klik hier

Begrippenlijst Nederlands – Frans - Engels
Nederlands
Frans
Engels
onderwerp
sujet
subject
naamwoordelijk gezegde
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bepaling
werkwoord
infinitief
persoonsvorm
voltooid deelwoord
imperatief
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
lidwoord
bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord
voornaamwoord
persoonlijk vnw.
wederkerend vnw.
bezittelijk vnw.
aanwijzend vnw.
vragend vnw.
prédicat nominal
prédicat verbal
complément d’objet direct
complément d’objet indirect
complément circonstanciel
verbe
infinitif
verbe conjugué
participe passé
impératif
auxiliaire
verbe copule
article
article défini
article indéfini
adjectif
substantif
adverbe
pronom
pronom personnel
pronom réfléchi
pronom possessif
pronom démonstratif
pronom interrogatif
voorzetsel
telwoord
hoofdtelwoord
préposition
adjectif numéral
adjectif numéral
cardinal
adjectif numéral
ordinal
rangtelwoord
direct object
indirect object
verb
infinitive
finite form of a verb
past participle
imperative
auxiliary
linking verb
article
definite article
indefinite article
adjective
noun
adverb
pronoun
personal pronoun
reflexive pronoun
possessive pronoun
demonstrative pronoun
interrogative pronoun
preposition
number
cardinal number
ordinal number