Verslag werkatelier kavelbesluit Borssele - 15 september 2014 Opening Doel van dit tweede werkatelier is om de windsector bij te praten over de stand van zaken in de ontwikkelingen rondom windenergie op zee. Er is een aantal onderzoeken ingezet door RVO, mede naar aanleiding van de uitkomsten van het eerste werkatelier. Het Rijk wil toetsen of de uitgezette onderzoeken de goede site data opleveren voor de windsector om een bieding te kunnen doen. Daarnaast wil TenneT graag in gesprek met de windsector over de elektrische infrastructuur die TenneT op zee gaat realiseren en dan met name over het infield spanningsniveau en de locatie van de platforms. Presentaties De presentaties over de algemene stand van zaken in het dossier windenergie op zee, de planning voor MER en kavelbesluit Borssele, de onderzoeken t.b.v. site data en de elektrische infrastructuur zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd. Naar aanleiding van de presentaties komen de volgende zaken aan de orde: De resultaten van de onderzoeken m.b.t. site data zullen gepubliceerd worden op een website, die binnenkort beschikbaar zal komen. De rapporten worden opgeleverd in het Engels, met een Nederlandse samenvatting. De 1e oplevering van de nieuwe elektrische infrastructuur van TenneT is gepland 1 januari 2019. De keuze voor het infieldspanningsniveau (33 of 66 kV) is belangrijk voor de locatiekeuze van de platforms en de configuratie. Het moment waarop de keuze gemaakt moet zijn, moet nog worden bepaald. De windsector wil graag een overall planning zien waarin de verschillende trajecten in samenhang worden getoond: het kavelbesluit, de Wet windenergie op zee, de elektrische infrastructuur en de wetgeving STROOM. Achtergrond hierbij is de zorg of de verschillende trajecten in de planning op elkaar aansluiten, gezien de afhankelijkheden tussen de projecten. Bert Wilbrink licht toe dat bij voorkeur gewerkt zou worden met onherroepelijke kavelbesluiten. Dat zal zeker vanaf de tender 2017 het geval zijn, maar voor 2015 is dat niet haalbaar. Er wordt nu toegewerkt naar een definitief kavelbesluit, vlak voor de tender. Daar is dan nog wel beroep op mogelijk. De RCR-procedure voor de elektrische infrastructuur zal op dat moment in de fase van ontwerp-besluit zijn. De ingangsdatum voor de wetgeving STROOM is gepland op 1/1/2016. Twee maanden ervoor wordt de wet formeel gepubliceerd. Op 1 januari 2016 zal er voldoende zekerheid zijn over de planning van TenneT. Nagegaan zal worden of er een overall planning op hoofdlijnen gemaakt kan worden. De planning wordt dan op de website gepubliceerd. Het kavelbesluit Borssele bevat de infrastructuur tot aan het stopcontact van TenneT. Werksessies Tijdens twee parallelle sessies gaan de deelnemers in gesprek over de site data en de elektrische infrastructuur van TenneT. Werksessie site data – (terugkoppeling door Laut van Seventer) Inzet voor de werksessie is toetsing bij de markt of de onderzoeken die RVO laat uitvoeren naar de mening van de marktpartijen voldoende compleet en van voldoende kwaliteit zijn om t.z.t. in de tender een bieding te kunnen doen. Ook werd besproken wat er nog moet gebeuren en hoe een zo optimaal mogelijk proces gevolgd kan worden, zodat de kwaliteit geborgd kan worden en de windsector voldoende input kan leveren. De volgende zaken/tips kwamen aan de orde: o Suggestie is om contact te leggen met Belgische windparkoperators, met name over data m.b.t. geologie/geomorfologie, omdat bodemdynamiek een belangrijke rol speelt. RVO geeft aan dat de eerste contacten zijn gelegd met Belgische experts, maar dat er gekeken zal worden hoe hier verder opvolging aan kan worden gegeven. Opgemerkt wordt dat site data van Belgische parken niet zonder meer kan worden vertaald naar de situatie in Borssele. Verder wordt de tip gegeven om met kabeleigenaars in contact te treden omdat die mogelijk ook informatie hebben over de morfologie en morfodynamiek van de site. o De windsector vraagt in hoeverre de verschillende studies ook voor TenneT bruikbaar zullen zijn. RVO geeft aan dat het gebied wat onderzocht wordt een extra kilometer om de Borssele kavel bevat. Hiermee zouden de studies ook eventueel bruikbaar zijn voor het hoogspanningsstation van TenneT. Aangezien de planning een paar maanden later valt, zal TenneT het kabel tracé zelf onderzoeken. o Voor UXO’s wordt nu een bureaustudie/ inventarisatie en risico assessment uitgevoerd. De windsector vraagt om de UXO’s zo exact mogelijk te lokaliseren tijdens de geofyische suvey. RVO geeft aan dat het exact lokaliseren van UXO’s de kosten significant zal verhogen en dat dit maar beperkt zin heeft omdat de UXO’s vrij kort na de survey door de bodemdynamiek weer verplaatst kunnen worden. Het plan is daarom om tijdens de geofysische surveys geen gedetailleerde UXO survey uit te voeren, wel zal een (globale) magnetometer survey worden uitgevoerd waarmee inzicht verkregen wordt in de mate van voorkomen van (metalen) objecten over de site. De exacte lokalisatie van UXO’s zal dan bij de ontwikkelaars liggen op het moment dat het bekend is waar en wanneer gebouwd gaat worden. Opruimen van UXO’s is een taak van de overheid. Er geldt een meldplicht als een UXO gelokaliseerd wordt. o Morphodynamiek is voor Borssele een belangrijk issue. Tip is om de bathymetrie van de site mee te nemen bij het bepalen van de metocean condities. RVO geeft aan dat dit onderdeel is van de Metocean datastudie. o Zorg dat de GIS-data middels een GIS-viewer op een website beschikbaar is. Combineer certificering voor geophysics en geotech. Als mogelijk, kijk of een onafhankelijk bureau alle resultaten van de geofysische en geotechnische onderzoeken kan verwerken. o o o o o Informeer de visserijsector als er geofysische en geotechnische onderzoeken worden uitgevoerd. In de komende weken wordt de studie van DNV-GL naar het windmeetprogramma afgerond. De studie vergelijkt en waardeert verschillende methoden om het windklimaat in het Borssele gebied in kaart te brengen. Inclusief o.a. het gebruik maken van: Historische her-analyse data van modellen Floating lidars Lidar op een bestaand platform Installeren van een meteorologische meet mast Daarbij worden ook financiële experts geconsulteerd met de vraag hoe zij de waarde van bepaalde data inschatten. In oktober wordt hierover een sessie belegd met windexperts van de sector. Tip hierbij: kijk ook naar de Belgische parken voor validatie. Begin z.s.m. met aanbesteden zodat je geen tijd verliest. Bouw flexibiliteit in de tender in, zodat er nog gecorrigeerd kan worden. Als de onderzoeken definitief zijn, worden de resultaten gepubliceerd. Tijdens de onderzoeken mogen de betrokken onderzoekbureaus niet voor andere partijen werken. Consultatie van de sector vindt plaats door middel van kennisateliers en door input via de specifieke werkgroep van NWEA. De kwaliteit van de site data is voor de windsector van groot belang. De overheid doet er alles aan om hoge kwaliteit data te leveren door: Experts in te huren voor het uitvoeren van de studies; De scope af te stemmen in de NWEA werkgroep; Studies die (mogelijk) input gaan vormen voor een Design Basis te laten certificeren. RVO geeft aan dat kwaliteit een belangrijk doel is. Wel is het gezien de beschikbare tijd en het stadium waarin de onderzoeken plaatsvinden niet reëel om te proberen alle onzekerheden uit te sluiten. Samen met de sector zal de beste balans moeten worden gevonden tussen het uitsluiten van risico’s en de hoeveelheid tijd en budget die hiervoor zal worden gebruikt. De verantwoordelijkheid voor het toepassen van de data ligt bij de windsector. Het is ook aan de windsector hoe om te gaan met de onzekerheden die zullen bestaan omtrent de resultaten van de studies. De windsector vraagt of het eventueel voorkomen van significante omissies of tekortkomingen in de data kan leiden tot het aanpassen van de biedprijs of – als dat al mogelijk is – terugtrekken van het tenderbod. Het Rijk zal dit punt betrekken bij het inrichten van de tender en komt er in een later stadium nog op terug. Werksessie elektrische infrastructuur – (terugkoppeling door Martin Ars) Inzet voor de werksessie is overleg met de marktpartijen over de inrichting van de elektrische infrastructuur voor de windparken. De deelnemers benoemden de volgende issues hierbij: o Locatie platforms o Redundantie o 33 of 66 kV voor de inter-array kabels o o o o Dataconnectie Gridcompliance Planning Hoe de markt te betrekken – decision tree: wanneer moeten beslissingen genomen worden en wanneer wordt de markt daarbij betrokken. o Moet er al dan niet een helikopterplatfom komen op de platforms? o Wie is eigenaar van welk deel van de installatie o Geparkeerd: garantiestelling M.b.t. de locatie van de platforms werden de volgende criteria geformuleerd: o De kosten voor het totale systeem zo laag mogelijk kosten houden o Ruimtelijk: bij voorkeur in een corridor. o De corridor moet bereikbaar zijn voor onderhoud van de kabel. o Realistische planning. o Platform tussen de parken in, zodat de kabels niet door een ander windpark hoeven te lopen. o Een exportkabel is goedkoper dan interarray; de sector heeft dus een voorkeur voor zo kort mogelijke interarraykabels. o Kosten redundantie en een maximale afstand tussen de 2 platforms. Tennet geeft aan, dat zij uitgaan van een afstand van 4 kilometer tussen de platforms. Er zijn elders ervaringen, dat deze afstand ook groter kan zijn (12 km). Op basis hiervan worden twee varianten geselecteerd: o Als kavel I en II tegelijk ontwikkeld worden, dan lijkt een platform ertussen aan de oostkant logisch omdat de interarraykabels dan zo kort mogelijk kunnen zijn. o Als kavel I en III tegelijk worden ontwikkeld, dan lijkt een platform in het midden op de grens tussen beide kavels en langs de bestaande kabel de juiste plek. o Combinatie van kavel II en IV lijkt niet logisch omdat dat veel cable crossings betekent. Combinatie van kavels I en II met een platform in de hoek of het midden lijkt dan beter. M.b.t. de keuze tussen het toepassen van 33 of 66 kV werd geconcludeerd dat het vanuit de techniek gezien, logisch zou zijn om bij het gebruik van grotere turbines te kiezen voor 66 kV omdat dat minder strings betekent. De windsector ziet echter ook risico’s m.b.t. beschikbaarheid van een 66 kV kabel op de markt, wat tot hogere prijzen leidt. Toepassing van 66 kV is ook nog geen ‘proven technology’. Daarnaast zullen kleinere turbines dan niet mogelijk zijn. Voordeel van 66 KV is wel dat je bij een park van 350 MW veel minder strings nodig hebt en daarmee het aantal kabelkruisingen fors vermindert. Enkele marktpartijen geven aan dat nader onderzoek nodig is, maar onduidelijk is welke onderzoeken dan nog uitgevoerd dienen te worden. In verband met de tijd zijn de overige issues uit de inventarisatie niet meer aan de orde gekomen. Naar aanleiding van deze terugkoppeling werd gevraagd of het mogelijk is op 1 platform zowel 33 kV als 66 kV te combineren. Dat is technisch mogelijk, maar heeft niet de voorkeur. TenneT gaat zoveel mogelijk uit van standaardisatie voor alle platforms. Twee parken aansluiten op één platform, waarvan het ene park 33kV en het andere park 66 kV gebruikt, levert nog extra problemen op. Afsluiting De dagvoorzitter dankt de aanwezigen voor hun bijdrage aan het werkatelier en de goede feedback. Hij benadrukt ook dat het in ieders belang is in de communicatie vooral ook de punten te blijven benadrukken waar wel overeenstemming over is en ook de aandacht vooral te richten op de ‘nog te beantwoorden’ vragen. Het verslag van de bijeenkomst wordt, samen met de presentaties, zo spoedig mogelijk toegestuurd. In de komende maanden worden nog drie kennisateliers georganiseerd: op 15 oktober, 17 november en 15 december. De volgorde van de onderwerpen wordt nog nader bepaald. Vanuit NWEA wordt aangeboden om in kleiner verband over bepaalde punten verder door te praten. Dit aanbod wordt met waardering door het Rijk in ontvangst genomen.
© Copyright 2024 ExpyDoc