Extra oefenopgaven licht (1) uitwerkingen

Uitwerking van de extra opgaven bij het
onderwerp licht.
Als je de uitwerking bij een opgave niet
begrijpt kun je je docent altijd vragen dit
in de les nog eens uit te leggen!
Extra
oefenopgaven
licht (1)
uitwerkingen
Havo en VWO 2
H. Aelmans
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
1. Zijn de onderstaande uitspraken goed of fout.
Goed
A.
Licht beweegt langs rechte lijnen.
X
B.
X
E.
B. Schaduw ontstaat als het licht van een lichtbron
wordt tegengehouden.
Een halfschaduw is altijd grijs die overal even donker
is.
De hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de
spiegel heet de hoek van terugkaatsing.
Een wit voorwerp absorbeert blauw licht.
F.
Een zwart voorwerp kaatst elke kleur licht terug.
G.
Het zichtbaar spectrum van de zon bestaat uit de
kleuren van de regenboog.
Een divergente lichtbundel wordt steeds smaller.
C.
D.
H.
Fout
X
X
X
X
X
X
Beantwoord de volgende meerkeuze vragen.
2. Welke hoek is in figuur 1 de hoek van inval?
A. Hoek 1
B. Hoek 2
C. Hoek 3
D. Hoek 4
Antwoord B is juist
3. Een gele trui wordt beschenen door een blauwe lamp. Je ziet deze trui dan:
A. geel
B. blauw
C. groen
D. zwart
Antwoord D is juist
4. Waarvan hangt het aantal schaduwen van een voetballer in een verlicht
stadion bij een avondwedstrijd af?
A. van de positie van de voetballer
B. van het aantal lichtmasten
C. van het aantal voetballers op het veld
D. van het tijdstip op de avond
Antwoord B is juist
1
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
5. Een lichtstraal valt op een spiegel zoals in figuur 2.
Onder welke hoek moet de normaal ten opzichte
van de spiegel worden getekend?
A. 90°
B. 45°
C. 30°
D. 180°
Antwoord A is juist
6. Truusje van de brugklas gaat voor de eerste keer naar een
schoolfeest in een discotheek. Zij trek haar fleurigste kleding aan.
Onder het witte licht op haar kamer is haar truitje rood, de bloem
op haar tui is wit en haar broek is blauw.
In de disco schrikt Truusje van de kleuren van haar kleding. In de
disco staat zij onder een rood gekleurd licht. Welke kleur heeft de
kleding van Truusje nu.
truitje
bloem
broek
A.
zwart
rood
rood
B.
rood
wit
rood
C.
rood
rood
zwart
D.
zwart
wit
zwart
Antwoord C is juist
7. In een huis staan bij een raam 2 schemerlampen. ’s Avonds gaan de lampen
aan. Op welke van de afbeeldingen is juist weergegeven het licht naar buiten
schijnt.
Antwoord D is juist
8. Achter een brandende kaars staat een foto. In welke van de afbeeldingen is de
schaduw juist weergegeven.
Antwoord A is juist
2
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
9. In de afbeelding zie je hoe een ronde
lamp op een kerstbal schijnt.
In welk gebied achter de kerstbal zal
de schaduw het donkerste zijn?
a. Gebied no. 1
b. Gebied no. 2
c. Gebied no. 3
d. Gebied no. 4
Antwoord B is juist
Open vragen
1. In een kamer hangen 2 lampen bij een raam. Buiten voor het raam staan drie bomen. ’s
Avonds gaan de lampen branden.
Laat door een precieze tekening (=constructie) zien welke boom (bomen) in het
donker blijft (blijven) staan.
Boom (bomen)
2 blijft (blijven) in het donker staan.
2. Met de opstelling van de nevenstaande afbeelding wordt een
schaduw op een scherm gemaakt.
Hoe moet het balletje verplaatst worden om de schaduw
groter te maken, in de richting van de lamp of in de richting
van het scherm? Leg kort uit!
Het balletje moet in de richting van de lichtbron
worden verplaatst. Hoe dichter het voorwerp bij de lichtbron is, hoe
verder de randstralen langs het voorwerp uit elkaar lopen en de
schaduw dus groter wordt.
3
Extra oefenopgaven licht (1)
3. Aan het plafond van de bar wil een disco
eigenaar een scherm maken. Het scherm moet
ervoor zorgen dat het licht van de lamp wel op
de bar valt, maar niet in de ogen van de vrouw
achter de bar komt.
uitwerkingen
C
A
B
A. Teken het scherm in de nevenstaande
tekening die aan deze eisen voldoet.
B. Teken ook de randstraal vanuit de lamp langs
het scherm nar de vrouw, waarmee je laat
zien dat het scherm aan de eisen voldoet.
C. Maak het gebied waar het scherm voor
schaduw zorgt een beetje grijs.
4. In de nevenstaande figuur staan twee
lampen A en B. Tussen de lampen en
de muur hangt een scherm. De
randstralen van A langs het scherm
zijn al getekend.
A. Arceer het schaduwgebied van
lamp A tussen het scherm en de
muur.
in afb.
B. Trek de randstralen vanuit lamp
B. Kleur het gebied tussen de
muur en het scherm van lamp B
grijs.
in afb.
C. Vanuit lamp A zijn twee randstralen en nog twee andere stralen getekend.
Waarom zijn deze stralen geen randstralen?
Randstralen worden vanuit de lichtbron exact langs de rand van het
voorwerp getekend. De 2 lichtstralen die al getekend waren zijn wel
lichtstralen vanuit lichtbron A, maar ze lopen niet langs het
voorwerp.
4
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
5. In de onderstaande figuur bevinden zich twee puntvormige lichtbronnen (A en B)
A. Construeer de schaduw die de twee lampen op het scherm vormen.
B. Geef in de tekening of en zo ja, aan waar er sprake is van een kernschaduw
Kernschaduw
normaal
6. In nevenstaande afbeelding valt een
lichtstraal op een spiegel. Teken de
teruggekaatste straal. Maak hierbij gebruik
van de spiegelwet.
1. Teken de normaal
2. Teken de teruggekaatste straal
en zorg dat hoek i = hoek t.
7. In de onderstaande figuur hangt een TL-buis boven de tafel.
A. Teken in de figuur de schaduw van de tafel op de grond.
i
t
B. Een muis loopt over de vloer van uiterst links naar uiterst rechts. Beschrijf hoe de
muis het licht op de vloer ziet veranderen.
Eerst loopt de muis vol in het wit licht. Daarna komt de muis in de
halfschaduw, waarbij het steeds donkerder wordt. In de kenschaduw is
het volledig donker. Bij het betreden van de halfschaduw wordt het
steeds lichter tot hij uiteindelijk weer vol in het licht komt.
5
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
8. De onderstaande figuur is het bovenaanzicht van een ronde paal die op enige afstand
van een muur staat. Links van de paal hangt een TL-lamp. Deze is niet getekend. Op
de muur tekent zich de schaduw van de paal af (zie figuur).
Bepaal door constructie waar de TL-lamp hangt.
(De Tl-buis hangt niet parallel aan de muur!)
Tl-buis
9. Op de nevenstaande afbeelding is een lichtstraal getekend die is teruggekaatst op een
spiegel.
A. Teken met zwart de
bijhorende invallende
straal met behulp van de
spiegelwet.
B. Laat met een andere kleur
zien dat je
dezelfde straal ook kunt
tekenen door
eerst het spiegelbeeld van het oog te
tekenen. Teken vervolgens vanuit het
spiegelpunt een rechte lijn door het raakpunt
van de lichtstraal op de spiegel. Zie afb.
10. Teken de lichtstraal die vertrekt vanuit punt P. De teruggekaatste lichtstraal gaat door
punt Q. Denk na welke van de twee methodes uit opgave 9 hier gebruikt moet worden.
Maak gebruik van het
spiegelpunt van P om
deze opgave te maken.
P’
6
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
11. Op de onderstaand afbeelding zijn twee lichtstralen getekend. De lichtstralen vallen op
een spiegel. Ook de schuine rechterzijde van de afbeelding is een spiegel.
Teken hoe deze beide lichtstralen door de beide spiegels worden weerkaatst.
Spiegel 1
Spiegel 2
Wat valt je op bij de twee teruggekaatste lichtstralen. Kun je dit verklaren?
De teruggekaatste lopen evenwijdig (parallel). Omdat de invallende
stralen parallel lopen en de hoeken steeds gelijk aan elkaar zijn
(spiegelwet) lopen de teruggekaatste stralen ook parallel aan elkaar.
12. In de nevenstaande tekening zie je de breking van
een lichtstraal.
A. Wat wordt er bedoeld met breking van een
lichtstraal?
Breking van een lichtstraal is het niet
rechtdoor gaan van de lichtstraal, maar
dat er een ‘knik’ in de lichtstraal
ontstaat.
B. Leg uit wanneer breking van licht optreedt.
Breking ontstaat als de lichtstraal van het ene doorzichtige
materiaal overgaat naar een ander doorzichtig materiaal.
Bijvoorbeeld van lucht naar glas, van glas naar perspex, van glas
naar lucht enz.
7
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
13. Lenzen kunnen de richting van lichtstralen veranderen. Bolle en holle lenzen
veranderen de richting van de lichtstraal op een andere manier.
Geef in onderstaand afbeelding aan welke lenzen (bolle of holle) zijn gebruikt?
Streep door wat niet van toepassing is.
Lens 1: Holle / Bolle lens
Lens 4: Holle / Bolle lens
Lens 2: Holle / Bolle lens
Lens 5: Holle / Bolle lens
Lens 3: Holle / Bolle lens
Lens 6: Holle / Bolle lens
14. In de onderstaande afbeelding zie je een lichtbron die een lichtbundel uitzendt. Deze
lichtbundel valt vervolgens door een lens.
A. Welk soort lichtbundel wordt door de lamp uitgezonden.
De lamp zendt een divergerende lichtbundel uit.
B. Welke soort lichtbundel is er rechts van de lens te zien.
Aan de rechterzijde van de lens is een convergerende lichtbundel te
zien.
8
Extra oefenopgaven licht (1)
uitwerkingen
15. Door de kleuren rood, groen en blauw te mengen kun je alle andere kleuren maken.
In de onderstaande figuur zijn er vier mengkleuren aangegeven met no. 1 t/m 4.
Noteer de juiste kleur bij het betreffende nummer.
No. 1 = Geel
No. 2 = Magenta
1
2
4
No. 3 = Cyaan
3
No. 4 = Wit
16. In de nevenstaande figuur bevinden zich twee puntvormige lichtbronnen (L1 en L2)
Lamp 1 is een lamp met blauw licht.
Lamp 2 is een lamp met groen licht.
A. Teken met blauw de randstralen van de schaduw die lamp 1 veroorzaakt.
B. Teken met groen de randstralen van de schaduw die lamp 2 veroorzaakt.
C. Geef achter het scherm aan welke gebieden verschillende kleuren op het wit
scherm zullen hebben? Noteer ook de kleuren in elk van deze gebieden.
Cyaan
Blauw
Zwart
Groen
Cyaan
9