Protocol 9: Veiligheid in het Kindercentrum1 (VKC

Protocol 9: Veiligheid in het Kindercentrum1
(VKC)
KDV ’t Sprookjesland
1
Laatste versie: 27 januari 2014
Inhoudsopgave
9.1. Kleine, gevaarlijke en ongezonde voorwerpen
9.2. Ruimten voor kinderen
9.2.1. Vloeren, verwarming, verlichting, meubulair en inrichting
9.2.2. Spelen en speelgoed
9.2.3. Deuren en ramen
9.3. Ruimten niet voor kinderen
9.1. KLEINE, GEVAARLIJKE EN ONGEZONDE VOORWERPEN
De medewerkers van ‘t Sprookjesland dienen rekening te houden met (allerdaagse) voorwerpen
die niet rond horen te slingeren in een ruimte waar kinderen zich bevinden, omdat deze
voorwerpen gevaarlijk zijn voor kinderen. Voorbeelden van deze voorwerpen en verbruiksartikelen zijn;
 Sigaretten, Alcohol
 Aanstekers, lucifers
 Schoonmaakmiddelen, Lotions, WC-blokjes
 Keukengerei, messen, hete thee
 Medicijnen, Paracetamol
 Muizengif
 Plastic zakken
 Kantoorartikelen, punaises, paperclips, scharen, nietmachines
 Giftige en vluchtige stoffen, inkt, verf, terpentine
 Kettinkjes, kraaltjes, ringen, klein speelgoed etc.
Wij nemen de volgende maatregelen:
 Controleer dagelijks of een van bovengenoemde voorwerpen op een plek ligt waar een
kind bij kan.
 Controleer extra bij het in bed stoppen van kinderen, waarbij de kinderen alleen worden
gelaten in een ruimte.
 Berg bovengenoemde voorwerpen alleen op op de daarvoor bestemde plekken, buiten
bereik van kinderen, in een afgesloten kast of boven 1.50 meter hoogte.
 Gebruik bovengenoemde voorwerpen indien noodzakelijk, alleen en enkel als er geen
kinderen in de betreffende ruimte aanwezig zijn.
9.2. RUIMTEN VOOR KINDEREN
Het dagverblijf heeft de volgende ruimten waarin de kinderen mogen komen:
1. Entree
2. Grote speelruimte
3. Babygroep
4. Slaapkamer babygroep (alleen met toezicht en begeleiding door personeel)
5. Dreumesgroep
6. Sanitair Dreumesgroep (alleen met toezicht en begeleiding door personeel)
7. Slaapkamer dreumesgroep (alleen met toezicht en begeleiding door personeel)
8. Peutergroep
9. Sanitair Peutergroep (ook zonder begeleiding)
10. Slaapkamer peutergroep (alleen met toezicht en begeleiding door personeel)
9.2.1. VLOEREN, VERWARMING, VERLICHTING, MEUBULAIR EN INRICHTING
Vloeren
De vloeren in ons kindercentrum zijn van linoleum. De toplaag is speciaal bestemd voor intensief
gebruik en het linoleum heeft een valdempende werking. De vloer is zoveel mogelijk vlak en effen
gehouden om struikelgevaar te minimaliseren. De vloer is glad en robuust (moeilijk uit te glijden).
Verwarming
Ons dagverblijf is voorzien van vloerverwarming. Ter ondersteuning zijn er radiatoren aanwezig
die in principe alleen gebruikt worden als de vloerverwarming om wat voor reden dan ook niet
voldoende is. De radiatoren worden zoveel mogelijk afgezet met tafels en kasten, waardoor
kinderen er moeilijk bijkunnen. Tussen de muur en de radiatoren is voldoende ruimte beschikbaar
om kans op vast komen te zitten klein is. De afspraak is om de radiatoren zo weinig mogelijk te
gebruiken.
Verlichting
Het dagverblijf is goed verlicht. In de gangen en in de meeste groepen zijn dakramen aanwezig,
waardoor er natuurlijke lichtinval is. De groepsruimten zijn zo ingedeeld, dat er ramen aanwezig
zijn. Ook dit zorgt voor natuurlijke lichtinval. Voor de ramen zijn kunsttof gordijnen geplaatst, om
eventuele felle zon tegen te gaan. Lampen zijn afgeschermd met plastic platen of met aluminium
‘planken’, waardoor het niet mogelijk is een lamp stuk te gooien.
Meubulair
Het meubulair in ons dagverblijf is afkomsting van gespecialiseerde leveranciers voor de
kinderopvang; Heutink, De Tol of Rolf. Het meubulair is geschikt bevonden voor de kinderopvang.
Jaarlijks voeren wij een controle uit van ons meubulair waarbij gelet wordt op stevigheid,
stabiliteit en mankementen. Bij twijfel over de staat van het meubulair nemen wij direct contact
op met de leverancier voor een reparatie.
Inrichting
 De inrichting is in overleg tussen het personeel en de directie geplaatst, rekening
houdende met speeloppervlak, afgeschermde stukken en mogelijkheden tot doorloop
(belangrijk bij bijvoorbeeld evacuatie). Het kleurgebruik is gebaseerd op neutrale kleuren
voor de achtergrond en vrolijke kleuren op de voorgrond (posters, knutselwerken etc.).
 Electriciteit is geplaatst buiten bereik van kinderen op 1,50 meter hoogte. Apparaten
worden buiten bereik van kinderen opgeborgen. De kapstok is tevens verhoogd, zodat
kinderen zich er niet aan kunnen stoten.
 Kinderwagens, fietsjes en dergelijke zetten wij in de daarvoor speciaal bestemde ruimte
naast de entree.
 Versieringen, knutselwerken en decoraties worden zo opgehangen dat er weinig kans is
dat deze op kinderen vallen (bijvoorbeeld boven een kast ipv boven een speeltafel).
 Het personeel helpt de kinderen altijd bij ‘gevaarlijke’ dingen zoals het in een stoel
klimmen, uit de stoel klimmen, aan/van tafel gaan etc.
9.2.2. SPELEN EN SPEELGOED
Speelgoed
Het speelgoed is per groep aangepast aan de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. Zo is er op
de peutergroep bijvoorbeeld meer educatiever speelgoed dan op de babygroep. Het speelgoed is
gevarieerd en wordt in overleg met het personeel aangeschaft.
Het speelgoed wordt maandelijks gecontroleerd door het personeel, waarbij wordt gelet op
splinters, scherpe randen, afgebroken stukjes en andere mankementen.
Na het spelen wordt het speelgoed door de personeel, met behulp van de kinderen opgeborgen,
zodat niemand erover struikelt en zodat de kinderen aanleren dat het gebruikelijk is de ruimte
netjes te houden.
Spelen
Waar gehakt wordt vallen spaanders. Met een grote hoeveelheid spelende kinderen kan er altijd
iets foutgaan; Kinderen kunnen tegen objecten aanhollen, tegen elkaar aanrennen, elkaar omver
fietsen, op een kast klauteren of uit een kinderstoel proberen te klimmen. Het is belangrijk dat
kinderen de kans krijgen hun omgeving te verkennen en te leren van hun fouten.
Om gevaren te voorkomen is de beste oplossing heel simpel:
 Zorg voor voldoende toezicht door personeelsleden op de kinderen;
 Houdt hierbij de leidster-kind-ratio in de gaten (zie bijlage II).
 Grijp in zodra er gevaar is voor de veiligheid van de kinderen.
 Leg de kinderen uit dat zij voorzichtig moeten spelen, waarbij zij rekening houden met de
andere kinderen.
9.2.3. DEUREN EN RAMEN
Deuren
 De deuren in het gebouw van ’t Sprookjesland zijn op verzoek van de brandweer voorzien
van drangers. Daarnaast zijn de deuren van massief hout. Deze factoren spelen een rol bij
eventuele brand, zodat de rook zich minder snel kan verspreiden naar aangelegen
ruimten. Deze deuren sluiten dus automatisch.
 Vanwege deze drangers gaan de deuren langzaam open en dicht. De kans dat iemand
anders tegen de deur aan botst doordat iemand de deur onverwachts opendoet is
daardoor klein.
 Deuren waar glas in is verwerkt, zijn versierd met stickers, zodat het glas duidelijk
zichtbaar is voor de kinderen en zij er niet tegenaan rennen.
 De electrische schuifdeur naar buiten toe dient niet op de stand ‘automatisch’ gezet te
worden. Deze deur staat in principe ingesteld op ‘gesloten’. Deze maatregel is nodig om
te voorkomen dat kinderen ongezien naar buiten rennen en om te voorkomen dat
personen van buitenaf het dagverblijf inkomen.
 Deuren naar ruimten toe waar kinderen komen zijn voorzien van vingerstrips.
(Aktieplan: breng vingerstrips weer aan waar deze los zijn gaan zitten.)
 Indien er iemand voor de deur staat die ons niet bekend is, zullen wij eerst via de intercom
vragen wie hij/zij is. Mocht het personeelslid oordelen dat deze persoon verdacht is, dan
zal de deur gesloten blijven en wordt er direct gebeld met de politie.
 De achterdeur is voorzien van inbraakvertragende ijzeren spijlen.
Ramen
 De ramen zijn voorzien van inbraakvertragende spijlen.
 Vanwege zowel deze spijlen, als de hoogte van de ramen, is het niet mogelijk dat een kind
uit het raam klimt.
 Koordjes van de raamdecoratie zijn ingekort, tot op 1.50 meter hoogte. Hiermee wordt
voorkomen dat kinderen met de raamdecoratie gaan spelen of gevaar lopen door de
koordjes.
 Ruiten zijn voorzien van draadglas.
9.3. Ruimten niet voor kinderen
Het dagverblijf heeft de volgende ruimten waarin de kinderen mogen komen:
1. Kantoor
2. Bergruimte
3. CV-ruimte
4. Meterkast
5. Personeelskeuken
6. Sanitair volwassenen
7. Wasruimte
 In verband met gevaarlijke apparaten, verbruiksartikelen en dergelijke mogen kinderen
niet in deze ruimten komen.
 Deze ruimten dienen te worden afgesloten met kindersloten. (Aktieplan: Breng
kindersloten aan.)
 De kindersloten dienen altijd te worden gesloten. Het personeelslid dat het slot
openmaakt is verantwoordelijk voor het weer sluiten van het slot.
 Houdt voldoende toezicht op de kinderen, zodat deze niet naar betreffende ruimtes
kunnen.