Verslag Kennisagenda Erfgoed en Ruimte

Erfgoed: vitaal
maar versnipperd
Bijeenkomst
Kennisagenda Erfgoed en Ruimte
2
—
Erfgoed: vitaal maar versnipperd
De erfgoedsector staat door crisis, krimp en doe-het-zelfsamenleving voor nieuwe opgaven. Daarvoor is ook nieuwe
kennis nodig. Het netwerk Erfgoed & Ruimte heeft de kennisbehoefte geïnventariseerd en in opdracht van de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed daar een programma uit gedestilleerd voor
de toekomst. De eerste reactie van het erfgoedveld (kennisinstellingen, overheden, maatschappelijke organisaties, ontwikkelaars)
is in grote lijnen positief, bleek op de debatmiddag gewijd aan de
kennisagenda. Maar behalve de academici, zijn ook de burgers
onmisbaar, juist om de praktijk handen en voeten te geven. En die
burgers mogen wel actiever benaderd worden, klonk het uit de zaal.
De erfgoedsector is een mannenwereld, constateert Esther Agricola, directeur van het Amsterdamse Bureau Monumentenzorg en dagvoorzitter van
de bijeenkomst ‘Karakterschetsen’ in Amersfoort. Zestien van de zeventien
sprekers op de afsluitende debatmiddag van het Netwerk Erfgoed & Ruimte
op 14 maart 2014 zijn man en ook in de zaal domineren de pakken. Maar,
vervolgt ze, het erfgoed zelf heeft zich wel geëmancipeerd. Zozeer zelfs dat
vele ruimtelijke ontwikkelingen zijn doordesemd met erfgoed. Dat is iets
om blij over te zijn, maar het draagt tegelijkertijd het gevaar van verwatering in zich. Een homeopatische verdunning, zoals Agricola het noemt.
”Erfgoed is zo succesvol dat
homeopathische verdunning
dreigt”
Veel bereikt
‘Als het Belvedereprogramma ons één les heeft geleerd’, zegt VU-hoogleraar Hans Renes, ‘dan is het wel dat erfgoed alleen een toekomst heeft
door slim in te spelen op grote maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen.’ Renes is een van de vier hoogleraren die deel uitmaken van het
netwerk De andere drie zijn Joks Janssen (Wageningen University), Eric
Luiten (TU Delft) en Jan Rouwendal (VU). Met een debatmiddag over de
Kennisagenda Erfgoed en Ruimte sluit het netwerk hun driejarige bestaan
af. De oogst van het netwerk is indrukwekkend, ondanks de bescheiden
aanstelling van 1 dag per week per hoogleraar. ‘Wij hebben een redelijke
mate van vlijt getoond’, zegt Hans Renes droogjes. Hij somt op: 3 oraties,
een positioneringsstuk, een artikel in International Journal of Heritage
Studies, publicaties over de economische waarde van erfgoed, debatten
met betrokkenen uit de sector en een interdisciplinaire en interuniversitaire
module, waaraan inmiddels 104 studenten van de VU, de TU Delft en
Wageningen University hebben deelgenomen. Een ‘organisatorische nachtmerrie’, zegt Renes, want universiteiten lijken hun studenten het liefst binnen de eigen muren te willen vasthouden. Niettemin volgt er ook dit jaar
nog een module (over naoorlogs ontwerp). De contacten met het HBO zijn
ook aangehaald en die hebben geresulteerd in onder andere het Lectorenboek, de publicatie over het erfgoedonderzoek aan de hogescholen die
deze middag wordt gepresenteerd.
Grote vraag is natuurlijk: hoe verder? Er komt geen nieuw hooglerarennetwerk, dat op landelijk niveau de belangstelling voor erfgoed kan aanja-
Esther Agricola
”Erfgoed heeft alleen toekomst
als er slim wordt ingespeeld op
grote maatschappelijke en
ruimtelijke ontwikkelingen”
Hans Renes
3
—
gen en kennisontwikkeling stimuleren; het accent verschuift naar de
praktijk. Daarom is de nalatenschap van het kwartet hoogleraren in de
vorm van de Kennisagenda ‘Karakterschetsen’ gegoten, als leidraad bij het
verankeren van erfgoed in de ruimtelijke opgaven.
Joks Janssen schetst de veranderende kijk op erfgoed, die verschuift van
waardestelling naar waardecreatie, van verlies naar profijt. De klassieke en
oudste positie is die van de bescherming van het object. Mooi voorbeeld
van deze sectorbenadering is de restauratie van de St. Jan in Den Bosch.
Vanaf 1980 komt de factorbenadering in beeld: onderhandelen en revitaliseren. Erfgoed wordt ingezet als waardevolle factor in de ruimtelijke ontwikkeling, zoals bij de bouw van de Vinex-locatie Leidsche Rijn. Vanaf de
eeuwwisseling komt de vectorbenadering in zwang, waarbij het erfgoed
een richtinggevende inspiratiebron is voor gebiedsontwikkeling. Erfgoed is
meer dan de fysieke monumenten, het is ook het immateriële verhaal,
waarmee mensen betekenis geven aan hun omgeving. De landschapsbiografie van de Drentse Aa is hier een goed voorbeeld van. Zoals uit deze
voorbeelden blijkt, bestaan de benaderingen naast elkaar en er is dan ook
geen sprake van superioriteit; hoewel de vector-benadering aan omvang
wint, blijft ook de klassieke instandhoudingsopgave relevant.
Behalve de benadering is ook het speelveld van de erfgoedzorg flink veranderd. De schaal is vergroot van monument naar landschap; de reikwijdte is
verbreed van het uitzonderlijke naar het alledaagse; de ambitie is verhoogd
van het vrijwaren/beschermen naar het vormen/transformeren.
1
—
Karakter schetsen
Nationale Onderzoeksagenda
Erfgoed en Ruimte
deel 1 – Kennisagenda
2014
Wat doet er de komende jaren echt toe? Zes relevante ontwikkelingen zien
de hoogleraren, die samen de kennisagenda bepalen voor de komende tien
tot vijftien jaar.
Provincies hebben nog geld
Allereerst zijn er de bestuurlijke arrangementen; de wisselende verhoudingen
tussen de drie bestuurslagen. Let vooral op de provincies, zegt Janssen. Zij
hebben nieuwe taken en bevoegdheden gekregen op het vlak van ruimtelijke ordening en erfgoedzorg. Ze zoeken een nieuwe rol en zij hebben trouwens ook nog geld te besteden.
”Een virtuele laag bedekt het
materiële erfgoed”
In de planologie is, ten tweede, de groei er uit. Voorlopig is het een kwestie
van consolideren, van herbestemmen. We zullen keuzes moeten maken
over behoud en sloop en misschien moeten we meer interventies toestaan
om exploitatie van erfgoed in krimpgebieden te bevorderen.
De derde lijn draait om identiteit en diversiteit. De veranderde samenstelling van de bevolking - de komst van immigranten en kenniswerkers die
hun eigen verhalen meebrengen - zal zijn weerslag hebben op gebruik en
beleving van ‘ons’ erfgoed.
Het collectieve geheugen raakt, ten vierde, verder en verder gedigitaliseerd.
Een virtuele laag bedekt het materiële erfgoed. We kunnen steeds gedetailleerder de oorspronkelijke staat van monumenten opslaan in de cloud.
Biedt dit ook mogelijkheden om iets vrijer om te gaan met het erfgoed?
Joks Janssen
4
—
De trek naar de stad is evident. Amsterdam en Utrecht doen het goed qua
leef- en vestigingsklimaat. Nog veel is onduidelijk over de rol die erfgoed
hierin speelt; dit vraagt om een vijfde programmalijn.
Ten slotte is er de duurzame delta. Klimaatverandering en energietransitie
hebben impact op waardevolle gebouwen en cultuurlandschappen. Hier ligt
de vraag hoe de erfgoedsector een positieve rol kan spelen bij deze opgave.
Janssen: ‘Er zijn tot nu toe weinig contacten en cross-overs tussen de klassieke monumentenzorgers en de aanhangers van de meer recente, factoren vectorbenadering. Het erfgoedonderzoek is vooral pragmatisch en
nationaal georiënteerd – het liefst ziet men snelle oplossingen voor problemen en men hecht minder aan fundamenteel onderzoek.’
De zes lijnen zijn een uitnodiging aan alle betrokken partijen om de krachten te bundelen, want sluit Janssen af: het erfgoed is weliswaar vitaal maar
de kennis is versnipperd.’
Lekker uitdunnen
Drie pitches uit de praktijk geven al een beeld hoe bestuurders, ontwerpers, erfgoedprofessionals kunnen opereren in de nieuwe realiteit. H+N+S
landschapsarchitecten opteerde bij de transformatie van Vliegbasis Soesterberg tot het Nationaal Militair Museum voor radicale uitdunning. ‘Het
was een verademing’, zegt directeur Hank van Tilborg. ‘We hebben heel
veel van het bestaande landschap verwijderd.’ Niet zo maar uiteraard. Een
uitgebreide analyse van de historische ontwikkelingsgang van de vliegbasis
ging er aan vooraf. Per historische laag is één representant bewaard gebleven. Bijvoorbeeld, Gebouw 45, het oudste vliegtuiggebouw, vertegenwoordigt de start van het vliegveld (ooit opgezet door twee autohandelaren die
wel brood zagen in deze nieuwigheid – en vervolgens, als de meeste pioniers, failliet gingen). Een hangar en andere gebouwen herinneren aan de
Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog, de Amerikaanse legerbasis.
‘Durf te kiezen’, trekt Agricola lering uit het verhaal. Ja, zegt Van Tilborg, en
vertrouw de markt. Want al zijn de ontwerpers geen erfgoeddeskundigen,
hun keuzes zijn wel gebaseerd op kennis.
Reputatie
Hank van Tilborg
“Monumenten gaan pas leven
als er een duidelijk verhaal is.”
Jeroen Saris, voormalig wethouder van Amsterdam en nu directeur van
De Stad bv, doet de strategie van Dordrecht uit de doeken. De kern: monumenten gaan pas leven als er een duidelijk verhaal is. Dat verhaal geeft
betekenis, mensen snappen dan wat ze zien. De marketingafdeling van
gemeente Dordrecht heeft welbewust zo’n verhaal, een ‘merkkader’,
opgesteld. Eerst nog wat zoekende maar allengs trefzekerder, vonden zij
woorden en associaties die de Dordtse mentaliteit en reputatie beschrijven
en versterken. Zo’n kader geeft vorm aan de ontwikkeling van het erfgoed.
Die reputatie kun je niet verzinnen, zegt Saris, die moet in de genen van de
stad en de gebouwen zitten. En die haal je eruit door marketing, met een
lange adem.
Herkenning is erkenning
De transformatie van Vliegbasis Soesterberg tot het Nationaal Militair Museum
‘Wat wordt bewaard, wordt bepaald door de mensen die er wonen en werken’, zegt Robert Broesi, directeur Must Stedebouw. En dus moet je zorgen
Jeroen Saris
5
—
Manifest Brandevoort op de monumentenlijst
Charlotte van Schoonhoven over het Manifest Brandevoort
dat inwoners de waarde van erfgoed herkennen. In Sas van Gent, krimpgemeente in Zeeuws Vlaanderen, was daar nog een wereld te winnen.
De bevolking was uitermate sceptisch en op zijn best pragmatisch, vertelt
Broesi. Wat niet functioneert, wordt er gesloopt. Zo verdween een prachtig
industrieel monument en kwam daar een verschrikkelijk lelijke Albert Heijn
XL voor in de plaats. Ironisch genoeg trekt deze kolos wel veel volk uit
België. De Vlamingen hebben zelfs de krimp tot stilstand gebracht door
zich, ook aangetrokken door de woningprijzen en het toch historische
karakter, te vestigen in het Zeeuwse dorp.
Ook Broesi’s ervaring is dat het verhaal cruciaal is voor draagvlak. Herkenning is erkenning. Zijn bureau zette daarom onder andere in op het maken
van een historische atlas van de gemeente. ‘Kaarten en tekeningen helpen
om de belangrijke structuren van de stad zichtbaar te maken. Beelden zijn
veel communicatiever dan woorden.’
Geheel in de geest van de vectorbenadering waarbij het immateriële, het
verhaal, de waarde van erfgoed mede bepaalt, zorgden vier studenten van
de VU en de TU Delft (Module Erfgoed en Ruimte 2013, door het Netwerk
georganiseerd) voor een tot nadenken stemmend intermezzo. Met uitermate valide argumenten betoogden zij dat de historiserende Vinex-wijk
Brandevoort in Helmond rijksmonument moet worden. Een uitkomst die
op zijn minst wat wenkbrauwen doet optrekken. Maar de wijk voldoet aan
alle officiële criteria in de monumentenzorg en de grens van vijftig jaar is in
de nieuwe Monumentenwet afgeschaft. Brandevoort is een gaaf voorbeeld
van de Illusiearchitectuur die sinds de laatste eeuwwisseling opgeld doet.
Een sleutelwerk ook in het oeuvre van architect Rob Krier. Het is een
a-typisch voorbeeld van de Vinexbouw; in plaats van saai en eenvormig is
er veel variatie in typologie en dichtheid. Het illusionair verleden appelleert
aan de groeiende vraag naar erfgoed die in de jaren negentig van de vorige
eeuw sterk opkwam. Kortom een prachtexemplaar van de erfgoedillusie,
dat het verdient in stand te worden gehouden. Dat krijg je ervan, concludeert Agricola.
“Herkenning is erkenning”
Teugels laten vieren
Het debat met de zaal concentreert zich vervolgens rond dit thema. Wie
maakt straks in de praktijk uit wat het waard is bewaard te worden? De
burgers, de deskundigen, de overheid? En wat bepaalt de keuzes? ‘Niet
alleen kennis’, zegt Arno van den Hurk (programmaleider Noord-Brabant),
‘de emotie is vaak bepalender. Mens en emotie mis ik wel in de Kennisagenda zoals die hier voor ligt.’ Ook Staatsbosbeheer directeur Sylvo Thyssen
vraagt zich af hoe de Kennisagenda pragmatisch te vertalen naar het praktijkniveau van het spreekwoordelijke Handboek van de soldaat. En juist op
lokaal, regionaal niveau ligt vaak de oplossing, leert de ervaring van Thom
Aussems, directeur Trudo: ‘Haal alle intermediairs er tussenuit en ga op
zoek naar gebruikers, er is belangstelling genoeg in het betrekken van erfgoed, maar zorg wel voor een helder kader: dit kan wel en dat kan niet’.
Robert Broesi
6
—
Meer strategisch opereren, dus. Een beetje zoals de milieubeweging al
langer doet: ‘aan de voorkant gaan zitten’. Om de vectorbenadering te
realiseren is er wel een omslag nodig bij gemeenten. De flexibiliteit in
vergunningverlening blijft achter, constateert Thyssen van Staatsbosbeheer. Minstens zo belangrijk, zegt Hermen Borst, hoofd ruimtelijk
ontwerp van het ministerie van Infrastructuur en Milieu toe, is dat we de
ontwerpkracht van de gemeente op peil moeten houden. Zoals Allard Jolles
van het Rijksvastgoedbedrijf i.o. aan het begin van het debat al had geconstateerd: de erfgoedsector loopt voorop, maar de ruimtelijke sector is wat
veel aan het navelstaren.
En ook op tafel ligt de intrigerende vraag: Welke (beschermings)instrumenten hebben we nodig als de vectorbenadering is ingedaald? En hoe zit het
met het internationale perspectief? Hoe verhoudt zich de Nederlandse
“De doe-het-zelfsamenleving kan nog een verrassende
proeftuin blijken voor waardencreatie.”
situatie en aanpak tot die in andere (Europese) landen? De academici
kunnen meewerken in de praktijk met het analyseren en verbinden van
de modellen en verhalen aan specifieke situaties in steden en regio’s.
Door het samen bouwen aan de kenniswolk van erfgoed en ruimte kan
de kennisagenda effect hebben op de praktijk.
De nieuwe doe-het-zelfsamenleving, zoals Jos Bazelmans van de RCE de
participatiemaatschappij betitelt in zijn afsluitend woord, kan nog een
verrassende proeftuin blijken voor waardencreatie.
Jos Bazelmans
7
—
Colofon
Amersfoort, maart 2014
Tekst
Marijke Bovens
Opmaak
Jeroen Schippers, WÆB creative agency (waeb.nl)
Organisatie
Eva Stegmeijer en Olga Faber, Netwerk Erfgoed en Ruimte (www.netwerkerfgoedenruimte.nl)
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Carla Jansen (Marbles)
Bron foto’s
Dag zelf: beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, fotograaf Ruben Schipper
Transformatie vliegbasis Soesterberg: H+N+S Landschapsarchitecten, Hank van Tilborg