Werken aan een nieuw leiderschap

Dialoog
(Foto Jan Locus)
Werken aan een
nieuw leiderschap
Paul Matthyssens (decaan van Antwerp Management School) en
februari Ven (gedelegeerd bestuurder VKW)
Caroline
22 |
| vkw ondernemen 2014
Dialoog
Hoe kijkt u als specialist in internationale groei en strategie naar het fenomeen dat nog wel bedrijven bij ons starten, bijvoorbeeld universitaire spinoffs, maar dat na verloop van tijd het eigenaarschap en het beslissingscentrum naar het buitenland verdwijnen?
Paul Matthyssens: “Vanuit de Industrieraad voor Vlaanderen ben ik erg begaan
met die problematiek, onder meer in een werkgroep rond de Fabriek van de
Toekomst, waarin we nadenken over hoe we industrie hier kunnen houden. Met
enkel dienstenbedrijven zullen we ons economisch weefsel niet op peil houden,
maar om industrie hier te houden, heb je dan weer beslissingscentra nodig en
lead plants. De niet-lead plants zijn de eerste die worden weggesaneerd bij
crisissen, zoals we gezien hebben in de automobielsector. En het is ook meestal
zo dat men het ecosysteem rond een beslissingscentrum zoveel mogelijk intact
wil houden bij afslankingen. Rond die centra en lead plants zitten ook innovatieve toeleveranciers die mee met hun klanten zorgen voor verbeteringen en
innovaties. Lead plants blijven en gedijen als er een organische en natuurlijke
band is met de niet-economische omgeving, het hinterland. Voor Vlaanderen
denk ik dan aan zaken zoals activiteiten in de zorgsector. Met onze verouderde
bevolking is er al een grote markt voor zorg en na al veel investeringen is er
een ecosysteem dat afzet garandeert voor eigen gesofistikeerde producten.
We hebben ook een sociale sector die hierop inspeelt. Bedrijven die eerder
toevallig opstarten doordat een geïsoleerde ondernemer ergens mee begon,
lopen meer kans om hier op termijn toch te verdwijnen naar een regio waar dat
ecosysteem er wel is.”
Na de financiële crisis stelt
de publieke opinie vragen bij
de rol van topmanagers en
de instituten waar ze worden
opgeleid. De discussie
over toplonen versterkt
een negatieve perceptie
van topmanagers. Paul
Matthyssens, decaan van
Antwerp Management School,
repliceert dat business
schools hun accenten
verleggen, onder meer naar
een duurzaam leiderschap.
Caroline Ven herkent dat in
de belangstelling voor het
‘verbindend leiderschap’ bij
VKW-leden.
Caroline Ven: “Dat fenomeen zagen we inderdaad in onze automobielsector. In
de jaren 60 hadden we hier productieve én goedkope werknemers en een eigen
markt die nog groeide. En het blijkt ook uit studies van o.m. professor Joep Konings,
dat centra met beslissingsmacht en voldoende aandeelhouderschap, het veiligst
zijn voor afslankingen. Maar zelfs beslissingscentra zullen toch verdwijnen als de
marktomstandigheden en andere factoren te slecht worden, zoals loon- en energiekosten, een verslechterende mobiliteit, onzekere fiscaliteit... De textielsector is een
ander goed voorbeeld: we houden vooral nog R&D en de marketing hier, zeg maar
de twee uiteinden van de waardeketen, maar de productie is veelal verdwenen,
tenzij het gaat om een productie die sterk aanleunt bij zaken als prototyping. De
massaproductie hier houden bleek onmogelijk.”
Paul Matthyssens: “Het wordt ook voor die productie/ontwikkeling soms moeilijk.
Machinebouwers moeten dikwijls de klant inschakelen bij testruns en als ze dan
met complexe installaties mee moeten naar pakweg Turkije en Azië, wordt het lastig.
Veel innovatie gebeurt immers samen met klanten. De vraag is ook hoe die machinebouwers evolueren. Vandaag maken ze complete machines, morgen misschien
vooral bepaalde specifieke en hoogwaardige componenten die ze leveren aan
andere machinebouwers. Je ziet machinebouwers meer en meer nieuwe machines
bouwen voor andere toepassingen, samen met andere partners. Net als de Picanols
en Van de Wieles uit onze regio, moeten we misschien ook meer denken in termen
van onze competenties en minder in termen van een specifiek eindproduct. Een
mooi voorbeeld is de koeltechnologie van Packo, een bedrijf dat ooit melkkoelinstallaties bouwde, maar dat nu bezig is met heel andere producten in andere sectoren,
maar waarbij het toch nog kan terugvallen op een stuk microlandbouwactiviteit in
de regio. Dat soort denkpistes kan industrie hier houden.”
vkw ondernemen 2014 |
februari
| 23
Dialoog
Is dat ook een reden waarom nogal wat van onze universitaire spin-offs
uiteindelijk worden opgekocht?
Paul Matthyssens: “De opschaling en acceleratiefase blijken moeilijk. We hebben
niet de schaal en de kapitalen en al snel worden die bedrijven dan het object van
een ‘educational acquisition’ (een overname, vooral gemotiveerd door een specifieke
competentie; nvdr).”
Caroline Ven: “Die grote overnemers nemen zulke innovatieve kleinere spelers ook
graag over doordat ze zelf dikwijls te log of te verstard zijn om die innovaties zelf te
doen binnen de eigen structuren. Maar zij hebben dan wel de grote marketingapparaten om een product in de markt te zetten. Ik zou het een goede tendens vinden,
mochten we onze jonge managers meer aandacht bijbrengen voor de markten
en minder voor het steeds
opnieuw uitvinden van het
wiel. Uw voorbeeld van de
“Veertig procent van de belangrijke
zorgsector was goedgerankings wordt bepaald door het
kozen: er is hier veel aan
salarisniveau van afgestudeerden.
kennis en producten, en
Dat botst met het ideaal van ‘global
je hebt al snel een prakticitizens’ die mikken op een duurzame
sche innovatie als je zaken
carrière.”
kan combineren in plaats
Paul Matthyssens
van de nieuwste molecule
te vinden. Innovatie zit
dikwijls in de concrete toepassing van bestaande competentie op andere domeinen. Het heeft niet altijd alleen te maken met spitstechnologie die wordt ontwikkeld
vanuit fundamentele research.”
Paul Matthyssens: “Of het zit in het businessmodel, absoluut. Ons programma ‘Master
in Innovation & Entrepreneurship’ speelt daarop in. De studenten eindigen daar met
een ‘go-to-market’-plan, want dat is inderdaad een zwak punt in Vlaanderen.”
En ik die dacht dat business schools voorbereiden op een lucratieve carrière
in een gevestigde structuur…
Paul Matthyssens: “Een terechte opmerking. Wij willen daar zeker komaf mee
maken. Wij ondertekenden als business school het ‘Prime Initiatief’ van de Verenigde
Naties, dat stimuleert om jonge managers op te leiden in de geest van duurzaam
en verantwoord management. Dat is relevant omdat je vanuit zo’n denkkader ook
aan innovatie en sociale innovatie denkt. Een business school moet zichzelf meer
gaan zien als een deel van een ecosysteem. We participeren aan projecten als VIA
en projecten rond gazellen.”
Caroline Ven: “Binnen VKW zien we inderdaad ook de belangstelling groeien voor
een leiderschap dat wij ‘verbindend leiderschap’ noemen, met daarin centraal de
matching van wat je persoonlijk belangrijk vindt en wat past in een project waarin je
samen met anderen waarde kan creëren, niet enkel voor aandeelhouders, maar ook
maatschappelijk. Het is geen toeval dat onze sessies met aandacht voor zelfverwezenlijking met die maatschappelijke dimensie, zoveel succes kennen.”
Paul Matthyssens: “Het lijkt inderdaad een belangrijke trend te worden. Onze cursussen rond ‘The Future Leadership Initiative’ focussen ook op gedeeld leiderschap.”
24 |
februari
| vkw ondernemen 2014
Hoewel rankings van business
schools nog sterk gefocust zijn op
hoeveel de afgestudeerden verdienen…
Paul Matthyssens: “Klopt. Veertig
procent van een belangrijke ranking als
die van Financial Times wordt bepaald
door het salarisniveau van afgestudeerden. Dat botst absoluut met het ideaal
van ‘global citizens’ die mikken op een
duurzame carrière zoals het al genoemde ‘Prime Initiatief’ die stimuleert. Maar
er komt beterschap. Ik was recent op
het Gaidar Forum in Moskou, een forum
waar alle belangrijke ranking- en accreditatieorganisaties aanwezig waren.
De rankingorganisaties beginnen bij te
sturen. De belangrijke AACSB, die de
beste business schools accrediteert,
maakt ‘engagement’ van studenten en
schools tot een kernpunt. Het gaat traag,
maar het beweegt.”
Vervelend voor u, want u moet
ondertussen goed scoren op
rankings die botsen met uw principiële keuzes?
Paul Matthyssens: “Ja, jonge mensen
kijken vaak naar zo’n ranking, zo bleek
recent weer uit marktonderzoek. Maar
ook de aantrekkelijkheid van de stad
speelt sterk, evenals je eigen identiteit,
je wervend karakter en een specifieke relatie met de studenten leiden tot
goede mond-tot-mondreclame. Ook
goed samenwerken met bedrijven en
federaties is een troef. We werken ook
sterk op internationalisering. In onze
masters zitten 35 nationaliteiten. In
onze drie ‘Continent Master in Global
Management’ zitten de studenten vier
maanden hier, vier maanden in India
en vier maanden in Manhattan. Maar
ook in andere masters zit veel internationale ‘exposure’. Onze missie stelt dat
we ‘global citizens’ maken.”
De discussie rond toplonen zal de
MBA-studenten ook aanbelangen.
Wat opvalt is dat men nooit discus-
Dialoog
Paul Matthyssens (1955)
(Foto Jan Locus)
Paul Matthyssens is sedert eind 2013 decaan van de Antwerp Management
School (55ste in de top 100 van de Executive MBA’s in de ‘Financial Times
Ranking’). Als docent aan de Universiteit Antwerpen en gastdocent in
binnen- en buitenland specialiseerde Matthyssens zich in strategie, internationalisering en supply chain management.
sieert op basis van objectieve criteria, maar oordeelt volgens het eigen
ideologisch kader. Wie tegen de
vrije markt is, wil aftoppen; wie de
markt wil laten spelen, wil minder
beteugelen.
Paul Matthyssens: “Er gebeurt heel veel
vergelijkend onderzoek, maar je kunt
daar niet veel mee. Je moet de discussie in een bredere context zien, o.m. die
van de talentenmarkt. Voor grotere en
internationale bedrijven speelt de internationale mobiliteit en beneden een
bepaalde verloning kan je bepaalde
ervaren managers niet krijgen.”
Caroline Ven: “Het blijkt inderdaad
moeilijk om verbanden te leggen
tussen hoogtes van lonen en resultaten. Maar ik ben in elk geval gekant
tegen exuberante bonussystemen op
korte termijn en louter financiële parameters. Als er dan toch hoge bonussen zijn, kan ik me die wel voorstellen
mits een ‘claw-back’-systeem, maar
sowieso in België zie je die niet. De
gevallen waar ik niet vrolijk van wordt,
zijn toch vooral zakenbankiers in de
VS of de Londense City. Maar voor de
Als decaan wil hij verder het pad op van een doorgedreven internationalisering en ook meer aandacht geven aan persoonlijke ontwikkeling.
Organisaties hebben tegenwoordig meer nodig dan louter technische
managers. “Leiderschapskwaliteiten en een duidelijke visie winnen aan
belang”, aldus Matthyssens. “Zelfkennis, globaal perspectief en maatschappelijk bewustzijn vormen de bouwstenen van onze aanpak, die
vertrekt vanuit het standpunt dat echte leiders hun bedrijf of organisatie
altijd zien binnen het ruimere kader van de maatschappij en de wereld.” (JC)
verloning op zich speelt een markt en een raad van bestuur beslist of hij daarmee
akkoord gaat of niet. Dat is een onderhandeling en dat zal zich wel nivelleren op
een bepaald niveau. Die wordt trouwens mede bepaald door de vraag waar de
man of vrouw in kwestie
anders nog naartoe kan.
Ten derde vergeet men
in de maatschappelijke
“De inbreng van private equity kan
discussie de progreswaardevol zijn, maar het is belangrijk
siviteit van ons fiscaal
dat je als familiebedrijf je waarden
systeem en in onze socidefinieert en je prioriteiten.”
ale zekerheid. Toplonen
Caroline Ven
worden afgetopt tot ruim
60 procent als je sociale
zekerheid meerekent.”
Paul Matthyssens: “Ik heb het persoonlijk echt moeilijk met zeer zware gouden
handdrukken in contracten, want dan kan iemand die aandeelhouderswaarde
vernietigd heeft langs de kassa passeren.”
De raad van bestuur beslist, maar een populaire samenzweringstheorie luidt:
in die raad van bestuur zitten allemaal mensen die elkaar overal tegenkomen, lees: ‘bedienen’.
Paul Matthyssens: “Er is toch wel een en ander gebeurd op het vlak van deugdelijk
bestuur. In veel bedrijven zijn de procedures een stuk transparanter, ook bij overheidsbedrijven. Het verloningsbeleid maakt daar ook deel van uit. Dat wordt nu veel
minder geregeld in achterkamertjes.”
Caroline Ven: “Ik vraag me trouwens af of de transparantie de concurrentie
en verloningsniveaus niet juist opdrijft. Maar misschien krijgen we daar nu de
vkw ondernemen 2014 |
februari
| 25
Dialoog
correctie en geeft de samenleving het signaal dat ze minder
loonspanning tolereert. Al moet ik er toch aan toevoegen dat
wij al een zeer egalitaire samenleving zijn. Onze inkomensspanning hoort bij de laagste ter wereld.”
Paul Matthyssens: “Het lijkt me niet evident om daar externe jonge mensen in te introduceren, want het zijn bedrijven
waar al gedurende generaties een heel specifieke aanpak
en cultuur is gegroeid. Maar het is een interessante piste.
Hoe kun je zo’n bedrijven al vervroegd in contact brengen
met ‘next generation leaders’?”
Welke rol kunnen private investeringsmaatschappijen
spelen?
Caroline Ven: “Tja, familiebedrijven hebben dikwijls als
tijdshorizon als het ware de eeuwigheid, maar zo’n investeringsfonds denkt eerder in termen van vijf tot maximaal
zeven jaar en wil dan uitstappen met een meerwaarde. Dat
leidt tot andere verhoudingen met aandeelhouders en tot
andere beslissingen. De relatie met de stakeholders ziet
er dan ook anders uit. De inbreng van private equity kan
waardevol zijn, maar het is belangrijk dat je als familiebedrijf
je waarden definieert en je prioriteiten.”
Paul Matthyssens: “Onze familiale bedrijven zullen ook
meer moeten gaan nadenken over een continuïteit via
innovatie die gepaard gaat met sectorconvergentie. Veel
familiebedrijven zijn groot geworden in een specifieke
sector of niche en verwachten rendementen die typisch
zijn daarvoor. Maar als een samenwerking zich aandient,
botst het ook daar soms wel. Elke sector heeft zo zijn eigenheid, maar je ziet toch wel vele innovaties aan de randen
van meerdere sectoren. Ook dat is een uitdaging waar nogal
wat familiebedrijven voor staan: samengaan, opschalen,
het eigen model aanpassen…”
Jo Cobbaut
26 |
februari
| vkw ondernemen 2014
Irrationaliteit
heerst overal
Geert Janssens (hoofdeconoom VKW Metena)
De doorsnee kreet in de krant over
de financiële crisis is oppervlakkig en
vooral voorspelbaar in functie van het
levensbeschouwelijke kamp waarin
de toeteraar te situeren valt. In ‘De
Muizenval. Waarom de volgende crisis
onvermijdelijk is’ biedt Geert Janssens,
hoofdeconoom VKW Metena, stof om het
debat te verdiepen vanuit een invalshoek
die onderbelicht bleef in het publiek
debat.
(Foto Dries Decorte)
Zijn de jonge MBA-houders geïnteresseerd in de vele
familiebedrijven die momenteel een opvolger zoeken?
Caroline Ven: “Dat is een probleem. Onze bevolking
vergrijst enerzijds wel minder dan verwacht dankzij immigratie, maar het is niet het soort immigratie die snel tot meer
ondernemerschap zal leiden. In de VS ziet men dat wél,
onder meer doordat men er selectiecriteria hanteert. Bij ons
ging het dikwijls om gezinshereniging en is de immigratie
geïnspireerd door sociale steun. Vandaag zien we effectief veel ondernemers die wellicht moeilijk een opvolger
vinden.”
Macro-economie
Dialoog
Het fenomeen van de ‘boom and bust’ is blijkbaar onvermijdelijk verbonden aan het vrijemarktmodel. Het is goed
gedocumenteerd in de vakliteratuur. Toch blijven we
sukkelen van crisis naar crisis. Economische modellen
houden blijkbaar nog altijd geen rekening met kuddegedrag en het irrationeel gedrag van mensen.
Er zijn blijkbaar geen modellen die daaraan kunnen
verhelpen?
Geert Janssens: “De economische theorie ontwikkelde
zich inderdaad vooral op basis van het concept dat de
homo economicus rationeel handelt in zijn eigenbelang.
Enkel op die manier kon men modellen ontwikkelen waarvan de einduitkomst nog enigszins berekenbaar is (zogenaamde DSGE-modellen). Modellen die afwijken van de
klassieke veronderstellingen worden te complex. Sedert de
jaren 70 kwamen er al barsten in dat model en ontwikkelde
men theorieën op basis van het gegeven dat de mens niet
altijd rationeel beslist en dat niet alle kopers en verkopers
over evenveel informatie beschikken. Daardoor werkt de
markt niet perfect en ontstaat een prijs die niet de juiste
evenwichtsprijs is en komt er ruimte voor zeepbellen.”
Is men de modellen dan niet gaan aanpassen?
Geert Janssens: “Men is allerlei partiële modellen gaan
ontwikkelen, maar je kon daar moeilijk mee aan de slag
op macro-economisch vlak. Er is ook nog het gegeven
dat men de bancaire sector nooit incalculeerde. Zaken als
rentevoeten en geld werden als een gegeven beschouwd
en er werd verondersteld dat die in evenwicht zijn. Die
tekortkomingen zijn nog altijd niet volledig weggewerkt.”
Dus ook die modellen zullen de volgende crisis niet
helpen te voorspellen?
Geert Janssens: “Ze kunnen een conjuncturele dip voorspellen, maar ze kunnen bepaalde factoren zoals een financiële sector die ontspoort, of een schuldproblematiek, niet
incalculeren.”
Je wijst ook op de rol van wat Keynes al noemde ‘animal
spirits’, zeg maar onze neiging tot impulsieve beslissingen op basis van intuïtie, zonder veel rationeel afwegen.
Geert Janssens: “Een econoom als Robert Shiller, vorig
jaar medelaureaat van de Nobelprijs Economie, is door
een andere bril gaan kijken naar tientallen economische
indicatoren en concludeerde dat psychologische factoren
meespelen bij forse prijsstijgingen van bepaalde activa.
Hij veronderstelde dat zware afwijkingen van langetermijntendensen niet konden worden verklaard vanuit een
onderliggende fundamentele waarde van een actief, maar
wel door een psychologische dynamiek in de markt. De
psychologische factor kan ons helpen om onevenwichten
ook daadwerkelijk te herkennen als een onevenwicht.”
Relativeert deze theorie ook de samenzweringstheorie:
een groepje slimme slechteriken hebben zich verrijkt op
basis van hun kennis en vertrouwenspositie?
Geert Janssens: “Die verhalen hebben zeker een grond van
waarheid. Bij Amerikaanse zakenbanken hebben bepaalde
mensen zich op schandalige wijze verrijkt. Maar ze hebben
dat niet alleen gekund. Wie heeft hun producten gekocht en
doorverkocht? Ik geloof niet in een complot van een paar
individuen die op de knopjes drukken. Heel veel mensen
hebben mee in die pas moeten lopen. In de toekomst moeten
we voorkomen dat mensen massaal een aantal bevoorrechte bronnen zo blindelings gaan volgen. Er zouden meer
uiteenlopende toezichthouders moeten zijn, die op basis
van een onafhankelijke analyse het zogenaamde feestje
“Er is nood aan meer uiteenlopende
toezichthouders, die op basis van een
onafhankelijke analyse het zogenaamde feestje durven te stoppen.”
durven te stoppen, maar dat is natuurlijk gigantisch moeilijk.
Wie heeft er genoeg lef om te zeggen dat op een bepaald
moment een zeepbel ontstaat, op gevaar af van vals alarm
te geven en veel waarde te vernietigen? Achteraf kan men
immers ook niet weten of het alarm terecht was of niet. Men
kan enkel doen zoals men nu heeft besloten te zullen doen
in de eurozone: bepaalde indicatoren in de gaten houden
en daarover op vaste tijdstippen rapporteren. De afgelopen
100 jaar waren er nooit waarschuwingssignalen.”
Zeg je nu dat te veel gewicht lag op de schouders van
centrale bankiers zoals een Greenspan of Bernanke?
Geert Janssens: “Ze hebben effectief veel macht, al is hun
interventiepotentieel beperkt, want ze kunnen niet beslissen over begrotingen, fiscaliteit, of structurele maatregelen
op de arbeidsmarkt of andere domeinen van de economie.
Maar dat neemt niet weg dat ze de afgelopen decennia de
financiële sector te veel stimuleerden en nooit afremden.
Daar hebben ze het feestje niet stilgelegd, ze hebben het
zelfs nog aangewakkerd door de geldkraan open te draaien en goedkoop publieke schuld aan te kopen. Ze hebben
de financiële sector nu verslaafd gemaakt aan goedkoop
vkw ondernemen 2014 |
februari
| 27
Macro-economie
Dialoog
krediet. Als die daar niet kan van
afkicken zonder nieuwe crisis, zal
het hen weer heel wat geloofwaardigheid en onafhankelijkheid kosten.
We riskeren het op zijn Japans op te
lossen: private en centrale banken
blijven dan schuld van de overheid
opkopen zodat die laatste zich goedkoop kan financieren, maar dan blijft
het schuldprobleem hangen op een
hoog niveau en dat fnuikt investeringen. Ik zie ook in Europa voorlopig
eerder veel tekenen van deflatie dan
van inflatie.”
Ons denken wordt blijkbaar nog
dikwijls gestuurd door intuïtie,
buikgevoel en kuddegedrag, en te
weinig op basis van rationele analyse. Maar van belangrijke beslissers
zoals centrale bankiers die een
zekere onafhankelijkheid hebben,
mag je toch meer rationele afwegingen verwachten?
Geert Janssens: “Dat is zo en dat
doen ze ook wel, maar het is ook
voor hen niet evident om aanzwellende massa’s terug te fluiten en te
dwingen om op de blaren te zitten. Als
een steeds groter deel van pakweg
de bancaire sector impulsief gaat
handelen, wordt het moeilijk om je
eigen model aan te houden. Er zijn
bepaalde regels, zoals de Taylor
Rule, gebaseerd op een algoritme
waarnaar veel empirisch onderzoek
gedaan is, waarvan men toch heel
vaak is afgeweken de laatste 25 jaar.
Ten onrechte blijkt nu.”
beweren nu al dat we de banken te
weinig buffer opleggen in termen
van eigen vermogen?
Geert Janssens: “Dat zou het de
regelgevers natuurlijk makkelijker maken, aangezien je een dam
opwerpt tegen te goedkoop krediet.
Financiering en kapitaal zouden veel
duurder worden maar dat is een prijs
die we zullen moeten betalen in ruil
voor meer financiële stabiliteit.”
Jo Cobbaut
Hier kijk je naar de banksector en
Basel III? Prominente economen
Ook u en ik?
Mensen beslissen niet zelden heel irrationeel, ook in belangrijke zaken en in
geldzaken. Geert Janssens citeert een aantal onthutsende voorbeelden van
empirisch onderzoek waaruit blijkt dat mensen compleet onlogisch beslissen
onder druk van intuïtieve angsten, bijvoorbeeld de angst om te verliezen wat
je al hebt, of de neiging om te kiezen voor verhalen die wel aannemelijk lijken,
maar die ondertussen statistisch juist onwaarschijnlijker worden.
Misschien nog onthutsender zijn de onderzoeken die wijzen op een grijze
zone tussen frauderen en niet frauderen. Rechtstreeks geld verduisteren is
voor velen absoluut niet aanvaardbaar, maar onrechtstreekse beslissingen die op
hetzelfde neerkomen, worden wél genomen, en dat gebeurt makkelijker naarmate de afstand met cash en
de slachtoffers (de fiscus, de verzekeraar…) abstracter wordt. En we bedoelen dat de afstand groter wordt, niet dat
het frauduleuze karakter afneemt.
Dat sommige onderzoekjes werden gedaan met MBA-studenten, ontneemt ons de illusie dat onze toekomstige
managers van bedrijven en instellingen niet in de muizenval zullen sukkelen. (JC)
Janssens Geert, ‘De Muizenval. Waarom de volgende crisis onvermijdelijk is’, Davidsfonds Uitgeverij (ISBN
978-90-5826-999-7), 108 blz., €14,95.
28 |
februari
| vkw ondernemen 2014