORMEN TIJDENS EN NA DE STAGE
Zowel in het opleidingsinstituut als in de stagescholen verwachten we een respectvolle omgang:
beleefdheid, correctheid, vriendelijkheid, dienstvaardigheid, stipt naleven van afspraken, een correcte
omgangstaal en zin voor orde komen een goede verhouding met medestudenten en personeel van het
opleidingsinstituut en stagescholen ten goede (cf. Wegwijs voor studenten: zie portaal).
-
Vanuit het besef dat cultuur en identiteit een dynamisch en meervoudig gegeven is, neemt de opleiding het
respectvol leren omgaan met diversiteit als uitgangspunt. De opleiding stelt zich dan ook tolerant op
tegenover het dragen van religieuze symbolen (bv. hoofddoeken, …) en andere tijdsgebonden uitingsvormen (tatoeages, piercings, …) op de campus van de opleiding. Tijdens de stages daarentegen
verwachten we dat de studenten de regels en afspraken van de stageschool omtrent omgangsvormen en
kleding naleven. We vragen de directie en/of klasmentoren dan ook de studenten hierover voldoende te
informeren.
-
De student dient alles geheim te houden waarvan hij tijdens de stage onder geheimhouding of in
vertrouwen kennis heeft gekregen; ook alles waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen zonder
dat dit expliciet gesteld werd.
-
Het is niet veroorloofd dat studenten of ouders/derden contact opnemen met de mentor van de stageplaats
om de evaluatie van de stage te bediscussiëren. Indien dit toch gebeurt, geeft dit aanleiding tot een
negatieve beoordeling van de professionele houding van de student of tot het openen van de
tuchtprocedure.
-
De studenten parkeren hun wagen niet op het parkeerterrein van de stagescholen zonder toestemming van
de directie.
-
We verwachten dat alle stagiairs toegestaan wordt (op een discrete wijze) plat water te drinken tijdens het
lesgeven, in het kader van stemverzorging.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
25
DEEL VII
BEGELEIDING EN BEOORDELING
1.
NORMERINGSKADER
Als opleidingsinstituut blijft het onze maatschappelijke opdracht te oordelen of iemand kan toegelaten worden
tot het leraarsberoep of niet. Vanuit een gegronde opleidingsvisie, inzicht in groeiprocessen en vertrouwen in
groeipotentieel en verantwoordelijkheid van elke student is het onze taak cesuren (minimumvereisten) vast te
leggen en uit overleg met het werkveld compensatiemogelijkheden voor individuele afstuderenden te bepalen.
De boomstructuur van de professionele bachelor lager onderwijs van de KHLeuven laat toe het functioneren van
een leraar in wording in evaluatiecontext gedifferentieerd te benaderen. Dit normeringskader geldt als een
competentiekompas in de trajectbegeleiding van elke student.
2.
2.1
STAGEBEGELEIDING
Uitgangspunten
Alvorens het concreet verloop te schetsen, is het nuttig de uitgangspunten van stagebegeleiding toe te lichten.
Op het einde van semester 4 valt een belangrijke beslissing omtrent de pedagogisch-didactische bekwaamheid
van de student. Studenten die slagen in het tweede jaar worden geacht de nodige basiskwaliteiten van een
goede onderwijzer(es) verworven te hebben. In het derde jaar worden deze basisvaardigheden verder
uitgediept en aangevuld.
Zo wordt er meer aandacht besteed aan het zelfstandig leerstof plannen, het evalueren, het thematisch
werken, mogelijkheden tot individualiseren en differentiëren, gebruiken van zelfwerkzaamheidsvormen.
Uit de langere stages in het derde jaar van de opleiding zal bovendien moeten blijken of de stagiair voldoende
kwaliteiten heeft om een klas in al haar aspecten te runnen. Leerkracht zijn houdt immers meer in dan
alleen maar lesgeven.
Voor sommige studenten vormt deze verruimde taakopvatting nochtans een
struikelblok...
Niettemin worden stages vanuit een relatief vertrouwen in de kunde van de leerkracht in wording opgevat als
een min of meer zelfstandige beroepsuitoefening waarbij beginnende leerkrachten aanvangsbegeleiding
genieten. Er is dus minder sprake van controle vanwege het opleidingsinstituut.
Samen met de stagementoren, de stagebegeleiders en de medestudenten tracht de stagiair zijn / haar
beroepsbekwaamheid te verbeteren, te vervolmaken.
Vanuit een begeleide zelfreflectie neemt de stagiair zijn / haar leerproces zoveel mogelijk zelf in handen.
De verantwoordelijkheid voor het toekennen van een eindcijfer voor stage (1BaLO en 2BaLO) en/of een
module (3BaLO) en het certificeren ligt decretaal en vanuit de visie van ons opleidingsinstituut bij de
studietrajectbegeleider (1BaLO en 2BaLO) en/of assessor (3BaLO). In een vorm van 360° feedback is
de eindbeslissing een teambeslissing waarbij rekening gehouden wordt met de inbreng van alle betrokken
praktijkbegeleiders, stagementor(en), de studietrajectbegeleider en lesgevende lectoren.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
26
“Het niet slagen op een gedeelte van het opleidingsonderdeel praktijk kan leiden tot een onvoldoende voor het
geheel. De examencommissie heeft de plicht en het recht om studenten niet te laten slagen, een tussencijfer
heeft geen autonome betekenis.”
Ook de zelfevaluatie van de student vormt in toenemende mate element van beoordeling. Er wordt dus
rekening gehouden met het vermogen van de stagiair zichzelf te beoordelen.
De mentor heeft dus een adviserende begeleidingsrol en geen beoordelende rol in het tot stand komen van het
eindcijfer6. In de mate dat feedback van een mentor overeenkomt met het groeiprofiel van een stagiair, wordt
die informatie herkenbaar overgenomen. In de mate dat die info verschilt, mag, kan en zal afgeweken worden.
Relativerende factoren in het aandeel van de mentor in een eindbeoordeling kunnen zijn:
-
context school (moeilijke klas, specifieke omgevingsfactoren)
-
aard van onderwerpen/leeromgeving vanuit de stageschool
-
aansluiting stageplaats bij de visie van de opleiding
-
(tijdelijke) omstandigheden of beperkingen bij de student
-
totaalbeeld van de student binnen de opleiding …
op voorwaarde dat deze moeilijke situaties bevestigd zijn door de studietrajectbegeleider/praktijkbegeleider en
ook blijkt dat de student zichtbaar moeite heeft gedaan om stand te houden in de gegeven moeilijke
omstandigheden.
2.2
Procesbegeleiding
Studenten bevinden zich in een opleidingssituatie. De praktijkkansen moeten dus genoeg veiligheid bieden om
tot leersituaties te kunnen leiden.
Algemene maatregelen tot procesbegeleiding:
-
Studenten kunnen altijd een beroep doen op lectoren en mentoren voor advies bij lesontwerpen; het is
echter aan hen zelf om - in functie van de aard van de vraag in het bereikte opleidingsstadium - te oordelen
hoe ze hierop inpikken.
-
We moeten studenten aanmoedigen, zonder valse hoop te geven aan zwakkere studenten.
-
Bezoeken worden in de regel niet vooraf aangekondigd omdat dit om organisatorische redenen soms
moeilijk op te volgen is.
-
Praktijkbegeleiders (en assessoren in Diest) geven steeds punten op de door hen bijgewoonde lessen (in
1 BaLO/2 BaLO enkel een kwalitatieve beoordeling); er wordt daarbij rekening gehouden met de fase van
het leerproces waarin een student zich op dat moment bevindt of de aard van de bijgewoonde activiteit (bv.
eerste lessen van een oefenperiode of stage).
-
Een student kan tussen de stage en de evaluatievergadering steeds terecht bij zijn studietrajectbegeleider
voor een informatief gesprek over de voorbije stage; op dat moment wordt echter geen uitspraak gedaan
over mogelijke beoordeling in cijfers omdat dit het resultaat is van een groepsbeslissing van de betrokken
assessoren en praktijkbegeleiders.
6
De adviserende rol van de mentor in het tot stand komen van de eindbeoordeling van een student is bevestigd op de
directievergadering van 2007-2008 en binnen het mentorenoverleg van 2008-2009. Tijdens de denktankvergaderingen
2007-2008 is de adviserende rol van de mentor in het tot stand komen van eindcijfers uitgeklaard. Informatieve teksten
hierover zijn doorgespeeld aan de directies van de partnerscholen en toegelicht op het mentorenoverleg. Belangstellenden
kunnen de teksten verkrijgen op de stageadministratieve dienst van de opleiding.
Algemeen praktijkgroeiboek
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
27
Academiejaar 2014-2015
Semester 1 tot en met 6
2.3
Taken en verwachtingen van de klasmentor
Van de klasmentor wordt gevraagd de student over de semesters heen in toenemende mate als een
beginnende collega te benaderen. De aangeboden begeleiding is gericht op het beter leren functioneren in het
beroep van leraar. De klasmentor kan zich in zijn taak laten ondersteunen door de schoolmentor.
Onder begeleiding verstaan we:
-
Op de hoogte zijn van de informatie in het algemene en het specifieke praktijkgroeiboek. Voldoende
aandacht besteden aan het opbouwen en in stand houden van een goede relatie met de stagiair.
-
Lesonderwerpen of taken tijdig en duidelijk omschreven doorspelen met vermelding van bedoeling,
beginsituatie van de kinderen, unieke kenmerken van stageschool/-klas, materiaalvoorzieningen, enz.
-
De stagedata respecteren en enkel in geval van overmacht uitwijken naar de inhaaldagen.
-
Wijzigingen in het stagerooster tijdig doorgeven aan de student (zo mogelijk 1 week vooraf).
-
Ruimte laten voor (didactisch verantwoord) experimenteren.
-
Documentatie ter inzage / beschikking stellen voor het vervullen van stageopdrachten.
-
Voorbereidingen doornemen en waar nodig laten aanpassen.
-
Duidelijke afspraken maken rond financiële implicaties van materiaal- en kopiekosten.
-
Gelegenheid bieden voor taakverruiming (register, klasorde, drankbedeling, toezichten, vergaderingen,
geldophalingen…).
-
De lessen of activiteiten aandachtig volgen. Op de lesverslagen noteert de mentor vaststellingen en tips
bij de gevolgde lessen. De student wordt op die manier gewezen op zijn/haar positieve punten, op
vorderingen en op verdere werkpunten.
Het kan ondersteunend zijn de student vooraf te informeren over omstandigheden waarin de
begeleider tussenkomt, participeert, overneemt. Gelet op de toenemende taakzelfstandigheid van de
derdejaarsstudenten kan het weliswaar bevorderlijk zijn dat de student beperkte tijd alleen voor de klas/
groep te laten staan.
-
De ingevulde lesverslagen op het einde van de dag overhandigen aan de student liefst met verdere
mondelinge toelichting over de lessen van die voorbije dag. Zo kan de stagiair tijdens het verdere verloop
van de stage rekening houden met de bedenkingen. Vanaf semester 4 volstaan een tweetal verslagen
per dag mits alle vakken aan bod komen in de loop van de stage.
-
In een gesprek achteraf de student bijstaan in zijn / haar zelfevaluatie. Een stagiair als een leraar in
wording aanvaarden, impliceert van de stagementor de bereidheid om tijd en energie te investeren in zijn /
haar groeiproces.
.
Op basis van de individuele gesprekken en / of de schriftelijke lescommentaren op het einde van de
stageperiode een stageverslag invullen.
Om de verwerking van de stagegegevens te vergemakkelijken zouden we het op prijs stellen dat de
stagementor de onderscheiden rubrieken invult rekening houdend met formulering en keuze van de
beoordelingscriteria zoals ze in ons opleidingsinstituut gebruikelijk zijn (zie competentiematrix). Op
het stageverslag kunnen bijvoorbeeld per rubriek de meest opvallende gedragingen van de student
overgenomen worden uit deze lijst. Op die manier worden diens sterke / zwakke kanten duidelijker en moet
het zowel voor de betrokken stagiair als voor het opleidingsinstituut duidelijk zijn welke mogelijkheden
hij/zij in zich draagt om aan de gesignaleerde werkpunten iets te doen.
De stagementor hoeft geen punten toe te kennen. Zijn commentaar heeft met andere woorden geen
sanctionerende betekenis maar een begeleidingsfunctie.
-
Het stageverslag liefst mondeling toelichten op het einde van de stage omdat we het belangrijk vinden
dat de student van gedachten kan wisselen met de mentor en zo participeert in zijn/haar eigen beoordeling.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
28
In geval van ernstige communicatieproblemen of extreem zwakke stageresultaten vragen we dat het
doorgestuurd wordt, mits melding aan de student, naar het opleidingsinstituut ten laatste drie dagen na
afloop van de stage ter attentie van de verantwoordelijke studietrajectbegeleider of assessor.. In elk geval
zijn handtekening van directie en stempel van de school een vereiste vorm van legitimatie.
-
Indien het stageverslag digitaal wordt doorgestuurd, vraagt de opleiding om dit document in PDF te sturen
en om dit meteen ook naar de desbetreffende studietrajectbegeleider en/of assessor door te mailen.
-
Contact opnemen met de studietrajectbegeleider of de modulecoördinator indien zich in de begeleiding van
de stagiair problemen stellen of zich onduidelijkheden voordoen.
-
Deelnemen aan de mentorenvormingen die georganiseerd worden door DLO.
-
Bij onvoldoende voorbereiding door de student of echte problemen tijdens de stage, in overleg met de
studietrajectbegeleider, de stage stopzetten.
2.4
Taak van de praktijkbegeleiders en studietrajectbegeleiders
In de mate van het mogelijke krijgt de student tijdens elke stageperiode (dus niet in elke stageweek)
bezoek van één of meerdere lectoren van het opleidingsinstituut.
Het doel van dit bezoek is op de eerste plaats nagaan hoe de stagiair in de school overkomt als opvoeder,
lesgever en toekomstig collega. Op basis van een beoordeling van de bijgewoonde les (of lesonderdeel) en
een gesprek met de klasmentor, student en directie of schoolmentor maakt de lector een verslag van zijn/haar
bezoek. Indien mogelijk worden de lesverslagen van de bezoekende lectoren ook steeds mee ondertekend door
de klasmentor.
Op die manier verwerft de praktijkbegeleider/studietrajectbegeleider een globale indruk van het stageverloop
van de student, en wordt niet alleen de bijgewoonde les beoordeeld.
De studietrajectbegeleider ondersteunt de mentor bij de begeleiding van de student.
Wij zijn van mening dat zelfbeoordeling vanuit het opleidingsinstituut geleidelijk op gang gebracht moet
worden. Hier hangt een leerproces aan vast dat uiteindelijk zal uitmonden in de beoogde reflectievaardigheid.
Niet elke student is even reflectief ingesteld. Daarom is het belangrijk de student in dit leerproces te
begeleiden. Dit is binnen onze afdeling de taak van de studietrajectbegeleider. Daarom vult een student na elke
stage een reflectieformulier in dat alleen bestemd is voor de studietrajectbegeleider (en voor de assessor in
3BaLO).
Hij houdt de student op geregelde tijdstippen een spiegel voor. Dit “derde oog” garandeert dat de leraar in
wording zichzelf objectiever leert bekijken en zodoende een realistischer zelfbeeld ontwikkelt.
Daarnaast wordt na elke actieve stage een sessie ‘Leraar worden: praktijkreflectie’ voorzien. Binnen de eigen
studietrajectgroep worden positieve en negatieve ervaringen geduid, interessante documentatie uitgewisseld,
individuele problemen geanalyseerd, werkpunten geconcretiseerd. Dit gebeurt onder
leiding
van de
studietrajectbegeleider.
Algemeen praktijkgroeiboek
Academiejaar 2014-2015
KHLeuven DLO - professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester 1 tot en met 6
29