De implementatie van landmeetkundige opmetingen met behulp van Remotely Piloted Aircraft Systems in de verkeerskunde ing. Noor Desmet, Bert De Vriendt Promotoren: prof. dr. ing. Greet Deruyter Copromotor: prof. dr. ir. Alain De Wulf Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de industriële wetenschappen: landmeten Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2013-2014 In samenwerking met : KeenVision Wireless Solutions Orbit GeoSpatial Technologies De implementatie van landmeetkundige opmetingen met behulp van Remotely Piloted Aircraft Systems in de verkeerskunde ing. Noor Desmet, Bert De Vriendt Promotoren: prof. dr. ing. Greet Deruyter Copromotor: prof. dr. ir. Alain De Wulf Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de industriële wetenschappen: landmeten Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2013-2014 In samenwerking met : KeenVision Wireless Solutions Orbit GeoSpatial Technologies Woord vooraf In het kader van deze masterproef danken we graag de Vakgroep Industriële Technologie en Constructie van de Universiteit Gent. Deze onderwijsinstelling bood ons de kans en de mogelijkheden om dit onderzoek te verrichten. Wij bedanken hierbij de docenten van de vakgroep voor hun expertise. In het bijzonder gaat onze oprechte dank uit naar onze promotor prof. dr. ing. Greet Deruyter voor het vertrouwen in het onderwerp en de professionele begeleiding gedurende het academiejaar. Daarnaast bedanken we de Vakgroep Geografie en onze copromotor prof. dr. ir. Alain De Wulf. Ook gaat onze dank uit naar de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur. Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Orbit GeoSpatial Technologies en KeenVision Wireless Solutions, wij richten dan ook graag een woord van dank aan deze bedrijven. In het bijzonder bedanken we dr. Lomme Devriendt, Nick Simoens, Johan Bonne en Kristof Alexander van Orbit GeoSpatial Technologies voor de opvolging van het onderzoek en het professionele advies. Onze dank gaat tevens uit naar het personeel van KeenVision Wireless Solutions voor de uitvoerige uitleg en het ontwikkelen van de nodige software. Hiervoor danken we speciaal Henk Bouw en Carola van der Linden. Daarnaast bedanken we de beroepsvereniging BeUAS, vertegenwoordigd door voorzitter Michael Maes en ondervoorzitter Jürgen Verstaen voor de nodige informatie. Ook richten we graag een woord van dank aan de Dienst Luchtruim van de Directie Luchtruim, Luchthavens en Toezicht van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. Hiervoor bedanken we speciaal ir. Erika Billen die ons wegwijs maakte in de wetgeving en vergunningsprocedure. Daarnaast willen wij het Agentschap Wegen en Verkeer danken voor de snelle reactie en hun medewerking. In het bijzonder gaat onze dank uit naar Jan Van Lokeren en Kurt Marquet, die steeds klaar stonden om vragen te beantwoorden. Verder danken we de Stad Gent en de Lokale Politie Gent voor de mogelijkheid tot het uitvoeren van de casestudie. Tot slot richten we nog een speciaal woord van dank aan onze vrienden, familie en partners voor de steun tijdens het schrijven van deze masterproef. i Toelating tot bruikleen De auteurs geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef. Loan admission The authors give permission to make this master dissertation available for consultation and to copy parts of this master dissertation for personal use. In the case of any other use, the limitations of the copyright have to be respected, in particular with regard to the obligation to state expressly the source when quoting results from this master dissertation. Noor Desmet Bert De Vriendt ii De implementatie van landmeetkundige opmetingen met behulp van Remotely Piloted Aircraft Systems in de verkeerskunde ing. Noor Desmet, Bert De Vriendt Promotor: prof. dr. ing. Greet Deruyter Copromotor: prof. dr. ir. Alain De Wulf Beoordelingscommissie: Greet Deruyter, Alain De Wulf, Cornelis Stal Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Master of Science in de industriële wetenschappen: landmeten Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Academiejaar 2013-2014 In samenwerking met KeenVision Wireless Solutions en Orbit GeoSpatial Technologies Trefwoorden: Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS), Verkeersonderzoek, Mappingsoftware, Objectherkenning, Fotogrammetrie iii Abstract Het doel van deze masterproef is het ontwikkelen van een totaalpakket waarbij videobeelden bekomen met behulp van RPAS worden gebruikt om verkeersinformatie softwarematig te analyseren. Dit wordt mogelijk door gebruik te maken van objectherkennings- en objecttraceringssoftware, met inbegrip van het gebruik van karteringssoftware voor het weergeven van de resultaten. Het onderzoek gebeurt in samenwerking met Orbit GeoSpatial Technologies (karteringssoftware en verdeler Microdrones) en KeenVision Wireless Solutions (objectherkenningssoftware). In een theoretisch deel worden op basis van interne bedrijfsdocumenten, internationale literatuur en diverse contacten onbemande luchtvaartuigen, hun toepassingen en de bijhorende wetgeving besproken. Ook wordt een toelichting gegeven over traditioneel verkeersonderzoek en de huidig gebruikte onderzoeksmethoden en registratietechnieken. In een praktisch deel wordt een bevraging uitgevoerd, waarbij de interesse in en de noodzaak aan RPAS wordt onderzocht. Verder wordt een casestudie uitgevoerd, waarbij beelden worden gemaakt van een verkeerssituatie aan de hand van een RPAS. Het verkeer op de videobeelden wordt softwarematig geanalyseerd met behulp van objectherkenning en -tracering. Aan de hand van de foto’s worden kaarten van het gebied gemaakt. Dit gebeurt door middel van karteringssoftware op basis van fotogrammetrie. De resultaten van de bevraging geven aan dat er interesse is in en vraag naar het gebruik van RPAS voor verkeersonderzoek. De casestudie werd met succes uitgevoerd aan de hand van een totaalpakket bestaande uit een RPAS md4-1000 van het Duits bedrijf Microdrones GmbH met Sonycamera’s, de mappingsoftware Orbit UAS Mapping van Orbit GeoSpatial Technologies en de objectherkenningssoftware van KeenVision Wireless Solutions. Het gebruik van camerabeelden vanuit een RPAS biedt een valabel en efficiënt alternatief voor het in kaart brengen van dynamische verkeersstromen. Kernwoorden onbemande luchtvaartsystemen – UAS – onbemande luchtvaartuigen – UAV - Remotely Piloted Aircraft systems – RPAS – drones – verkeerstechniek – verkeersanalyse – verkeersonderzoek – verkeersstromen – verkeerstelling – cartografie – fotogrammetrie – beeldherkenning – objectherkenningssoftware iv Abstract (English) The current thesis aims at developing a total package in which video images obtained through Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) are used to analyze traffic. This is realised by means of object recognition and tracking software, including the use of mapping software to display the results. The research is conducted in collaboration with Orbit GeoSpatial Technologies (mapping software and distributor of Microdrones) and KeenVision Wireless Solutions (object recognition software). Unmanned vehicles, their applications and the applicable legislation are assessed in a theoretical chapter based on internal company documents, international literature and oral sources. In addition, traditional traffic survey solutions are discussed and compared with the currently used research methods and recording techniques. Subsequently, in a practical chapter, a survey is carried out in order to examine the interest in and the need for RPAS. Furthermore, a case study is performed with both photographic and video images of a traffic situation being taken by means of RPAS. The traffic, as perceived in the video, is analyzed using object recognition and tracking software. The photos taken serve as basis for several maps of the area that are developed with mapping software by means of photogrammetry. The survey confirms interest in and demand for the application of RPAS in traffic research. The case study was successfully completed using a set consisting of an RPAS md4-1000 from the German company Microdrones GmbH with Sony cameras, Orbit UAS Mapping software from Orbit GeoSpatial Technologies and object recognition software from KeenVision Wireless Solutions. The use of video images taken from an RPAS offer a valid and efficient alternative for the visualization of dynamic traffic flows. Keywords unmanned aerial systems – UAS – unmanned aerial vehicles – UAV – Remotely Piloted Aircraft Systems – RPAS – drones – traffic engineering – traffic analysis – traffic research – traffic flows – traffic counts – mapping – photogrammetry – image recognition – recognition software v Abstract (français) L'objectif de ce mémoire est le développement d'un ensemble pour lequel des images vidéo obtenues à l’aide de aéronefs télépilotés sont utilisées afin d’analyser la circulation. Ceci est réalisé moyennant un logiciel de reconnaissance, y compris l'utilisation de logiciels de cartographie pour afficher les résultats. La recherche se fait en collaboration avec Orbit GeoSpatial Technologies (logiciels de cartographie et distributeur de Microdrones) et KeenVision Wireless Solutions (logiciels de reconnaissance d'objet) . Premièrement les avions sans pilote, leurs applications et la législation correspondante sont discutées dans une partie théorique basée sur des documents de sociétés internes, la littérature internationale et des contacts verbaux. Ensuite, la recherche de la circulation traditionnelle, les techniques de recherche et les techniques d'enregistrement contemporains sont expliquées. Ensuite, dans une partie pratique, une enquête est menée dans laquelle l'intérêt et la nécessité des avions sans pilote sont vérifiés. Ensuite, une étude de cas est réalisée , dans laquelle les images d'une situation de circulation sont obtenues au moyen d’un aéronef télépiloté. En plus, la circulation sur les images vidéo est analysée par le logiciel de reconnaissance. A l’aide des images, des cartes géographiques de la région sons élaborées par un logiciel de cartographie basé sur la photogrammétrie. Les résultats de l'enquête indiquent qu'il ya un intérêt en et une demande pour l'utilisation des avions sans pilote pour la recherche de la circulation. L'étude de cas a été réalisée avec succès sur la base d'un ensemble constitué d'un avion sans pilote md4-1000 de la société allemande Microdrones GmbH muni de caméras Sony, le logiciel de cartographie Orbit UAS Mapping d’Orbit GeoSpatial Technologies et le logiciel de reconnaissance de KeenVision Wireless Solutions. L'utilisation d' images vidéo obtenues à l’aide des aéronefs télépilotés, offre une alternative valable et efficace pour la cartographie des flux dynamiques de la circulation. Mots-clés des aéronefs télépilotés – des avions sans pilote – des avions sans inhabitant – UAS – UAV – Remotely Piloted Aircraft Systems – RPAS – drones – l’ ingénierie de trafic – l’ analyse du trafic – la recherche de la circulation – les flux de trafic – le comptage de la circulation – la cartographie – la photogrammétrie – la reconnaissance d’image – le logiciel de reconnaissance vi Inhoudstafel Woord vooraf ........................................................................................................................................... i Abstract .................................................................................................................................................. iv Abstract (English) ................................................................................................................................... v Abstract (français) .................................................................................................................................. vi Inhoudstafel ........................................................................................................................................... vii Lijst van figuren .................................................................................................................................... xii Lijst van tabellen .................................................................................................................................. xiv Lijst van afkortingen ............................................................................................................................. xv Lijst van definities .............................................................................................................................. xviii Inleiding .................................................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse ....................................................................................................... 2 1 Doelstelling en doelgroep............................................................................................................ 2 2 Onderzoeksstelling ...................................................................................................................... 3 3 Werkwijze ................................................................................................................................... 4 4 Representativiteit van de resultaten ............................................................................................. 5 5 Resultaten .................................................................................................................................... 7 6 5.1 Kennis over RPAS .............................................................................................................. 7 5.2 Ontwikkeling, gebruik en impact UAV’s.......................................................................... 11 5.3 Traditioneel verkeersonderzoek ........................................................................................ 12 5.4 Interesse in RPAS.............................................................................................................. 14 Conclusie ................................................................................................................................... 18 Hoofdstuk 2: Remotely Piloted Aircraft Systems ................................................................................. 21 1 Inleiding .................................................................................................................................... 21 2 Definities en categorisering ....................................................................................................... 22 2.1 Vormgeving ....................................................................................................................... 24 2.2 Autonomie ......................................................................................................................... 25 2.3 Grootte en gewicht ............................................................................................................ 26 vii 2.4 3 4 5 6 7 8 Aandrijving........................................................................................................................ 26 Geschiedenis ............................................................................................................................. 27 3.1 Militaire evolutie ............................................................................................................... 27 3.2 Civiele evolutie ................................................................................................................. 28 Civiele toepassingen .................................................................................................................. 29 4.1 Landmeetkundige toepassingen ........................................................................................ 29 4.2 Bouwkundige inspectie ..................................................................................................... 29 4.3 Verkeer .............................................................................................................................. 30 4.4 Rechtshandhaving ............................................................................................................. 30 4.5 Hulpdiensten...................................................................................................................... 30 4.6 Natuur en milieu ................................................................................................................ 31 4.7 Culturele toepassing .......................................................................................................... 33 RPAS binnen de Europese Unie................................................................................................ 34 5.1 Politieke factoren............................................................................................................... 34 5.2 Technologische factoren ................................................................................................... 34 5.3 Sociale acceptatie .............................................................................................................. 34 5.4 Producenten ....................................................................................................................... 35 5.5 Lidstaten ............................................................................................................................ 35 Voor- en nadelen van RPAS ..................................................................................................... 37 6.1 Voordelen .......................................................................................................................... 37 6.2 Nadelen en problemen ....................................................................................................... 38 Onderzoeken naar RPAS en de toepassingen............................................................................ 42 7.1 Detect and Avoid ............................................................................................................... 42 7.2 Vertical Take-Off and Landing (VTOL) ........................................................................... 42 7.3 VITO ................................................................................................................................. 43 Conclusie ................................................................................................................................... 46 Hoofdstuk 3: Wetgeving ....................................................................................................................... 48 1 Inleiding .................................................................................................................................... 48 2 Het globale kader ...................................................................................................................... 50 viii 3 4 5 Het Europees kader ................................................................................................................... 53 3.1 Inleiding ............................................................................................................................ 53 3.2 Europese visie ................................................................................................................... 54 3.3 Europese inspanningen ...................................................................................................... 55 3.4 Huidige stand van zaken Europese Unie ........................................................................... 57 3.5 Werkgroepen EUROCAE ................................................................................................. 62 3.6 Toekomstperspectief RPAS in Europa .............................................................................. 63 Nationaal ................................................................................................................................... 66 4.1 België ................................................................................................................................ 66 4.2 Vergelijking met andere landen ........................................................................................ 76 Conclusie ................................................................................................................................... 83 Hoofdstuk 4: Verkeersonderzoek .......................................................................................................... 86 1 Belgische verkeerssituatie en toekomstperspectief ................................................................... 86 2 Traditioneel verkeersonderzoek ................................................................................................ 87 3 2.1 Verkeersgegevens.............................................................................................................. 88 2.2 Registratietechnieken ........................................................................................................ 89 2.3 Traditionele onderzoeksmethodes ..................................................................................... 97 2.4 Uitvoering van verkeersonderzoek .................................................................................. 104 Conclusie ................................................................................................................................. 105 Hoofdstuk 5: Casestudie...................................................................................................................... 106 1 Voorafgaandelijk onderzoek ................................................................................................... 106 2 Algemeen ................................................................................................................................ 107 3 2.1 Waarom RPAS ................................................................................................................ 107 2.2 Waarom objectherkenning .............................................................................................. 107 2.3 Verkeerstellingen op GIS-platform ................................................................................. 108 2.4 Afbakening casestudie..................................................................................................... 108 Microdrone md4-1000............................................................................................................. 109 3.1 Toepassingen ................................................................................................................... 110 3.2 Vliegwijze ....................................................................................................................... 110 ix 3.3 Technische specificaties .................................................................................................. 111 3.4 Uitrusting......................................................................................................................... 114 3.5 T-solution ........................................................................................................................ 117 3.6 Tot slot ............................................................................................................................ 118 4 Vluchtvoorbereiding................................................................................................................ 119 4.1 Toelating DGLV ............................................................................................................. 119 4.2 Vluchtplan ....................................................................................................................... 120 5 Uitvoering van de vluchten ..................................................................................................... 124 5.1 Vlucht 15 april 2014 ........................................................................................................ 124 5.2 Vlucht 17 april 2014 ........................................................................................................ 126 5.3 Vlucht 17 mei 2014 ......................................................................................................... 127 6 Gegevensverzameling ............................................................................................................. 128 6.1 Vluchten .......................................................................................................................... 128 6.2 Videobeelden................................................................................................................... 129 6.3 Fotomateriaal ................................................................................................................... 130 6.4 Grondcontrolepunten ....................................................................................................... 130 7 Verwerking .............................................................................................................................. 131 7.1 Mappingsoftware............................................................................................................. 131 7.2 Objectherkenningssoftware ............................................................................................. 139 8 Resultaten ................................................................................................................................ 141 8.1 Kartering.......................................................................................................................... 141 8.2 Objectherkenning ............................................................................................................ 149 9 Algemene analyse ................................................................................................................... 152 9.1 Arbeidsintensiviteit ......................................................................................................... 152 9.2 Kosten ............................................................................................................................. 154 9.3 Specifieke voor- en nadelen ............................................................................................ 155 10 Conclusie ............................................................................................................................. 157 Besluit ................................................................................................................................................. 160 Eerste luik: theoretisch onderzoek .................................................................................................. 160 x Tweede luik: praktisch onderzoek................................................................................................... 161 Tot slot ............................................................................................................................................ 162 Referentielijst ...................................................................................................................................... 163 1 2 Geschreven bronnen ................................................................................................................ 163 1.1 Boeken............................................................................................................................. 163 1.2 Wetenschappelijke bronnen ............................................................................................ 163 1.3 Beleidsdocumenten ......................................................................................................... 165 1.4 Wetgeving ....................................................................................................................... 167 1.5 Onderzoeksinstellingen ................................................................................................... 167 1.6 Internetbronnen ............................................................................................................... 168 1.7 Journalistieke bronnen..................................................................................................... 168 1.8 Andere ............................................................................................................................. 170 Mondelinge bronnen ............................................................................................................... 171 Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 172 1 Geschreven bronnen ................................................................................................................ 172 2 Mondelinge bronnen ............................................................................................................... 175 Bijlagen ............................................................................................................................................... 176 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst .......................................................................................... 177 Bijlage B: Tabel met resultaten omtrent de ontwikkeling, het gebruik en de impact van UAV’s .. 186 Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS ......................................................................... 187 Bijlage D: Voertuigclassificaties ..................................................................................................... 193 Bijlage E: Toelating DGLV ............................................................................................................ 196 Bijlage F: Grondcontrolepunten ...................................................................................................... 198 xi Lijst van figuren Figuur 1: Vertrouwen met UAV’s in functie van leeftijdscategorie ....................................................... 7 Figuur 2: Toepassingen met UAV’s........................................................................................................ 7 Figuur 3: Ervaring met UAV’s: toepassingen ......................................................................................... 9 Figuur 4: Grootste verkeersproblemen .................................................................................................. 12 Figuur 5: Huidige registratietechnieken voor verkeersonderzoek......................................................... 13 Figuur 6: Moeilijkheden traditionele registratietechnieken .................................................................. 13 Figuur 7: Meerwaarde UAV’s............................................................................................................... 14 Figuur 8: Nuttig inzetten UAV’s: domeinen verkeersonderzoek .......................................................... 17 Figuur 9: Expenditure on Military UAS (Europe and USA), 2007-2016 (Frost & Sullivan, 2007b) ... 27 Figuur 10: Videobril (Microdrones GmbH) ........................................................................................ 111 Figuur 11: Lipo-batterij (Microdrones GmbH) ................................................................................... 113 Figuur 12: Basisstation (Microdrones GmbH) .................................................................................... 114 Figuur 13: Camerasteun (Microdrones GmbH) .................................................................................. 115 Figuur 14: Schematische weergave van de T-solution (Microdrones GmbH, 2013) .......................... 117 Figuur 15: Structuur van de kabel (Microdrones GmbH, 2013) ......................................................... 117 Figuur 16: Preflight Orbit UAS Mapping-software (Orbit GeoSpatial Technologies) ....................... 120 Figuur 17: Orbit UAS Mapping - Flight Plan (Orbit GeoSpatial Technologies) ............................... 122 Figuur 18: Orbit UAS Mapping - Photo Overlay (Orbit GeoSpatial Technologies) .......................... 122 Figuur 19: Orbit UAS Mapping - 3D-zicht vluchtplan (Orbit GeoSpatial Technologies) .................. 122 Figuur 20: Materialisatie grondcontrolepunten ................................................................................... 127 Figuur 21: 3D-simulatie vlucht 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ................................ 128 Figuur 22: Bovenaanzicht vlucht 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ............................. 128 Figuur 23: 3D-zicht vlucht 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ....................................... 129 Figuur 24: Schematische 3D-voorstelling karteringsvlucht (Orbit GeoSpatial Technologies) ........... 129 Figuur 25: Grondcontrolepunten karteringsvlucht 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) .... 130 Figuur 26: Voorbeeld van een fotolijst (Orbit GeoSpatial Technologies) .......................................... 131 Figuur 27: Postflight Orbit UAS Mapping-software (Orbit GeoSpatial Technologies) ..................... 133 Figuur 28: Voorbeeld softwarematig gedetecteerde punten (Orbit GeoSpatial Technologies) .......... 134 Figuur 29: Voorbeeld softwarematig koppelen van punten (Orbit GeoSpatial Technologies) ........... 134 Figuur 30: Voorbeeld digitaal hoogtemodel (Orbit GeoSpatial Technologies) .................................. 135 Figuur 31: Voorbeeld orthofoto (Orbit GeoSpatial Technologies) ..................................................... 136 Figuur 32: Results en Stereo Orbit UAS Mapping-software (Orbit GeoSpatial Technologies) ......... 137 Figuur 33: Luchtbeeld met halfschuine hoek (Orbit GeoSpatial Technologies & Keenvision Wireless Solutions, 2014) .................................................................................................................................. 139 xii Figuur 34: Digitaal hoogtemodel project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) ...................... 145 Figuur 35: Oorspronkelijke kaart project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) ..................... 145 Figuur 36: Orthofoto project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies)......................................... 146 Figuur 37: Dichte puntenwolk project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) .......................... 146 Figuur 38: Meetmogelijkheid in puntenwolk project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) ... 147 Figuur 39: Stereoscopisch beeld project Ghelamco (a) (Orbit GeoSpatial Technologies) ................. 147 Figuur 40: Stereoscopisch beeld project Ghelamco (b) (Orbit GeoSpatial Technologies) ................. 147 Figuur 41: Locaties foto's (Orbit GeoSpatial Technologies)............................................................... 148 Figuur 42: Voorstelling foto-opname (Orbit GeoSpatial Technologies) ............................................ 148 Figuur 43: Objectherkenning Ghelamco 1 (Keenvision Wireless Solutions) ..................................... 149 Figuur 44: Objectherkenning Ghelamco 2 (Keenvision Wireless Solutions) ..................................... 150 Figuur 45: Objectherkenning Ghelamco 3 (Keenvision Wireless Solutions) ..................................... 150 Figuur 46: Objectherkenning Ghelamco 4 (Keenvision Wireless Solutions) ..................................... 150 Figuur 47: Objectherkenning Ghelamco 5 (Keenvision Wireless Solutions) ..................................... 151 Figuur 48: Objectherkenning Ghelamco 6 (Keenvision Wireless Solutions) ..................................... 151 xiii Lijst van tabellen Tabel 1: Verwachtte toepassingen met UAV’s in functie van voorkennis.............................................. 8 Tabel 2: Verwachtte toepassingen met UAV’s in functie van vertrouwen ............................................. 9 Tabel 3: Verwachtte toepassingen met UAV’s in functie van ervaring ................................................ 10 Tabel 4: Meerwaarde UAV’s in functie van voorkennis....................................................................... 15 Tabel 5: Meerwaarde UAV’s in functie van vertrouwen ...................................................................... 15 Tabel 6: Meerwaarde UAV’s in functie van ervaring ........................................................................... 16 Tabel 7: Afkortingen categorisering RPAS........................................................................................... 23 Tabel 8: De toepassing van RPAS in de Europese Unie (gebaseerd op Frost & Sullican, 2007b) ....... 36 Tabel 9: Afkortingen hoofdstuk Wetgeving .......................................................................................... 49 Tabel 10: Vijf integratieklassen (gebaseerd op Roadmap ERSG, 2013) .............................................. 64 Tabel 11: Gewichtsklassen wetgeving Verenigd Koninkrijk (gebaseerd op CAP 722, 2012) .............. 79 Tabel 12 Nauwkeurigheden registratietechnieken (CROW, 2008) ....................................................... 96 Tabel 13: Technische specificaties en operationele voorwaarden md4-1000 (Microdrones GmbH) . 111 Tabel 14: Ingevoerde gegevens vluchtplan 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ............... 121 Tabel 15: Vluchtdetails 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ............................................. 123 Tabel 16: Vluchtgegevens vlucht 1 - 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ....................... 125 Tabel 17: Vluchtgegevens vlucht 2 - 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ....................... 125 Tabel 18: Vluchtgegevens vlucht 3 - 17 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ....................... 126 Tabel 19: Vluchtgegevens vlucht 4 - 17 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ....................... 126 Tabel 20: Vluchtgegevens vlucht 5 - 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) ........................ 127 Tabel 21: Kartering 1 vs. Kartering 2 (Orbit GeoSpatial Technologies) ............................................ 142 Tabel 22: Kartering 2 vs. Kartering 3 (Orbit GeoSpatial Technologies) ............................................ 143 Tabel 23: Arbeidsintensiviteit methode A........................................................................................... 152 Tabel 24: Arbeidsintensiviteit methode B ........................................................................................... 153 Tabel 25: Arbeidsintensiviteit methode C ........................................................................................... 153 Tabel 26: Kosten methode A ............................................................................................................... 154 Tabel 27: Kosten methode B ............................................................................................................... 154 Tabel 28: Kosten methode C ............................................................................................................... 155 Tabel 29: Voor- en nadelen methode A .............................................................................................. 155 Tabel 30: Voor- en nadelen methode B .............................................................................................. 156 Tabel 31: Voor- en nadelen methode C .............................................................................................. 156 xiv Lijst van afkortingen ATM Air Traffic Management BCAA Belgische CAA (= DGLV) Belgian Civil Aviation Authority BeUAS Belgian Unmanned Aircraft System Association BVLOS Beyond Visual Line-Of-Sight C2 Command and control links C3 Command, Control and Communication CAA Civil Aviation Authority CTR Controlegebied (Plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied) Control Region D&A Detect-and-Avoid DGLV Directoraat-Generaal Luchtvaart DSM Digitaal hoogtemodel Digital Surface Model EASA Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart European Aviation Safety Agency EDA Europees Defensieagentschap ELOS Equivalent Level Of Safety ERSG European Commission RPAS Steering Group EUROCAE European Organisation for Civil Aviation Equipment GNSS Global Navigation Satellite System HALE UAV High Altitude Long Endurance Aerial Vehicle xv ICAO Internationale Burgerluchtvaartorganisatie International Civil Aviation Organisation ICAO UASSG ICAO Unmanned Aircraft Systems Study Group IFR Instrumentvliegvoorschriften Instrument Flight Rules JARUS Joint Authorities for Rulemaking on Unmanned Systems JCGUAV Joint Capability Group MAC Mid-Air Collision MALE Medium Altitude Long Endurance MAV Micro UAV MIDCAS Mid Air Collision Avoidance System MTOM Maximum Take-Off Mass MUAS Mini UAS MUAV Mini UAV MUAV Medium UAV MUAV Medium altitude and medium endurance UAV NASA National Aeronautics and Space Administration NATO NAVO North Atlantic Treaty Organisation Noord-Atlantische Verdragsorganisatie NATO FINAS NATO Flight In Non-segregated AirSpace NOTAM Notice to Airmen RPAS Remotely Piloted Aircraft System S&A Sense-and-Avoid SESAR Single European Sky STANAG Standardization Agreement xvi UAS Unmanned Aerial/Aircraft System UAV Uninhabited/Unmanned Aerial Vehicle VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek VLOS Visual Line-Of-Sight VTOL Vertical Take-Off and Landing xvii Lijst van definities Hooveren: het in positie houden van het vaartuig op één bepaalde plaats in de lucht. Instrument Flight Rules (IFR): vliegvoorschriften voor luchtvaartnavigatie met behulp van instrumenten. Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS): subgroep van UAS, een onbemand luchtvaartuigsysteem dat op afstand wordt bestuurd door een piloot. Strips: de evenwijdige vluchtlijnen van waarop de foto’s voor de kartering worden genomen. The European Organisation for the Safety of Air Navigation, EUROCONTROL: een organisatie bestaande uit de lidstaten van de Europese Unie die betrokken is bij elk aspect van het beheer van het luchtverkeer. Unmanned Aircraft System (UAS): verzamelnaam, omvat het geheel van onbemande luchtvaartuigen en de systemen die daarbij samen horen, op afstand bestuurd of autonoom voorgeprogrammeerd. Unmanned Aerial Vehicle (UAV): een onbemand luchtvaarttoestel. xviii Inleiding De laatste jaren is de belangstelling voor de toepassing van Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) in civiele toepassingen toegenomen. Ook in de landmeetkundige sector worden RPAS almaar meer toegepast. De mogelijke toepassing van onbemande luchtvaartuigen in verkeersonderzoek werd aangereikt na voorafgaandelijk onderzoek in het kader van het vakoverschrijdend project “Onbemande luchtvaartuigen en systemen” in het academiejaar 2012-2013. Het in kaart brengen van dynamische verkeersstromen met behulp van traditionele methoden is een dure en arbeidsintensieve aangelegenheid. In deze masterproef wordt onderzocht in welke mate beelden vanuit een RPAS een valabel en efficiënt alternatief kunnen bieden. Het doel van dit onderzoek is de ontwikkeling van een totaalpakket waarbij de videobeelden bekomen met behulp van RPAS gebruikt worden om de verkeersinformatie softwarematig te analyseren. Dit wordt mogelijk door gebruikt te maken van objectherkennings- en objecttraceringssoftware, met inbegrip van het gebruik van karteringssoftware voor het weergeven van de resultaten. Het onderzoek gebeurt in samenwerking met Orbit GeoSpatial Technologies (karteringssoftware en verdeler Microdrones) en KeenVision Wireless Solutions (objectherkenningssoftware). In het kader van dit onderzoek wordt de interesse in en de noodzaak aan RPAS onderzocht aan de hand van een bevraging. De resultaten van deze bevraging worden toegelicht in het eerste hoofdstuk van deze masterproef. Vervolgens worden onbemande luchtvaartuigen, hun toepassingen en de bijhorende wetgeving in het tweede en derde hoofdstuk besproken aan de hand van literatuuronderzoek . Het theoretisch onderzoek wordt afgesloten met een toelichting over verkeersonderzoek en de traditionele registratietechnieken in het vierde hoofdstuk. De uitgevoerde casestudie aan de Ghelamco-arena in Gent omvat het maken van beelden tijdens een vlucht met een RPAS. Het verkeer op de videobeelden wordt softwarematig geanalyseerd met behulp van objectherkenning en -tracering. Aan de hand van de foto’s worden kaarten van het gebied gemaakt. Dit gebeurt door middel van karteringssoftware op basis van fotogrammetrie. De casestudie wordt besproken in het vijfde en laatste hoofdstuk van deze masterproef. 1 Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse De noodzaak aan en de interesse in de ontwikkeling en het gebruik van RPAS in de civiele sector werd onderzocht aan de hand van een bevraging bij overheden, landmeters-experten en verkeerskundigen. De titel van de bevraging was “De toepassing van unmanned aerial vehicles1 bij verkeersonderzoek” of “L’usage d’aéroplanes sans équipage à la recherche de la circulation”. 1 Doelstelling en doelgroep De algemene doelstelling van de bevraging was het verwerven van inzicht in de noodzaak aan en de interesse in de ontwikkeling en het gebruik van RPAS bij de civiele sector. Deze doelstelling werd opgesplitst in vier delen: - inzicht verwerven in de ervaring met het gebruik van UAV’s; - inzicht verwerven in de mening van de sector aangaande de ontwikkeling en het gebruik van UAV’s; - inzicht verwerven in de huidige verkeersproblemen en de traditionele verkeersonderzoeksmethoden; - inzicht verwerven in de interesse in het gebruik van UAV’s, in het bijzonder voor verkeersonderzoek. De toepassing van UAV’s voor verkeersonderzoek kan nuttig zijn voor bedrijven en instanties die met verkeersonderzoek in aanraking komen. Omwille van deze reden bestond de doelgroep uit stedelijke en gemeentelijke besturen, landmeters-experten, verkeersonderzoeksbureaus en politiezones. 1 In de vragenlijst werd gebruik gemaakt van de term Unmanned Aerial Vecicles (UAV), omdat deze term onder het brede professionele publiek beter gekend was dan de term Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS). 2 2 Onderzoeksstelling De centrale vraag van de bevraging luidde als volgt: “Hebben overheden, landmeetkundigen en/of verkeerskundigen ervaring met of interesse in het gebruik en de ontwikkeling van UAV’s?” Deze vraag werd verdeeld in vier deelvragen, conform de doelstelling van de bevraging. Elke deelonderzoeksstelling werd gemeten aan de hand van parameters, die bepalend waren voor de uiteindelijke vragenlijst. De volledige Nederlandstalige vragenlijst is terug te vinden in Bijlage A. Zowel de Nederlandstalige als de Franstalige versie is te vinden op de CD-rom van de masterproef. Deelvraag 1 Parameters Heeft de doelgroep kennis over UAV’s? De respondenten gaven rechtstreeks aan in welke mate zij kennis hadden over UAV’s en in welke mate zij daar vertrouwd mee waren. Om dit te staven werd gevraagd in welke toepassingen de UAV’s volgens hen werden gebruikt. Deelvraag 2 Wat is de mening van de doelgroep ten opzichte van de ontwikkeling, het gebruik en de impact van UAV’s? Parameters De mening ten opzichte van de ontwikkeling, het gebruik en de impact van UAV’s werd bevraagd door een aantal stellingen voor te leggen waar de respondenten al dan niet akkoord mee konden gaan. Deelvraag 3 Parameters Hoe verloopt traditioneel verkeersonderzoek? In deze probleemstelling werd enerzijds gepeild naar de huidige verkeersproblemen, anderzijds konden verkeerskundigen aangeven hoe verkeer traditioneel wordt onderzocht en waar zich de grootste moeilijkheden van deze onderzoeksprocedures bevinden. Deelvraag 4 Parameters Is er interesse in het gebruik van UAV’s? De respondenten gaven aan voor welke toepassingen zij denken dat het gebruik van UAV’s de meeste meerwaarde kan bieden. De interesse en de mening over het gebruik van UAV’s voor verkeersonderzoek werd rechtstreeks bevraagd. De respondenten konden aangeven binnen welke domeinen van verkeersonderzoek UAV’s volgens hen nuttig kunnen worden ingezet. 3 3 Werkwijze De kern van de bevraging bestond uit vier onderdelen, waarvan elk deel werd afgestemd op het respectievelijk deel van de algemene doelstelling. Per gedeelte werd een deelconclusie geformuleerd. Het geheel van de deelconclusies vormt de eindconclusie, waarin een antwoord wordt gegeven op de centrale vraag van de bevraging. De bevraging werd zowel in het Nederlands als in het Frans opgesteld en afgenomen aan de hand van de online applicatie Qualtrics Survey Software. Via e-mail werd een link naar deze applicatie verstuurd. Op deze manier kon eenvoudig en snel een hoog aantal mogelijke respondenten worden bereikt. De verwerking van de resultaten gebeurde aan de hand van statistische analysesoftware SPSS en Microsoft Excel. 4 4 Representativiteit van de resultaten De doelgroep, zoals hierboven beschreven, werd beschouwd als de populatie waarbinnen de bevraging werd afgenomen. Er werd getracht de volledige doelgroep aan te schrijven. Deze 2401 personen of instanties werd gevraagd de vragenlijst in te vullen: - 195 Belgische politiezones; - 571 Belgische steden en gemeenten; - 1476 Belgische landmeters-experten (869 Nederlandstalige en 607 Franstalige); - 159 bedrijven en andere overheden die in aanraking komen met verkeersonderzoek. De groep personen die de vragenlijst daadwerkelijk heeft ingevuld, werd hier beschouwd als de steekproef. Om statistisch betrouwbare uitspraken te kunnen doen, moet de grootte van de steekproef, n, minstens voldoen aan (Markus & Oudemans, 2007): (1-1) Hierbij is n = de minimale steekproefgrootte; z = de z-waarde die correspondeert met het gekozen betrouwbaarheidspercentage. Voor een betrouwbaarheid van 80,0%, geldt een z-waarde, z = 1,28 (Broekhoff, Kooiker & Stumpel, 2011); p en q = een schatting van de percentages die gemeten moeten worden. Ze worden gelijkgesteld aan p = q = 50 % indien de schatting niet kan worden gemaakt; marge = de gewenste maximale afwijking van de reële waarde ten opzichte van de steekproefwaarde. Voor een betrouwbaarheid van 80,0% en een marge van 5,0% moest de steekproefgrootte volgens vergelijking (1-1) minstens 164 respondenten tellen. De vragenlijst werd ingevuld door 181 respondenten, waaronder 100 overheidsinstellingen (55,2%), 31 privébedrijven (17,1%), 41 landmeters (22,7%), 4 privépersonen (2,2%) en 5 andere (2,8%). 5 Het responspercentage bedroeg 7,5 %, dit is het percentage van de personen of instanties die de vragenlijst daadwerkelijk hebben ingevuld ten opzichte van het totaal aantal personen of instanties dat gevraagd werd de vragenlijst in te vullen. Ter vergelijking volgen hieronder de te verwachten responspercentages bij verschillende vormen van onderzoeksafname volgens Kooiker, Broekhoff & Stumpel (Broekhoff, Kooiker & Stumpel, 2011): - face-to-faceonderzoek: ± 50%; - schriftelijke vragenlijst op papier (verzending): 10 tot 30%; - via internetapplicatie door onderzoeksuitnodiging via pop-up: 1 à 2%. 6 5 Resultaten 5.1 Kennis over RPAS Van de 181 respondenten gaven 130 individuen (71,8%) aan dat ze al kennis hadden over UAV’s voor het starten van de vragenlijst. 68 individuen (37,8%) waren niet vertrouwd met de toestellen en 85 individuen (47,2%) waren weinig vertrouwd met UAV’s of onbemande luchtvaartuigen. 17 individuen (9,4%) waren vertrouwd en 10 individuen (5,6%) waren zeer vertrouwd met deze materie. Figuur 1 geeft het percentage van de respondenten die al dan niet vertrouwd waren met UAV’s per leeftijdscategorie. Figuur 2 geeft het percentage van de respondenten die dachten dat UAV’s worden gebruikt voor de bijhorende toepassing. 100 80 Aantal respondenten [%] Leef tijd 60 20 - 40 41 - 55 40 > 55 Totaal 20 0 Niet Weinig Vertrouwd Zeer vertrouwd vertrouwd vertrouwd Figuur 1: Vertrouwen met UAV’s in functie van leeftijdscategorie Fotogrammetrie Modellering Bouwkundige toepassingen Kartering Bosbeheer Veiligheidstoepassingen Verkeerstoepassingen Immobiliën Recreatie Militaire toepassingen Andere 67,4 23,2 30,9 51,4 50,3 73,5 28,7 44,2 41,4 77,9 8,3 0 20 40 60 80 Aantal respondenten [%] 100 Figuur 2: Toepassingen met UAV’s 7 Als alternatieve toepassingen werden opgegeven: - het maken van lucht- en publiciteitsfoto’s; - het inzetten van UAV’s voor media, marketing, industriële inspecties, filmindustrie, landbouwdoeleinden (fruitteelt), spionage en controle op sluikstorten; - het inzetten van UAV’s voor logistiek gebruik zoals het verzenden van pakketten en bevoorrading; - het gebruik van UAV’s als gassensoren; - niet-oorlogsgebonden militair gebruik. Tabel 1 geeft het percentage van de respondenten met en zonder voorkennis over UAV’s, die dachten dat de toestellen worden gebruikt voor de bijhorende toepassing. Tabel 1: Verwachtte toepassingen met UAV’s in functie van voorkennis Voorkennis UAV's Toepassing Ja Neen [%] [%] Fotogrammetrie 69,2 62,7 Modellering 25,4 17,6 Bouwkundige toepassingen 33,8 23,5 Kartering 53,1 47,1 Bosbeheer 52,3 45,1 Veiligheidstoepassingen 75,4 68,6 Verkeerstoepassingen 31,5 21,6 Immobiliën 46,2 39,2 Recreatie 46,9 27,5 Militaire toepassingen in oorlogsgebied 77,7 78,4 Andere 8,5 7,8 8 Tabel 2 geeft het percentage van de respondenten die dachten dat UAV’s worden gebruikt voor de bijhorende toepassingen, waarbij de respondenten worden onderverdeeld naar mate van hun vertrouwen met de toestellen. Tabel 2: Verwachtte toepassingen met UAV’s in functie van vertrouwen Mate van vertrouwen met UAV's Niet vertrouwd Weinig vertrouwd Vertrouwd Zeer vertrouwd [%] [%] [%] [%] Fotogrammetrie 60,3 70,6 70,6 90,0 Modellering 16,2 22,4 41,2 50,0 Bouwkundige toepassingen 23,5 29,4 47,1 70,0 Kartering 39,7 52,9 76,5 80,0 Bosbeheer 48,5 48,2 64,7 60,0 Veiligheidstoepassingen 69,1 75,3 82,4 70,0 Verkeerstoepassingen 26,5 29,4 29,4 40,0 Immobiliën 38,2 42,4 64,7 70,0 Recreatie 33,8 42,4 47,1 80,0 Militaire toepassingen in oorlogsgebied 80,9 76,5 76,5 70,0 Andere 5,9 8,2 11,8 20,0 Toepassing 29 respondenten (16,0%) hadden ervaring met de toepassing van UAV’s voor het verzamelen van gegevens. Figuur 3 stelt het percentage voor van de respondenten die ervaring hadden met de toepassing van UAV’s voor het verzamelen van gegevens voor de bijhorende toepassing. Fotogrammetrie Modellering Bouwkundige toepassingen Kartering Bosbeheer Veiligheidstoepassingen Verkeerstoepassingen Immobiliën Recreatie Militaire toepassingen Andere 64,5 22,6 16,1 38,7 16,1 22,6 12,9 22,6 22,6 9,7 9,7 0 20 40 60 80 100 Aantal respondenten met ervaring in de toepassing van UAV's voor gegevensverzameling [%] Figuur 3: Ervaring met UAV’s: toepassingen 9 Andere toepassingen die opgegeven werden zijn: - het maken van foto’s; - industriële inspecties; - het gebruik van UAV’s als gassensoren. Tabel 3 geeft het percentage van de respondenten met en zonder ervaring in het gebruik van UAV’s voor het verzamelen van gegevens, die dachten dat de toestellen worden gebruikt voor de bijhorende toepassingen. Tabel 3: Verwachtte toepassingen met UAV’s in functie van ervaring Ervaring UAV's Toepassing Ja Neen [%] [%] Fotogrammetrie 93,1 62,5 Modellering 37,9 20,4 Bouwkundige toepassingen 55,2 26,3 Kartering 79,3 46,1 Bosbeheer 62,1 48,0 Veiligheidstoepassingen 75,9 73,0 Verkeerstoepassingen 34,5 27,6 Immobiliën 65,5 40,1 Recreatie 58,6 38,2 Militaire toepassingen in oorlogsgebied 69,0 79,6 Andere 17,2 6,6 10 5.2 Ontwikkeling, gebruik en impact UAV’s Ten aanzien van de ontwikkeling van UAV’s bleek uit de bevraging dat: - 68,0% van de respondenten vond dat de ontwikkeling van UAV’s over het algemeen een positief gebeuren is; - 49,2% van de respondenten dacht dat UAV’s in de toekomst een belangrijke rol zullen spelen binnen de landmeetkundige praktijk. Ten aanzien van het gebruik van UAV’s bleek uit de bevraging het volgende: - 51,1% van de respondenten vond dat niet alle mogelijkheden ten volle worden benut; - 91,6% van de respondenten vond dat de overheid duidelijke regels moet opstellen met betrekking tot het gebruik van UAV’s; - 55,2% van de respondenten was niet akkoord met de stelling dat het gebruik van UAV’s beperkt moet worden tot specifieke gebieden; - 39,4% van de respondenten vond dat een vluchtplan opgesteld dient te worden voor elke vlucht van een UAV. 21,1% van de respondenten was het daar niet mee eens; - 81,2% van de respondenten vond dat enkel daarvoor opgeleide personen gebruik mogen maken van UAV’s in een publieke omgeving; - 59,2% van de respondenten meende dat het gebruik van UAV’s kostenbesparend is voor bepaalde toepassingen; - 75,5% van de respondenten meende dat bepaalde toepassingen efficiënter kunnen uitgevoerd worden met gebruik van UAV’s; - 33,1% van de respondenten was niet akkoord met de stelling dat UAV’s tot nog toe geen noemenswaardige bijdrage hebben geleverd of kunnen leveren aan landmeetkundige toepassingen. 27,6% gaf aan dit niet te weten en 16,6% van de respondenten ging wel akkoord met deze stelling; - 36,5% van de respondenten wist niet of de momenteel behaalde nauwkeurigheid voldoende is. 27,1% dacht dat de nauwkeurigheid nog onvoldoende is, 13,3% ging hiermee niet akkoord. Ten aanzien van de impact van UAV’s bleek uit de bevraging dat: - 77,8% van de respondenten dacht dat de ontwikkeling van UAV’s risico’s inhoudt met betrekking tot de wet op de privacy; - 32,6% van de respondenten niet akkoord ging met de stelling dat UAV’s een positief effect hebben op het veiligheidsgevoel van de Belgische bevolking. Bijlage B bevat de tabel met de resultaten uit de bevraging omtrent de ontwikkeling, het gebruik en de impact van UAV’s. 11 5.3 Traditioneel verkeersonderzoek Figuur 4 toont dat de grootste verkeersproblemen zich volgens de ondervraagden situeren op het gebied van filevorming (115 respondenten, 65,0%), reistijden (68 respondenten, 38,2%), sluipverkeer (63 respondenten, 35,6%) en kruispunten (62 respondenten, 35,0%). Slechts 29 respondenten (16,4%) duidden verkeerspieken door evenementen aan als grootste verkeersprobleem. 16 respondenten (9,0%) waren van mening dat de grootste verkeersproblemen zich situeren op andere punten, zoals bij verkeersongevallen, bij spoorwegovergangen en door snelheidsovertredingen. Reistijden 38,2 Filevorming 65,0 Kruispunten 35,0 Sluipverkeer 35,6 Verkeerspiek door evenementen 16,4 Andere 9,0 0 20 40 60 80 Aantal respondenten [%] 100 Figuur 4: Grootste verkeersproblemen Van de 181 deelnemers van de vragenlijst waren 53 respondenten (29,3%) beroepsmatig bezig met verkeersonderzoek. Zoals weergegeven in Figuur 5 op pagina 13 zijn de huidige registratietechnieken volgens deze respondenten manuele tellingen (42 respondenten, 80,8%), tellingen met behulp van camera’s (35 respondenten, 67,3%), tellingen met behulp van tel- of inductielussen (35 respondenten, 67,3%), verwerking van videobeelden (15 respondenten, 28,9%), druksensoren (7 respondenten, 13,5%) en ingebouwde trackingsystemen in voertuigen (6 respondenten, 11,5%). 5 respondenten (9,6%) die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek gaven andere procedures aan, namelijk: - verkeersanalysetoestellen; - preventieve snelheidsmeters en passieve snelheidsborden; - draadloze tellers en tracking van voetgangers. 12 Manuele tellingen 80,8 Tellingen m.b.v. camera's 67,3 Verwerking van videobeelden 28,8 Tel- en detectielussen 67,3 Druksensoren 13,5 Ingebouwd trackingsysteem in voertuigen 11,5 Andere 9,6 0 20 40 60 80 100 Aantal respondenten dat beroepsmatig bezig is met verkeersonderzoek [%] Figuur 5: Huidige registratietechnieken voor verkeersonderzoek Zoals weergegeven in Figuur 6 zijn de grootste moeilijkheden met de huidige registratietechnieken volgens de respondenten die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek de arbeidsintensiviteit (32 respondenten, 62,7%), de inzetbaarheid (24 respondenten, 47,1%), de kosten (18 respondenten, 35,3%), de nauwkeurigheid (18 respondenten, 35,3%), de efficiëntie (14 respondenten, 27,5%) en de veiligheid (4 respondenten, 7,8%). Andere moeilijkheden die optreden volgens 3 respondenten (5,9%) zijn categorisering en interpretatie. Arbeidsintensiviteit 62,7 Ef f iciëntie 27,5 Kosten 35,3 Nauwkeurigheid 35,3 Inzetbaarheid 47,1 Veiligheid 7,8 Andere 5,9 0 20 40 60 80 100 Aantal respondenten dat beroepsmatig bezig is met verkeersonderzoek [%] Figuur 6: Moeilijkheden traditionele registratietechnieken 13 5.4 Interesse in RPAS Figuur 7 geeft het percentage van de respondenten die geloofden dat het gebruik van UAV’s de meeste meerwaarde kan bieden bij de voorgestelde toepassingen. Fotogrammetrie Modellering Bouwkundige toepassingen Kartering Bosbeheer Veiligheidstoepassingen Verkeerstoepassingen Immobiliën Recreatie Militaire toepassingen Andere 29,1 5,1 12,6 18,9 7,4 50,3 22,3 14,9 5,1 22,9 2,3 0 20 40 60 80 Aantal respondenten [%] 100 Figuur 7: Meerwaarde UAV’s Andere toepassingen waarvoor het gebruik van UAV’s de meeste meerwaarde kan bieden volgens de respondenten waren: - het gebruik van UAV’s in ontoegankelijke gebieden; - het gebruik van UAV’s in de media; - het gebruik van UAV’s voor logistieke doeleinden zoals het verzenden van pakketten. Tabel 4 op pagina 15 geeft het percentage van de respondenten met en zonder voorkennis van UAV’s die van mening waren dat het gebruik van de toestellen de meeste meerwaarde kan hebben in de bijhorende toepassing. 14 Tabel 4: Meerwaarde UAV’s in functie van voorkennis Voorkennis UAV's Toepassing Ja Neen [%] [%] Fotogrammetrie 30,8 21,6 Modellering 6,2 2,0 Bouwkundige toepassingen 11,5 13,7 Kartering 20,0 13,7 Bosbeheer 6,9 7,8 Veiligheidstoepassingen 49,2 47,1 Verkeerstoepassingen 23,1 17,6 Immobiliën 14,6 13,7 Recreatie 4,6 5,9 Militaire toepassingen in oorlogsgebied 16,9 35,3 Andere 1,5 3,9 Tabel 5 geeft het percentage van de respondenten die al dan niet vertrouwd waren met UAV’s, die van mening waren dat het gebruik van de toestellen de meeste meerwaarde kan bieden in de bijhorende toepassing. Tabel 5: Meerwaarde UAV’s in functie van vertrouwen Mate van vertrouwen met UAV's Weinig tot niet vertrouwd (Zeer) vertrouwd [%] [%] Fotogrammetrie 24,8 48,1 Modellering 4,6 7,4 Bouwkundige toepassingen 9,8 25,9 Kartering 18,3 18,5 Bosbeheer 7,2 7,4 Veiligheidstoepassingen 50,3 40,7 Verkeerstoepassingen 21,6 22,2 Immobiliën 14,4 11,1 Recreatie 5,9 0,0 Militaire toepassingen in oorlogsgebied 26,1 0,0 Andere 1,3 7,4 Toepassing 15 Tabel 6 geeft het percentage van de respondenten met en zonder ervaring met het gebruik van UAV’s voor het verzamelen van gegevens, die van mening waren dat het gebruik van de toestellen de meeste meerwaarde kan bieden voor de bijhorende toepassing. Tabel 6: Meerwaarde UAV’s in functie van ervaring Ervaring UAV's Toepassing Ja Neen [%] [%] Fotogrammetrie 51,7 23,7 Modellering 10,3 3,9 Bouwkundige toepassingen 24,1 9,9 Kartering 13,8 19,1 Bosbeheer 6,9 7,2 Veiligheidstoepassingen 48,3 48,7 Verkeerstoepassingen 20,7 21,7 Immobiliën 6,9 15,8 Recreatie 0,0 5,9 Militaire toepassingen in oorlogsgebied 6,9 25,0 Andere 3,4 2,0 Van alle deelnemers van de bevraging waren 129 respondenten (72,9%) van mening dat het gebruik van UAV’s een nuttige toepassing kan vinden binnen verkeersonderzoek. Van de personen die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek, deelden 47 respondenten (88,7%) dezelfde mening. Figuur 8 op pagina 17 geeft de percentages van de respondenten die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek en die van mening waren dat UAV’s nuttig kunnen worden ingezet in de bijhorende domeinen van verkeersonderzoek. 16 Verkeerstellingen op kruispunten en rondpunten 46,9 Ontwikkeling van verkeersmodellen 40,8 Onderzoek naar sluipverkeer 53,1 In kaart brengen van verkeersstromen 83,7 Toepassing bij dynamisch verkeersonderzoek 53,1 Inzetbaarheid bij ongevallen 49,0 Andere 4,1 0 20 40 60 80 100 Aantal respondenten dat beroepsmatig bezig is met verkeersonderzoek [%] Figuur 8: Nuttig inzetten UAV’s: domeinen verkeersonderzoek Verder toont de bevraging aan dat 86 respondenten (47,5%) interesse hadden in de toepassing van UAV’s in verkeersonderzoek. 46 personen (88,5%) die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek hadden interesse in de toepassing van UAV’s in hun onderzoeksdomein. Van de personen die niet beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek hadden 36 respondenten (40,0%) diezelfde interesse. 104 respondenten (57,5%) wensten op de hoogte te blijven over het verloop van het thesisonderzoek na het invullen van de vragenlijst. 103 respondenten (56,9%) waren geïnteresseerd in de resultaten van de masterproef. 17 6 Conclusie Het responspercentage van de bevraging bedroeg 7,5%, wat volgens Markus & Oudemans te verklaren is doordat de bevragingen via e-mail werden verzonden (Markus & Oudemans, 2007). Het voordeel van deze methode is dat op eenvoudige en snelle wijze een hoog aantal verschillende personen en instanties kan aangesproken worden. Het responsgehalte is daarbij echter sterk afhankelijk van de bereidwilligheid van de deelnemers. Bij de bepaling van de steekproefgrootte werd een betrouwbaarheidspercentage aangehouden van 80,0% en een marge van 5,0%. De resultaten van de bevraging werden daarom beschouwd als zijnde indicatief en niet als strikte regel voor de ondervraagde groep. Voor dit onderzoek was een indicatie van de noodzaak aan en/of interesse in de ontwikkeling en het gebruik van RPAS in de civiele sector echter voldoende. Meer dan 70% van de respondenten had eerder gehoord over UAV’s, al wijst Figuur 1 erop dat slechts 15% goed tot zeer goed vertrouwd was met de materie. Deze laatste figuur toont geen duidelijk verband tussen de mate van vertrouwen met UAV’s en de leeftijdscategorie van de respondent. Ook de andere resultaten van de bevraging waren weinig tot niet afhankelijk van de leeftijd van de deelnemers. Figuur 2 toont aan dat de respondenten verwachtten dat UAV’s voornamelijk gebruikt worden voor militaire toepassingen in oorlogsgebied, veiligheidstoepassingen en fotogrammetrie. Volgens Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 3 was deze verwachting onafhankelijk van de mate aan voorkennis, vertrouwen of ervaring met het gebruik van UAV’s. Wel blijkt dat naarmate de respondenten meer kennis, vertrouwen of ervaring hadden met het gebruik van UAV’s, zij meer mogelijke toepassingen toewezen aan de luchtvaartuigen. Zo wezen zij die niet vertrouwd waren met UAV’s gemiddeld vier toepassingen toe aan de toestellen. Respondenten die daarentegen zeer vertrouwd waren met de toestellen, wezen gemiddeld zeven toepassingen aan. 16% van de respondenten had effectief ervaring met de toepassing van UAV’s voor het verzamelen van gegevens. Deze ervaring situeerde zich voornamelijk in de fotogrammetrie en karteringsdoeleinden, zoals weergegeven in Figuur 3. Naast deze twee toepassingen worden UAV’s volgens de respondenten in mindere mate toegepast voor andere toepassingen zoals modellering, veiligheidstoepassingen, immobiliën, recreatie en dergelijke meer. 18 Een meerderheid van 68% van de respondenten ondervond de ontwikkeling van UAV’s als een positief gebeuren. Bijna de helft verwachtte dat UAV’s een belangrijke rol zullen spelen in de landmeetkundige praktijk. Volgens de meerderheid van de respondenten moeten duidelijke regels opgesteld worden met betrekking tot het gebruik van UAV’s (+ 90%) en mogen enkel daarvoor opgeleide personen gebruik maken van UAV’s in publieke omgevingen (+ 80%). Ruim de helft van de respondenten vond dat het gebruik ervan niet moet beperkt worden tot specifieke gebieden. Een meerderheid van de respondenten verwachtte dat bepaalde toepassingen efficiënter uitgevoerd kunnen worden aan de hand van UAV’s (+ 75%), vindt dat niet alle mogelijkheden daarvan optimaal worden benut (+ 50%) en meent dat het gebruik ervan kostenbesparend kan zijn voor bepaalde toepassingen (+ 50%). Meer dan 75% van de respondenten was van mening dat de ontwikkeling van UAV’s risico’s inhoudt met betrekking tot de wet op de privacy. Figuur 4 toont dat filevorming door de meerderheid van de respondenten werd aangeduid als grootste verkeersprobleem. Daarnaast werden ook reistijden, sluipverkeer en kruispunten aangeduid als onderwerp of locatie waar zich de grote verkeersproblemen situeren. De meest gebruikte registratiemethodes voor verkeersonderzoek zijn manuele tellingen, tellingen met behulp van camera’s, tel- en inductielussen, verwerking van videobeelden en druksensoren volgens respondenten die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek, zoals weergegeven in Figuur 5. Figuur 6 toont dat de grootste moeilijkheden bij deze methodes arbeidsintensiviteit, inzetbaarheid, kosten, nauwkeurigheid en efficiëntie zijn. Figuur 7 toont aan dat het gebruik van UAV’s volgens de respondenten de meeste meerwaarde kan bieden in veiligheidstoepassingen, fotogrammetrie en militaire toepassingen. Meer dan 20% van de respondenten geloofde dat het gebruik van UAV’s de meeste meerwaarde kan hebben voor verkeerstoepassingen. Tabel 4, Tabel 5 en Tabel 6 tonen aan dat de verwachting van de respondenten op het vlak van meerwaarde van UAV’s in de bovenstaande toepassingen onafhankelijk was van de mate aan kennis, vertrouwen en ervaring met het gebruik van de toestellen. Wel blijkt dat respondenten met dergelijke kennis, vertrouwen of ervaring eerder meerwaarde zagen in het gebruik van de toestellen voor fotogrammetrie, terwijl respondenten zonder kennis, vertrouwen of ervaring eerder meerwaarde zagen in het gebruik van de toestellen voor militaire toepassingen in oorlogsgebied. 19 Meer dan 70% van de respondenten, en meer dan 80% van de respondenten die beroepsmatig bezig waren met verkeersonderzoek waren van mening dat het gebruik van UAV’s een nuttige toepassing kan vinden binnen verkeersonderzoek. Volgens deze laatste respondenten kunnen UAV’s voornamelijk nuttig worden ingezet voor het in kaart brengen van verkeersstromen, zoals weergegeven in Figuur 8. Andere domeinen van verkeersonderzoek, zoals dynamisch verkeersonderzoek, onderzoek naar sluipverkeer en het inzetten van UAV’s bij verkeersongevallen werden ook aangeduid als mogelijk domeinen waarvoor UAV’s nuttig ingezet kunnen worden. Bijna de helft van de respondenten was geïnteresseerd in de toepassing van UAV’s voor verkeersonderzoek. 20 Hoofdstuk 2: Remotely Piloted Aircraft Systems 1 Inleiding Tijdens het afgelopen decennium breidde de Remotely Piloted Aircraft Systems- (RPAS-) sector haar toepassingsgebied uit. Wetenschappers geloven in de vele nieuwe mogelijkheden van de toestellen en voeren er uitgebreid onderzoek naar. (Doherty, 2004) Ook de Europese Commissie voorziet dat een markt voor de civiele toepassing van RPAS op korte termijn zal ontstaan (GIM International, 2013b). De toestellen worden nu al ingezet door hobbyfotografen, makelaars, organisatoren van evenementen, installateurs van zonnepanelen, hulpdiensten, politiediensten, landbouwers, enzovoort (Lanssens, 2014; De Smet, 2013). RPAS zijn in staat dicht bij de op te meten objecten te komen, zijn toepasbaar in risicovolle gebieden en verzamelen snel luchtbeelden van relatief grote oppervlaktes (Eisenbeiss & Sauerbier, 2011; Kapseong, Jun-Seok & Liang, 2007). Naast de vele voordelen brengt het gebruik van de toestellen echter ook problemen met zich mee op het gebied van veiligheid, bescherming, betrouwbaarheid, privacy, burgerrechten en wetgeving (Kapseong, Jun-Seok & Liang, 2007; Frost & Sullivan, 2007a). Het ontbreken van duidelijke en geharmoniseerde wet- en regelgeving op internationaal, Europees en nationaal vlak zorgt voor grote problemen (Frost & Sullivan, 2007a; Maes & Verstaen, 2014). In deze masterproef wordt daarom een afzonderlijk hoofdstuk aan deze wet- en regelgeving gewijd. (Hoofdstuk 3: Wetgeving, p.48) Dit hoofdstuk vangt aan met de definities van de toestellen en een bespreking van de geschiedenis. Hierna wordt een overzicht gegeven van de huidige en in ontwikkeling zijnde toepassingen van RPAS. Vervolgens worden de voor- en nadelen van de onbemande luchtvaartsystemen besproken en tot slot worden enkele onderzoeken naar RPAS toegelicht. 21 2 Definities en categorisering Er bestaat een grote verscheidenheid aan benamingen en afkortingen voor onbemande luchtvaartuigen. In eerste instantie moeten lichte onbemande luchtvaartuigen en modelluchtvaartuigen worden onderscheiden. De eerste groep heeft een maximale startmassa van 150 kg en worden beroepsmatig ingezet. De tweede groep daarentegen omvat toestellen met een louter recreatieve functie. (Jaakkola et al., 2010) Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) zijn bekend onder verschillende benamingen. In de volksmond zijn ze momenteel ruim bekend als drones, terwijl in de RPAS-sector benamingen zoals RPAS, UAV (Unmanned Aerial Vehicle) en UAS (Unmanned Aircraft System) veelal door elkaar worden gebruikt. De meest courant gebruikte afkortingen worden opgelijst in Tabel 7. Al betreft het telkens onbemande luchtvaartuigen, elke benaming heeft een andere betekenis: - UAS = Unmanned Aircraft System = verzamelnaam, omvat het geheel van onbemande luchtvaartuigen en de systemen die daarbij samen horen, op afstand bestuurd of autonoom voorgeprogrammeerd (Berben, 2009); - UAV = Unmanned Aerial Vehicle = een onbemand luchtvaarttoestel (Hoogtezicht, 2014); - RPAS = Remotely Piloted Aircraft Systems = subgroep van UAS, een onbemand luchtvaartuigsysteem dat op afstand wordt bestuurd door een piloot (Hoogtezicht, 2014). Ook in het Frans worden verschillende benamingen gebruikt: des aéronefs télépilotés, des avions sans pilote of des avions sans inhabitant. 22 Tabel 7: Afkortingen categorisering RPAS Afkorting Betekenis HALE High Altitude Long Endurance Aerial Vehicle (Puri, 2005) MALE Medium Altitude Long Endurance (Frost & Sullivan, 2007a) MAV Micro UAV (Nonami, 2007) MUAV Mini UAV (Frost & Sullivan, 2007a) Medium altitude and medium endurance UAV (Puri, 2005) MUAS Mini UAS (Frost & Sullivan, 2007a) ROA Remotely Operated Aircraft (Nonami, 2007) RPAS Remotely Piloted Aircraft System (ERSG, 2013) RPV Remotely Piloted Vehicle (Nonami, 2007) SUAV Small UAV (Puri, 2005) SUAS Small UAS (Frost & Sullivan, 2007a) TUAS Tactical UAS (Frost & Sullivan, 2007a) TUAV Tactical UAV (Frost & Sullivan, 2007a) UAS Unmanned Aerial/Aircraft System (Berben, 2009) UAV Uninhabited/Unmanned Aerial Vehicle (Nonami, 2007) UCAV Unmanned Combat Aerial Vehicle (Frost & Sullivan, 2007a) VTOL Vertical Take-Off and Landing (Frost & Sullivan, 2007a) Onbemande luchtvaartuigen worden op verschillende manieren ingedeeld. Door de grote verscheidenheid aan technieken en toepassingen verschillen de luchtvaartuigen onderling op het gebied van onder andere de maximale vliegduur, de aanwezige software, de besturing, het draagvermogen, de data-acquisitie, de uitrusting, het gewicht, de grootte en de vormgeving. Bijkomende criteria zijn de kostprijs, de afmetingen, de stabiliteit, de actieradius en de minimale snelheid (Lemmens, 2011). Paragrafen 2.1 (p. 24) tot 2.4 (p. 26) lichten de meest gebruikte onderverdelingen toe. 23 2.1 Vormgeving Op basis van vormgeving worden RPAS onderverdeeld in het vliegtuigtype (fixed wing) en het helikoptertype (rotary wing). Sommige onderzoekers definiëren nog een extra klasse: de klasse van de fexible wing. (Jaakkola et al., 2010) 2.1.1 Vliegtuigtype RPAS van het vliegtuigtype hebben een laag gewicht, kleine afmetingen en een klein vermogen. Verder zijn ze gemakkelijk te besturen en hebben ze een draagvermogen van enkele kilogram (Puri, 2005; Lemmens, 2011). Deze onbemande luchtvaartuigen zijn onder andere geschikt voor het in kaart brengen van grote gebieden en het volgen van voertuigen (Puri, 2005). De voordelen van dit type RPAS in vergelijking met het helikoptertype zijn een langere vliegduur, de weerstand aan grotere windkrachten en de mogelijkheid tot het karteren van grotere domeinen per vlucht (Lemmens, 2013). Het nadeel van dit type is de trage reactiesnelheid en het ontbreken van de mogelijkheid tot hooveren2 waardoor ze continu voorwaarts moeten vliegen (Petrie, 2013; Lemmens, 2011). Dit type van onbemande luchtvaartuigen wordt verder opgedeeld in twee klassen (Petrie, 2013): - Flying Wing Designs: RPAS zonder staart, met een zeer kleine vin op het uiteinde van elke vleugel en een vleugelbreedte van 0,8 à 1,2 m; - Conventional Fuselage Designs: RPAS vergelijkbaar met de commerciële vliegtuigen, met een staart en een vin, een vleugelbreedte van 1,2 à 1,4 m en een groter draagvermogen dan Flying Wing Designs. 2 Hooveren = het in positie houden van het vaartuig op één bepaalde plaats in de lucht 24 2.1.2 Helikoptertype RPAS van het helikoptertype kunnen verticaal opstijgen en landen (Vertical Take-Off and Landing of VTOL) waardoor ze snel kunnen opstijgen en landen op een kleine oppervlakte. Dit type toestellen manoeuvreert beter, vliegt verticaal en beschikt over de mogelijkheid om te hooveren (Petrie, 2013; Puri, 2005). Hoewel dergelijke toestellen soepeler inzetbaar zijn, is een hoger niveau van vliegwaardigheid van de piloot vereist doordat ze minder stabiel en moeilijker bestuurbaar zijn (Petrie, 2013; Lemmens, 2011; Vlaams Parlement, 2013). Een ander nadeel van de toestellen is de vibratie als gevolg van de beweging van de rotoren (Puri, 2005). Net als bij het vliegtuigtype worden de toestellen onderverdeeld in twee klassen (Petrie, 2013): - Single-rotor & coaxial rotor: toestellen met slechts één as, met een enkelvoudige rotor of twee tegengesteld draaiende rotoren. Dit type toestellen wordt meestal aangedreven door elektrische motoren, al bestaan ook varianten met benzinemotoren. - Multirotor: toestellen met drie of meer rotoren, gemonteerd op verschillende assen. Elektronische stabiliteitsverbeterende componenten zorgen bij dit toestel voor een stabiele vlucht. Naast een groter draagvermogen heeft dit type een eenvoudiger controlesysteem en is het meestal voorzien van een Global Navigation Satellite System (GNSS) en een autopiloot. 2.2 Autonomie Op het vlak van autonomie bestaat een onderscheid tussen volautonoom, semi-autonoom en handmatig. Een volautonoom toestel volgt een voorgeprogrammeerde route en houdt weinig rekening met een veranderende omgeving. Bij een semi-autonome vlucht heeft de piloot de mogelijkheid om in te grijpen. Bij een handmatige besturing heeft de piloot de volledige controle over het luchtvaartuig. (Jaakkola et al., 2010) 25 2.3 Grootte en gewicht De indeling in gewichtsklassen verschilt volgens de geraadpleegde bron, een mogelijke indeling is (Puri, 2005): - Micro UAV (MAV): de kleinste toestellen met een draagvermogen van enkele grammen; - Small UAV (SUAV): kleine systemen met een draagvermogen van enkele kilogrammen; - Medium UAV (MUAV): systemen met een gemiddelde vlieghoogte en vermogen; - High Altitude Long Endurance Aerial Vehicle (HALE UAV): toestellen die op grote hoogte (bijvoorbeeld 20 km) als satelliet fungeren. HALE UAV’s hebben een groot uithoudingsvermogen en de mogelijkheid om hun energie uit zonnecellen te halen. Doordat het toestel zich net onder de stratosfeer, maar boven al het luchtverkeer bevindt, vormt het geen gevaar voor andere luchtvaartuigen. Het toestel wordt ingezet voor observatie, veiligheid, telecommunicatie, navigatie en als tussenstation voor satellieten. (Klein Koerkamp, 2014b) Een andere indeling op basis van het gewicht is (Jaakkola et al., 2010): - Micro UAV: < 100 g; - Small UAV: < 150 kg; - Large UAV: > 150 kg. 2.4 Aandrijving Toestellen die aangedreven worden door de energie uit batterijen zijn lichter en minder onderhevig aan trillingen dan toestellen met een benzinemotor. Het vermogen, en bijgevolg ook de vliegduur en het draagvermogen, van elektrisch aangedreven toestellen is daarentegen aanzienlijk kleiner. 26 3 Geschiedenis 3.1 Militaire evolutie In 1896 voerde Samuel Langley een succesvolle vlucht uit met zijn Number 5 Aerodrome systeem en in 1916 volgden Lawrence en Elmer Sperry met de ontwikkeling van hun aerial torpedo. (Frost & Sullivan, 2007b; Nonami, 2007) Eind jaren ’50 vonden onbemande luchtvaartuigen een toepassing in de Koude Oorlog en de oorlog in Vietnam. Landen als de Verenigde Staten en Israël ontwikkelden na deze laatste oorlog kleinere en goedkopere systemen. (Nonami, 2007) De sector kende een sterke technologische evolutie tijdens de Tweede Wereldoorlog, wat in 1951 leidde tot de productie van de eerste Teledyne Ryan Firebee I (Berben, 2009). Sinds de jaren ’80 worden RPAS volop ingezet bij militaire operaties, zoals tijdens de Perzische Golfoorlog in 1991 (Petitjean, 2013; Nonami, 2007). De Europese lidstaten deden hun eerste ervaring met de luchtvaartuigen op in Bosnië en Kosovo (Frost & Sullivan, 2007b). Onderzoek van Frost & Sullivan toont aan dat het aantal RPAS wereldwijd gebruikt in operaties vervijfvoudigde tussen 2004 en 2008. De Verenigde Staten hebben hierin het grootste aandeel, al kent Europa een snellere groei (Figuur 9). (Frost & Sullivan, 2007b) Figuur 9: Expenditure on Military UAS (Europe and USA), 2007-2016 (Frost & Sullivan, 2007b) 27 3.2 Civiele evolutie Het gebruik van RPAS in civiele toepassingen neemt internationaal toe en wereldwijd wordt onderzoek verricht naar de toestellen en hun toepassingen, al gebeurt dit in alle landen op een ander tempo. Reeds in 1982 startte YAMAHA in Japan met de ontwikkeling van een onbemande helikopter. Het eerste model kwam in 1990 op de markt en in 2003 werden 1500 onbemande helikopters ingezet bij civiele toepassingen in Japan. (Sato, 2003) In de jaren ’90 werd in het kader van NASA3-onderzoek het programma Environmental Research Aircraft and Sensor Technology (ERAST) opgericht. In 2003 werd dit project afgerond. (Nonami, 2007) In België alleen al vlogen naar schatting een zeventigtal bedrijven met RPAS in 2013. De beroepsvereniging BeUAS zag haar ledenaantal dan ook verviervoudigen in anderhalf jaar tijd. (De Smet, 2013) 3 NASA = National Aeronautics and Space Administration (Verenigde Staten) 28 4 Civiele toepassingen RPAS bestaan in alle vormen en afmetingen. Door hun grote verscheidenheid zijn ze toepasbaar voor tal van projecten in diverse sectoren. In dit onderdeel wordt allereerst een overzicht gegeven van de belangrijkste bestaande civiele toepassingen. Vervolgens wordt de ontwikkeling en de toepassing van RPAS binnen de Europese Unie toegelicht. 4.1 Landmeetkundige toepassingen In vergelijking met terrestrische opmetingen en opmetingen met behulp van bemande luchtvaartuigen bieden onbemande luchtvaartuigen het voordeel dat bij het gebruik geen mensenlevens op het spel staan. Daarnaast worden ze ingezet waar traditionele methoden teveel risico met zich meebrengen, zoals in geïsoleerde, gevaarlijke of moeilijk te betreden omgevingen. (Haarsma, 2013) RPAS-beelden worden onder andere gebruikt voor het karteren van snelwegen, het in kaart brengen van landbouwgebieden, voor luchtfotogrammetrie en voor topografische opmetingen (Yamanouchi, 2013; Martínez, Sarabia & García, 2014; Belga, 2013; Vlaams Parlement, 2013). Landmeetkundige producten zoals kaarten, 3D-modellen, orthofoto’s, puntenwolken en hoogtemodellen worden benut in verschillende sectoren en hebben dus een groot potentieel toepassingsgebied. (Jaakkola, 2010; Martínez, Sarabia & García, 2014). 4.2 Bouwkundige inspectie Op bouwkundig gebied worden RPAS onder andere ingezet voor het inspecteren van schoorstenen, hoogspanningsleidingen, windturbines, fotovoltaïsche installaties en pijpleidingen (“Aibotix UAS inspects Germany’s second-longest bridge”, 2013; De Smet, 2013). In Japan en Atlanta werden de luchtvaartuigen reeds gebruikt voor de inspectie van schade aan snelwegen en bruggen (Sato, 2003; Yamanouchi, 2013). RPAS bieden hier een alternatief voor de traditionele structuurinspectie die aangepast materiaal en voldoende personeel vereist, een lange tijdsperiode in beslag neemt en waarbij het personeel wordt blootgesteld aan windstoten en turbulentie. (Guerrero & Bestaoui, 2013) Het inzetten van onbemande luchtvaartuigen in bouwkundige toepassingen kan leiden tot een grote verbetering van de kwaliteit van de inspectie en een aanzienlijke vermindering van de werkbelasting (“Aibotix UAS inspects Germany’s second-longest bridge”, 2013). 29 4.3 Verkeer Bij speciale evenementen zoals internationale conferenties of belangrijke sportevenementen wordt de verkeerssituatie efficiënt gecoördineerd met behulp van RPAS (Heipke, 2013). In de Verenigde Staten wordt de toepassing van RPAS voor verkeerstoepassingen zoals het verzamelen van verkeersgegevens, analyseren van verkeersomstandigheden en het in realtime controleren van het verkeer op snelwegen volop onderzocht (Srinivasan et al., 2004; Yamanouchi, 2013). De beelden worden ook gebruikt om files weg te werken, verkeerspatronen in kaart te brengen, de beste reisweg voor hulpdiensten te bepalen en reistijden te onderzoeken. Daarenboven beschikken sommige RPAS over sniffers, waarmee vrachtwagens die benzine of ammoniak morsen, worden opgespoord. (The Associated Press, 2005) 4.4 Rechtshandhaving Op basis van militaire ervaringen vindt het gebruik van RPAS zijn ingang bij andere overheidsdiensten. Voor de handliggende toepassingen zijn te vinden in grensbewaking (The Associated Press, 2005; Frost & Sullivan, 2007b) en politionele acties zoals het ontdekken van cannabisplantages, de achtervolging van criminelen, beveiligingsoperaties bij massamanifestaties, de analyse van verkeersongevallen en de opsporing van overlast (Declercq, 2012; “Limitless possibilities of UAVs accelerate growth”, 2013; “Drones boven Haagse Schilderswijk”, 2014). 4.5 Hulpdiensten Door hun grote inzetbaarheid worden onbemande luchtvaartuigen zowel voor, tijdens als na rampen ingezet. RPAS vinden onder andere een toepassing bij de observatie van stormen, vulkanen en aardbevingen (Sato, 2003; Bellavita, Ceccaroni & Mazzitelli, 2013; “Extending UAS use in science”, 2013), in geruïneerde dorpen, bij overstromingen en bij treinrampen. (“Extending UAS use in science”, 2013; Waterson, 2014) 30 RPAS worden verder ingezet voor het monitoren van de straling bij nucleaire noodgevallen (Sato, 2003; Jobard, 2013). Aan de Universiteit van Bristol werd bijvoorbeeld een RPAS ontwikkeld om rampgebieden te onderzoeken, stralingen in nucleaire gebieden te detecteren en de locatie van de stralingsbesmetting op te sporen. Het toestel werd reeds ingezet voor het opsporen van Uranium in een mijnbouwgebied en wordt in 2014 ingezet voor het meten van de straling na de kernramp in Fukushima. (Klein Koerkamp, 2014a) Ook andere specifieke RPAS voor reddingsdoeleinden worden momenteel ontwikkeld, zoals een onbemand luchtvaartuig dat automatisch een defibrillator naar slachtoffers van een hartaanval vliegt of drie reddingsvesten bezorgt aan personen in nood (Petitjean, 2013; Voets, 2014). 4.6 4.6.1 Natuur en milieu Vegetatie RPAS worden ingezet voor het verzamelen van gegevens voor het opstellen van vegetatiekaarten, het observeren van plantengroei, het beoordelen van veranderingen in het bosbestand, het onderzoeken van de populatiedynamiek en het opsporen van zieke planten. (Bervoets, 2014; KPK, 2013; Sato, 2003; Wich & Koh, 2012). Samen met infraroodcamera’s en GNSS ondersteunen RPAS de bestrijding van bosbranden. Zo tonen ze de positie van de brand in realtime, geven ze de evolutie ervan weer en lokaliseren de brandhaarden, wat voor een efficiëntere controle zorgt. (Bogaert, 2013; Merino et al., 2012; “Onbemande vliegtuigjes zoeken duinbranden”, 2014). Ook de NASA haalt de toestellen aan voor het beheren van grote bosbranden, wat erop wijst dat het nut van RPAS in deze toepassing internationaal wordt erkend (The Associated Press, 2005). 4.6.2 Landbouw In de precisieagricultuur spelen milieucondities en behandelingstechnieken een grote rol. De satellietbeelden zijn echter beperkt beschikbaar en zijn net als bemande luchtobservaties te duur. Met behulp van RPAS worden gegevens over de radiale energie en het spectraalantwoord efficiënter verzameld (Zhang & Kovacs, 2012; Martínez, Sarabia & García, 2014). 31 De onbemande luchtvaartuigen worden toegepast voor het meten van parameters in wijnranken en voor fenotypering, het opsporten van ziektes, de kartering van langbouwgebieden en de meting van de hoeveelheid water in de grond met behulp van een warmtecamera. Daarnaast bieden de toestellen de mogelijkheid om te sproeien, te bemesten, te zaaien en te irrigeren, waardoor volgens vastgestelde waterbehoeftes wordt besproeid en het gebruik van meststoffen en onkruidbestrijdingsmiddelen door een gerichte toepassing wordt verminderd. (AFP, 2014b; Bervoets, 2014; Ilegems, 2014b; Sato, 2003) 4.6.3 Dierenbestand RPAS worden in Vlaanderen toegepast voor het in kaart brengen van het dierenbestand, het verzamelen van habitatinformatie en het bestrijden van vogels op luchthaventerreinen (Vlaams Parlement, 2013). Internationaal vinden de toestellen een toepassing in het beschermen van bedreigde diersoorten door stropers met behulp van infraroodcamera’s op te sporen (Ilegems, 2014a). Bij het maaien van gras worden met behulp van deze camera’s ook hertenkalfjes opgespoord. Op deze manier wordt handmatig opsporen met behulp van onder andere honden vereenvoudigd en wordt het vermalen van deze kalfjes door de grote machines efficiënter voorkomen. (Simoens, 2014) 4.6.4 Waterbeheer Overstromingsgebieden worden met behulp van beelden van onbemande luchtvaartuigen eenvoudig gekarteerd, al dan niet realtime in crisissituaties (Vlaams Parlement, 2013). Daarnaast worden RPAS ingezet voor het detecteren en lokaliseren van illegale lozingen en olievervuilingen op zee, omdat schepen geen hoog observatiepunt hebben (Belga, 2009; Muttin, 2011; Petitjean, 2013). 4.6.5 Klimaat Het verzamelen van klimaatgegevens is momenteel een duur en arbeidsintensief onderzoek, dat kan gebeuren door het verzamelen van meteorologische gegevens door middel van gerichte metingen met RPAS, waardoor accurate voorspellingen op korte termijn worden verkregen. (KGO, 2012; Nonami, 2007) Verder spelen onbemande luchtvaartuigen een rol in het onderzoek naar de atmosferische grenslaag, atmosferische stromingen en de turbulentie rond windturbines. Speciale Micro Unmanned Aerial Vehicles (MAV’s) werden ontwikkeld om de laagste vier kilometer van de atmosfeer te onderzoeken. (Reuder, Jonassen & Olafsson, 2012) 32 4.7 Culturele toepassing Vele RPAS leveren met behulp van een camera relatief stabiele beelden met een zeer hoge resolutie, die worden gebruikt door onder andere energiebedrijven, architectenkantoren, tv-stations, productiehuizen, overheidsbedrijven, makelaars, reclame- en informatiebureau’s en zelfs vooraanstaande modehuizen (Cambien, 2012; Vlaams Parlement, 2013; Kamphuis, 2014). Ook in de journalistieke verslaggeving wordt de techniek gebruikt bij onder andere sportevenementen, ongevallen en rampen (Denayer, 2014; Petitjean, 2013). 33 5 RPAS binnen de Europese Unie Aan deze masterproef werd een overzicht van de huidige en toekomstige toepassingen toegevoegd. Deze lijst werd opgesteld door Blyenburgh & Co en is te vinden in bijlage C . Dit onderdeel is gebaseerd op informatie uit “Study analysing the current activities in the field of UAV” door Frost & Sullivan in 2007, in opdracht van het Directoraat-Generaal Ondernemingen en Industrie van de Europese Commissie. Het onderzoek geeft een integratie van de systemen aan tegen ten vroegste 2015, al plaatsen andere onderzoekers deze integratie meer richting 2020 of later. 5.1 Politieke factoren Een multinationale samenwerking, een economische ontwikkeling en de steun van buitenlandse expertise zijn vereist voor de groei van de Europese RPAS-markt. Door de uitgebreide toepassingen en technieken beschikken immers weinig tot geen bedrijven over de nodige expertise om de volledige systemen te ontwikkelen. De grootste hindernis die overwonnen moet worden is het opstellen van een effectieve en harmonieuze regelgeving voor de integratie van RPAS in het luchtruim, gebaseerd op de succesvolle integratie van veilige technologieën. (Zie ook Hoofdstuk 3: Wetgeving, p.48) 5.2 Technologische factoren Het gebrek aan een licht, kostenefficiënt en betrouwbaar Detect-and-Avoid- (D&A-) systeem zorgt voor vertraging van de integratie van de toestellen in het luchtruim. Het is belangrijk dat Europa, samen met haar lidstaten, werkt aan een goede ondersteuning van dit onderzoek. De meeste RPAS hebben ook een beperkt draagvermogen en een korte vliegduur. 5.3 Sociale acceptatie Hoewel de militaire toepassing in het begin veel enthousiasme kende van legermachten en burgers, rezen de afgelopen jaren vragen over het gebruik van RPAS. Europa verwacht dat de sociale acceptatie zal stijgen wanneer de vele mogelijke toepassingen algemeen bekend worden en de nodige technologieën betrouwbaar en veilig zijn, met een snelle groei van de sector tot gevolg. 34 5.4 Producenten De vroege ervaring van Israël en de Verenigde Staten en de initieel trage ontwikkeling van de vraag in Europa hebben Europese bedrijven benadeeld. Slechts weinig bedrijven gebruiken geen Israëlische platforms of Amerikaanse technologie voor de ontwikkeling van een eigen RPAS. Duitsland vormt hierop een uitzondering en is een van de enige grote gebruikers die aanzienlijke investeringen deed in de ontwikkeling van onbemande luchtvaartuigen. 5.5 Lidstaten Verschillende Europese lidstaten zoals Tsjechië, Polen en Roemenië, verwierven belangrijke ervaring in de toepassing van RPAS. Daarnaast experimenteerde Hongarije reeds met de luchtvaartuigen in civiele toepassingen zoals brandbestrijding. Tabel 8 op pagina 36 geeft symbolisch weer met welk doel en in welke mate de lidstaten onbemande luchtvaartuigen toepassen. Waar mogelijk worden de civiele toepassingen aangevuld met de huidige en te verwachten toepassingen. 35 Tabel 8: De toepassing van RPAS in de Europese Unie (gebaseerd op Frost & Sullican, 2007b) Land Militair Civiel België ++ +++ + + + + ++ ++ Estland - + Finland ++ ++ +++ + -- + ++ ++ + Italië ++ ++ Letland Litouwen Nederland Oostenrijk -+ - + + +++ ++ Polen +++ + Portugal Roemenië Slovenië Slowakije + +++ - + - - ++ + +++ +++ -+++ +++ Bulgarije Denemarken Duitsland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Spanje Tsjechië Verenigd Koninkrijk Zweden Civiele toepassingen Maritieme controle, detectie van vervuiling, assistentie bij het opsporen van bosbranden, integratie in luchtverkeerscontrolesystemen en rechtshandhaving Kustcontrole en rechtshandhaving Rechtshandhaving, energiesector, grenscontrole en landbouw Grenscontrole Grenscontrole, brandbestrijding, kustwachtoperaties, energiesector, landbouw en aardobservatie Rechtshandhaving Bosbranden en grenscontrole Brandbestrijding en grenscontrole Kustwacht Beveiliging van de zeegrens, brandbestrijding, aardobservatie en Remote Sensing Grensbeveiliging Grenscontrole Energiesector en operaties van de kustwacht Grenscontrole Grenscontrole, rechtshandhaving, kustwacht, brandbestrijding en energiesector Bosbranden Rechtshandhaving, kustwacht, brandbestrijding, energiesector en grenscontrole Een grote waaier aan toepassingen Brandbestrijding Verklaring van de gebruikte symbolen: +++ grote toepassing of pionier ++ toepassing of grote kans op toepassing + geringe toepassing of toepassing verwacht - kleine kans tot ontwikkeling of beperkt budget -- weinig tot geen kans op ontwikkeling 36 6 Voor- en nadelen van RPAS 6.1 6.1.1 Voordelen Economisch en technisch kader RPAS worden gebruikt in vele sectoren en in een brede waaier van applicaties (Puri, Valavanis & Kontitsis, 2007). Voor de ontwikkeling van de toestellen bestaat internationaal een sterke technologische basis, bestaande uit militaire ervaring en ervaring op het gebied van draagvermogen en luchtvaartelektronica. De grote en competitieve Europese markt met een gevestigde toegang tot de afzetmarkten en veel ruimte voor uitbreiding biedt RPAS bovendien de mogelijkheid zich ten volle te ontwikkelen. (Frost & Sullivan, 2007b) Het onderzoek van Frost & Sullivan stelt dat de verlaagde tewerkstelling in de luchtvaartsector door het gebruik van RPAS gecompenseerd zal worden door de vergaande economische ontwikkeling. Deze economische ontwikkeling, het behoud van de werkgelegenheid en de ondersteuning van de industriële sector vormen naast het milieuvriendelijk en veilig karakter van de toestellen belangrijke pluspunten. (Frost & Sullivan, 2007b) 6.1.2 Kostprijs Hoewel RPAS een hoge initiële kost hebben, liggen de kosten op lange termijn veel lager dan de kosten voor traditionele methoden zoals bemande luchtvaart en satellieten. Daarnaast wordt door middel van de toepassing van onbemande luchtvaartuigen veel kostbare tijd uitgespaard. (Puri, Valavanis & Kontitsis, 2007) 6.1.3 Verkeersonderzoek De huidige verkeersonderzoekmethodes (zie ook Hoofdstuk 4: Verkeer, p.86) kunnen zelden worden ingezet voor alomvattende verkeersoperaties zoals het volledig in kaart brengen van een verkeersituatie (Kapseong, Jun-Seok & Liang, 2007). Met behulp van luchtbeelden van een RPAS is het mogelijk te focussen op reële problemen in een groter gebied en kan een oplossing gevonden worden voor het in kaart brengen van verkeersstromen en het onderzoek naar herkomst- en bestemmingsverkeer (Puri, 2005). 37 Het verzamelen van gegevens door middel van RPAS zorgt ook voor gedetailleerdere, snellere en goedkopere informatie dan de huidige verkeersonderzoeksmethodes zoals het gebruik van stationaire camera’s en detectoren in de bestrating (The Associated Press, 2005; Srinivasan et al., 2004; Puri, 2005). Onbemande luchtvaartuigen zijn in staat hun gezichtsveld aan te passen, in tegenstelling tot stationaire camera’s met een beperkt gezichtsveld waardoor filevorming bijvoorbeeld wordt waargenomen, maar de oorzaak ervan niet kan worden bepaald (Yamanouchi, 2013). 6.1.4 Andere RPAS zijn onbemand, wat een gereduceerd risico voor de operator en anderen tot gevolg heeft. De beperkte veiligheidsrisico’s in dunbevolkte gebieden zijn het gevolg van de lage snelheid en de lage hoogte van onbemande luchtvaartuigen (Puri, Valavanis & Kontitsis, 2007). RPAS zijn in staat gerichte luchtbeelden te nemen en bieden zo – in tegenstelling tot satellieten – de mogelijkheid tot het onderzoeken van continue problemen zoals het volgen van verkeer (Puri, Valavanis & Kontitsis, 2007). Tot slot is de inzetbaarheid van RPAS groot door de flexibiliteit en de relatief lage weersafhankelijkheid (Martínez, Sarabia & García, 2014). 6.2 6.2.1 Nadelen en problemen Wetgevend kader Wegens het belang van het wetgevende kader richt het derde hoofdstuk van deze masterproef zich volledig op de wetgeving rond RPAS. Zowel internationaal, Europees als nationaal zorgt het gebrek aan duidelijke en geharmoniseerde wetgeving immers voor grote problemen bij de toepassing van RPAS. Voor de volledigheid wordt de problematiek hieronder kort geschetst. De huidige afwezigheid van technologische standaarden op Europees niveau is een van de redenen van de trage vooruitgang in de integratie. Verder heeft de ongecoördineerde en versnipperde benadering van het probleem geleid tot het ontstaan van een grote variëteit aan verenigingen en groepen die vaak in overlappende gebieden werken, wat tot een grotere verscheidenheid en een versnipperde Europese RPAS-wetgeving leidt. (Frost & Sullivan, 2007b) De ontwikkeling van de wetgeving gebeurt grotendeels door vrijwilligers, waardoor de vooruitgang wordt bepaald door de mogelijkheden van deze vrijwilligers op persoonlijke basis of aan organisaties gebonden (Maes & Verstaen, 2014). Het grootste doel voor de wetgevers en de sector is eenzelfde niveau van veiligheid als de bemande systemen (Equivalent Level Of Safety of ELOS) (Frost & Sullivan, 2007a). 38 In Japan slaagde de regering erin een veiligheidsstandaard voor de toestellen te definiëren, maar in Cuba vallen de toestellen – net als in België – nog steeds onder dezelfde wetgeving als de bemande luchtvaartuigen, met de nodige problemen tot gevolg (Sato, 2003; Martínez, Sarabia & García, 2014). In België bijvoorbeeld zorgt het ontbreken van de mogelijkheid om een luchtvaardigheidcertificaat voor een RPAS te verkrijgen ervoor dat enkel onder zeer specifieke omstandigheden toestemming voor een vlucht wordt gegeven door het Directoraat-Generaal Luchtvaart (DGLV) (Vlaams Parlement, 2013). 6.2.2 Technologische kwesties Bij het gebruik van RPAS zijn in principe slechts twee gevaarlijke situaties mogelijk (Devriendt, 2014a): - Falen van de motor: dit risico is klein bij het gebruik van professionele en geteste onbemande luchtvaartuigen; - Crashen van het toestel: dit is steeds te wijten aan menselijke fouten. Omwille van deze reden wordt door de professionele gebruiker een duidelijke checklist gebruikt. Bij de vluchten waarvoor een vergunning verkregen werd van het Directoraat-Generaal Luchtvaart (DGLV) is nog nooit een luchtvaartuig gecrasht. (Billen, 2014) Deze vaststelling geeft aan dat een grondige omgevingsgerichte controle op alle technologische vlakken het risico op een crash drastisch vermindert. 6.2.2.1 Detect and Avoid D&A- systemen – soms ook aangeduid met Sense and Avoid (S&A) – zijn van levensbelang voor het gebruik van RPAS in niet-afgescheiden luchtruim omdat aan de hand van deze technologie ongevallen worden voorkomen. Er wordt dan ook volop geïnvesteerd in de ontwikkeling van kostenefficiënte en betrouwbare D&A-systemen. (Frost & Sullivan, 2007a) 39 6.2.2.2 Communicatie Momenteel zijn geen bepaalde delen van het radiofrequentiespectrum exclusief toegewezen aan RPAS-toepassingen, waardoor een betrouwbare verbinding ontbreekt (Frost & Sullivan, 2007a). Het probleem is een internationale kwestie, waarvoor wordt gewacht op de internationale vergadering World Radiocommunication Conference 2015. Bij het toewijzen van een bepaalde frequentie is het belangrijk vast te leggen waarvoor deze frequentie zal worden gebruikt en welke gegevens via deze frequentie zullen worden uitgewisseld. (Maes & Verstaen, 2014) Daarnaast is het nodig de gegevens die via de verbinding worden verstuurd te beveiligen (Srinivasan et al., 2004). 6.2.2.3 Simulatie Piloten voor onbemande luchtvaart dienen net als piloten voor bemande luchtvaart de mogelijkheid te hebben testvluchten uit te voeren in een artificiële omgeving, zonder gevaar voor het luchtverkeer en personen op de grond. Hiervoor is nood aan de ontwikkeling van goede simulatiesoftware voor de onbemande luchtvaart. (Frost & Sullivan, 2007b) 6.2.2.4 Veiligheid en betrouwbaarheid Om zeker te stellen dat onbemande luchtvaart toepasbaar is op eenzelfde veiligheidsniveau als de bemande systemen (ELOS) is er nood aan een luchtwaardigheidscertificaat, Air Traffic Management(ATM-) procedures en ondersteunende technologieën. Verder moet zekerheid geboden worden over veilige commando’s, beheersing en communicatie (Command, Control and Communication of C3), de legitimiteit van het doel en het minimaliseren van het fysiek gevaar voor het publiek. (Frost & Sullivan, 2007b) 6.2.2.5 Vermogen Het vermogen van het luchtvaartuig is voornamelijk afhankelijk van de samenstelling van het luchtvaartuig, de manier van aandrijven, de draaglast en de weersomstandigheden. De geringe energie van RPAS beperkt de actieradius, het draagvermogen en de vliegtijd (Vlaams Parlement, 2013; Martínez, Sarabia & García, 2014). Hoewel een grote variatie in de vliegtijd van RPAS op te merken is (5 min tot 1 h), blijven de onbemande luchtvaartuigen voor heel wat toepassingen niet lang genoeg in de lucht. 40 6.2.3 Andere RPAS is een snel evoluerende techniek die nog lang niet aan zijn plafond zit. Een van de aspecten van de evolutie is de grote trend naar miniaturisatie: de toestellen worden almaar kleiner en lichter. De ontwikkeling van de vereiste systemen dient hierin mee te evolueren zodat beide evoluties op elkaar afgestemd zijn. (Frost & Sullivan, 2007b) Het gebruik van de toestellen wordt ook beperkt door wind en andere weersomstandigheden (Heipke, 2013). Daarnaast vormt de initiële kostprijs van het luchtvaartuig en de kans op verlies van het dure toestel een groot nadeel (Vlaams Parlement, 2013). Tot slot is het van groot belang dat standaarden ontworpen worden voor de civiele toepassingen, eventueel op basis van bestaande militaire standaarden, zoals NATO STANAG4 4586 voor het ontwerp van het grondcontrolestation (Frost & Sullivan, 2007b). 4 STANAG = Standardization Agreement 41 7 Onderzoeken naar RPAS en de toepassingen 7.1 Detect and Avoid De eigenschap van toestellen om obstakels te ontwijken is noodzakelijk in drukke of dichtbebouwde gebieden en bij hindernissen. Tot op heden zijn de sensoren echter zeer zwaar en kost het rekenwerk veel tijd en dus veel energie. Op deze problemen dienen antwoorden gezocht te worden om RPAS in het luchtruim te integreren. In 2013 werd een RPAS ontwikkeld met een cirkelvormige behuizing die eromheen draait, bij een botsing veert het toestel zonder beschadigd te raken terug op koers. (Bendermacher, 2013) Het ligt voor de hand dat deze techniek geen oplossing is voor onbemande luchtvaartuigen die zich samen met andere luchtvaartuigen in het luchtruim bevinden. Hoewel het ultieme systeem nog niet gevonden is, werd reeds grote vooruitgang geboekt in D&Asystemen. Deze systemen worden onder andere ontworpen op basis van foto’s, ADS-B5 (Collision Avoidance), geluid, radar of een speciaal ontwikkeld algoritme waarmee het luchtvaartuig direct beslissingen neemt om obstakels te ontwijken. (AFP, 2014a; Maes & Verstaen, 2014) 7.2 Vertical Take-Off and Landing (VTOL) Het WITAS6 UAV-project van de Linköping Universiteit van Zweden ontwikkelde een geïntegreerd VTOL platform met hard- en software voor autonome vluchten. Verder wordt binnen dit project gekeken naar de toepassing van de luchtvaartuigen voor het monitoren van het verkeer, de ondersteuning van hulpdiensten en voor fotogrammetrie en landmeetkundig gebruik. (Doherty, 2004) 5 Automatic Dependent Surveillance-Broadcast (ADS-B) = een systeem waarbij positie en andere informatie periodiek wordt uitgezonden naar grondstations en andere luchtvaartuigen 6 WITAS = Wallenberg Information Technology and Autonomous Systems Laboratory at Linköping University 42 7.3 VITO Binnen VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, werd een UAV Research Group opgericht die zich richt op het ontwerpen van een HALE UAV voor Remote Sensing (Belgian Earth Observation Platform, 2013b). Sinds 2013 werkt VITO, in samenwerking met Imec, aan nieuwe technologieën voor beeldvorming voor aardobservatie op basis van een nieuwe chip die de ontwikkeling van ultracompacte systemen voor kleine satellieten en onbemande luchtvaartuigen mogelijk maakt. (Roos, 2013; Belgian Earth Observation Platform, 2013a) Enkele andere projecten, waarbij VITO betrokken is, worden in onderstaande paragrafen toegelicht. 7.3.1 PEGASUS Sinds 2008 beschikt Europa over een databank met gedetailleerde en gestandaardiseerde informatie voor aardobservatie en cartografie. Het tot stand gebrachte netwerk van onbemande luchtvaartuigen is het resultaat van het PEGASUS-project. PEGASUS staat voor Policy Support for European Governments by Acquisition of Information from Satellites and UAV borne Sensors. (VITO, 2002) Het PEGASUS-project wil in de eerste plaats de kloof tussen de traditionele lucht- en ruimtetoestellen dichten. In het kader van deze doelstelling ging het MEDUSA7-project (zie p.44) van start (VITO, 2014b). Het project wordt opgedeeld in twee delen: - Deel 1: de operationele inzet en de uitbating van het netwerk in het kader van het GMES8project van de Europese Commissie; - Deel 2: de productie van het onbemand luchtvaartuig, de sensoren, het grondstation en de software voor aardobservatie. 7.3.2 AIRBEAM Het project AIRBorne information for Emergency situation Awareness and Monitoring (AIRBEAM) is een antwoord op het onderwerp “Information acquisition using dedicated platforms, including UAV, aerostatic platforms (balloons) and satellites”, voorgesteld in het kader van het 7th European Framework Programme FP 7 Security Call 3 van de Europese Commissie. Dit door de Europese Commissie gesubsidieerde project brengt 21 partners samen, werd aangevat in 2012 en wordt verwacht beëindigd te worden aan het einde van 2015. 7 8 MEDUSA = Monitoring Equipment and Devices for Unmanned Systems at High Altitude GMES = Global Monitoring of the Environment and Security 43 Het doel van dit project is het ontwikkelen van een instrument voor het beheer van een crisis in een groot gebied met behulp van een geoptimaliseerde combinatie van bemande en onbemande luchtvaartuigen, met inbegrip van satellieten. Een hieraan gerelateerde doelstelling is het ontwikkelen van een technologische basis en normen met het oog op een snelle invoering van deze toepassing door de lidstaten. (Airbeam Consortium, 2014) Een gelijkaardig Spaans onderzoek vindt plaats aan de Universiteit van Sevilla. Bij dit onderzoek, dat de naam COMETS kreeg, worden de mogelijkheden van RPAS in luchtoperaties bij natuurrampen, verkeersonderzoek en rechtshandhaving verder uitgewerkt. (Srinivasan et al., 2004) Ook dit onderzoek wordt gesteund door de Europese Commissie (Puri, 2005). 7.3.3 CHAMELEON Het CHAMELEON-project handelt over het onderwerp “Domain-specific Hyperspectral Imaging Systems for Relevant Industrial Applications” en heeft als doel de ontwikkeling van een nieuwe generatie beeldsystemen die de voordelen van spectrale informatie benut. Met behulp van deze beeldsystemen zal de impact van de menselijke activiteit op het milieu worden weergegeven in een ruimtelijke context. VITO verkent de toepassing van deze systemen voor bijvoorbeeld de schatting van de waterkwaliteit en de spanningsdetectie in fruitboomgaarden, waarbij de hyperspectrale technologie wordt gecombineerd met UAV’s. Het project met vier partners werd in 2011 opgestart en het einde wordt voorzien in het begin van 2015. (VITO, 2014a) 7.3.4 MEDUSA Het MEDUSA-project, een afkorting voor “Monitoring Equipment and Devices for Unmanned Systems at High Altitude” ontstond om het PEGASUS-project te ondersteunen, liep van 2006 tot 2012 en bracht acht partners rond de tafel. Het project leverde een licht, multispectraal instrument met hoge resolutie voor aardobservatie: een op zonne-energie aangedreven HALE UAV. De grootste uitdaging voor dit toestel zijn de extreme weersomstandigheden, al leverden eerste testen goede resultaten. (VITO, 2014b) 44 7.3.5 HyperForest Verbeterde dataverzameling en -verwerking vormen het hoofddoel van het project HyperForest. Deze verbetering dient ertoe te leiden dat bosparameters, zoals de samenstelling van de bossen, de diversiteit en de vitaliteit, beter worden geschat. Voor de realisatie van het project wordt een combinatie van hyperspectrale beelden en LiDAR9-data gebruikt, waardoor de tijdrovende en arbeidsintensieve veldopmetingen worden vervangen door eenvoudigere methoden. (VITO, 2014c) 9 LiDAR = Light Detection and Ranging 45 8 Conclusie Onbemande luchtvaartuigen zijn bekend onder verschillende benamingen. In de civiele sector wordt de benaming Unmanned Aerial System (UAS) gebruikt als verzamelnaam van alle onbemande luchtvaartuigen en systemen die daarbij horen en onbemande luchtvaartsystemen die op afstand worden bestuurd, vormen de subgroep Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS). De luchtvaartuigen verschillen onderling onder andere op het gebied van maximale vliegduur, besturing, draagvermogen en vormgeving. De toestellen worden op verscheidene manieren ingedeeld: op basis van hun autonomie in autonome (volledig voorgeprogrammeerd), semi-autonome (met mogelijkheid tot ingrijpen) en handmatige (volledige controle door piloot) luchtvaartuigen en op basis van de vormgeving in het vliegtuigtype (fixed wing) en het helikoptertype (rotary wing). RPAS van het vliegtuigtype zijn eenvoudiger te besturen en bieden weerstand aan grotere windkrachten. Daarnaast heeft dit type luchtvaartuig een langere vliegduur en karteert het grotere domeinen per vlucht. In tegenstelling tot het helikoptertype kan een luchtvaartuig van het vliegtuigtype niet hooveren en dient het bijgevolg continu voorwaarts te vliegen. Andere voordelen van een RPAS van het helikoptertype zijn de snelle reactiesnelheid, het eenvoudig manoeuvreren en de mogelijkheid tot verticaal opstijgen en landen (Vertical Take-Off and Landing of VTOL) en verticaal vliegen. RPAS bestaan in alle vormen en afmetingen waardoor ze toepasbaar zijn voor tal van projecten in diverse sectoren. Met behulp van de luchtvaartuigen worden gegevens voor landmeetkundige producten zoals kaarten, 3D-modellen, orthofoto’s, puntenwolken en hoogtemodellen verzameld, waardoor ze een alternatief vormen voor onder andere terrestrische topografische opmetingen en luchtfotogrammetrie vanuit bemande luchtvaartuigen. Verder worden de toestellen ingezet voor bouwkundige inspectie van onder andere bruggen en windturbines en voor verkeersonderzoek op grote schaal. Hulpdiensten en politionele diensten gebruiken RPAS onder andere voor beveiliging, coördinatie en ordehandhaving voor, tijdens en na crisissituaties. Met behulp van de nodige sensoren worden de luchtvaartuigen ingezet voor het monitoren van nucleaire straling en andere mogelijke vervuiling. De toestellen vinden ook een toepassing in het domein van natuur en milieu voor het gebruik in de landbouwsector, voor waterbeheer en voor het onderzoeken van de vegetatie, het dierenbestand en het klimaat. De verzamelde videobeelden door een camera op een onbemand luchtvaartuig worden gebruikt door onder andere energiebedrijven, architectenkantoren, tv-stations, productiehuizen, overheidsbedrijven, makelaars, reclame- en informatiebureaus, modehuizen en journalisten. 46 Het is zeer waarschijnlijk dat de civiele markt groter zal worden dan de militaire markt, wanneer RPAS aantonen dat ze kostenefficiënter zijn dan andere huidige oplossingen, beter zijn in het uitvoeren van specifieke taken en een vergelijkbaar veiligheidsniveau (Equivalent Level Of Safety of ELOS) behalen als dat van de huidige systemen. Zowel op civiel als op militair domein wordt wereldwijd onderzoek gevoerd naar onbemande luchtvaartuigen. Dit onderzoek is van groot belang omdat het gebrek aan betrouwbare, kostenefficiënte en geteste technologieën mede zorgt voor een vertraging van de integratie van de toestellen in het luchtruim, waardoor slechts weinig Europese bedrijven tot nu toe RPAS hebben ontwikkeld zonder het gebruik van Israëlische of Amerikaanse technologie. Verder is zowel internationaal, Europees als nationaal nood aan een effectieve harmonieuze regelgeving, een multinationale samenwerking en een economische en technologische ontwikkeling. Net als alle nieuwe technologieën hebben RPAS verschillende voor- en nadelen. De onbemande luchtvaartuigen worden flexibel ingezet in geïsoleerde, gevaarlijke of moeilijk te betreden omgevingen voor het verzamelen van goedkope, snelle en gedetailleerde informatie van relatief grote oppervlaktes. De beperkte veiligheidsrisico’s zijn het gevolg van de lage snelheid, de lage hoogte en het feit dat geen mensenlevens op het spel staan. Samen met hun lage weersafhankelijkheid en hun grote compatibiliteit zorgt dit voor een grote inzetbaarheid. Hierdoor zijn de huidige onbemande luchtvaartsystemen bijvoorbeeld ideaal voor alomvattende verkeersoperaties en voor projecten die te klein zijn voor bemande luchtvaartuigen, maar te groot voor typische terrestrische landmeetkundige opmetingen. Het belangrijkste nadeel van onbemande luchtvaartuigen is het ontbreken van duidelijke en geharmoniseerde wet- en regelgeving op internationaal, Europees en nationaal vlak op onder andere het gebied van veiligheid, technische standaarden, betrouwbaarheid, privacy, inzetbaarheid, communicatie, burgerrechten en aansprakelijkheid. De geringe energie van de toestellen leidt tot een beperkte actieradius, een klein draagvermogen en een korte vliegtijd. Het gebrek aan een betrouwbaar en kostenefficiënt Detect and Avoid- (D&A-) systeem vormt het belangrijkste technologische nadeel, wereldwijd onderzoek naar de ontwikkeling van dit systeem wordt dan ook verricht. 47 Hoofdstuk 3: Wetgeving 1 Inleiding De wetgeving rond Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) zorgt bij onderzoekers, operatoren en fabrikanten voor verwarring en frustratie. Velen vinden dat de wetgeving te beperkt is, anderen noemen de huidige wetgeving een belemmering voor de groei van de industrie en nog anderen menen dat er geen wetgeving rond bestaat. Om de vele vragen te beantwoorden en misverstanden weg te werken, wordt in deze masterproef een apart hoofdstuk aan het onderwerp gewijd. Hoewel zowat alle landen ter wereld nood hebben aan RPAS-wetgeving, blijft de ontwikkeling ervan voornamelijk een nationale bevoegdheid. Op internationaal en Europees niveau streeft men naar een zekere harmonie in de RPAS-wetgeving en wordt samengewerkt om, waar mogelijk, de wetgeving op elkaar af te stemmen. Het is belangrijk op te merken dat militaire luchtvaartuigen niet onderworpen zijn aan de wetgeving voor civiele luchtvaartuigen en de wetgeving bijgevolg verschillend kan zijn. Toch zijn beide partijen overeengekomen dat militaire luchtvaartuigen nooit een groter risico mogen inhouden voor de burgerbevolking dan civiele luchtvaartuigen. In het kader van deze masterproef wordt de militaire wetgeving buiten beschouwing gelaten. In dit hoofdstuk wordt allereerst toelichting gegeven bij de inspanningen en regels op globaal vlak. Vervolgens worden de Europese initiatieven uitgebreid besproken. Tot slot komt de nationale wetgeving aan bod. In dit laatste deel wordt de Belgische wetgeving uitvoerig toegelicht en vergeleken met de wetgeving in andere landen. Tabel 9 op pagina 49 geeft een overzicht van de gebruikte afkortingen van instanties, werkgroepen, panels, platforms en projecten die in dit hoofdstuk aan bod komen. 48 Tabel 9: Afkortingen hoofdstuk Wetgeving Afkorting Betekenis ANSP Air Navigation Service Provider BCAA Belgian Civil Aviation Authority BeUAS Belgian Civil Aviation Authority CAA Civil Aviation Authority DGLV Directoraat-Generaal Luchtvaart EASA European Aviation Safety Agency Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart EC Europese Commissie EDA Europees Defensieagentschap EER Europese Economische Ruimte ERSG European RPAS Steering Group EU Europese Unie EUROCAE European Organisation for Civil Aviation Equipment Europese Organisatie voor Burgerluchtvaartapparatuur FOP Flight Operations Policy Department (Overheidsdienst Verenigd Koninkrijk) ICAO International Civil Aviation Organisation Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ICAO UASSG ICAO Unmanned Aircraft Systems Study Group INOUI Innovative Operational UAS Integration JARUS Joint Authorities for Rulemaking on Unmanned Systems Group JCGUAV Joint Capability Group MIDCAS Mid Air Collision Avoidance System NASA National Aeronautics and Space Administration NATO NAVO North Atlantic Treaty Organisation Noord-Atlantische Verdragsorganisatie NATO FINAS NATO Flight In Non-segregated AirSpace SESAR Single European Sky ATM Research UVSI Unmanned Vehicle Systems International 49 2 Het globale kader Internationaal breiden de toepassingen van RPAS snel uit. In de landen binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (International Civil Aviation Organisation of ICAO) worden volop systemen ontwikkeld en toegepast in een grote verscheidenheid aan domeinen. De vele technologische verbeteringen die parallel met de integratie van de luchtvaartuigen in het luchtruim ontwikkeld worden, kunnen daarenboven ook voordelen leveren voor de bemande luchtvaart, waardoor een globale verbetering van het luchtvaartsysteem niet is uitgesloten. (ICAO, 2013) Het Verdrag van Chicago van 1944 over de Internationale Burgerluchtvaart (the Convention on International Civil Aviation) stelt in Artikel 810 voor onbemande luchtvaartuigen dat geen enkel luchtvaartuig dat kan vliegen zonder een piloot onbemand zal vliegen boven het grondgebied van een verdragsluitende staat zonder specifieke toelating van deze staat en in overeenstemming met de voorwaarden van deze toelating. Verder zegt het artikel dat elke staat die het verdrag tekent, zich ertoe verbindt te verzekeren dat de vlucht van deze onbemande luchtvaartuigen in gebieden open voor burgerluchtvaart op zo’n manier wordt gecontroleerd dat het gevaar voor deze luchtvaartuigen wordt voorkomen. In 2012 werden reeds enkele bijlagen van de Chicago Convention gewijzigd om RPAS erin op te nemen (ICAO, 2012). Elke bijlage van deze conventie wordt herzien om vast te stellen welke impact de integratie van RPAS in het regelgevend kader zal hebben op de bestaande standaarden (ICAO, 2013). Het uiteindelijke doel is de ontwikkeling van UAS Standaarden en Aanbevelingen (SARPs11) (ICAO, 2012). De ICAO werkt aan een internationale standaard om de integratie van onbemande vliegtuigen in het luchtruim toe te laten, al verloopt dit proces vrij langzaam. Veel landen wachten op de ICAO vooraleer een eigen wetgeving uit te werken. (BeUAS, 2014a) In afwachting van internationale standaarden legt Appendix G van de ICAO Assembly Resolution A3613 op dat de nationale regelingen met betrekking tot categorisering, piloten, certificaten en licenties erkend dienen te worden door de andere staten voor het uitvoeren van vluchten over het grondgebied, met inbegrip van landen en opstijgen (Da Silva, 2012). Momenteel is dit principe moeilijk uit te werken omdat er geen gemeenschappelijke standaarden zijn. 10 Convention on International Civil Aviation 1944 Article 8 – Pilotless aircraft: “No aircraft capable of being flown without a pilot shall be flown without a pilot over the territory of a contracting State without special authorization by that State and in accordance with the terms of such authorization. Each contracting State undertakes to insure that the flight of such aircraft without a pilot in regions open to civil aircraft shall be so controlled as to obviate danger to civil aircraft.” 11 SARPs = Standards and Recommended Practices 50 In de Aviation System Block Upgrade- (ASBU) strategie wordt de integratie van RPAS aangeduid als een van de operationele noden. Het ASBU-systeem werd ontwikkeld door ICAO om de globale planning van technologie-upgrades te harmoniseren. Individuele landen kunnen de strategie van ASBU volgen om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van standaarden volledig geharmoniseerd is met het globale Air Traffic Management- (ATM-) systeem. (ICAO, 2013) De ICAO Unmanned Aircraft Systems Study Group (ICAO UASSG) bundelt de krachten van Australië, Brazilië, Canada, China, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Rusland, Singapore, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, ZuidAfrika en Zweden (Da Silva, 2012). Deze groep is een informeel onderdeel van ICAO die deze instantie binnenkort officieel zal vervoegen als panel (Maes, 2014). In 2011 maakte de ICAO UASSG de weg vrij voor verdere ondersteuning door de ontwikkeling van de Circular 328, die de nadruk legt op de stelling dat ook onbemande luchtvaartuigen, luchtvaartuigen zijn (ICAO, 2012). Verder worden RPAS hierin gedefinieerd als een deelverzameling van de klasse van onbemande luchtvaartuigen en vormen piloten die een luchtvaartuig vanop afstand bedienen volgens dit document een nieuwe categorie van piloten. (Da Silva, 2012) De ICAO UASSG zal naar alle verwachtingen een ICAO RPAS Manual ontwikkelen om de ontbrekende harmonisering van de nationale wetgeving te stimuleren. Verschillende NATO-werkgroepen zoals de Joint Capability Group on UAV (JCGUAV) en de NATO Flight In Non-segregated AirSpace (NATO FINAS) richten zich op RPAS. De missie van JCGUAV – onderdeel van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) – is het ontwerpen van richtlijnen om de grensoverschrijdende werking van onbemande vliegtuigen in nietgescheiden luchtruim mogelijk te maken. Hiervoor werd de groep in verschillende subgroepen onderverdeeld, die onder andere studies uitvoeren en instaan voor de ontwikkeling van Standardization Agreements (STANAG’s). De NATO FINAS-werkgroep richt zich op luchtwaardigheid, menselijke factoren, operatortrainingen en het principe van Detect&Avoid (D&A), ook wel Sense&Avoid (S&A) genoemd. Deze werkgroep werkte onder meer aan STANAG 4670 (Operatortraining), STANAG 4671 (Luchtwaardigheidsvereisten) en STANAG 4685 (Menselijke factoren). Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Polen, Spanje, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden werken actief mee binnen de NATO FINAS-werkgroep. 51 Het is duidelijk dat internationale standaarden een fundamentele schakel zijn in het integratieproces van RPAS in het luchtruim. Zowel de belangengroepen, de uitvoerende machten als de industrie worden daarom nauw betrokken bij de inspanningen op het wetgevend niveau. (Da Silva, 2012) De eerste editie van de ICAO RPAS Handleiding wordt verwacht in 2014. Het Global Air Navigation Plan erkent RPAS nu al als een gelegitimeerde gebruiker van het luchtruim. (ICAO, 2013) Volgens ICAO is het belangrijkste principe bij de integratie van RPAS in het bestaande ATM-systeem dat de nieuwe regelgeving in het huidige systeem moet passen. Het ATM-systeem dient niet aangepast te worden om RPAS veilig te integreren. Desalniettemin biedt de integratie van RPAS een unieke kans om parallel het ATM-systeem te laten evolueren. (ICAO, 2012) De grote uitdaging is vermijden dat economische en sociale voordelen van RPAS-toepassingen worden gerealiseerd ten koste van algemene veiligheid en efficiëntie (ICAO, 2013). 52 3 Het Europees kader 3.1 Inleiding Het is duidelijk dat de ontwikkeling van RPAS een veelbesproken onderwerp is binnen Europa. De technologie voor de integratie van de luchtvaartuigen in civiele toepassingen is stilaan rijp en biedt een groot groei- en werkgelegenheidspotentieel. De groei van deze nieuwe sector vergt inspanningen van Europa zowel op wetgevend vlak als op het gebied van investering in onderzoek en ontwikkeling. (Vandecasteele, 2014; Europese Commissie, 2014) In Europa wordt op verschillende niveaus gewerkt aan regelgeving voor de integratie van onbemande luchtvaartuigen in de wetgeving en in het luchtruim. De algemene overeenkomst van de Europese landen omvat een stapsgewijze integratie in het luchtruim. Omdat de Europese Commissie meent dat het volledige potentieel van RPAS slechts benut kan worden wanneer ze toegelaten worden in het nietgescheiden luchtruim, werd op de Europese top van december 2013 nogmaals een oproep gedaan om de integratie van RPAS in het civiele luchtruim mogelijk te maken vanaf 2016. (Europese Commissie, 2014) De Europese Commissie is zich bewust van het feit dat duidelijkheid moet gecreëerd worden omtrent de richting die de regelgeving in de toekomst uitgaat opdat RPAS-operatoren en –fabrikanten de nodige investeringen doen (Europese Commissie, 2014). Hiervoor werd de roadmap van de European RPAS Steering Group (ERSG) voorgesteld in 2013 en werd een mededeling over de integratie van RPAS verspreid in 2014. De Commissie wenst zekerheid te garanderen op het vlak van veiligheid, privacy, gegevensbescherming en aansprakelijkheid (Vandecasteele, 2014). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de algemene Europese visie, de Europese inspanningen en de huidige stand van zaken op het vlak van wetgeving. Verder worden het doel en de inspanningen van de werkgroepen van de Europese Organisatie voor Burgerluchtvaartapparatuur (European Organisation for Civil Aviation Equipment of EUROCAE) besproken, alsook de rol van de Joint Authorities for Rulemaking on Unmanned Systems Group (JARUS) en EUROCONTROL. Tot slot worden de verschillende toekomstperspectieven toegelicht. 53 3.2 Europese visie De Europese visie richt zich op het stellen van voorwaarden voor elk gecertificeerd RPAS waarmee gevlogen wordt. Deze voorwaarden zijn onder andere een gecertificeerde piloot en een operator met de nodige vergunning. Wanneer de huidige luchtvaartwetgeving in beschouwing wordt genomen, dient rekening te worden gehouden met de historiek van deze wetgeving. De huidige regelgeving werd immers ontworpen om volgende elementen te beschermen: - passagiers en bemanning; - andere luchtruimgebruikers; - derden op de grond; - eigendom op de grond. Met betrekking tot de RPAS-wetgeving valt het eerste element, namelijk de bescherming van passagiers en bemanning, weg. Daarnaast worden de luchtvaartuigen vaak gebruikt in die delen van het luchtruim waar weinig tot geen bemande luchtvaart is. Een wetgevend kader voor RPAS dient met deze en andere specifieke karakteristieken van de luchtvaartuigen en hun toepassingen rekening te houden. (ICAO, 2012) Verder worden de risico’s van RPAS-vluchten volgens Europese landen grotendeels gebundeld in onderstaande groepen: - schade aan personen of eigendommen op de grond; - Mid-Air Collision (MAC) met grote luchtvaartuigen in alle klassen van het luchtruim; - MAC met kleine luchtvaartuigen in ongecontroleerd luchtruim. De grootste technologische uitdaging voor onbemande luchtvaartuigen is het vervangen van de menselijke capaciteit om te zien en gezien te worden. Dit D&A-principe kwam reeds eerder in deze masterproef aan bod en omvat meer dan alleen het vermijden van botsing met ander luchtverkeer en obstakels. Het principe omvat onder andere ook het interpreteren van weersomstandigheden, visuele tekens en de afstand tot wolken. Daarnaast is de detecteermogelijkheid door andere luchtruimgebruikers noodzakelijk om identificatie te verzekeren. Het gewicht van de nodige sensoren zorgt bij kleine RPAS voor een grote belemmering van de implementatie van de D&A-technologie. (ICAO, 2012) 54 3.3 Europese inspanningen Het uiteindelijke doel van de Europese inspanningen is één RPAS-markt te ontwikkelen. Enkel op die manier zullen de maatschappelijke voordelen ten volle worden benut en wordt een antwoord geboden op de bezorgdheid van de burgers. Deze RPAS-markt dient voorwaarden op te leggen aan de productie- en dienstensector om wereldwijde concurrentie mogelijk te maken. Bij het scheppen van een rechtskader door de Europese Unie dient veiligheid centraal te staan. Een sterke en concurrerende Europese RPAS-markt is immers enkel mogelijk wanneer de luchtvaartuigen toegepast kunnen worden in niet-gescheiden luchtruim zonder daarbij de veiligheid van het overige luchtverkeer te verstoren. Europa dient verder rechtszekerheid en betrouwbare termijnen voor te leggen aan de sector. (Europese Commissie, 2014) Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (European Aviation Safety Agency of EASA) is momenteel bevoegd voor RPAS met een maximale startmassa (Maximum Take-Off Mass of MTOM) groter dan 150 kg. RPAS met een kleinere maximale startmassa zijn een bevoegdheid voor de nationale Civil Aviation Authorities (CAA’s). Dit onderscheid werd vastgelegd doordat de Europese wetgeving Regular 216/2008 onbemande luchtvaartuigen tot 150 kg buiten beschouwing laat. Omdat vele aspecten van RPAS-operaties niet worden beïnvloed door de startmassa, is het algemeen erkend dat dit onderscheid op basis van de maximale startmassa niet relevant is voor het regelen van dit luchtvaartonderdeel. Het is bijgevolg van uiterst belang dat de samenhang van de Europese en nationale regelgeving verzekerd wordt. (ERSG, 2013) Volgens de Europese Commissie is de grens van 150 kg een arbitraire grens en moet ze dan ook worden bijgestuurd. Er wordt zelfs overwogen om deze grens volledig af te schaffen (Europese Commissie, 2014). Het Regulatory Work Plan van de ERSG adviseert de overdracht van de nationale bevoegdheid voor de certificatie van luchtvaartuigen met een maximale startmassa kleiner dan 150 kg naar Europa te realiseren tegen 2016. Na deze overdracht dienen gemeenschappelijke regels, waaronder een operatieen pilotenvergunning, ontwikkeld te worden aan de hand van de bestaande regelgeving. Na een overgangsperiode zullen deze gemeenschappelijke regels de nationale wetgeving moeten vervangen. (ERSG, 2013) Enkel de lokale regels volgens territoriale omstandigheden zullen in dit stadium een nationale bevoegdheid blijven (Billen, 2014b). EASA, EUROCONTROL (The European Organisation for the Safety of Air Navigation) en de Europese Commissie werken aan diverse voorstellen op verschillende rechtsgebieden om deze sector een juiste juridische basis te geven. Hiervoor is een roadmap uitgewerkt, die later in dit hoofdstuk wordt besproken. (BeUAS, 2014a) 55 Voor luchtvaartuigen met een gewicht van 150 kg of meer stelde EASA het “A-NPA No 16-2005: Policy for Unmanned Aerial Vehicle certification” op. Verder publiceerde EASA het document “C-23: Certification Specification for Normal, Utility, Aerobatic and Commuter Category Aeroplanes” in 2007 (Honorato, 2012). De groep van nationale luchtvaartautoriteiten, de Joint Authorities for Rulemaking on Unmanned Systems (JARUS), werkt samen met EUROCONTROL en EASA aan geharmoniseerde regelgeving voor RPAS. Het project beoogt de ontwikkeling van een geharmoniseerde wetgeving op het operationeel, persoonlijk, technisch en professioneel vlak en wenst ontwerpen op te stellen voor alle RPAS regelgeving. De verslagen van het JARUS-project worden overgeleverd aan onder andere EUROCAE WG 73 en NATO FINAS (Honorato, 2012). Aan de hand van de ontwikkelde regelgeving voorziet EUROCAE de nodige technische specificaties (Billen, 2014b). Onderstaande onderwerpen dienen volgens JARUS aan bod te komen in de wetgeving (Honorato, 2012): - luchtwaardigheid van lichte RPAS; - licentievoorwaarden voor bemanning; - D&A; - controle en communicatie; - veiligheid; - operationele licentievoorwaarden voor de operator. JARUS stelde in oktober 2013 de publicatie Certification Specification for Light Unmanned Rotorcraft Systems (CS-LURS) voor, bestaande uit het boek Airworthiness code en een tweede boek Acceptable Means of Compliance12 (AMC). In november 2013 werd ook de ontwerptekst voor de Guidance on RPAS C2 link Required Communication Performance voorgesteld. (Billen, 2014b) Het is duidelijk dat verscheidene actoren deelnemen aan de bestaande Europese initiatieven. Naast EASA, de nationale CAA’s, EUROCAE en EUROCONTROL spelen ook JARUS, het Single European Sky ATM Research-project (SESAR) en de RPAS-industrie en –operatoren een grote rol. Ook het Europees Defensieagentschap (EDA) en het Europees Ruimteagentschap nemen initiatieven voor de RPAS-integratie. (Europese Commissie, 2014) 12 Acceptable means of compliance (AMC): niet-bindende standaarden die aangenomen worden door EASA om middelen voor te stellen in overeenstemming met de verordening No. 216/2008 en de bijhorende uitvoeringsvoorschriften. 56 In 2013 hadden Frankrijk, Ierland, Italië, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland reeds nationale regels en wetgeving en ook België, Denemarken, Nederland, Noorwegen en Spanje bereidden in 2013 de nationale regels en wetgeving voor (ERSG, 2013). De Europese Commissie gaf in april 2014 aan dat ook Oostenrijk en Duitsland reeds begonnen zijn met de ontwikkeling van een nationale regelgeving (Europese Commissie, 2014). Een eengemaakte Europese markt voor RPAS, gebaseerd op gemeenschappelijke regels is noodzakelijk om de ontwikkeling van de Europese RPASindustrie te ondersteunen (ERSG, 2013). De RPAS-industrie stelt investeringen uit tot er voldoende zekerheid is over het wetgevend kader, wat duidelijk maakt dat Europese normen door EASA moeten worden opgesteld om een echte Europese markt te laten ontstaan. (Europese Commissie, 2014) Andere Europese initiatieven zijn het project Innovative Operational UAS Integration (INOUI) van de Europese Commissie, het project Mid Air Collision Avoidance System (MIDCAS) van het Europees Defensieagentschap EDA13 en de Air4All-groep bestaande uit UAS-marktleiders. 3.4 3.4.1 Huidige stand van zaken Europese Unie Algemeen In 2012 werd door de Europese Commissie de ERSG opgericht naar aanleiding van een rondvraag over de toekomst van RPAS in Europa tussen 2009 en 2012. Deze Steering Group omvat onder andere EUROCONTROL, JARUS, Unmanned Vehicle Systems International (UVSI), de Europese Commissie en EASA. Met het oog op een initiële integratie van RPAS in 2016, stelde de ERSG in 2013 een roadmap voor. Deze roadmap identificeert alle kwesties die behandeld moeten worden: wetgeving, strategisch onderzoek en sociale impact en voorziet een stapsgewijze benadering voor een veilige integratie. (ERSG, 2013) ERSG wenst met haar werk de industriële competitiviteit te stimuleren, ondernemingen te promoten en een nieuwe sector te creëren. Deze evolutie zal een groei van de toepassing betekenen en jobs genereren. Het potentieel van RPAS wordt momenteel gelimiteerd doordat vergunningen op een caseby-case-basis worden uitgereikt via omslachtige procedures en de toepassing van RPAS beperkt is tot het afgescheiden luchtruim. (ERSG, 2013) Het wegwerken van de huidige versnippering vereist vele inspanningen in Europa. Een duidelijk wetgevend kader en een betere coördinatie van onderzoek dragen hieraan bij. (ERSG, 2013) De roadmap van de ERSG neemt alle soorten RPAS in beschouwing, met uitzondering van speelgoed en modelluchtvaartuigen die gebruikt worden voor recreatie, sport en competitie. 13 EDA = European Defence Agency 57 RPAS behoren tot de grotere familie van UAS, welke ook autonome RPAS omvatten. Volledig autonome luchtvaartuigen waarbij de piloot op geen enkel moment nog kan tussenkomen bij de uitvoering van de vlucht, worden door de ERSG niet beschouwd als een deel van haar onderzoeksdomein. Hoewel de meeste RPAS vanop afstand bestuurd worden door een piloot, is vaak een automatisering aan boord die in staat is om manoeuvres uit te voeren in noodsituaties. Dit is bijvoorbeeld nodig bij het wegvallen van de verbinding. Deze vorm van automatisering behoort wel tot het onderzoeksdomein van de ERSG. (ERSG, 2013) Dit onderdeel licht de ideeën van twee belangrijke en recente documenten van de Europese Unie toe. De inhoud van de roadmap van de ERSG wordt samen met de inhoud van de mededeling van de Europese Commissie (8 april 2014) besproken. Het is belangrijk op te merken dat de roadmap niet erkend, maar wel ondersteund wordt door de Europese Commissie (Maes & Verstaen, 2014). 3.4.2 Integratie in de wetgeving Zoals eerder aangehaald, mag de integratie van RPAS geen impact hebben op de huidige luchtruimgebruikers. Het gedrag van de onbemande luchtvaartuigen moet bijgevolg gelijkaardig zijn aan het gedrag van bemande luchtvaartuigen, ook op het vlak van luchtverkeersleiding (ELOS). (ERSG, 2013) De Europese Commissie geeft aan dat het veiligheidsniveau van de RPAS-activiteiten gelijkwaardig moet zijn aan dat van de bemande luchtvaart (Europese Commissie, 2014). ERSG verklaart dat RPAS zo ontworpen, geproduceerd en onderhouden moeten worden dat het risico voor derden (luchtruimgebruikers en personen op de grond) aanvaardbaar is. Op deze manier is het mogelijk een hoog en constant niveau van veiligheid te verzekeren. De vereisten voor ontwerp, productie en onderhoud, dienen vastgelegd te worden aan de hand van fundamentele voorschriften. Bij de risicoanalyse is het van uiterst belang rekening te houden met specifieke karakteristieken, zoals onder andere de grootte van het toestel en de soort toepassing. Een buitensporige regelgeving zou het potentieel om innovatieve toepassingen en diensten te ontwikkelen immers sterk verminderen. (ERSG, 2013) Daarnaast is het voor de groei van de sector belangrijk dat de administratieve omslachtigheid beperkt wordt. De traditionele luchtvaartwetgeving dient aangevuld te worden met regelgeving op maat van de RPAS-toepassingen. (Europese Commissie, 2014) 58 De essentiële veiligheidsvoorwaarden in het wetgevend kader zijn volgens de ERSG een luchtwaardigheidscertificaat, een vergunning voor de bemanning en een vergunning voor luchtoperaties. Deze voorwaarden komen uit de ICAO Annex 2, afgeleid van de Circular 328 en overgenomen door de ERSG. Omdat de Europese regelgeving conform ICAO moet worden opgesteld, werden deze voorwaarden overgenomen en vertaald in volgende basisvereisten voor RPAS: 1. De goedkeuring van volgende elementen door de bevoegde autoriteiten: a. Remotely Piloted Aircraft (RPA); b. Remote Pilot Station (RPS); c. Command and control links (C2) en satellietcommunicatie; d. andere componenten van het systeem; 2. Een geldig certificaat van de operator; 3. Een geldige vergunning van de piloot. (ERSG, 2013) Het is ook belangrijk dat nationale vergunningen wederzijds erkend worden. Deze wederzijdse erkenning is noodzakelijk in de interne markt voor RPAS-fabrikanten, -operatoren en andere organisatie, omdat ze van groot belang is om RPAS te vervaardigen en te gebruiken op Europese schaal. (Europese Commissie, 2014) Deze wederzijdse erkenning is slechts mogelijk wanneer gemeenschappelijke standaarden en vereisten voor RPAS bestaan (Billen, 2014b). Tot slot dient Europa in te staan voor een duidelijke wettelijke aansprakelijkheid en verzekeringsplicht. De huidige wettelijke aansprakelijkheidsregeling EC Regulation 785/2004 (30 april 2005), waarbij de massa het minimaal verzekerde bedrag bepaalt, geldt voor bemande luchtvaartuigen en onbemande luchtvaartuigen die commercieel opereren. (Europese Commissie, 2014) 59 3.4.3 Technologische kwesties De huidige markt heeft nog niet alle benodigde technologie voorhanden om een veilige integratie in het luchtruim te verzekeren. De gebreken worden volgens de ERSG onderverdeeld in zeven klassen: 1. integratie in ATM en het luchtruim; 2. goedkeuring en validatie; 3. datacommunicatielinks en radiofrequentiespectrum; 4. D&A-systemen en operationele procedures; 5. veiligheidsproblemen; 6. noodprocedures en -systemen; 7. grondactiviteiten, inclusief opstijgen en landen. (ERSG, 2013) De Europese Unie geeft daarnaast ook volgende technische tekortkomingen aan: - beveiliging tegen fysieke, elektronische of cyberaanvallen; - garanderen van normaal en voorspelbaar gedrag; - menselijke factoren. (Europese Commissie, 2014) De gemeenschappelijke onderneming SESAR werkt als onderzoeks- en ontwikkelingsplatform aan het toekomstige luchtbeheerssysteem van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en heeft een unieke kans om de technologische ontwikkelingen te coördineren en zo een integratie mogelijk te maken. (Europese Commissie, 2014) 3.4.4 Sociale impact De sociale aanvaarding van onbemande luchtvaartuigen is volgens de ERSG te wijten aan diverse kwesties. Ten eerste bestaat de regeling van de burgerlijke aansprakelijkheid en verzekering. Hierbij staat vast dat een duidelijke aansprakelijkheidsregeling en een goede verzekeringsplicht noodzakelijk zijn. Het huidige juridische kader voor de burgerlijke aansprakelijkheid en de huidige verzekeringspraktijken moeten allereerst worden geanalyseerd. Daarnaast zijn burgers op het gebied van veiligheid verontrust door het mogelijk gebruik van RPAS door terroristen voor kaping of als wapens. Global Navigation Satellite System- (GNSS-) signalen kunnen ook verstoord of vervalst worden, met grote gevaren voor de luchtveiligheid tot gevolg. 60 Tot slot zijn RPAS unieke gereedschappen voor doeltreffende en discrete videobewaking en toezichtmissies. Deze mogelijkheid brengt bezorgdheid over de privacy en de bescherming van gegevens met zich mee. (ERSG, 2013) Europa heeft echter een uitgebreid kader van wetgeving op het gebied van privacy en gegevensbescherming, zoals de privacyrichtlijn Directive 1955/46/IC van 24 oktober 1995. Deze richtlijn werd omgezet in het Belgisch recht door middel van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het Koninklijk Besluit van 13 februari 2001. De Europese Commissie stelt dat de toepassing van RPAS niet mag leiden tot het schenden van de basisrechten zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op gegevensbescherming (Europese Commissie, 2014). Deze burgerrechten zijn geïmplementeerd in specifieke Europese en nationale wetgeving. Acties dienen ondernomen te worden om de naleving van deze regels te verzekeren. Daarnaast is een evaluatie van de impact van RPAStoepassingen op de privacy belangrijk. In dit kader dienen ook de tekortkomingen geïdentificeerd te worden en moeten duidelijke aanbevelingen voorzien worden voor het grondig aanpakken van de problemen. (ERSG, 2013) Om een goede sociale integratie te verzekeren, stelt ERSG in de roadmap een stapsgewijze aanpak over vijftien jaar voor. 3.4.5 Ondersteuning Een goede integratie van RPAS-systemen in het luchtruim, de wetgeving en de maatschappij zal slechts succesvol zijn wanneer de ontwikkeling voldoende ondersteund wordt. Het wetgevend kader moet een regelgeving voorzien voor alle relevantie kwesties zoals veiligheid, beveiliging, privacy en gegevensbescherming. Initiatieven zoals het Horizon 2020-programma en het COSME-programma dienen deze ontwikkeling te stimuleren. Op hun beurt hebben de luchtvaartuigen een meerwaarde voor andere Europese projecten zoals Copernicus, het Europees monitoringsprogramma van de aarde. De huidige economische sfeer en de actuele technologische basis bieden een unieke kans om de RPASmarkt van de Europese Unie open te stellen. (Europese Commissie, 2014) 61 3.5 Werkgroepen EUROCAE Volgens het jaarrapport van 2013 buigen twee werkgroepen binnen de EUROCAE zich over de UASkwesties. De eerste, werkgroep WG-73 “UAV Systems (UAS)”, werd opgericht in 2006 en werd in 2013 gereorganiseerd om de focus te leggen op RPAS. WG-73 werkt aan richtlijnen, vergunningen, een classificatieregeling en een classificatie van de mogelijke storingen. In het classificatieschema voor RPAS dient de locatie en de aard van de RPAS-toepassing een rol te spelen omdat deze factoren even belangrijk zijn als de karakteristieken van het toestel. (EUROCAE, 2013) UAS-certificatie dient afgestemd te worden op de luchtwaardigheidseisen en criteria voor bemande luchtvaartuigen. Verder dient rekening gehouden te worden met het specifieke karakter van UAStoepassingen, met inbegrip van de verschuiving van het risico voor de bemanning en passagiers naar derden op de grond of in de lucht. Het vastleggen van de luchtwaardigheidseisen in een vroeg stadium is volgens de werkgroep noodzakelijk vanwege de directe invloed op onder andere het algemene veiligheidsniveau en de vormgeving van de luchtvaartuigen. De subgroepen van WG-73 die zich richten op het item luchtwaardigheid zorgen voor een input voor een toekomstige Acceptable Means of Compliance14: AMC 1309. (EUROCAE, 2013) De werkgroep WG-73 speelt een rol in het geleidelijk openstellen van het luchtruim voor UAStoepassingen in de toekomst en blijft de ontwikkeling van operationele Visual Line-Of-Sight- (VLOS-) scenario’s ondersteunen. Verder dient te worden vermeld dat WG-73 het op korte termijn haalbaar acht om een D&A-systeem te ontwikkelen dat voorziet in een manier om botsingen te vermijden in bepaalde luchtruimklassen voor IFR15-operaties. (van de Leijgraaf, 2011) WG-73 verwacht in de nabije toekomst haar verslag, dat de resultaten en herzieningen van de geselecteerde onderwerpen bundelt, te vervolledigen. Naast een algemene leidraad zullen de relaties tussen luchtwaardigheid en operationele aspecten aan bod komen en zal de ernst van het falen, de classificatie en de categorisering van UAS worden besproken. Naast een verslag stelt de werkgroep ook een reeks specifieke aanbevelingen voor officiële instanties op. (EUROCAE, 2013) 14 Acceptable means of compliance (AMC) = niet-bindende standaarden die aangenomen worden door EASA om middelen voor te stellen in overeenstemming met de verordening No. 216/2008 en de bijhorende uitvoeringsvoorschriften 15 Instrument Flight Rules (IFR) = vliegvoorschriften voor luchtvaartnavigatie met behulp van instrumenten 62 Initieel werd binnen WG-73 geen focus gelegd op UAS kleiner dan 150 kg. De grote druk vanuit de sector zorgde echter voor de oprichting van de subgroep SG-4 binnen WG-73. Deze subgroep werd omgevormd in de Expert Group on Small UAS. De initiële taken van deze subgroep zijn het verzamelen van bestaande technologie en het ontwerpen van richtlijnen en aanbevelingen, waarvoor de CAP 722 van de Engelse regelgeving werd geselecteerd als ontwerpmateriaal. Daarnaast dient deze groep specialisten een omschrijving van het VLOS-scenario vast te leggen en wordt het verondersteld op te treden als contactpunt voor alle zaken in verband met kleine UAS. (van de Leijgraaf, 2011) In januari 2012 werd een tweede werkgroep, werkgroep WG-93 Light Remotely Piloted Aircraft Systems Operations, opgericht. Deze werkgroep heeft als doel het ontwikkelen van standaarden en aanbevelingen als begeleidingsmateriaal voor de veilige toepassing van lichte RPAS. Deze standaarden en aanbevelingen leggen de nadruk op Visual Line-Of-Sight (VLOS) en Beyond Visual Line-Of-Sight (BVLOS) en zijn gericht aan de nationale CAA’s. De werkgroep bouwt voort op de resultaten van de eerder besproken subgroep SG-4 van WG-73. WG-93 gaf een input voor de roadmap van ERSG en werkt vanzelfsprekend nauw samen met WG-73. (EUROCAE, 2013) 3.6 Toekomstperspectief RPAS in Europa Omdat een sterke Europese markt de basis biedt voor concurrentie op wereldvlak, dienen Europese en nationale wetgevers duidelijke regelgeving op te stellen om de huidige en toekomstige toepassingen mogelijk te maken. Er wordt verwacht dat een passend beleidskader een snelle ontwikkeling van de RPAS-markt tot gevolg zal hebben en dat de verwachte sterke groei van deze markt veel nieuwe banen zal creëren. De mededeling van de Europese Commissie vermeldt 100 000 nieuwe banen in de VS tegen 202516 en 150 000 nieuwe banen in Europa tegen 205017. In deze getallen werd de werkgelegenheid gecreëerd via diensten van operatoren niet meegerekend. De huidige RPAS-sector produceert wereldwijd 1708 types RPAS, waarvan 566 types in Europa. Deze RPAS worden geproduceerd door 471 fabrikanten, waaronder 176 Europese fabrikanten18. (Europese Commissie, 2014) 16 AUVSI, (2013), "The Economic Impact of Unmanned Aircraft Systems Integration in the US", 574 blz. Raming van de Aerospace and Defence Industries Association of Europe (ADS) 18 UVS International Association (2013), "RPAS: The Global Perspective". 17 63 Zoals eerder aangegeven stelt de ERSG in haar roadmap een gefaseerde introductie van RPAS over vijftien jaar voor. Deze integratie dient volgens de Steering Group te gebeuren op basis van vijf klassen en verschillende niveaus van integratie. De vijf aangegeven klassen in de roadmap zijn te vinden in Tabel 10. (ERSG, 2013) Tabel 10: Vijf integratieklassen (gebaseerd op Roadmap ERSG, 2013) Type Hoogte Very Low Level operations (VLL) Lager dan 500 voet (ca. 150 m) Visual Flight Rules (VFR) of Instrument Flight Rules (IFR) Hoger dan 500 voet (ca. 150 m) en boven de minimale vlieghoogtes Klasse Voorwaarden Visual Line Of Sight (VLOS) Binnen 500 m van de piloot Extended VLOS (EVLOS) Observeerders staan de piloot bij Beyond VLOS (BVLOS) Bijkomende technologische ondersteuning Radio Line-Of-Sight (RLOS) D&A-capaciteit Beyond RLOS (BRLOS) Meer communicatiemiddelen nodig De aangegeven niveaus van integratie zijn de volgende: 1. Initiële toepassingen: de toepassingen worden uitgevoerd volgens de regels van de nationale CAA’s. De nodige wetgeving wordt ontwikkeld; 2. Integratie: operaties volgens de geharmoniseerde regelgeving. Wereldwijde harmonisatie zodat de toepassing van RPAS met een MTOM kleiner dan 150 kg gebaseerd is op gemeenschappelijke regels; 3. Evolutie: het ultieme doel is het legaal vliegen van gecertificeerde en goedgekeurde RPAS over de grenzen heen, in een niet-afgescheiden luchtruim en boven bevolkte gebieden. 64 In de roadmap wordt ook een tijdgebonden planning voor de RPAS-integratie vooropgesteld (ERSG, 2013): - 2013: toepassing van lichte RPAS op basis van ongeharmoniseerde nationale regels; o visueel contact blijft vereist en bijkomende voorwaarden voor vluchten over dichtbevolkte gebieden worden opgelegd; - o toelating op een case-by-case-basis; o commerciële toepassingen worden slechts in enkele lidstaten toegelaten; 2014-2018: dagelijkse toepassing van RPAS op basis van geharmoniseerde nationale wetgeving; o gemeenschappelijke regels worden verwacht aan het einde van deze periode; o geharmoniseerde veiligheidsvoorwaarden en luchtwaardigheidseisen worden opgelegd voor vluchten boven dichtbevolkte gebieden; o een D&A-systeem wordt verwacht, waardoor IFR-toegang in luchtruimklassen A tot C mogelijk wordt; - 2019-2023: in deze periode moet het mogelijk worden voor vergunde piloten in gecertificeerde bedrijven om te vliegen in IFR in bijna alle luchtruimklassen; - 2024-2028: RPAS worden toegepast in niet-gescheiden luchtruim, samen met bemande luchtvaartuigen en volgens dezelfde ATM-regels en eenzelfde betrouwbaarheids- en veiligheidsniveau. Voor operatoren moet het mogelijk zijn om over de grenzen te vliegen binnen de Europese Unie. Volgens BeUAS dient de tijdsgebonden planning vermeerderd te worden met twee tot drie jaar (Maes & Verstaen, 2014). 65 4 Nationaal Naast de internationale en Europese inspanningen zijn er uiteraard ook nationale initiatieven. Wereldwijd werken landen aan regels voor het openstellen van hun luchtruim voor RPAS, onder andere voor civiele toepassingen. Onderstaande wordt allereerst de Belgische wetgeving toegelicht. Hierbij komen naast de Belgische initiatieven ook de huidige luchtvaartwet, de regels voor modelluchtvaart en de toekomstige wetgeving aan bod. Daarnaast wordt voor enkele landen kort ingegaan op de nationale wetgeving om verschillen en gelijkenissen met het Belgische wetgevende kader aan te tonen. 4.1 4.1.1 België Belgische initiatieven In 2012 werd de Belgian Unmanned Aircraft System Association (BeUAS), de Belgische beroepsvereniging van de Belgische onbemande luchtvaart opgericht. Deze organisatie dient de communicatie tussen de sector en de federale overheden te bevorderen (Furiere, 2012). BeUAS is een vzw die werkt met vrijwilligers en sinds de oprichting op regelmatige basis overleg pleegt met het Directoraat-Generaal Luchtvaart (DGLV) voor het aanpassen van de regelgeving (Belga/MI, 2014). De Belgische CAA (Belgian Civil Aviation Autority, BCAA), beter gekend als het DGLV, heeft samengewerkt met Belgocontrol, Defensie en BeUAS voor de ontwikkeling van het Koninklijk Besluit betreffende RPAS. Het doel is een praktische, maar volledige en duidelijke wetgeving voor de toepassing van onbemande luchtvaartuigen, die zowel luchtvaartregels als veiligheid omvat. De vraag naar een duidelijke en volledige regelgeving komt vanuit de sector en vanuit het Departement Mobiliteit en Transport, waartoe het DGLV behoort. (BeUAS, 2014a) 4.1.2 Huidige situatie Door het grote gebruik van luchtvaart als transportmiddel, is het Europese luchtruim drukbezet. Een groot deel van dit vliegverkeer, tot 90 000 vluchten per maand, komt Europa binnen via Koksijde. Dit is een van de redenen waarom in het Belgische luchtruim verschillende reglementen en luchtruimclassificaties gelden, waardoor slechts weinig vliegruimte overblijft wanneer alle delen van het luchtruim waar niet gevlogen mag worden, worden gecombineerd. (Maes & Verstaen, 2014) 66 Het verantwoord integreren van de onbemande luchtvaartuigen dringt zich op. De integratie van RPAS in de luchtvaartwetgeving is de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, waarbij het belangrijkste doel van een vlotte en doordachte integratie het vermijden van ongevallen is. (Vlaams Parlement, 2013) Het DGLV is opgedeeld in verschillende directies, diensten en cellen: ‘Directie Techniek’, ‘Directie Operaties’, ‘Directie Luchtruim, Luchthavens en Toezicht’, ‘Directie Vergunningen’, ‘Luchtvaartinspectie Veiligheid’, ‘Dienst Luchtvaartbeveiliging’, ‘Strategische Cel’, ‘Cel Personeel en Organisatie’, ‘Cel Beheerssysteem’ en ‘Cel Juridische Zaken’. De Dienst Luchtruim van de Directie Luchtruim, Luchthavens en Toezicht behandelt de aanvraagdossiers voor RPAS-vluchten. (Billen, 2014b) De bevoegde federale overheidsdienst investeerde de afgelopen jaren niet alleen in de ontwikkeling van een wetgevend kader, ze ondernam ook actie om te verzekeren dat de nodige informatie de bevolking bereikt. Om dit laatste te bereiken werden vergaderingen, evenementen en sensibiliseringsacties georganiseerd. (Billen, 2014a) Binnen het grondgebied België situeren de meeste RPAS-bedrijven zich rond Antwerpen, Brussel, Gent, Luik, Namen en Oostende. Hoewel vele sectoren de nieuwe technologie met open armen aanvaarden, staan anderen weigerachtig tegenover de integratie van RPAS in het luchtruim. De lobbygroep van de helikopters vreest bijvoorbeeld dat veel van de huidige taken zullen overgenomen worden door RPAS. (Maes & Verstaen, 2014) 4.1.3 Huidige wetgeving Binnen de huidige wetgeving dienen RPAS en modelluchtvaartuigen te worden onderscheiden. Het belangrijkste verschil tussen deze types luchtvaartuigen is het gebruik van het toestel: modelluchtvaartuigen worden in regel enkel gebruikt voor recreatieve, sportieve of competitieve doeleinden en RPAS worden professioneel ingezet voor luchtarbeid, zowel commercieel als nietcommercieel. (BeUAS, 2014a; FOD Mobiliteit en Vervoer, 2013) Modelluchtvaart is enkel toegelaten op en rond de modelluchtvaartterreinen die erkend worden door het DGLV. De regelgeving voor de aanleg en uitbating van modelluchtvaartterreinen wordt omschreven in de circulaire GDF-01. Naast modelluchtvaartuigen wordt ook een uitzondering gemaakt voor militaire vliegtuigen. Deze luchtvaartuigen zijn staatsluchtvaartuigen en vallen, net als luchtvaartuigen van de federale politie, omwille van deze reden onder een andere wetgeving. (Maes & Verstaen, 2014) 67 Het is voor piloten in elke situatie verplicht om de NOTAM19’s te controleren alvorens op te stijgen. Deze verplichting geldt ook voor piloten van onbemande luchtvaartuigen en vormt een belangrijk onderdeel van de zogenaamde vluchtplanning. Omdat er geen juridisch kader is voor de bepaling van de verantwoordelijkheden zijn volledig autonome luchtvaartuigen in alle omstandigheden verboden. (Maes & Verstaen, 2014) Bij het gebruik van RPAS dienen operator en piloot zich er ook van bewust te zijn dat radiofrequentie net als briefgeheim onder de privacyregelgeving valt. Het Belgische telecommunicatiegeheim werd vastgelegd in de Wet van 21 maart 1991 (Belgacomwet). Artikel 68 van deze wet definieert telecommunicatie als elke overbrenging, uitzending of ontvangst van tekens, seinen, geschriften, beelden, klanken of gegevens van alle aard, per draad, radio-elektriciteit, optische seingeving of een ander elektromagnetisch systeem. Hoofdstuk 10bis – Geheimhouding van gesprekken en bescherming van de persoonlijke levenssfeer definieert het volgende: “Art. 109terD. Behoudens toestemming van alle andere personen, die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij de hierna bedoelde informatie, identificatie of gegevens, is het iedereen verboden zelf of door toedoen van een derde: 1. met bedrieglijk opzet kennis te nemen van het bestaan […] van met telecommunicatie overgebrachte tekens, seinen, geschriften, beelden, klanken of gegevens van alle aard, die herkomstig zijn van en bestemd zijn voor andere personen; 2. met bedrieglijk opzet de in 1° bedoelde informatie met gelijk welk technisch procédé […] te wijzigen of weg te laten of de andere personen te identificeren; 3. met opzet kennis te nemen van gegevens inzake telecommunicatie, die betrekking hebben op een andere persoon; 4. de in 1°, 2° en 3° bedoelde informatie, identificatie en gegevens die met of zonder opzet werden bekomen, kenbaar te maken, er enig gebruik van te maken, deze te wijzigen of ze te vernietigen.” (Belgacomwet, 1991) 19 Notice to Airmen (NOTAM) = berichten aan de piloten 68 4.1.3.1 Luchtvaartwet 1937 De basiswetgeving omtrent luchtvaart bestaat uit de Wet van 27 juni 1937 houdende de herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart (verder vernoemd als de Wet Luchtvaart) en het Koninklijk Besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart. Artikel 1 van de Wet Luchtvaart stelt het volgende: “Luchtvaartuigen zijn alle toestellen die in den dampkring kunnen gehouden worden ten gevolge van reactiekrachten welke de lucht er op uitoefent.” (Wet Luchtvaart, 1937) RPAS worden bijgevolg ingedeeld bij de luchtvaartuigen, waardoor ze de wetgeving van het luchtvaartwetboek dienen te volgen (BeUAS, 2014b). Volgens Artikel 17 van deze Luchtvaartwet moeten de “bij de wetten en reglementen vereiste bewijzen en vergunningen van geschiktheid” worden voorgelegd. Een piloot krijgt volgens Artikel 23 een sanctie wanneer hij vliegt “boven een agglomeratie of elke andere plaats waar op het ogenblik van de vlucht een mensenmenigte verzameld is, […], op een kleinere hoogte dan bij de reglementen is voorgeschreven”. (Wet Luchtvaart, 1937) Het belangrijkste gegeven is dat de huidige luchtvaartwet niet afgestemd is op de toepassing van onbemande luchtvaartuigen. Het Koninklijk Besluit van 15 maart 1954 definieert in Art. 40 het volgende: “Geen luchtvaartuig wordt tot het luchtverkeer toegelaten zo het niet is ingeschreven en zo het de volgende bescheiden niet meevoert : 1. het bewijs van inschrijving; 2. het bewijs van luchtwaardigheid of van de luchtvaartpas; 3. de vergunningen der leden van het stuurpersoneel; 4. het reisdagboek, het zogenaamd "journaal"; 5. de vergunning voor radio-installatie, indien het daarvan voorzien is; 6. de algemene aangifte van lading; 7. de lijst met de namen der passagiers die het vervoert en de plaatsen van hun vertrek en van hun bestemming; 8. een manifest en een gespecifieerde verklaring omtrent de lading indien het goederen vervoert.” Met andere woorden, het KB geeft aan dat luchtvaartuigen die niet geregistreerd zijn, niet mogen vliegen. Omdat onbemande luchtvaartuigen niet geregistreerd kunnen worden, mogen ze volgens deze wetgeving bijgevolg niet vliegen. (Maes & Verstaen, 2014) 69 4.1.3.2 Vliegverkeersregelen 1954 Het Koninklijk Besluit van 11 juni 1954 houdende het verbod tot vliegen boven zekere gedeelten van het grondgebied van het Rijk, onderdeel van de Vliegverkeersregelen, geeft in Art. 9 het volgende aan: “Behoudens wanneer het nodig is om op te stijgen of om te landen of behoudens toelating van de Minister belast met het bestuur van de luchtvaart of van de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart, is het verboden met een luchtvaartuig boven steden of bebouwde kommen van gemeenten, woonzones, industriële complexen, de LNG-terminal te Zeebrugge, nucleaire centrales of boven mensenverzamelingen in open lucht te vliegen op een hoogte die niet toelaat, in geval van nood, een landing te maken zonder hierbij onnodig personen en zaken op de grond of het wateroppervlak in gevaar te brengen. Deze hoogte zal in elk geval niet lager mogen zijn dan deze die voortvloeit uit de toepassing van artikel 74 betreffende de VFR-vluchten en van artikel 82 betreffende de IFR-vluchten. De Minister belast met het bestuur van de luchtvaart of de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart kan voor het overvliegen van sommige gedeelten van het grondgebied hogere hoogten vaststellen.” Art. 74 definieert een minimale hoogte van 1000 voet (ca. 300 m) boven de hoogste hindernis binnen een straal van 600 m rond het luchtvaartuig boven steden en bebouwde kommen van gemeenten, industriële complexen, de LNG-terminal te Zeebrugge, woonzones, nucleaire centrales of mensverzamelingen in open lucht. Op andere plaatsen bedraagt de minimale hoogte 500 voet (ca. 150 m) boven de grond of het water en op minder dan 150 m van elke hindernis. Voor hefschroefvliegtuigen kunnen deze hoogtes evenwel gereduceerd worden tot respectievelijk 300 voet (ca. 90 m) en 150 voet (ca. 45 m). Art. 82 stelt dat een IFR-vlucht niet mag worden uitgevoerd beneden een hoogte van 1000 voet (ca. 300 m). Beide artikels zijn niet van toepassing wanneer de lagere hoogte nodig is om op te stijgen of te landen of wanneer toestemming van de Minister, belast met het bestuur van de luchtvaart, of van de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaar verkregen werd. 4.1.3.3 Modelluchtvaart Circulaire CIR/GDF-01 Modelluchtvaartuigen vallen zoals eerder vermeld onder een andere regelgeving. Vele hobbyisten weten echter niet dat voor elke vlucht met een onbemand luchtvaartuig toelating van het DGLV vereist is, ongeacht het gewicht van het toestel (“Enkel mits toelating”, 2014). Modelluchtvaartuigen mogen voor niet-commerciële toepassingen wel vliegen op de daartoe voorziene terreinen (Declercq, 2012). 70 Om toe te laten de regelgeving consequent toe te passen, werd de circulaire CIR/GDF-01 opgesteld. Dit document werd gepubliceerd op 29 juli 2013 en bespreekt de modelluchtvaartuigen, hun terreinen, het vliegen met de toestellen en de modelluchtvaartmeetings. Het toepassingsgebied van deze circulaire beperkt zich tot de radiobestuurde modelluchtvaartuigen met een maximale startmassa tussen 1 kg en 150 kg, binnen zichtbereik van de bestuurder. Voor het inrichten van een permanent of tijdelijk modelluchtvaartterrein dient een machtiging van het DGLV bekomen te worden. Deze machtiging wordt enkel uitgereikt wanneer voldaan is aan de bepalingen opgelegd door de circulaire CIR/GDF-01. In controlegebieden (CTR), verboden (P), gevaarlijke (D) en beperkte (R) gebieden en gebieden vermeld in de Aeronautical Information Publication (A.I.P.) is het verboden modelluchtvaartterreinen aan te leggen. Naast een verplichte individuele identificatie dienen de modelluchtvaartuigen te voldoen aan technische eisen. Er worden zowel veiligheidsmaatregelen als verplichtingen met betrekking tot geluidsdemping en –meting opgelegd. Verder dienen de zender en de ontvanger van het luchtvaartuig te worden goedgekeurd. Tot slot zijn verschillende voorschriften van toepassing op het vliegen. Deze voorschriften handelen over de besturingswijze, de voorrangsregeling en situaties waarbij het verboden is te vliegen. (Durinckx, 2013) 4.1.3.4 Uitzonderingen RPAS De ontwikkeling van de RPAS-sector en zijn toepassingen vereist de mogelijkheid tot het inzetten van deze nieuwe techniek. In België worden de onbemande luchtvaartuigen sinds 2006 getest en ook toegepast, samen met demo’s en andere ontwikkelingen (Billen, 2014a). Omdat de wetgever de ontwikkeling van de onbemande luchtvaartuigen niet in de weg wenst te staan, worden in afwachting van een nationaal en Europees wettelijk kader uitzonderingen toegelaten voor vluchten in het kader van onderzoek, testen, demonstraties en opleidingen. Deze toestemmingen, uitgereikt door het DGLV, zijn echter beperkt in tijd en ruimte en worden uitgereikt op een case-by-case-basis. (Belga, 2013) Voor toepassingen van groot openbaar nut, zoals het treinongeval in Wetteren op 4 mei 2013, zal ook een toelating verkregen worden (Het Belang van Limburg, 2014). Gespecialiseerde bedrijven beheren voor verschillende operatoren de administratie voor de vergunningsaanvraag bij het DGLV. Door middel van het grondig voorbereiden van het aanvraagdossier wensen deze bedrijven de overheid te helpen om de looptijd van de procedures te verkorten. Een vlotte afhandeling bevordert immers de groei en de ontwikkeling van de sector. (Furiere, 2012; Billen, 2014b) Volgens de statistieken van het DGLV zijn de vluchten die een uitzondering kregen allemaal succesvol afgewerkt. Dit geeft aan dat de ontwikkelde procedure nuttig is en goede veiligheidsresultaten neerzet. (Billen, 2014b). 71 Voor commerciële vluchten wordt geen uitzondering toegestaan, wat volgens de sector de ontwikkeling belemmert (Vanwildemeersch, 2014). De nieuwe wetgeving dient hier verandering in te brengen. 4.1.4 Koninklijk Besluit 2014 4.1.4.1 Algemeen De Federale Overheidsdienst Mobiliteit & Transport is zich bewust van de noodzaak aan een nieuwe wetgeving. Wegens het ontbreken van internationale modellen vergt het opstellen van deze wetgeving echter veel tijd. (Thomas De Spiegelaere in Furiere, 2012) De nieuwe regelgeving dient een aangepaste versie van de wet voor bemande luchtvaartuigen te zijn en moet een totaalpakket voorzien, met inbegrip van trainingen, medische aspecten en luchtwaardigheidseisen. (Maes & Verstaen, 2014) Daarnaast is het opstellen van een duidelijke en uitgebreide wetgeving niet evident door het kleine en complexe Belgische luchtruim. De economische belangen van de sector en het nut voor openbare diensten zijn echter groot. De nieuwe wetgeving dient onderstaande voorwaarden op te nemen: 1. gekeurd toestel; 2. getrainde piloot; 3. gekende procedures van de operatoren; 4. vliegverbod in bepaalde gebieden; 5. vereiste kennis dataprotectie; 6. vereiste kennis van de privacywetgeving; 7. gebruik van toegelaten frequenties. (Billen, 2014b; Maes & Verstaen, 2014) Begin 2014 werd het eerste ontwerp van het Koninklijk Besluit voorgesteld na vele onderhandelingen tussen de sector en de overheid. De partners bij de beslissingen over het Belgische wetgevende kader zijn de luchtvaartautoriteit DGLV, Defensie, Belgocontrol en de beroepsvereniging BeUAS. Het eerste ontwerp van het Koninklijk Besluit sloot goed aan bij de roadmap van de Europese Commissie en werd in zekere mate zelfs overgenomen in buitenlandse wetgeving. (Maes & Verstaen, 2014) Dit eerste voorstel werd echter aangepast omdat niet alle partijen ermee akkoord gingen en in april 2014 werd de aangepaste versie voorgelegd ter consultatie. Een publicatie van dit eerste luik van de wetgeving in het Belgisch Staatsblad wordt ten vroegste in de zomer van 2014 verwacht. In tussentijd wordt gestart met de tweede fase van het Koninklijk Besluit om de verdere integratie van RPAS in het Belgisch luchtruim mogelijk te maken. (Billen, 2014a) 72 4.1.4.2 Procedure Het is duidelijk dat een vlucht- en plaatsgebonden wetgeving niet langer haalbaar is voor de RPASsector. Een eenmalige registratie dient binnen de nieuwe wetgeving te volstaan om een vergunning te verkrijgen en het toestel, de piloot en de operator dienen geregistreerd te worden. Dit impliceert een technische analyse van het toestel voor opname in het luchtvaartregister en een pilotenvergunning met inbegrip van een gepaste opleiding. In het eerste luik van de wetgeving zal de operator Belgisch moeten zijn en de uitbatingsvergunning zal verleend worden voor een bepaald type opdracht. Na het verkrijgen van een vergunning voor een welbepaalde toepassing, zal een meldingsplicht volstaan bij het uitvoeren van vluchten. (Billen, 2014a) 4.1.4.3 Hoogte De maximaal toegelaten hoogte bedraagt 200 voet (ca. 60 m), wat een reductie is ten opzichte van het eerste ontwerp voor het Koninklijk Besluit. Op Europees niveau wordt een hoogte van 500 voet (ca. 150 m) aangehouden. De Belgische maximumhoogte wordt lager ingesteld wegens de trainingsvluchten van defensie, die ook buiten de gereserveerde trainingsgebieden worden uitgevoerd op een hoogte van 230 voet (ca. 70 m), wat voor sterke verontwaardiging vanuit onder andere de RPAS-sector zorgt. (Billen, 2014a) De sector wijst erop dat het economisch belang van een trainingstoestel van defensie moet worden afgewogen tegen dat van RPAS-toepassingen. (Maes & Verstaen, 2014) Bij de reductie van de maximale hoogte dienen ook enkele praktische kwesties te worden opgemerkt. De hoogte van 200 voet (ca. 60 m) is voor vele operatoren niet werkbaar (Maes & Verstaen, 2014). Twee derde van de fixed wing-gebruikers opereren boven 200 voet. Deze gebruikers zullen in het nieuwe wettelijke kader enkel een vergunning kunnen verkrijgen mits bijkomende communicatie en coördinatie en dit opnieuw case-by-case, wat tot ongewenste vertragingen leidt. (Billen, 2014b) Een RPAS op een hoogte kleiner dan 200 voet ondervindt daarenboven veel meer hinder van grondturbulentie dan erboven (Maes & Verstaen, 2014). Het is duidelijk dat de reductie tot 200 voet zowel economisch als veiligheidshalve geen positief gegeven is. 73 4.1.4.4 Visual Line-Of-Sight Het eerste Koninklijk Besluit met betrekking tot de RPAS-wetgeving zal enkel vluchten binnen zichtbereik (VLOS) toelaten. Daarnaast is het weinig waarschijnlijk dat een VLOS met tussenpersonen (waarnemers) opgenomen wordt. Hiermee wordt het gebruik van fixed wingluchtvaartuigen voor onder andere brandbestrijding, bosbeheer en waterbeheer beperkt, aangezien deze luchtvaartuigen voor veel van hun toepassingen buiten het zichtbereik (BLOS) vliegen. (Billen, 2014a) 4.1.4.5 Andere Een aparte benadering voor de vluchten in gecontroleerd en niet-gecontroleerd luchtruim is noodzakelijk. In de eerste fase van de wetgeving worden vluchten in gecontroleerd luchtruim nog niet toegelaten. Voor vluchten van algemeen belang blijven uitzonderingsprocedures echter wel voorzien. (Billen, 2014a) 4.1.4.6 Beoordeling Het Koninklijk Besluit van 2014 moet de deur openen voor het toepassen van nieuwe technologieën (Billen, 2014a). De doelstelling vanuit politieke hoek, een wetgeving voor het einde van de legislatuur, lijkt hiermee te worden behaald. Het zal echter om een sterk gereduceerde wetgeving gaan, die volgens velen onwerkbaar is voor de sector. (Belga/MI, 2014) Volgens de voorzitter van BeUAS is de nieuwe wetgeving echter te beperkt om aan de economische verzuchtingen van de sector en de veiligheidsnoden te voldoen (Michael Maes in De Smet, 2013). Met het ingaan van de nieuwe wetgeving zal 50% van de leden van BeUAS legaal kunnen vliegen. De organisatie hoopt dat spoedig een oplossing zal worden gevonden voor de overige 50% (Maes & Verstaen, 2014). 74 4.1.5 Toekomstige wetgeving Op termijn is het realistisch dat de arbitraire grens van 150 kg zal worden opgeheven. Dit wil niet zeggen dat er een eengemaakte regelgeving komt, maar dat richtlijnen ontwikkeld zullen worden die aan de basis moeten liggen van de wetten in elke lidstaat, waardoor er ook contactpunten voor de operatoren zouden zijn. Op lange termijn is het gewenst dat de mogelijkheid wordt gecreëerd om te vliegen in Europa, over de grenzen heen, zonder al teveel administratieve omslachtigheid. (Maes & Verstaen, 2014) Volgens BeUAS dienen Defensie en de Burgerluchtvaart een duidelijk en reëel beeld van de situatie te ontwikkelen. Daarnaast is een betrouwbaar GNSS-systeem noodzakelijk voor een volledige integratie van de luchtvaartuigen in het luchtruim. Een dynamisch gebruik van het luchtruim kan een oplossing bieden, al is de overschakeling vanuit het huidige statisch gebruik van het luchtruim niet vanzelfsprekend. (Maes & Verstaen, 2014) Een Europees en nationaal juridisch kader voor de RPAS-sector dringt zich op. Een duidelijke en volledige wetgeving wordt echter niet voor 2020 verwacht. De veiligheidsrisico’s, de privacy en de onbekendheid van de toepassing zorgen voor trage integratie in de regelgeving. (Engelen, 2013) 75 4.2 Vergelijking met andere landen Over het algemeen valt in de nationale inspanningen op te merken dat alle landen grotendeels dezelfde visie delen over de RPAS-toepassingen. Deze mening wordt als volgt samengevat: - bepaalde technologieën moeten nog ontwikkeld worden vooraleer de integratie mogelijk is; - de groei van de sector wordt tegengehouden door het gebrek aan wetgeving; - integratie van de luchtvaartuigen in de wetgeving dringt zich op; - de huidige situatie is onhoudbaar. De huidige procedures verschillen echter van land tot land. In Frankrijk kost het verkrijgen van een vliegvergunning volgens BeUAS bijvoorbeeld veel tijd omdat een erkenning van de bevoegde instanties noodzakelijk is. Op te merken is dat Italië in de nabije toekomst een gelijkaardig wetgevend kader als België zal hebben (Maes & Verstaen, 2014). Onderstaande worden enkele nationale regelingen verder toegelicht. 4.2.1 Australië In 2002 werd in Australië de Civil Aviation Safety Regulation (CASR) Part 101 “Unmanned Aircraft and Rocket Operations” gepubliceerd. De publicatie behandelt kwesties op het gebied van onderhoud, productie, vergunningen, veiligheid en het gebruik van het luchtruim. Deze regelgeving wordt ondersteund door de Advisory Circular (AC) 101-1: “Unmanned Aerial Vehicle Operations, Design, Specification, Maintenance and Training of Human Resources”. De huidige Australische wetgeving verdeelt RPAS op basis van gewicht in drie klassen, met 100 kg en 150 kg als tussengrenzen: Micro, Small en Large. In 2009 werd de Australian Government National Aviation Policy White Paper opgesteld. Deze publicatie verwacht dat het gebruik van RPAS zal worden ondersteund door het toezicht te verbeteren. De CASR Part 101 beschouwt de integratie van RPAS in normale luchtoperaties in alle klassen van het luchtruim op lange termijn, maar dient gezien het publicatiejaar opnieuw te worden beoordeeld. In 2011 werd een project om de regelgeving en de richtlijnen aan te passen goedgekeurd. Op deze manier wenst Australië een volledige richtlijn over de regelgeving en de procedures voor commerciële toepassingen te voorzien, wat de integratie op lange termijn dient te ondersteunen. In een eerste fase wordt de ontwikkeling van een reeks begeleidend materiaal voorzien en een tweede fase omvat de herbeoordeling en eventuele verbetering van CASR Part 101. (Coyne, 2012) 76 4.2.2 Colombia In Colombia wordt de toepassing van RPAS geregeld door RAC Part Four, Chapter XXV §4.25.8.2 “Other operations”. Een regelgeving over certificatie, toepassing en onderhoud van RPAS bestaat echter nog niet en ook de technische en operationele infrastructuur die deze regelgeving mogelijk moet maken, werd nog niet ontwikkeld. De nationale luchtvaartautoriteiten definieerden in 2012 de nood tot het ontwerpen van de regelgeving, de infrastructuur en de procedures voor ontwerpcertificatie, luchtwaardigheid, productie en toepassing. Universiteiten, overheidsinstellingen en private organisaties en bedrijven worden nauw betrokken bij de uitwerking van dit ontwerp. (Parra Catama, 2012) 4.2.3 Duitsland De huidige Duitse wetgeving definieert drie categorieën RPAS op basis van het al dan niet opereren op of boven militaire oefengebieden of verboden gebieden met vluchtbeperking. De voorwaarden voor het opereren van RPAS hangen af van de categorie waarin de toepassing valt: een typecertificaat, een luchtwaardigheidsbewijs en een individueel vluchtcertificaat zijn voorbeelden van de vereiste documenten. (Wohlers, 2012) De Duitse instanties wijzen erop dat internationale uitwisseling zal leiden tot het sneller vinden van de ontbrekende schakel tussen de afzonderlijke benaderingen en een geharmoniseerde aanpak wordt ook hier naar voor geschoven als enige manier om een veilige integratie te bereiken. (Wohlers, 2012) In de huidige situatie zal de Duitse wetgeving echter verschillen per deelstaat, wat voor de sector niet eenvoudig zal zijn (Maes & Verstaen, 2014). 4.2.4 Japan Door de vroege toepassing van RPAS heeft Japan veel ervaring met de onbemande luchtvaartuigen opgebouwd. Een wetgeving drong zich snel op en sinds april 2002 legt de Japanse Werkgroep Certificatie zich dan ook toe op de civiele toepassingen van RPAS en de gerelateerde veiligheid- en certificatiekwesties. Omwille van het gebrek aan toepasbare wetgeving bestudeert een vrijwilligersgroep de kwesties op nationaal niveau. Deze groep dient aanbevelingen voor principiële regels en wetgeving te ontwerpen en de internationale inspanningen te coördineren. Daarnaast staat ze in voor het verdedigen van de belangen van de Japanse industrie en het informeren van de geïnteresseerde overheden. (Sato, 2003) 77 4.2.5 Nederland Net zoals in de Belgische wetgeving, worden in Nederland uitzonderingen toegelaten voor modelluchtvaartuigen. Voor RPAS gelden echter dezelfde standaardregels die voor de bemande luchtvaart gelden. Om de toepassing van RPAS mogelijk te maken, publiceerde de Nederlandse wetgever in september 2013 het “Informatiebulletin lichte onbemande luchtvaartuigen”. Deze publicatie zorgt ervoor dat ontheffing kan verleend worden op het verbod om: - beroepsmatig deel te nemen aan het luchtverkeer met lichte onbemande luchtvaartuigen; - een dergelijk luchtvaartuig te bedienen zonder geldig vliegbewijs (bewijs van bevoegdheid); - een dergelijk luchtvaartuig te gebruiken zonder geldig bewijs van luchtwaardigheid en geluidscertificaat (deze certificaten zijn nog niet vastgelegd). Deze ontheffing wordt verleend door de Inspectie Leefomgeving en Transport. De veiligheid van de vluchten dient te worden gegarandeerd door het gebruik van een betrouwbaar luchtvaartuig, het inzetten van een ervaren en goed opgeleide piloot en de exploitatie door een goed georganiseerd bedrijf of organisatie. Het vliegend deel van het RPAS moet worden voorzien van een nationaliteits- en inschrijvingskenmerk en een brandplaatje. Binnen de regelgeving worden verschillende types ontheffing gedefinieerd, waarbij de bedrijfsontheffing en de projectontheffing zich onder de combiontheffing (all-in-one) situeren. Deze ontheffing is gekoppeld aan het toestel, de piloten en waarnemers, de operator en het gebruik van het luchtruim en wordt in principe alleen uitgereikt voor klasse 1-vluchten: - vinden plaats in ongecontroleerd luchtruim; - geschieden binnen VLOS; - vliegen niet hoger dan 400 voet (ca. 120 m) boven grond of water; - vliegen niet verder dan 500 m van de piloot; - bevinden zich op minstens 150 m van mensenmenigte en bebouwing; - vinden plaats tijdens de daglichtperiode. Voor klasse 2-ontheffingen worden bijkomende voorwaarden opgelegd. Daarnaast is deze incidentele ontheffing enkel mogelijk bij groot maatschappelijk belang in combinatie met aanvaardbare risico’s. Voor de aanvraag tot ontheffing dient men te beschikken over de nodige documenten, die de ontheffing verantwoorden. Naast de technische specificaties en procedures voor noodscenario’s dient de aanvraag vergezeld te zijn van een bedrijfshandboek, een opleidingsbewijs en een verzekeringsbewijs. (“Informatiebulletin lichte onbemande luchtvaartuigen”, 2013) 78 Video-opnames boven mensenmenigten of bebouwing worden niet toegelaten en het bulletin vereist steeds twee personen bij een vlucht. (Schuyffel, 2014). Wanneer de camera bediend wordt vanop de grond is nog een extra persoon wettelijk verplicht, waardoor de kosten van het gebruik van een RPAS stijgen. (Maes & Verstaen, 2014) 4.2.6 Het Verenigd Koninkrijk De CAA van het Verenigd Koninkrijk werkt sinds 2002 aan richtlijnen voor UAS-operaties in het Engelse luchtruim. De meest recente vijfde editie van deze CAP 722 werd gepubliceerd in 2012, werd opgesteld door de Flight Operations Policy Department (FOP) en is opgedeeld in vier onderdelen: Algemeen, Beleid, Civiele Operaties en Militaire Operaties. Het onderdeel Beleid omvat onder andere de onderwerpen luchtruimprincipes, D&A, spectrumgebruik, radartoezicht, operatorvereisten, grensoverschrijdende operaties, autonomie en menselijke factoren. Binnen het onderdeel Civiele Operaties worden goedkeuringen en certificaten besproken, alsook registratie, onderhoud, inspectie en veiligheid. Daarnaast worden verschillende procedures betreffende ATM, ongevallen, noodgevallen en luchthavens besproken. Het document is vooruitstrevend en wordt bijgevolg door vele andere CAA’s als voorbeeld gebruikt. (CAP 722, 2012) CAP 722 focust in eerste instantie op de aspecten van RPAS, al erkent het document het potentieel van autonome operaties in de toekomst. Op korte termijn wordt gesteld dat de mogelijkheid tot menselijk ingrijpen nodig blijft, ongeacht de mate van autonomie van de luchtvaartuigen. Bewapende UAS worden, net als modelluchtvaartuigen, buiten beschouwing gelaten. Voor modelluchtvaartuigen werd CAP 658 “Model Aircraft. A Guide to Safe Flying” opgesteld. (CAP 722, 2012) De huidige leidraad voor de UAS-classificatie werd opgesteld op basis van het gewicht van het toestel en is te vinden in Tabel 11 . Tabel 11: Gewichtsklassen wetgeving Verenigd Koninkrijk (gebaseerd op CAP 722, 2012) Gewichtsklasse Civiele categorie Gewicht [kg] Wetgeving 1 Small UAS ≤ 20 Nationaal 2 Light UAS 20-150 Nationaal 3 UAS > 150 Europees (EASA) 79 De Air Navigation Order 2009 (ANO) en de Rules of the Air Regulations 2007 regelen de toepassing van onbemande luchtvaartuigen in het Britse luchtruim. Elk onbemand luchtvaartuig moet over een luchtwaardigheidscertificaat beschikken, tenzij het tot de gewichtsklasse 1 (Tabel 11, p.79) behoort of een ontheffing verkreeg van de CAA. Luchtvaartuigen uit gewichtsklasse 1 dienen te voldoen aan een aantal voorwaarden en mogen niet vliegen binnen het gebied van een luchtvaartterrein zonder toestemming van de luchtverkeersleiding. Verder bedraagt de maximale hoogte voor Small UAS 400 voet (ca. 120 m) en mogen ze niet worden ingezet voor commerciële doeleinden zonder specifieke toelating. Ook de regels voor registratie en exploitatie- en pilootvergunning worden op basis van de gewichtsklassen bepaald. Het uitvoeren van vluchten in niet-gescheiden luchtruim buiten zichtbereik is enkel toegelaten met een erkend D&A-systeem en verschillende standaardoperatieprocedures. (CAP 722, 2012) Tot op heden werden de eisen voor pilootvergunningen en -opleidingen nog niet volledig ontwikkeld. Omwille van deze reden wordt een onderscheid gemaakt op basis van risicobeperkende factoren zoals de toepassing in gescheiden luchtruim en/of binnen zichtbereik. (CAP 722, 2012) 4.2.7 Verenigde Staten De Verenigde Staten wensen een routinematige toegang tot het wereldwijde luchtruim voor alle klassen UAS mogelijk te maken. Hiervoor moeten verscheidene technische hindernissen worden opgeheven of verminderd volgens NASA en moeten verschillende technologieën ontwikkeld worden. De integratie van de luchtvaartuigen wordt opgesplitst in twee tijdsperiodes, waarbij de eerste stappen van modellering, simulatie en testvluchten 12 tot 24 maand in beslag zullen nemen. De tweede fase omvat de integreerstappen in de daaropvolgende 22 maanden, waarbij bewijsmateriaal ter ondersteuning van de veilige integratie wordt ontwikkeld. Naast de beoordeling van de effecten van prestatiekenmerken, vertragingen van communicatie en scheiding van de verantwoordelijkheden, vormt ook de beoordeling van D&A-technieken een primaire doelstelling. (Walker & Johnson, 2012) 80 4.2.8 Zweden De Zweedse CAA publiceerde in 2009 de TSFS 2009:88 (Aviation, Series GEN) “The Swedish Transport Agency’s regulations on unmanned aircraft systems (UAS)” betreffende het ontwerp, de productie, het onderhoud van en de wijzigingen aan onbemande luchtvaartuigen. Binnen de Zweedse regelgeving worden de toepassingen met onbemande luchtvaartuigen als volgt gecategoriseerd: Categorie 1A: een onbemand luchtvaartuig met een maximaal startgewicht kleiner of gelijk aan 1,5 kg en een maximale kinetische energie van 150 J, gebruikt voor VLOS-vluchten; Categorie 1B: een onbemand luchtvaartuig met een maximaal startgewicht tussen 1,5 kg en 7 kg en een maximale kinetische energie van 1000 J, gebruikt voor VLOS-vluchten; Categorie 2: een onbemand luchtvaartuig met een maximaal startgewicht groter dan 7 kg, gebruik voor VLOS-vluchten; Categorie 3: een onbemand luchtvaartuig dat gecertificeerd is voor BLOS-vluchten. Een goedkeuring voor Categorie 1 is geldig voor twee jaar, een eerste goedkeuring voor Categorie 2 en 3 voor één jaar. Daaropvolgende goedkeuringen hebben een maximale duur van twee jaar. (TSFS 2009:88, 2009) Een toelating voor UAS-vluchten is geldig voor een of meerdere specifieke gebieden of klassen van het luchtruim. Verder dienen luchtvaartuigen uit Categorie 1 en 2 te worden gemerkt met de naam en het telefoonnummer van de operator en het goedkeuringsnummer van de CAA. Bij luchtvaartuigen uit Categorie 3 moet het registratienummer op het luchtvaartuig en op het grondstation worden aangebracht. (TSFS 2009:88, 2009) Het Zweedse Transportagentschap past het principe van wederzijdse erkenning toe en stelt dat een product dat legaal geproduceerd of verkocht is in overeenstemming met bepaalde regelgeving in andere lidstaten binnen de Europese Unie, Turkije of de Europese Economische Ruimte, zal worden beschouwd als gelijkwaardig aan producten die voldoen aan de eigen Zweedse regelgeving. De voorwaarde hierbij is dat een gelijkwaardig veiligheidsniveau dient bereikt te worden door middel van de regelgeving van deze lidstaat en dat het steeds mogelijk moet zijn de gelijkwaardigheid van het product te bewijzen. (TSFS 2009:88, 2009) 81 4.2.9 Zwitserland Skyguide, het Zwitserse ANSP20, stelt dat vele problemen dienen opgelost te worden om de commerciële ontwikkeling te stimuleren. Skyguide stelt dat volgende uitdagingen prioritair zijn: - ontwikkeling van een D&A-systeem; - opstellen van procedures bij het wegvallen van de datalink; - uitwerken van trainingscursussen; - op punt stellen van de wettelijke bepalingen. Deze uitdagingen worden door Skyguide aangegaan om een integratie mogelijk te maken. Een getrainde piloot, een sluitende vluchtplanning en een bewijs van luchtwaardigheid zijn volgens Skyguide de vereisten voor het toelaten van RPAS-vluchten. (Lissone, 2012) 20 ANSP = Air Navigation Service Provider, Belgische ANSP is Belgocontrol 82 5 Conclusie Een internationale, Europese en nationale geharmoniseerde wetgeving is van uiterst belang om zekerheid te bieden aan onderzoekers, operatoren en fabrikanten. Deze wetgeving dient de groei van de sector te ondersteunen en investeringen te stimuleren. De huidige markt heeft echter nog niet alle benodigde technologie voorhanden om een veilige integratie in het luchtruim te verzekeren. De grootste technologische uitdaging voor onbemande luchtvaartuigen is het vervangen van de menselijke capaciteit om te zien en gezien te worden. Verder is het op lange termijn ook mogelijk dat de nieuwe en verbeterde technologieën meehelpen aan een globale verbetering van het luchtvaartsysteem. Er moet echter vermeden worden dat economische en sociale voordelen van Remotely Piloted Aircraft Systems- (RPAS-) toepassingen worden gerealiseerd ten koste van algemene veiligheid en efficiëntie. Hoewel de RPAS-wetgeving tot op vandaag voornamelijk een nationale bevoegdheid is, wordt op internationaal en Europees vlak samengewerkt om de wetgeving waar mogelijk op elkaar af te stemmen. Internationaal wordt de burgerluchtvaart geregeld door het Verdrag van Chicago van 1944 (The Convention on International Civil Aviation). Met het oog op de integratie van RPAS in het regelgevend kader wordt elke bijlage van deze conventie herzien om te bepalen wat de impact op de bestaande standaarden zal zijn. Het uiteindelijke doel is de ontwikkeling van internationale standaarden en aanbevelingen. Volgens de International Civil Aviation Organisation (ICAO) is het belangrijkste principe bij de integratie van RPAS in het bestaande ATM21-systeem dat de nieuwe regelgeving in het huidige systeem moet passen. In dit kader werkt ICAO ook aan een internationale standaard voor de integratie van onbemande vliegtuigen, waarvoor de werkgroep Unmanned Aircraft Systems Study Group (UASSG) ICAO binnenkort officieel als panel vervoegt. In de reeds ontwikkelde Circular 328 wordt RPAS door UASSG gedefinieerd als een deelverzameling van de onbemande luchtvaartuigen. De studiegroep zal naar alle verwachtingen in 2014 een ICAO RPAS Manual publiceren die de ontbrekende harmonisering van de nationale wetgeving mogelijk moet maken. Andere internationale werkgroepen zijn de NATO22-werkgroepen Joint Capability Group (JCGUAV) en Flight In Non-segregated AirSpace (NATO FINAS). Op Europees vlak wordt initiatief genomen door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (European Aviation Safety Agency, EASA), de nationale Civil Aviation Authorities (CAA’s), de Europese Organisatie voor Burgerluchtvaartapparatuur (EUROCAE), EUROCONTROL, het Europees Defensieagentschap (EDA) en het Europees Ruimteagentschap. Daarnaast spelen ook de Joint Authorities for Rulemaking on Unmanned Systems Group (JARUS), het Single European Sky ATM Research-project (SESAR) en de RPAS-industrie en -operatoren een grote rol. 21 22 ATM = Air Traffic Management NATO = North Atlantic Treaty Organisation (= Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, NAVO) 83 EASA is, volgens de Europese wetgeving Regular 216/2008, momenteel bevoegd voor RPAS met een maximale startmassa (Maximum Take-Off Mass of MTOM) groter dan 150 kg. RPAS met een kleinere maximale startmassa zijn een bevoegdheid voor de nationale CAA’s. Omdat vele aspecten van RPASoperaties niet beïnvloed worden door de startmassa, is het algemeen erkend dat dit onderscheid op basis van MTOM niet relevant is voor het regelen van dit luchtvaartonderdeel. Er wordt dan ook overwogen om deze grens volledig af te schaffen tegen 2016. Enkel de lokale regels volgens territoriale omstandigheden zullen steeds een nationale bevoegdheid blijven. De Europese visie richt zich op het stellen van voorwaarden voor elk gecertificeerd RPAS waarmee gevlogen wordt. Deze voorwaarden zijn onder andere een gecertificeerde piloot en een operator met de nodige vergunning. De Europese Commissie geeft verder aan dat het veiligheidsniveau van de RPASactiviteiten gelijkwaardig moet zijn aan dat van de bemande luchtvaart. Naar aanleiding van een rondvraag over de toekomst van RPAS, werd de European RPAS Steering Group (ERSG) in 2012 opgericht door de Europese Commissie. Deze Steering Group omvat onder andere EUROCONTROL, JARUS, Unmanned Vehicle Systems International (UVSI), de Europese Commissie en EASA. De essentiële veiligheidsvoorwaarden in het wetgevend kader zijn volgens de ERSG een luchtwaardigheidscertificaat, een vergunning voor de bemanning en een vergunning voor luchtoperaties. De traditionele luchtvaartwetgeving dient hiervoor aangevuld te worden met regelgeving op maat van de RPAS-toepassingen. Met het oog op een initiële integratie van RPAS in 2016, stelde ERSG in 2013 een roadmap voor die alle kwesties die behandeld moeten worden identificeert: wetgeving, strategisch onderzoek en sociale impact. Hierin wordt een gefaseerde introductie van RPAS over vijftien jaar voorgesteld op basis van vijf klassen en verschillende niveaus van integratie. Het ultieme doel is het legaal vliegen van gecertificeerde en goedgekeurde RPAS over de grenzen heen, in een niet-afgescheiden luchtruim en boven bevolkte gebieden. Deze roadmap wordt niet erkend, maar wel ondersteund door de Europese Commissie. Naast de internationale en Europese inspanningen zijn er uiteraard ook nationale initiatieven. De Belgische CAA (Belgian Civil Aviation Autority, BCAA), beter gekend als het Directoraat-Generaal Luchtvaart (DGLV), heeft samengewerkt met Belgocontrol, Defensie en de beroepsvereniging Belgian Unmanned Aircraft System Association (BeUAS) voor de ontwikkeling van het Koninklijk Besluit betreffende RPAS. De doelstelling is een praktische, maar volledige en duidelijke wetgeving voor de toepassing van onbemande luchtvaartuigen. Dit wetgevend kader dient zowel luchtvaartregels als veiligheid te omvatten. Omdat de wetgever de ontwikkeling van de onbemande luchtvaartuigen niet in de weg wenst te staan, worden in afwachting van een nationaal en Europees wettelijk kader uitzonderingen gemaakt voor vluchten in het kader van onderzoek, testen, demonstraties en opleidingen. 84 De toestemmingen van het DGLV zijn echter beperkt in tijd en ruimte en worden uitgereikt op een case-by-case-basis. Belangrijk is ook dat voor commerciële vluchten geen uitzondering wordt gemaakt. De nieuwe wetgeving dient ook hierin verandering te brengen. Wereldwijd werken landen aan regels voor het openstellen van hun luchtruim voor RPAS, onder andere voor civiele toepassingen. Over het algemeen valt in de nationale inspanningen op te merken dat alle landen grotendeels dezelfde visie delen over de RPAS-toepassingen. De huidige procedures en indelingen verschillen wel van land tot land. Binnen de huidige Belgische wetgeving zijn RPAS onderhevig aan de Wet van 27 juni 1937 betreffende de regeling der luchtvaart en het bijhorende Koninklijk Besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart. Dit Koninklijk Besluit geeft aan dat luchtvaartuigen die niet geregistreerd zijn, niet mogen vliegen. Omdat onbemande luchtvaartuigen niet geregistreerd kunnen worden, mogen ze volgens deze wetgeving bijgevolg niet vliegen. De partners bij de beslissingen over het Belgische wetgevende kader zijn de luchtvaartautoriteit DGLV, Defensie, Belgocontrol en de beroepsvereniging BeUAS. Een publicatie van dit eerste luik van de wetgeving in het Staatsblad wordt ten vroegste in de zomer van 2014 verwacht. In tussentijd wordt gestart met de tweede fase van het Koninklijk Besluit om de verdere integratie van RPAS in het Belgisch luchtruim mogelijk te maken. De nieuwe wetgeving dient voorwaarden op te leggen aan onder andere het toestel, de piloot, de procedures, de operator en de frequenties. Het eerste Koninklijk Besluit met betrekking tot de RPASwetgeving zal enkel vluchten binnen zichtbereik (Visual Line-Of-Sight of VLOS) toelaten en de maximaal toegelaten hoogte zal 200 voet (ca. 60 m) bedragen, waar op Europees niveau echter een hoogte van 500 voet (150 m) wordt aangehouden. Dit zal volgens de sector tot ongewenste vertragingen leiden. Een RPAS op een hoogte kleiner dan 200 voet ondervindt ook veel meer hinder van grondturbulentie dan erboven. Het is duidelijk dat deze reductie tot 200 voet zowel economisch als veiligheidshalve geen positief gegeven is. In de eerste fase van de wetgeving worden vluchten in gecontroleerd luchtruim nog niet toegelaten, hoewel uitzonderingsprocedures voor vluchten van algemeen belang blijven bestaan. Na het verkrijgen van een vergunning voor een welbepaalde toepassing, zal een meldingsplicht volstaan bij het uitvoeren van vluchten. 85 Hoofdstuk 4: Verkeersonderzoek 1 Belgische verkeerssituatie en toekomstperspectief Transport is van cruciaal belang voor een goed functionerende economie. Volgens het rapport Economic Surveys: Belgium 2013, van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Organisation for Economic Cooperation and Development, OECD) is de huidige transportinfrastructuur in België goed ontwikkeld, al staat deze onder druk als gevolg van de stijging van het woon/werk- en vrachtverkeer. Dit leidt tot verkeerscongestie en een verminderde luchtkwaliteit in binnensteden. De hoge mate aan wegcongestie heeft verminderde productiviteit, tijdverlies, economische schade en een negatieve impact op het milieu tot gevolg. Door de grote drukte op de wegen passen weggebruikers hun gedrag aan: algemeen lagere werkmobiliteit, werkzoekenden zoeken werk in een kleiner geografisch gebied en aanvaarden minder geschikte jobs, verkeersdeelnemers wijken af van hun geprefereerd vertrekuur of houden rekening met eventuele vertraging. Algemeen leidt dit tot een verminderd welzijn en een vermindering van de economische groei. De kosten die aan deze evolutie gebonden zijn, zijn moeilijk in te schatten. Volgens het eerder vermeld rapport worden deze geschat op 1 à 2 % van het bruto binnenlands product. (OECD, 2013) Door de aanhoudende bevolkingsgroei en de toenemende economische activiteit verwacht het Federaal Planbureau op lange termijn een blijvende stijging van het personen- en goederentransport. Doordat het grootste deel van dit transport over de weg verloopt, wordt een verdere stijging van de verkeersdruk verwacht. Een verminderde gemiddelde snelheid op de weg en de bijhorende lange verplaatsingstijd zorgen bijkomend voor economische kosten, een verlies aan concurrentiekracht, moeilijkheden inzake bereikbaarheid, een gebrek aan vertrouwen in de transportsector en een negatieve impact op het milieu. (Federaal Planbureau, 2012) De bovenstaande voorspelling met betrekking tot de stijgende verkeershinder wordt gemaakt in de veronderstelling dat de huidige wegeninfrastructuur niet wordt aangepast. Een mogelijke reactie van de overheid is bijgevolg de uitbreiding van deze infrastructuur, met het oogmerk op de opvang van het bijkomend verkeer. (Federaal Planbureau, 2012) 86 2 Traditioneel verkeersonderzoek De huidige situatie en de vooruitzichten inzake mobiliteit in België wijzen op de noodzaak aan verkeersinformatie. Aan de hand van verkeersonderzoek wordt een mobiliteitstoestand of -evolutie geëvalueerd waarbij zowel de huidige toestand als de voorspelde evolutie in beeld kan worden gebracht. De informatie die hierbij wordt ingewonnen ligt aan de basis van ontwerp- en beleidskeuzes. Volgens CROW, het kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte van Nederland, verloopt elk verkeersonderzoek volgens een vast proces (CROW, 2008): 1. probleemsignalisatie: beschrijving van de aanleiding van het onderzoek; 2. probleemanalyse: beschrijving van de probleemstelling; afleiden van de onderzoeksvragen die bepalen welke verkeersgegevens nodig zijn; 3. onderzoeksopzet: beschrijving van de registratie en de onderzoeksmethode; 4. inzameling, verwerking en analyse van de gegevens; 5. conclusie: beantwoorden van de onderzoeksvragen; 6. rapportering van de resultaten; 7. eventueel nieuwe probleemsignalisatie. In dit hoofdstuk worden veel voorkomende verkeersgegevens besproken. Daarna volgt een toelichting van huidig gebruikte registratietechnieken en de traditionele onderzoeksmethoden waarin ze worden gebruikt. Tot slot volgt een korte bespreking van de uitvoering van verkeersonderzoek. 87 2.1 Verkeersgegevens De data of verkeersgegevens die worden ingezameld bij een verkeersonderzoek zijn zeer divers, zijn afhankelijk van het onderzoeksdoel en worden doorgaans geregistreerd in tijdsintervallen van vijf minuten (Goossens, 2013). De courant verzamelde gegevens worden hieronder kort toegelicht. Deze informatie werd bekomen uit het Handboek verkeersonderzoek (CROW,2008). Herkomst- en bestemmingsverkeer Ten aanzien van de herkomst en de bestemming worden vijf verschillende types verkeer onderscheiden: - doorgaand verkeer: verkeer dat door het onderzoeksgebied heen rijdt; - bestemmingsverkeer: verkeer komend van buiten het onderzoeksgebied, dat zijn bestemming vindt binnen dat gebied; - herkomstverkeer: verkeer dat vertrekt vanuit een locatie binnen het onderzoeksgebied en vervolgens het gebied verlaat; - doorgaand bestemmingsverkeer: doorgaand verkeer dat een tijdelijke bestemming heeft in het onderzoeksgebied; - intern verkeer: verkeer met herkomst en bestemming binnen het onderzoeksgebied. Parkeercapaciteit en parkeerbezettingsgraad De parkeercapaciteit is gelijk aan het aantal parkeerplaatsen in een onderzoeksgebied. De parkeerbezettingsgraad is de verhouding van het aantal bezette parkeerplaatsen ten opzichte van de parkeercapaciteit. Reistijd De reistijd is de tijd die een voertuig nodig heeft om een bepaald traject af te leggen. Route De route van een voertuig is de afgelegde weg of het traject van dat voertuig. Snelheid De snelheid van voertuigen kan worden uitgedrukt als punt- of trajectsnelheid waarbij respectievelijk de snelheid op een welbepaald punt of de gemiddelde snelheid over een traject wordt bedoeld. Bij verkeersonderzoek is de gemiddelde snelheid van de voertuigen belangrijker dan de individuele snelheid van één voertuig. Omwille van deze reden wordt gewerkt met de gemiddelde puntsnelheid en gemiddelde trajectsnelheid. 88 Verkeersintensiteit De verkeersintensiteit is gelijk aan het aantal voertuigen dat een bepaald punt passeert binnen een gegeven tijdsinterval. Dit aantal, uitgedrukt per tijdseenheid, kan worden opgesplitst per rijrichting en/of voertuigcategorie. De verkeersintensiteit vormt samen met de grootte van verkeersstromen een essentieel gegeven voor verkeersplanners (Puri, Valavanis & Kontitsis, 2007). Voertuigcategorie Elk voertuig kan gecategoriseerd worden op basis van zijn eigenschappen. De wijze waarop deze categorisering wordt doorgevoerd, is afhankelijk van het onderzoeksdoel. Voertuigen worden onder andere gecategoriseerd op basis van het voertuigtype, het gewicht, de as-afstand en de voertuiglengte. Bijlage D omvat een aantal voorbeelden van voertuigclassificaties. Wachtrijlengte De wachtrijlengte is de lengte van de wachtrij van voertuigen aan een kruispunt of aan een andere verkeersovergang, uitgedrukt in lengte-eenheden of in aantal voertuigen. Wachttijd De wachttijd is de tijd die voertuigen moeten wachten aan een kruispunt of aan een andere verkeersovergang. 2.2 Registratietechnieken Voor het inzamelen van verkeersgegevens zijn verschillende technieken beschikbaar, afhankelijk van de soort gegevens en de vereiste nauwkeurigheid (Goossens, 2013). De traditionele registratietechnieken worden toegelicht op basis van informatie uit het Handboek verkeersonderzoek (CROW, 2008). 2.2.1 Menselijke waarneming De menselijke waarneming betreft het noteren, intoetsen of inspreken van objecten of fenomenen door een of meerdere personen. Welke objecten of fenomenen geregistreerd worden, is afhankelijk van het onderzoeksdoel. Voorbeelden van menselijke waarnemingen zijn het tellen en het categoriseren van voertuigen en het registreren van kentekens. 89 Het aantal personen nodig voor een onderzoek met menselijke waarnemers is afhankelijk van de complexiteit van de verkeerssituatie. Bij kruispunten en rotondes is meestal één persoon nodig per vertakking. Wanneer hoge verkeersintensiteiten worden verwacht, is dit aantal hoger. De betrouwbaarheid van verkeersgegevens verzameld met menselijke waarnemers is afhankelijk van de verkeerssituatie en de vaardigheden van de waarnemers. Het is belangrijk op voorhand een goede inschatting te maken van deze factoren. Enkele voordelen van het verzamelen van verkeersgegevens met menselijke waarnemers: - toepasbaar op verschillende locaties; - uit te voeren met behulp van relatief eenvoudige hulpmiddelen; - inspreken of intoetsen maakt grote dataverwerking per persoon mogelijk. De nadelen van de techniek: - het aantal waarnemers stijgt met de complexiteit van de verkeerstoestand; - de methode is arbeidsintensief. - noteren of inspreken leidt tot extra werk om de gegevens te digitaliseren; - menselijke waarnemers hebben een beperkt concentratievermogen; - veilige opstellocatie met een goed zicht op de verkeerssituatie is vereist; - weersomstandigheden kunnen de uitvoerbaarheid en de motivatie beïnvloeden; - achtergrondruis bij het inspreken bemoeilijkt de verwerking en/of geeft aanleiding tot fouten; - nauwkeurigheid is moeilijk in te schatten doordat ze afhankelijk is van de bekwaamheid van de waarnemers. 2.2.2 Tel- of inductielus Een tel- of inductielus bestaat uit elektrische bedrading die wordt aangebracht in een rechthoekige voeg in het wegdek en wordt verbonden met een stroombron. Het elektromagnetisch veld dat hierdoor wordt opgewekt, wordt verstoord wanneer een metalen voertuig voorbij rijdt. Uit de duur en de aard van de verstoring wordt de snelheid en het type voertuig afgeleid. Deze mechanische methode wordt gebruikt voor telling, categorisering en snelheidsmeting van voertuigen. 90 Voordelen van de inductielus: - weinig gevoelig aan weersomstandigheden en vandalisme door de plaatsing in het wegdek; - categorisering van voertuigen mogelijk door onderscheid in de duur en de aard van de elektromagnetische storing. De voertuigen kunnen worden geclassificeerd in de volgende groepen: motorfietsen, lichte voertuigen, (ongelede) vrachtwagens, (ongelede) bussen en overig verkeer; - continue gegevensregistratie mogelijk. Nadelen van de inductielus: - plaatsgebonden systeem; - het wegdek moet tijdelijk volledig worden afgesloten voor de plaatsing; - de plaatsing is arbeidsintensief; - kan enkel gebruikt worden voor doorsnedemetingen. 2.2.3 Telslang Een telslang is een mechanisch registratiesysteem dat bestaat uit twee holle rubberslangen die verbonden zijn met luchtdruksensoren. Wanneer een voertuig over een slang rijdt, ontstaat een drukgolf die opgevangen wordt door de sensor. De telslang wordt gebruikt voor het tellen, de snelheidsmeting, de categorisering op basis van asafstanden en het meten van asgewichten van voertuigen. Voordelen van de telslang: - ondervindt weinig hinder van slechte weersomstandigheden; - relatief goedkoop: de plaatsing en de verwijdering veroorzaken de grootste kosten; - continue gegevensregistratie mogelijk. Nadelen van de telslang: - - tussentijdse controle van de werking van het systeem is aangeraden omwille van: • gevoeligheid voor afremmend en zwaar verkeer; • gebrek aan bescherming tegen vandalisme; de telling is slechts een benadering doordat kort op elkaar volgende voertuigen moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn; - een telslang is pas nuttig wanneer de intensiteit maximaal 10.000 voertuigen per etmaal per richting bedraagt; - kan enkel worden ingezet bij doorsnedemetingen. 91 2.2.4 Teltegel De teltegel is een mechanisch telsysteem bestaande uit een vierkant plaatje met een zijde van 15 cm dat bedekt is met een rubberen hoes, aangebracht op het wegdek. Dit systeem wordt gebruikt om voertuigen te tellen, te categoriseren en/of de snelheid ervan te meten. Een soortgelijk systeem is de tellende straatklinker, een innovatief systeem dat voornamelijk gebruikt wordt voor tellingen op parkeervakken. Voordelen van de teltegel: - nauwelijks zichtbaar voor bestuurders waardoor de resultaten niet worden beïnvloed door aangepast rijgedrag; - weinig onderhevig aan weersomstandigheden of vandalisme; - categorisering van voertuigen mogelijk door drukmeting. De voertuigen kunnen ingedeeld worden in personenauto’s, kleine vrachtauto’s en grote vrachtauto’s en bussen. - nauwkeurig voor de meest gebruikte voertuigcategorieën; - continue gegevensregistratie mogelijk. Nadelen van de teltegel: - het systeem werkt niet goed bij stilstaande voertuigen waardoor het niet inzetbaar is op plaatsen waar veel kans is op filevorming en bij bus- of tramhaltes; - kan enkel worden gebruikt bij doorsnedemetingen. 2.2.5 Radar De optische registratiemethode met behulp van een radar wordt gebruikt voor het tellen, het categoriseren en het meten van de snelheid van voertuigen. De radar wordt evenwijdig met de rijbaan opgesteld en zendt een golf uit met een bepaalde frequentie. De snelheid en het type voertuig worden afgeleid uit de aard van de gewijzigde frequentie van de teruggekaatste straal. Voordelen van de radar: - het mobiele toestel kan eenvoudig en veilig opgezet en afgebroken worden op een stabiele paal; - meten in twee richtingen is mogelijk zonder daarbij de rijbaan te betreden; - weinig afhankelijk van weersomstandigheden; - continue gegevensregistratie mogelijk. 92 Nadelen van de radar: - duur systeem; - stabiele paal nodig voor de bevestiging van het apparaat; - kan enkel worden gebruikt voor doorsnedemetingen; - laagwaardig registratiemiddel door mogelijke misinterpretatie ten gevolge van het afwijken van de gereflecteerde straal op onder andere voorbijrijdende voertuigen en grote glaspartijen (Goossens, 2013). 2.2.6 Camera Een camera kan gebruikt worden voor verkeersonderzoek door videobeelden te maken van een verkeerssituatie. Deze optische registratiemethode wordt gebruikt voor het tellen, classificeren, volgen en observeren van voertuigen en het meten van snelheden. Videobeelden kunnen geanalyseerd worden door een of meerdere menselijke waarnemers, waarbij ze naar believen vertraagd, gepauzeerd en voor- en achteruit gespoeld kunnen worden. Het beeldmateriaal kan ook verwerkt worden aan de hand van objectherkenningssoftware. Door op het scherm twee fictieve punten aan te duiden, wordt de snelheid van een voertuig over dit traject berekend. Met behulp van de berekende snelheid van een voertuig en de tijd die dit object nodig heeft om een punt volledig te passeren kan de lengte van het voertuig bepaald worden. Op basis van deze lengtebepaling worden de voertuigen onderverdeeld in lengteklassen. Voordelen van de camera: - de beelden blijven beschikbaar; - mogelijkheid tot manipulatie van de beelden; - toepasbaar op nagenoeg elke locatie; - de installatie veroorzaakt weinig hinder; - continue gegevensregistratie mogelijk. 93 Nadelen van de camera: - de kwaliteit van de beelden wordt beïnvloed door weersomstandigheden; - lichtreflectie of het gebrek aan licht kan nefast zijn voor de kwaliteit van de beelden; - automatische verwerking met behulp van objectherkenningssoftware dient geoptimaliseerd te worden; - de nauwkeurigheid van de verwerking door een menselijke waarnemer is afhankelijk van de kwalificatie van die waarnemer; - het is niet mogelijk om kentekenonderzoek te combineren met het maken van overzichtsbeelden doordat de camera’s hiervoor op een lage, respectievelijk hoge, mast moeten geplaatst worden; - camera’s die op een lage hoogte gemonteerd worden zijn onderhevig aan vandalisme (Goossens, 2013). 2.2.7 Global Navigation Satellite System De locatie, de beweging en de snelheid van voertuigen wordt gevolgd door het verzamelen van Global Navigation Satellite System- (GNSS-) gegevens. Bij dit systeem wordt de benodigde data ingewonnen vanuit de voertuigen zelf. Voordelen van GNSS-systemen: - de nauwkeurigheid is voldoende om het traject van zowel individuele voertuigen als van grotere hoeveelheden verkeer te volgen; - het gebruik van het systeem is niet duur (Goossens, 2013); - handig in gebruik (Goossens, 2013); - continue gegevensregistratie mogelijk. Nadelen van GNSS-systemen: - de stabiliteit van het GNSS-signaal is niet constant in onder andere gebieden met dichte bebouwing of begroeiing en in tunnels doordat GNSS-systemen storingsgevoelig zijn; - een aanzienlijke hoeveelheid GNSS-units moet worden geïnstalleerd, wat een kostelijke investering op grote schaal betekent. 94 2.2.8 Andere technieken GSM- en Bluetooth-signalen (Goossens, 2013) kunnen gebruikt worden voor de plaatsbepaling van het toestel waarvan de signalen afkomstig zijn. Door de signalen van een aantal verkeersdeelnemers te volgen kunnen snelheden en verkeersintensiteiten in kaart worden gebracht. Voldoende verkeersdeelnemers moeten worden gevolgd, opdat deze gegevens representatief zijn. De beschikbaarheid van deze gegevens is afhankelijk van de gebruikers en de telecomproviders. Daarenboven is dit systeem – net als het GNSS-systeem – storingsgevoelig. Voertuigbewegingen kunnen ook worden geïdentificeerd door middel van radiogolven. Dit proces heet Radio Frequency Identification (RFID). Aan de hand van RFID kan een groep bekende personen of voertuigen worden gevolgd. Tot slot kan het aantal voertuigen en de aard en de snelheid ervan bepaald worden met behulp van mobiele sensortechnieken op basis van ultrasone golven, microgolven, infraroodstraling, magnetisme en lasers. 2.2.9 Nauwkeurigheden Tabel 12 op pagina 96 geeft de nauwkeurigheden van de registratietechnieken voor de uitvoering van tellingen, snelheids- en lengtemetingen, classificaties, metingen van aslast, verificatie van aanwezigheid en kentekenherkenning. 95 Tellen Snelheid Lengte Classificatie Aslast Aanwezigheid Kentekenherkenning Tabel 12 Nauwkeurigheden registratietechnieken (CROW, 2008) Lusdetectie 95 – 99% 96% 95% 95% N.v.t. N.v.t. N.v.t. Teltegel Onbekend 3 km/h 45 cm Onbekend 90% N.v.t. N.v.t. > 95% 3 km/h Onbekend Onbekend N.v.t. N.v.t. N.v.t. 2,5 cm Onbekend Onbekend 99% Radar 76 – 90 – 96% 92%, 8 km/h Camera 70 – 90% Volgens Goossens (2013) vallen de bereikte nauwkeurigheden met het gebruik van camera’s in de praktijk gevoelig lager uit dan de theoretische veronderstelling. Sensortechniek: microgolven Sensortechniek: infrarood Sensortechniek: magnetisme Sensortechniek: laser 96 – 97% 97 – 98% > 92% > 92%, 3 km/h Onbekend Onbekend N.v.t. N.v.t. N.v.t. Onbekend Onbekend N.v.t. N.v.t. N.v.t. > 97% > 92% Onbekend Onbekend N.v.t. N.v.t. N.v.t. Onbekend 90% 7,5 cm 7,5 cm N.v.t. 95% 99% Menselijke De nauwkeurigheden die gehaald worden aan de hand van menselijke waarneming waarneming zijn variabel. 96 2.3 Traditionele onderzoeksmethodes De onderzoeksopzet of de onderzoeksmethode beschrijft de manier waarop een onderzoek verloopt en welke data wordt geregistreerd. De meest gangbare onderzoeksmethoden volgens het Handboek verkeersonderzoek worden hieronder kort samengevat (CROW, 2008). Dit is een niet-limitatieve lijst en de informatie wordt waar nodig aangevuld op basis van andere bronnen. Verkeersmetingen over water-, spoor- en luchtwegen worden buiten beschouwing gelaten. 2.3.1 Doorsnedetelling Een doorsnedetelling is een verkeersonderzoek waarbij de verkeersintensiteit op een bepaald punt wordt geregistreerd binnen een vastgelegd tijdsinterval. Deze gegevens kunnen onder andere ingedeeld worden per voertuigcategorie, rijrichting of wegvak. De verkeersdeelnemers worden geregistreerd door middel van menselijke waarnemers of mechanische methodes zoals tel- of inductielussen, telslangen, teltegels, radars of camera’s, waarbij een mechanische methode ter controle vergeleken kan worden met een handmatige en omgekeerd. Doorsnedetellingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - schatten of bepalen van de etmaalintensiteit; - bepalen van intensiteiten per rijrichting; - bepalen van de verkeerssamenstelling; - classificatie van wegen; - als input voor milieu- en modelberekeningen. 2.3.2 Kruispunttelling Een kruispuntteling is een verkeersonderzoek waarbij alle passerende verkeersdeelnemers op de verschillende rijrichtingen afzonderlijk en per tijdsperiode worden vastgelegd. Deze verkeersdeelnemers worden afhankelijk van het onderzoeksdoel al dan niet gecategoriseerd of onderverdeeld per rijrichting. Bij een volledige telling kunnen ook de oversteekbewegingen van langzaam verkeer worden geregistreerd. Deze methode wordt gecontroleerd door de resultaten van doorsnedetellingen op alle rijrichtingen te vergelijken met de resultaten van de kruispunttelling. 97 De gegevens worden doorgaans verzameld aan de hand van menselijke waarneming of door de verwerking van camerabeelden. In theorie kan deze telling ook uitgevoerd worden met detectielussen, al moet dan een lus voorzien worden per rijrichting. Kruispunttellingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - schatten of bepalen van de etmaalintensiteit; - bepalen van intensiteiten per rijrichting; - bepalen van de verkeerssamenstelling; - ontwerp en bijstellen van een verkeerslichtenregeling; - dimensioneren van het kruispuntontwerp; - classificatie van wegen; - als input voor milieu- en modelberekeningen. 2.3.3 Kentekenonderzoek Het kentekenonderzoek is een verkeersonderzoek waarbij de kentekens, eventueel in combinatie met de passeermomenten, de rijrichtingen en de voertuigcategorieën van voertuigen worden geregistreerd op verschillende punten, opdat de route van deze voertuigen kan worden achterhaald door vergelijking van de kentekens. Door de passeermomenten bij verschillende punten te vergelijken, kan de reistijd van het voertuig worden bepaald, waarvan de gemiddelde trajectsnelheid kan worden afgeleid. Dit onderzoek kan worden gecontroleerd door doorsnedetellingen uit te voeren langs de route. Doordat het kentekenonderzoek gebaseerd is op de vergelijking van kentekens, is deze methode niet toepasbaar voor niet-gemotoriseerd verkeer. Uit het kentekenonderzoek bekomt de verkeersdeskundige informatie over de verkeersstomen, de intensiteiten waarmee deze routes worden belast, de omvang van het doorgaand-, herkomst- en bestemmingsverkeer, de reistijden en de trajectsnelheden. De intensiteiten kunnen indien gewenst gecategoriseerd worden naar voertuigcategorie. De benodigde gegevens worden verzameld door middel van menselijke waarnemers of camera’s. Het kentekenonderzoek wordt doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - het vaststellen van de aanwezigheid van sluipverkeer; - het achterhalen van herkomst, bestemming en routes van voertuigen; - het onderzoeken van de bereikbaarheid voor vastgestelde gebieden; - het in beeld brengen van voertuigbewegingen op complexe rotondes en kruispunten 98 2.3.4 Rotondetelling Een rotondetelling is een verkeersonderzoek waarbij de verkeersintensiteit op de verschillende takken van een rotonde wordt bepaald. Per tak kan ook het kenteken of de rijrichting en het passeermoment van het voertuig worden geregistreerd. Eventueel worden de voertuigen ingedeeld in verschillende categorieën. Het bepalen van de rijrichting van voertuigen door een waarnemer is bij grote rotondes en hoge intensiteiten al snel niet meer nauwkeurig uit te voeren. De rotondetelling kan ook uitgevoerd worden aan de hand van een hoog opgestelde camera. De methode vereist al snel minstens één persoon of camera per arm van de rotonde, wat leidt tot een hoge arbeidsintensiviteit en kostprijs. De resultaten van rotondetellingen worden voorgesteld op een stromendiagram. Dit is een schematische weergave van de configuratie van de rotonde met daarop proportionele pijlen die de verschillende verkeersintensiteiten in de verschillende rijrichtingen aanduiden. De rotondetelling kan gecontroleerd worden door gelijktijdig doorsnedetellingen uit te voeren aan de verschillende armen van de rotonde. Rotondetellingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - schatten of bepalen van de etmaalintensiteit; - bepalen van intensiteiten per rijrichting; - bepalen van de verkeerssamenstelling; - als input voor milieuberekeningen (geluid en lucht); - als input voor modelberekeningen; - classificatie van wegen. 99 2.3.5 Snelheidsmeting Een snelheidsmeting betreft het meten van snelheid, steekproefsgewijs of continu via punt- of trajectwaarnemingen. Bij een puntwaarneming worden de snelheden van voertuigen gemeten op een bepaalde plaats (puntsnelheid). Bij trajectwaarnemingen wordt de snelheid beschouwd waarmee voertuigen een bepaald traject afleggen (trajectsnelheid). De snelheid van een voertuig kan worden gemeten aan de hand van tel- of inductielussen, telslangen, een teltegel, een radar, een laser, een camera of door middel van een GNSS-systeem. De resultaten kunnen worden geclassificeerd naar voertuigcategorie of rijrichting. Snelheidsmetingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - de evaluatie van effecten na beperkende maatregelen; - het bepalen van de omvang van een eventueel snelheidsprobleem naar aanleiding van klachten of ongevallen. 2.3.6 Wachtrijmeting Bij het uitvoeren van een wachtrijmeting wordt de lengte van de wachtrij, gevormd door voertuigen aan een kruispunt binnen een bepaald tijdsinterval, bepaald. De lengte van de wachtrij wordt bepaald door menselijke waarnemers, met behulp van tel- of inductielussen of door het verwerken van camerabeelden. De resultaten worden ofwel uitgedrukt in het aantal voertuigen, al dan niet gecategoriseerd, ofwel uitgedrukt in meter. De traditionele methode voor de uitvoering van wachtrijmetingen is arbeidsintensief (Peeters, 2013). Wachtrijmetingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - het evalueren van een verkeerslichtenregeling; - het evalueren van een rotonde; - het evalueren van (tijdelijke) verkeersmaatregelen. 100 2.3.7 Wachttijdmeting De wachttijdmeting heeft als doel het bepalen van de gemiddelde wachttijd, de gemiddelde verliestijd, het percentage stoppende verkeersdeelnemers en de maximale wachtrijlengte. Deze gegevens worden afgeleid uit het aantal voertuigen dat tot stilstand komt en het aantal dat vertrekt uit een wachtrij per tijdsinterval, van bij het ontstaan van de wachtrij tot de oplossing ervan. De wachttijdmeting kan ook worden uitgevoerd voor een specifieke voertuigcategorie. De wachttijdmeting wordt uitgevoerd aan de hand van menselijke waarnemers of door verwerking van camerabeelden. De uitvoering van dit type metingen is arbeidsintensief (Peeters, 2013). Wachttijdmetingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - het bepalen van de noodzaak tot plaatsing van verkeerslichten of aanleg van een rotonde; - het evalueren van getroffen maatregelen ter verkorting van de wachtrijen; - het evalueren van de werking van verkeerslichtenregelingen; - het maken van de afweging of er een verkeerslichtenregeling of een rotonde moet komen. 2.3.8 Reistijdenmeting Een reistijdenmeting is een verkeersonderzoek waarbij de reistijd tussen twee punten wordt geanalyseerd. Aan de hand van dit onderzoek wordt een indicatie gegeven voor rijtijden van gemotoriseerd verkeer in een gebied en kan de bereikbaarheid van het gebied worden beoordeeld. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd met behulp van waarnemers die zelf de vooraf bepaalde route volgen en relevante gegevens, zoals vertrek- en stoptijd en snelheid registreren. Deze manier van gegevensverzameling is arbeidsintensief (Peeters, 2013) en kan worden vereenvoudigd door gebruik te maken van handcomputers in combinatie met GNSS-systemen. Deze systemen hebben een hoge betrouwbaarheid en vereenvoudigen tevens de dataverwerking. De reistijdenmeting kan ook worden uitgevoerd aan de hand van kentekenregistratie waarbij het belangrijk is dat voldoende voertuigen de vooraf bepaalde route volgen zonder dat ze daarbij al te veel alternatieve routes en tussenstops uitvoeren. Door middel van een reistijdenmeting wordt informatie met betrekking tot reis- en vertragingstijden en gemiddelde snelheden bekomen. Dit type onderzoek wordt doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - de bepaling van de kwaliteit van het verkeersnetwerk; - het achterhalen van eventuele vertragende factoren in een netwerk. 101 2.3.9 Oversteekbaarheidsmeting De oversteekbaarheidsmeting omvat het bepalen van de wachttijden van overstekende voetgangers en fietsers op basis van de meting van de tijdshiaten tussen de kruisende verkeersstroom. Dit onderzoek berust zich op de theorie dat een voetganger of een fietser pas kan oversteken als de tijdsperiode tussen twee voorbijrijdende voertuigen langer duurt dan de benodigde oversteektijd. Tijdens de uitvoering van dit onderzoek hoeven geen overstekende voetgangers of fietsers aanwezig te zijn. De oversteektijd is gelijk aan het quotiënt van de lengte van de oversteekplaats op de genormeerde oversteeksnelheid. De bloktijd is de tijd waarin voetgangers of fietsers niet kunnen oversteken. Aan de hand van dit onderzoek wordt informatie bekomen over de wachttijden, de oversteekkansen en de verkeersintensiteit op de kruisende weg. De tijdsmetingen kunnen worden uitgevoerd door menselijke waarnemers of door de verwerking van camerabeelden. Oversteekbaarheidsmetingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - de bepaling van de verliestijd bij het oversteken van een geregelde of ongeregelde oversteek; - het in beeld brengen van de veiligheid van een wegoversteek. 2.3.10 Parkeerdrukmeting Een parkeerdrukmeting betreft de vergelijking van het aantal geparkeerde voertuigen ten opzichte van de beschikbare parkeerruimte, waarbij de voertuigen eventueel kunnen worden ingedeeld naar parkeercategorieën. Het aantal geparkeerde voertuigen, de parkeercapaciteit en de parkeerbezettingsgraad worden nagegaan door middel van menselijke waarneming, tel- of inductielussen, telslangen, teltegels of door de verwerking van camerabeelden. Parkeerdrukmetingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - het bepalen van de parkeercapaciteit, eventueel onderverdeeld naar categorie; - het bepalen van de parkeerdruk, onderverdeeld naar straatsectie (straat, wegvak of parkeerterrein) en/of naar parkeercategorie; - het bepalen van de parkeerbezetting per straatsectie en/of per parkeercategorie; - het bepalen van de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen per straatsectie en/of per parkeercategorie; - de bepaling van het totaal aantal voertuigen dat in een gebied gedurende de meetperiode geparkeerd heeft. 102 2.3.11 Parkeerduur- en parkeermotiefmeting De parkeerduur- en de parkeermotiefmeting zijn verkeersonderzoeken waarbij de aard, de frequentie en de gebruiksduur van parkeervoorzieningen en de motieven van parkeerders worden onderzocht. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd aan de hand van menselijke waarneming door alle kentekens te registreren van geparkeerde voertuigen tijdens een looproute. De geparkeerde voertuigen kunnen daarbij ingedeeld worden in verschillende parkeercategorieën. Door de data van verschillende looproutes te vergelijken, kan worden afgeleid hoe lang een bepaald voertuig geparkeerd werd en hoeveel verschillende voertuigen gestationeerd werden op een parkeerplaats. Het motief van de parkeerder wordt geschat op basis van het parkeermoment: - voertuigen die worden aangetroffen tijdens nachtelijke tellingen worden verondersteld toe te behoren aan bewoners; - voertuigen die worden aangetroffen in de ochtend en gedurende een aantal aaneengesloten waarnemingen worden verondersteld toe te behoren aan werkverkeer; - de overige voertuigen worden verondersteld toe te behoren aan bezoekers. De parkeerduur- en de parkeermotiefmeting kunnen uitgevoerd worden aan de hand van de verwerking van camerabeelden. Parkeerduur- en parkeermotiefmetingen worden doorgaans gebruikt voor de volgende toepassingen: - het bepalen van de parkeercapaciteit, eventueel onderverdeeld naar categorie; - het bepalen van de parkeerduur per straatsectie en/of per parkeercategorie; - het achterhalen van parkeermotieven; - de bepaling van de turn-over, het aantal parkeerders per parkeerplaats gedurende de meetperiode; - de bepaling van het totaal aantal voertuigen dat in een gebied gedurende de meetperiode geparkeerd heeft. 103 2.4 Uitvoering van verkeersonderzoek Opdat de resultaten van verkeersonderzoek representatief zijn, wordt dit onderzoek in normale omstandigheden uitgevoerd op dinsdagen of donderdagen in de maanden maart, april, oktober en november. Dit is echter geen absolute regel, de periode waarin een onderzoek wordt uitgevoerd, kan beter afgestemd worden op de onderzoeksvraag (CROW, 2008). Wanneer de onderzoeker bijvoorbeeld informatie wil over een verkeerstoestand op gemiddelde werkdagen, dan zal deze inderdaad opteren voor de bovenstaande periodes. Wil de onderzoeker echter informatie over de verkeerssituatie tijdens feestdagen of grote evenementen, dan zal het onderzoek ook doorgaan tijdens een dergelijk evenement. Ook het tijdstip en de duur van het onderzoek worden afgesteld op de onderzoeksvraag. Deze is bepalend voor de keuze van de registratiemethode. Aan de hand van bepaalde registratiemethodes, zoals telslangen en vaste camera’s, kunnen gegevens continu verzameld worden. Andere methodes, zoals menselijke waarneming, kunnen slechts tijdelijk worden toegepast, wat voldoende is voor het monitoren van de verkeerssituatie tijdens piekmomenten, zoals tijdens de spits. 104 3 Conclusie Verkeer speelt een belangrijke rol in de huidige en toekomstige maatschappij. Daarom is het van groot belang dat de verkeerssituatie ten allen tijde wordt gemonitord en dat de evolutie ervan in goede banen wordt geleid. De informatie die daarvoor nodig is, wordt bekomen aan de hand van verkeersonderzoek. De onderzoeksvraag bepaalt de onderzoeksmethode, met andere woorden de manier waarop het onderzoek verloopt en welke gegevens verzameld worden. Voorbeelden van traditioneel gebruikte onderzoeksmethodes zijn doorsnede-, kruispunt- en rotondetellingen, kentekenonderzoek en snelheids-, wachtrij-, wachttijd- en reistijdenmetingen. Binnen deze onderzoeksmethodes worden een of meerdere registratietechnieken gebruikt voor de gegevensverzameling. Veel gebruikte technieken zijn menselijke waarneming, tel- of inductielussen, telslangen en -tegels, radars en camera’s. Menselijke waarneming is eenvoudig in uitvoering, maar vergt al snel meerdere medewerkers zodat de techniek arbeidsintensief is en hoge arbeidskosten met zich meebrengt. Tel- of inductielussen, telslangen en –tegels zijn mechanische registratietechnieken die specifiek gebruikt worden voor doorsnedetellingen, waarbij continue registratie van gegevens tot de mogelijkheden behoort. Radars en camera’s die gebruikt worden voor optische registratietechnieken worden doorgaans gemonteerd op stabiele palen of aan aanwezige constructies. Radars worden enkel gebruikt voor doorsnedetellingen en snelheidsmetingen. Camera’s daarentegen worden ingezet voor een grotere verscheidenheid aan toepassingen, afhankelijk van de positie van de camera. Door middel van gebruik van meerdere camera’s worden ook kentekenonderzoek en kruispunt- en rotondetellingen uitgevoerd, al brengt dit een hoge kostprijs met zich mee. Gebruik van objectherkenningssoftware vereenvoudigd de verwerking van de gemaakte videobeelden. De nadelen van de traditionele registratietechnieken zorgen voor vraag naar optimalisatie vanuit de betreffende sector. Daarenboven opent de ontwikkeling van technologieën nieuwe perspectieven op de uitvoering van verkeersonderzoek. 105 Hoofdstuk 5: Casestudie 1 Voorafgaandelijk onderzoek Het gebruik van onbemande luchtvaartuigen voor verkeersonderzoek wordt in verschillende delen van de wereld onderzocht. Vele universiteiten en andere instellingen richten zich op deze toepassing van RPAS. De Universiteit van Florida gebruikte de toestellen reeds voor het monitoren van afgelegen en landelijke gebieden. Dit project kreeg de naam Airborne Traffic Surveillance Systems (ATSS). Ook de universiteiten van Arizona, California, Ohio, Stanford en Stuttgart hebben de toestellen reeds ingezet in het kader van verkeersonderzoek. Het WITAS Unmanned Aerial Vehicle Project identificeert complexe gedragspatronen zoals het inhalen van voertuigen, het oversteken op kruispunten, het parkeren. Hiervoor worden naast softwarepakketten ook sensorplatformen en simulaties ingezet en worden de positie, de versnelling, de kleur en het type voertuig bepaald. Binnen het COMETS-project van de Europese Commissie worden onbemande luchtvaartuigen ingezet voor coöperatieve detectie en monitoring. Het project brengt de verkeersnetwerken in stedelijke, voorstedelijke en landelijke gebieden in kaart en voorziet een ondersteuning van hulpdiensten. (Puri, 2005) In 2007 werden RPAS door de onderzoekers Puri, Valavanis en Kontitsis ingezet in een onderzoek voor het monitoren van het verkeer, het evalueren en schatten van verkeersmodellen en het verzamelen van nauwkeurige verkeerstellingen. Tijdens dit onderzoek werden de resultaten van een specifiek gebied in realtime verzameld. De software gaf de verkeersintensiteit weer dat een handmatig aangebrachte tellijn op het beeld passeert in een gegeven tijdsvenster (Puri, Valavanis & Kontitsis, 2007). Bij een gelijkaardig onderzoek werd de intelligente software DyKnow toegepast. Hierbij werd verkeersgedrag in realtime bestudeerd aan de hand van kleurenfoto’s en thermische foto’s. De auto’s werden gevolgd aan de hand van een UAV-platform en de data werd gecombineerd met een model van het wegennet. Het definiëren van een object door de software gebeurde aan de hand van verscheidene voorwaarden. Een voertuig is een wegobject, wat betekent dat zijn positie op de weg dient te blijven en ook snelheid en grootte vormen een criterium. Voor het categoriseren van de verschillende voertuigtypes bestaat de nodige achtergrondkennis en om abnormaal gedrag te herkennen, werd de software aangeleerd wat het normale gedrag van een voertuig is. Na het toepassen van de software werden conclusies getrokken over het gedrag van de voertuigen op een gegeven verkeersknooppunt. Bij de thermische beelden werd een voertuig gevolgd door het lokaliseren van de extreme waarde (hoog/laag) in eenzelfde regio op verschillende beelden. De resultaten van de thermische beelden waren nauwkeuriger dan deze van de kleurbeelden. De software wordt gebruikt om nauwkeurige data over de gevolgde objecten te verzamelen. (Heintz, Rudol & Doherty, 2007) 106 2 Algemeen De casestudie in het kader van dit onderzoek omvatte het vliegen met een RPAS boven een verkeersknooppunt. De gebruikte RPAS is een md4-1000 van het Duits bedrijf Microdrones GmbH. Tijdens de vluchten werd beeldmateriaal verzameld en deze beelden werden na de vlucht softwarematig verwerkt. Het verkeersonderzoek werd uitgevoerd op de videobeelden met behulp van objectherkenningssoftware en het gefotografeerde gebied werd gekarteerd met behulp van mappingsoftware. De uitvoering van de casestudie werd mede mogelijk gemaakt door Orbit GeoSpatial Technologies en KeenVision Wireless Solutions. 2.1 Waarom RPAS RPAS zijn stille, veilige en betrouwbare luchtvaarttoestellen. Het totaaloverzicht van het terrein dat verkregen wordt vanop de grote hoogte van een RPAS-platform biedt een groot voordeel voor verkeersonderzoek. Verder biedt het toestel de mogelijkheid om niet alleen een globaal overzicht te verkrijgen, maar ook meerdere opdrachten te vervullen. Het karteren van een nieuw terrein en het gebruik van extra sensoren op het platform kunnen een meerwaarde bieden voor het verkeersonderzoek. De analyse van de videobeelden geeft de verkeerskundigen achteraf een beeld over het weggebruik. Op deze manier worden onder andere het voorsorteergedrag en de efficiëntie van het ritsen bestudeerd. Karteren en analyseren op een globaal luchtbeeld vanop een RPAS-platform biedt meer informatie dan manuele tellingen of videobeelden van vaste camera’s. Door het doorsturen van de beelden naar de grond in realtime worden de opmetingen onmiddellijk bijgestuurd. 2.2 Waarom objectherkenning Door gebruik van intelligente software voor verkeersanalyse kan de arbeidsintensiviteit verlaagd worden. In tegenstelling tot manuele tellingen of tellingen met behulp van telslangen worden softwarematig meerdere rijrichtingen en niveaus simultaan geanalyseerd. Met behulp van objectherkenning herkent de software automatisch verschillende weggebruikers. 107 2.3 Verkeerstellingen op GIS-platform Het weergeven van verkeerstellingen op een geografische onderlaag kan een meerwaarde bieden aan politiediensten en beleidsmakers. De analyse van wegsegmenten en kruispunten gebeurt onder andere aan de hand van verkeerstellingen en ongevallen. Door het koppelen van deze data aan geografische informatie kunnen situaties concreet worden weergegeven. Verder kunnen deze gegevens gebruikt worden voor het berekenen van zwarte punten en het uitwerken van preventieve maatregelen. Met behulp van deze gerichte geografische verkeersinformatie kunnen beleidskeuzes gemotiveerd worden. 2.4 Afbakening casestudie In de casestudie werd geen voertuigclassificatie opgenomen. Deze keuze werd genomen in samenspraak met KeenVision omdat de verdere ontwikkeling van de software op dit gebied niet haalbaar was binnen de tijdslimiet van de masterproef. In de toekomst zal de software verder ontwikkeld worden voor onder andere het analyseren van rijstrookwissels en voorsorteergedrag. 108 3 Microdrone md4-1000 Microdrones GmbH is een Duits bedrijf dat zich specialiseert in de productie van onbemande luchtvaartuigen van het helikoptertype. De miniatuur Vertical Take-Off and Landing- (VTOL-) luchtvaartuigen worden wereldwijd aangeboden door een netwerk van verdelers. Naast de toestellen ontwikkelde het bedrijf ook het softwarepakket mdCockpit. Met behulp van dit pakket worden vluchten gepland, gecontroleerd en geanalyseerd. Alle vluchtgegevens, waaronder de telemetriegegevens, worden door middel van deze software geconcentreerd in het basisstation. Het type md4-1000 is het grotere alternatief van de md4-200, met beduidend hogere prestaties. Het modulair draagvermogenconcept maakt het mogelijk om verschillende soorten camera- en sensorsystemen te dragen. Hoewel de vliegeigenschappen van de md4-1000 gelijkaardig zijn aan deze van de md4-200, heeft het eerste toestel een groter draagvermogen en vliegt het langer, hoger en sneller. Het nieuwe type md4-3000 werd in maart 2013 voorgesteld. Het verschil met het type md41000 wordt verder in dit onderzoek toegelicht. Het bedrijf Microdrones houdt zich intensief bezig met het ontwikkelen van nieuwe technologieën en het testen van bestaande toestellen en software. Orbit GeoSpatial Technologies is de verdeler van de toestellen en de bijhorende software van Microdrones in de Benelux. Daarnaast ontwikkelde het bedrijf mappingsoftware voor de verwerking van de RPAS-gegevens. De md4-1000 wordt er sinds 2007 gebruikt. De gegevens uit dit onderdeel zijn afkomstig van de productfiches van de toestellen en van de websites van Microdrones GmbH en Orbit GeoSpatial Technologies. 109 3.1 Toepassingen Het lichte gewicht, de uitstekende technische eigenschappen en ruime operationele voorwaarden zorgen ervoor dat de md4-1000 in vele sectoren doeltreffend wordt ingezet. Het toestel wordt gebruikt voor uiteenlopende operaties zoals drugsbestrijding, grenscontroles, kartering, nucleaire rampen, enzovoort. Naast de toepassing in openbare diensten en grote industrieën, zijn de toestellen nuttig in verschillende bedrijven en onderzoeks- en ontwikkelingsinstellingen. Op deze manier komen onder andere onderstaande gebruikers in contact met de toestellen - makelaars; - archeologen; - fotografen en filmmakers; - landmeters en architecten; - brandweer, politie en beveiligingsdiensten; - organisatoren en medewerkers van sportevenementen; - media-agentschappen, journalisten en televisiemakers; - meteorologen, onderzoekers bij milieustudies en vervuilingsbestrijders. 3.2 Vliegwijze Het toestel wordt met behulp van een afstandsbediening bestuurd. Daarnaast is het mogelijk om met behulp van coördinaten een automatische vlucht uit te voeren. Deze routepunten worden op voorhand door de piloot ingesteld op basis van bestaande kaarten. Het programma gebruikt geïntegreerde Google Maps-kaarten of geïmporteerde en gegeorefereerde eigen kaarten. Indien gewenst voert mdSoftware automatische acties uit. Een voorbeeld hiervan is het automatisch opmaken van een vluchtplan voor kartering. Op basis van onder andere sensorgegevens, overlappingspercentages en oppervlaktes wordt een routepuntenlijst berekend met bijhorende commando’s voor camera- en vluchtcontrole. Na het uploaden van de routepunten – handmatig of softwarematig bepaald – voert het toestel een automatische vlucht uit. Voor het uitvoeren van automatische vluchten werd de programmeerbare systeembesturingssoftware mdFlexControl ontwikkeld. 110 Voor vluchten buiten zichtbereik wordt een videobril (cinemizer video glasses of video goggles, Figuur 10) gebruikt. Deze bril geeft de piloot duidelijke en precieze HD-beelden vanuit het toestel. Figuur 10: Videobril (Microdrones GmbH) 3.3 3.3.1 Technische specificaties md4-1000 in cijfers Tabel 13 vat enkele cijfermatige specificaties van het toestel samen. Tabel 13: Technische specificaties en operationele voorwaarden md4-1000 (Microdrones GmbH) Technische specificaties Operationele voorwaarden 23 Maximale klimsnelheid 7,5 m/s Maximale kruissnelheid 12,0 m/s Maximale stuwkracht 118 N Startgewicht ca. 2650 g Aanbevolen last 0,8 kg Maximale startgewicht 5,55 kg Afmetingen 1030 mm rotoras tot rotoras 500 mm hoogte Vliegtijd 88 min met 1,2 kg last 30 min met 2,5 kg last Beschermingsgraad IP43 Vliegradius tot 30 km Maximale hoogte bediening 2 km ASL23 Temperatuur -10°C tot +50°C Vochtigheid tot maximum 90% Windtolerantie stabiele beelden: 6 m/s maximaal: 12 m/s ASL = Above Sea Level 111 De vliegtijd aangegeven in Tabel 13 betreft de maximale vliegtijd in ideale omstandigheden. In de praktijk is deze vliegtijd afhankelijk van de last, de batterij en omgevingsfactoren zoals windsnelheid en temperatuur. Verder zijn de waarden van het draagvermogen verbonden aan de garantieperiode van twee jaar. In de garantievoorwaarde is een maximale draaglast van 1,2 kg vastgelegd. Een md4-1000 kan wel zwaardere lasten, tot zelfs 7 kg, vervoeren. Bij het vervoeren van een zware last dient de operator echter rekening te houden met het beperkte vermogen van de batterij. De flexibiliteit van het toestel laat toe onder andere de kruissnelheid en de snelheid van de motoren aan te passen. 3.3.2 Toesteleigenschappen De Microdronetoestellen weerstaan aan slechte weersomstandigheden zoals regen en sneeuw. Bij stormweer opereren de toestellen bij windsnelheden tot 15 m/s. De structuur uit carbon, in combinatie met uiterst gesofisticeerde motoren en zeer efficiënte batterijen, zorgt ervoor dat het onbemande luchtvaartuig bestand is tegen regen en stof. Verder is het niet onbelangrijk te vermelden dat het toestel, gezien het gewicht en de omvang, eenvoudig te dragen en te transporteren is. 3.3.3 Body Het toestel bestaat uit een CFRP24-body met gesoldeerde verbindingen. De grote tweebladige CFD25geoptimaliseerde propellers zorgen voor een goede stabiliteit en een extreem laag geluid tijdens de vlucht. Indien de operator dit wenst, is het mogelijk driebladige propellers te bevestigen in plaats van de tweebladige standaardpropellers. De vier propellers worden aangedreven door vier elektrische motoren. De snelheid van elke motor bepaalt de beweging van het toestel. Het gebruik van elektrische motoren in combinatie met de relatief lage snelheid van de propellers zorgt voor een lage vibratie en een lage luchtturbulentie. Daarenboven zorgt de lage snelheid van de propellers voor een laag energieverbruik. De lage vibratie en de lage luchtturbulentie dragen mee bij aan de lage geluidssterkte. Bij het hooveren bedraagt de geluidssterkte minder dan 68 dBA op drie meter van het toestel. 24 25 CFRP = Carbon- Fiber- Reinforced Polymer CFD = Computational Fluid Dynamics 112 3.3.4 Batterij De prestaties van de md4-1000 zijn grotendeels te danken aan de combinatie van een lichte structuur en het gebruik van een batterij met een Lithium-ion-polymeer-accu (Lipo-accu, Figuur 11). Deze batterij heeft een groot vermogen per gewicht, een lage interne weerstand en laadt snel op. Met behulp van de nieuwste generatie batterijcellen wordt een grote vliegtijd bekomen. De 6S2P Lipo-batterij heeft een spanning van 22,2 V en een elektrische lading van 13000 mAh. Figuur 11: Lipo-batterij (Microdrones GmbH) 3.3.5 Gegevensuitwisseling Door middel van een downlinksignaal worden de telemetrische gegevens en de realtime-video van de RPAS ter beschikking gesteld. Deze informatie wordt weergegeven op een laptop verbonden met het basisstation. Het downlinksignaal is een analoog signaal van 2,4 GHz. De handmatige vlucht- en sensorcontrole gebeurt door middel van de 35 of 40 MHz RC-band. Het basisstation is voorzien van een gerichte antenne die het bereik en de kwaliteit van het signaal verbetert. Indien de gebruiker dit wenst, wordt het systeem verder uitgebreid met een digitale link. Op deze manier wordt het signaal gecodeerd en worden High Definition videobeelden in realtime weergegeven. 113 3.4 Uitrusting Door de compatibiliteit kunnen alle sensoren, software en andere uitrusting op alle toestellen van Microdrones worden gebruikt. Naast camera’s worden bijvoorbeeld ook sniffers toegepast voor het uitvoeren van diverse analyses. 3.4.1 Basisstation Het basisstation is de gegevensverwerkingseenheid die alle vluchtgegevens ontvangt en verwerkt. Hier wordt alle relevante informatie samengebracht door middel van de software mdCockpit. Het station is voorzien van een video- en downlinkontvanger en wordt aangesloten op een standaardaansluiting van 110 V of 230 V. Voor het gebruik in de buurt van een wagen is het ook mogelijk het basisstation aan te sluiten op 12 V. De batterij maakt het mogelijk om meer dan 10 uur zonder stroom te opereren. Alle componenten zijn gemonteerd in een stevige koffer die de apparatuur beschermt. Deze koffer, weergegeven in Figuur 12, weegt circa 8 kg, zonder laptop en heeft de volgende afmetingen: 486 mm x 392 mm x 192 mm. Figuur 12: Basisstation (Microdrones GmbH) 114 3.4.2 Camera’s Verschillende hogeresolutiecamera’s zijn beschikbaar voor het nemen van video’s en foto’s. Zowel voor opnames bij daglicht en schemering als voor warmtebeelden is de nodige technologie voorhanden. Zolang het gewicht van het toestel binnen de limiet van het draagvermogen blijft, kan het worden toegepast. Microdrones ontwikkelde verschillende soorten camerasteunen, mounts, waardoor tal van apparaten compatibel zijn met hun RPAS. Figuur 13 toont de camerasteun die tijdens deze casestudie werd gebruikt. Figuur 13: Camerasteun (Microdrones GmbH) Het is belangrijk de camera af te stemmen op het doel van de opdracht en de gewenste nauwkeurigheid. Een camera met een vaste lens levert bijvoorbeeld betere resultaten voor een kartering dan een camera met een zoomlens. (Devriendt, 2014b) 115 3.4.3 Software De software mdCockpit is ontwikkeld voor Microsoft Windows en combineert alle functies voor het voorbereiden, controleren en analyseren van de vlucht. De mdCockpit Downlink Decoder zorgt voor de controle van de sensorgegevens, de batterijstatus, de Global Navigation Satellite System- (GNSS-) nauwkeurigheid, kwaliteit van de verbinding en het signaal, de vliegtijd, de hoogte en de windsnelheid tijdens de vlucht. Op deze manier worden technische problemen gedetecteerd en geanalyseerd. Alle logboeken van de vluchten worden daarenboven opgenomen in de zwarte doos van het systeem (mdBlackBox). Naast de controle op de telemetrische data geeft deze decoder de piloot de mogelijkheid om de videostream van de RPAS in realtime te volgen. De decoder is in staat om de positie van het toestel weer te geven op een kaart wanneer een kaartweergave van het huidige gebied beschikbaar is. De mdCockpit Waypoint Editor voorziet functies om een gedetailleerd vluchtplan op te stellen. Op basis van dit vluchtplan voert de RPAS automatisch een vlucht uit. Naast het uitstippelen van de route voorziet het programma tal van fotofuncties voor het nemen van panorama’s of het definiëren van een punt van belang. De geplande vlucht wordt in 3D weergegeven en kan worden geëxporteerd naar Google Earth. De md4-1000 is uitgerust met een System Integration Interface (SI²). Deze open interface is ontworpen om computersystemen aan boord controle te geven en tegelijk sensorgegevens uit te wisselen. De RPAS zijn uitgerust met de nodige sensoren en rekenkracht om volledige opdrachten uit te voeren zonder tussenkomst van een menselijke operator. Het is bijvoorbeeld mogelijk om het toestel op GNSS-positie te brengen en hier automatisch vast te houden. Daarnaast beschikt het toestel over een ‘coming home’-functie. Met behulp van deze functie keert het toestel automatisch terug naar een opgegeven locatie bij technische problemen of communicatieverlies. Deze opgegeven locatie dient vooraf ingesteld te worden door de piloot. Verschillende bedrijven hebben extra software ontwikkeld voor de RPAS-toepassingen. De software van Orbit GeoSpatial Technologies wordt later in dit hoofdstuk toegelicht. 116 3.5 T-solution Ondanks de lange vliegtijd ten opzichte van gelijkaardige toestellen hebben diverse toepassingen nood aan meer vliegtijd. Een extreem lange operationele vluchttijd is mogelijk met behulp van een T-solution: een aangebonden voeding (Figuur 14). Naast het wegvallen van de beperking van het opladen of het verwisselen van batterijen, biedt de T-solution ook de mogelijkheid tot een beveiligde en bekabelde data- en videolink. Figuur 14: Schematische weergave van de T-solution (Microdrones GmbH, 2013) De T-solution bestaat uit een kabel, een stroomvoorziening, een omvormer en een intrekeenheid. De automatische intrekeenheid zorgt voor het in realtime verlengen en inkorten van de kabel volgens de vluchthoogte. Deze kabel heeft drie verschillende functies, namelijk stroomvoorziening, bediening en communicatie. Twee elektrische geleiders zorgen voor de stroomvoorziening en twee optische glasvezelkabels verzorgen de datalink. De structuur van de kabel wordt weergegeven in Figuur 15. Figuur 15: Structuur van de kabel (Microdrones GmbH, 2013) 117 3.6 Tot slot In tegenstelling tot de meeste RPAS zijn de md4-1000-toestellen niet opgebouwd uit vele onderdelen en schroeven. Het monoframe uit carbon is robuust en schermt het toestel volledig af. Door de strakke opbouw wordt het toestel op korte tijd opgesteld en wordt een vlucht snel na het aankomen op een site uitgevoerd. De Mean Time Between Failures (MTBF) van de md4-1000-motoren is meer dan 50 000 uur, wat het toestel tot een zeer betrouwbaar en veilig onbemand luchtvaartuig maakt. Daarnaast zijn uitgebreide veiligheidsprocedures beschikbaar. Het lage gewicht, de flexibele onderdelen en de hoge MTBF-waarde maken de toepassing in bevolkte gebieden mogelijk zonder gevaar voor ernstige schade aan mensen of infrastructuur. Een md4-1000-platform met alle nodige uitrusting (software, basisstation, camera, …) wordt aangekocht vanaf 40 000 Euro. De toestellen hebben een lage onderhouds- en gebruikskost en zijn goedkoper dan traditionele helikoptervluchten. Het nieuwe toestel, de md4-3000, heeft een groter draagvermogen tot 3 kg, een groter bereik en een hogere kruissnelheid. De mechanische eigenschappen van het toestel werden verbeterd door de optimalisatie van het carbon frame. Hierdoor heeft het nieuwe toestel een lager gewicht dan de md41000. De grootste verandering is echter het gebruik van geoptimaliseerde driebladige propellers. Deze worden aangedreven door nieuwe, krachtigere motoren. De md4-3000 heeft een vliegbereik tot 50 km ver en 4 km hoog. Microdrones zorgde ook voor een verhoogde kwaliteit van het productieproces. 118 4 Vluchtvoorbereiding 4.1 Toelating DGLV Allereerst werd een toelating van Stad Gent voor het opstijgen en landen op haar grondgebied aangevraagd. Daarnaast werd ook een toelating gevraagd aan het Agentschap Wegen en Verkeer en de eigenaar van de parking van de Brico Plan-It. Vervolgens werd een aanvraag ingediend bij het Directoraat-generaal Luchtvaart om met een onbemand luchtvaartuig type Microdrones md4-1000 een kostendekkende vlucht voor algemeen nut (in kaart brengen van nieuwe infrastructuur en eventuele problemen met verkeersstromen) uit te voeren boven de nieuwe verkeersinfrastructuur aan de Ghelamco-arena in Gent. Het volledige dossier werd opgemaakt door Flight Plus in opdracht van Orbit GeoSpatial Technologies. Het dossier bestond uit de volgende documenten: 1. het technisch dossier van het luchtvaartuig type Microdrones md4-1000; 2. het operationele handboek voor het gebruik van het luchtvaartuig Microdrones md4-1000; 3. het veiligheidsdossier met mogelijke noodscenario’s en preventieve maatregelen; 4. een detailkaart van het vlieggebied; 5. de toelating van Stad Gent voor het opstijgen en landen vanop haar grondgebied; 6. de referentie van de verzekeringspolis betreffende de verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid; 7. de voorwaarden van het BIPT26 betreffende het gebruik van de vrije 2,4 GHz radioband voor de datalink voor de controle. Op basis van dit dossier werd geen certificaat van luchtwaardigheid afgeleverd. Het DGLV gaf wel toelating om met het luchtvaartuig type Microdrones md4-1000 vluchten op het grondgebied van de Stad Gent uit te voeren. De toelating was geldig voor de periode vanaf 8 april 2014 tot en met 8 juni 2014. De vluchten dienden uitgevoerd te worden binnen de volgende voorwaarden van het DGLV: - vluchten mogen enkel uitgevoerd worden boven het gebied zoals aangeduid in het aanvraagdossier, buiten gecontroleerd luchtruim, van zonsopgang tot zonsondergang; 26 - het toestel mag niet hoger vliegen dan 80 m boven de begane grond; - het toestel mag niet verder vliegen dan 400 m van de piloot; - de piloot moet voldoende opleiding gekregen hebben; - indien nodig worden waarnemers (max. 2) ingezet, die in direct contact staan met de piloot; - de piloot of de waarnemer moet steeds visueel contact houden met het toestel; - de vluchten dienen uitgevoerd te worden in het kader van algemeen nut; - de beelden die het toestel maakt, mogen niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden. BIPT = Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie 119 Verder moest de radiocommunicatie de maximale vermogenvereisten van het BIPT respecteren en moest het toestel beschikken over operationele veiligheidsvoorzieningen voor tal van technische problemen. Tot slot moest het toestel steeds opstijgen en landen op de vermelde zone, beschreven op de detailkaart. De toelating van het DGLV is te vinden in Bijlage E . 4.2 Vluchtplan Voor de karteringsvlucht werd op voorhand een vluchtplan opgesteld. Dit vluchtplan werd opgesteld aan de hand van de Orbit UAS Mapping-software. De software laat toe de projectlocatie weer te geven op kaarten van Open Street Map, Google Earth of eigen geïmporteerde en gegeorefereerde kaarten. Wanneer de locatie was vastgelegd, werd het vluchtplan opgesteld. Allereerst werden de UAV-en cameraspecificaties ingegeven via het Preflight-venster (Figuur 16). Figuur 16: Preflight Orbit UAS Mapping-software (Orbit GeoSpatial Technologies) Na het ingeven van de gegevens van de UAV en de camera, werd het te overvliegen gebied aangeduid op de kaart. Daarnaast werd ook de vliegrichting en de opstijglocatie vastgelegd. Vervolgens werden de UAV-eigenschappen, alsook de overlapvereisten, verder gespecifieerd. Wanneer een puntenwolk als eindresultaat vereist is, wordt standaard een overlap van 80%-60% gebruikt. Met behulp van deze puntenwolk wordt dan manueel gekarteerd. Wanneer de gebruiker geen puntenwolk wenst, is een overlap van 60%-30% voldoende. 120 Vervolgens werd het vluchtplan gegenereerd. Na het genereren van dit vluchtplan, werd een keuze gemaakt tussen de weergave van de stereo coverage, flight path of footprint. In de meest recente uitgave van de software is het ook mogelijk een 3D-zicht van de vlucht weer te geven. Hierbij diende rekening gehouden te worden met het ontbreken van hoogtegegevens van de kaart, terwijl de vluchtgegevens wel voorzien zijn van hoogte-eigenschappen. Dit verschil leidt er immers toe dat het vluchtplan zich precies boven de kaart bevindt. Tot slot werden de vluchtdetails nagekeken. Onder andere de duur van de vlucht, het aantal foto’s en de bedekte oppervlakte werden weergegeven. Indien meerdere vluchten nodig zijn om de karteringsopname te voltooien, wordt het aantal foto’s en de vliegduur per vlucht ook weergegeven. 4.2.1 Vluchtplan 17 mei 2014 Op 17 mei werden twee karteringsvluchten voorzien: een met lange strips27 en een met korte strips. Dit wil zeggen dat de vliegrichting respectievelijk volgens de lange en volgens de korte as van het te karteren gebied lag. De gekozen UAV-eigenschappen en overlapvereisten zijn te vinden in Tabel 14. De vlucht met korte strips werd met gelijke eigenschappen uitgevoerd. Tabel 14: Ingevoerde gegevens vluchtplan 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Type UAV Microdrones md4-1000 Type Camera Sony NEX-7 – Zeiss Biogon 24 mm UAV settings Max flight time [min] 25 Hor speed strip [m/s] 2,5 Hor speed out [m/s] 3,0 Vert asc speed [m/s] 3,0 Vert des speed [m/s] 0,5 Return home – home per flight – continuous flight Return home & Continuous flight Coverage settings 27 Ground height [m] 7 Flying height [m] 80 GSD [cm] 1,33 Model overlap [%] 80 Strip overlap [%] 60 Strips = de evenwijdige vluchtlijnen van waarop de foto’s voor de kartering worden genomen 121 Onderstaande Figuur 17 en Figuur 18 tonen respectievelijk het Flight Plan en de Photo Overlay van de karteringsvlucht met lange strips. Figuur 19 geeft een voorbeeld van een 3D-voorstelling. Figuur 17: Orbit UAS Mapping - Flight Plan (Orbit GeoSpatial Technologies) Figuur 18: Orbit UAS Mapping - Photo Overlay (Orbit GeoSpatial Technologies) Figuur 19: Orbit UAS Mapping - 3D-zicht vluchtplan (Orbit GeoSpatial Technologies) 122 Tabel 15 geeft de details van de karteringsvlucht met lange strips weer. Tabel 15: Vluchtdetails 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Flight time [min] 20:21 Surface to Cover [km²] 6,12 Number of Photos [-] 213 Number of Strips [-] 5 Number of Flights [-] 1 Longest Flight [m] 658,00 Longest Strip [m] 447,01 Base Distance [m] 10,64 Trigger interval [s] 4,28 Expected footprint [m²] 4247,00 Coverage/Hour [m²/h] 18,03 123 5 Uitvoering van de vluchten De RPAS-vluchten werden gespreid over drie dagen. Op 15 april 2014 en 17 april 2014 werden de nodige videobeelden voor het onderzoek verzameld. De karteringsvluchten werden uitgevoerd op 17 mei 2014. Alle vluchten vonden plaats aan de Ghelamco-arena gelegen aan de Ottergemsesteenweg Zuid te Gent. Het opstijgen gebeurde vanop de parking van de Brico Plan-It, aan de overzijde van de Ghelamco-arena. De draaglast van de toestellen – de camerasteun met camera – bedroeg circa 1 kg. 5.1 Vlucht 15 april 2014 De videobeelden werden genomen met een camcorder Sony Handycam HDR-XR550VE zonder specifieke instellingen. Deze camera is geen professionele camera, d.w.z. dit type wordt door gebruikers vaak aangekocht voor standaard binnen- en buitenhuisfotografie. Tijdens de vluchten was er weinig tot geen bewolking, maar wel felle wind. Alle telemetrische data werd samen met het beeldmateriaal gevolgd op het basisstation. Op basis van deze videobeelden werd een goede positie van het toestel en een goede camerahoek gekozen. De hoogte en de hoek werden zodanig gekozen dat het volledige rondpunt in beeld was. Bij het vliegen op 80 m boven het rondpunt bleek het niet mogelijk het volledige rondpunt met de invalswegen in beeld te brengen. Omwille van deze reden werd het beeldmateriaal genomen vanuit een schuine kijkrichting, iets verder van het rondpunt. Reeds bij de eerste vlucht werd opgemerkt dat de beelden van zeer goede kwaliteit en stabiel waren. De twee vluchten op 15 april 2014 werden uitgevoerd door de ervaren piloot van Orbit, Nick Simoens. Tijdens de eerste landing ondervond het toestel hinder van de combinatie van de wind en de reflectie van de signalen op de grote glaspartijen uit de omgeving. De vluchten verliepen zonder problemen en de landingen werden veilig tot een goed einde gebracht dankzij de vele uren vliegervaring van de piloot. De vluchtgegevens per vlucht worden in Tabel 16 en Tabel 17 op pagina 125 weergegeven. 124 Tabel 16: Vluchtgegevens vlucht 1 - 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Vliegtijd 27:52 Camera Sony Camcorder Maximale kruissnelheid 2,5 m/s Landsnelheid 0,5 m/s Maximale klimsnelheid 6 m/s Startgewicht 6,5 kg Draaglast 1,2 kg Minimale windsnelheid 1,6 Bft Maximale windsnelheid 5,7 Bft Tabel 17: Vluchtgegevens vlucht 2 - 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Vliegtijd 22:47 Camera Sony Camcorder Maximale kruissnelheid 2,5 m/s Landsnelheid 0,5 m/s Maximale klimsnelheid 6 m/s Startgewicht 6,5 kg Draaglast 1,2 kg Minimale windsnelheid 2,9 Bft Maximale windsnelheid 6,6 Bft 125 5.2 Vlucht 17 april 2014 De weersomstandigheden op 17 april waren gelijkaardig aan deze op 15 april. Er was meer bewolking en de wind was iets sterker. De telemetrische data werd opnieuw samen met het beeldmateriaal gevolgd vanop de grond. De twee vluchten werden uitgevoerd door Nick Simoens en verliepen zonder problemen. De landingen werden ook met deze hevige wind veilig tot een goed einde gebracht dankzij de vele uren vliegervaring van de piloot. De vluchtgegevens per vlucht worden in Tabel 18 en Tabel 19 weergegeven. Tabel 18: Vluchtgegevens vlucht 3 - 17 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Vliegtijd 29:24 Camera Sony Camcorder Maximale kruissnelheid 2,5 m/s Landsnelheid 0,5 m/s Maximale klimsnelheid 6 m/s Startgewicht 6,5 kg Draaglast 1,2 kg Minimale windsnelheid 2,7 Bft Maximale windsnelheid 5,6 Bft Tabel 19: Vluchtgegevens vlucht 4 - 17 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Vliegtijd 27:01 Camera Sony Camcorder Maximale kruissnelheid 2,5 m/s Landsnelheid 0,5 m/s Maximale klimsnelheid 6 m/s Startgewicht 6,5 kg Draaglast 1,2 kg Minimale windsnelheid 2,6 Bft Maximale windsnelheid 5,9 Bft 126 5.3 Vlucht 17 mei 2014 Op 17 mei 2014 werden twee karteringsvluchten voorzien: een met lange strips en een met korte strips De foto’s werden genomen met een Sony NEX-7 met een 24 mm lens. Tijdens de vluchten was er geen bewolking. Alle telemetrische data werd samen met het beeldmateriaal gevolgd vanop de grond. De karteringsvlucht op 17 mei 2014 werd uitgevoerd door Nick Simoens. De vluchten verliepen zonder problemen en de landingen werden veilig tot een goed einde gebracht dankzij de vele uren vliegervaring van de piloot. De vluchtgegevens van de eerste vlucht met de lange strips worden in Tabel 20 weergegeven. Tabel 20: Vluchtgegevens vlucht 5 - 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Vliegtijd 22:44 Gemiddelde hoogte 79,3 m Gevlogen afstand 277,4 m Maximale afstand tot grondstation 296 m Maximale kruissnelheid 2,5 m/s Gemiddelde snelheid 2,3 m/s Landsnelheid 0,5 m/s Maximale klimsnelheid 3 m/s Startgewicht 6,5 kg Draaglast 1,2 kg Minimale windsnelheid 1,1 Bft Maximale windsnelheid 5,1 Bft Om een nauwkeurige kartering te bekomen werden grondcontrolepunten opgemeten met een Trimble R8 GNSS. Omdat de grondcontrolepunten op de luchtbeelden zichtbaar moesten zijn, werden de punten gematerialiseerd door middel van kartonnen markeringen en meetnagels. Een voorbeeld van een gematerialiseerd punt wordt weergegeven in Figuur 20 . Figuur 20: Materialisatie grondcontrolepunten 127 6 Gegevensverzameling 6.1 Vluchten Figuur 21 toont een voorbeeld van de 3D-simulatie van vlucht 2 (15 april 2014). De gemiddelde windsnelheid bij deze vlucht bedroeg 3 Bft. Tijdens de vlucht van ruim 22 minuten werd een afstand van 107,4 m afgelegd en de maximale hoogte bedroeg 59,0 meter. Figuur 22 en Figuur 23 geven respectievelijk een bovenaanzicht (footprint) en een 3D-zicht van de vlucht weer. In deze figuren worden de kaarten van Google Earth gebruikt als underlay. Bij deze vlucht werd de flexibiliteit van de positie van de md4-1000 met bijhorende verschillende camerabeelden van de rotonde aangetoond. Figuur 21: 3D-simulatie vlucht 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) Figuur 22: Bovenaanzicht vlucht 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) 128 Figuur 23: 3D-zicht vlucht 15 april 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) De schematische 3D-voorstelling van de karteringsvlucht met lange strips wordt weergegeven in Figuur 24. Figuur 24: Schematische 3D-voorstelling karteringsvlucht (Orbit GeoSpatial Technologies) 6.2 Videobeelden De videobeelden werden door Orbit GeoSpatial Technologies verwerkt tot aparte videofragmenten, bruikbaar voor de verkeerstellingen. Zes videofragmenten vanuit verschillende cameraposities werden overgehouden. Het beeldmateriaal toont aan dat met behulp van de md4-1000 kwalitatieve en stabiele beelden worden verkregen. Het totaaloverzicht van een specifiek verkeersknooppunt wordt op deze manier eenvoudig bestudeerd en geanalyseerd. De beelden bieden een ideaal uitgangspunt voor het bestuderen van het gedrag van de weggebruikers. Het videomateriaal werd overgemaakt aan KeenVision voor verdere softwarematige verwerking. De videobeelden zijn terug te vinden op de CD-rom van deze masterproef. 129 6.3 Fotomateriaal De luchtfoto’s werden automatisch opgeslagen op de geheugenkaart van het cameratoestel. Daarnaast leverde de md4-1000 een genummerde fotolijst af. Tijdens de karteringsvluchten werden telkens meer dan 200 foto’s genomen. 6.4 Grondcontrolepunten Figuur 25 geeft de locatie van de grondcontrolepunten tijdens de karteringsvluchten weer. De X-, Yen Z-coördinaten van de grondcontrolepunten zijn te vinden in Bijlage F . Figuur 25: Grondcontrolepunten karteringsvlucht 17 mei 2014 (Orbit GeoSpatial Technologies) 130 7 Verwerking 7.1 Mappingsoftware De kartering werd uitgevoerd door middel van de software Orbit UAS Mapping van Orbit GeoSpatial Technologies. Het softwareprogramma laat de gebruiker toe vele instellingen zelf te bepalen. Op deze manier stelt men bijvoorbeeld projectafhankelijk de nauwkeurigheid in. Onderstaande paragrafen zijn gebaseerd op informatie van Orbit GeoSpatial Technologies en overlopen de verschillende stappen van het karteringsproces. 7.1.1 Stap 1: Importeren van de vluchtdata Met behulp van de foto’s van de camera en de gegenereerde fotolijst wordt softwarematig een kaart van het gebied opgesteld. De fotolijst van MdCockpit (Figuur 26) bevat volgende informatie: fotonummer, GNSS-tijdstempel en -tijdcode, coördinaten in lengte en breedte, GNSS-hoogte en de hoogte van het RPAS boven het maaiveld, de camerahouding (roll, pitch, yaw) en de camerabevestiging. Wanneer een gelijk aantal triggers van de RPAS en de afbeeldingen zijn geselecteerd, worden de foto’s en de fotolijst met elkaar gelinkt op basis van de geregistreerde tijden (camera en GNSS). Op deze manier zoekt de software automatisch uit welke foto bij welke opnamelocatie hoort. Figuur 26: Voorbeeld van een fotolijst (Orbit GeoSpatial Technologies) 131 7.1.2 Stap 2: Preview Door middel van het automatisch aan elkaar linken van foto en opnamelocatie wordt een eerste voorbeeld van de kaart aangemaakt. Hierbij worden alle foto’s naast elkaar gelegd volgens de opnamegegevens. Deze preview geeft de gebruiker een eerste beeld van het te karteren gebied. 7.1.3 Stap 3: Grondcontrolepunten De opgemeten grondcontrolepunten worden aan het project toegevoegd. In de eerste stap wordt de lijst van deze punten geïmporteerd in het project. Vervolgens worden ze als vaste punten aangeduid op de afbeeldingen. Met behulp van de functies focus en measure worden de grondcontrolepunten gedefinieerd. Het is overbodig om op elke foto de grondcontrolepunten aan te duiden. Het volstaat om deze punten aan te duiden op drie foto’s. 7.1.4 Stap 4: Projectafbakening In de meeste gevallen wordt tijdens de karteringsvlucht een groter gebied dan nodig gefotografeerd. In deze fase van het karteringsproces wordt het te karteren gebied afgebakend. Hierdoor wordt niet meer gekarteerd dan nodig voor het project. 132 7.1.5 Stap 5: Postprocessing Postprocessing is het proces waarin de orthofoto en het digitaal hoogtemodel worden gegenereerd. Het proces bestaat uit drie stappen: de instelling van de voorkeuren, de creatie van de orthofoto en het digitaal terreinmodel en de verfijning van de resultaten. Figuur 27 geeft het Postprocessing-venster van de mappingsoftware weer. Figuur 27: Postflight Orbit UAS Mapping-software (Orbit GeoSpatial Technologies) Stap 5a: Instellingen Voordat de automatische kartering wordt aangevat, worden een aantal voorkeuren ingesteld door de gebruiker. Deze parameters bepalen het succes van deze naverwerkingsopdracht. Het betreft de voorkeuren voor het importeren (Import), het detecteren (Detection), het koppelen (Matching), de bundelvereffening (Bundle Adjustment), de DSM and Contours en de Orthofoto. 133 Stap 5b: Genereren van DSM en Ortho Detection Op elke foto worden de pixels softwarematig overlopen. Tijdens dit proces zoekt de software specifieke punten die hij later vergelijkt met punten uit andere afbeeldingen. Deze punten worden weergegeven zoals te zien is in Figuur 28. Figuur 28: Voorbeeld softwarematig gedetecteerde punten (Orbit GeoSpatial Technologies) Matching De software vergelijkt twee foto’s met elkaar en gaat op zoek naar gelijke punten. Alle mogelijke afbeeldingsoverlappen worden gecontroleerd op basis van de footprint overlap. Deze punten worden aan elkaar gelinkt waardoor de foto’s gekoppeld worden op basis van gelijke punten. Een voorbeeld van het matching-proces is te zien in Figuur 29 op pagina 134. Figuur 29: Voorbeeld softwarematig koppelen van punten (Orbit GeoSpatial Technologies) 134 Bundle Met behulp van triangulatie en de kleinste-kwadratenmethode worden de projectiecentra van de foto’s ingesteld. Door middel van statistische testen krijgt de gebruiker een beeld over de nauwkeurigheid van deze stap. Daarnaast haalt de software slechte foto’s automatisch uit het proces. DSM Creation Een digitaal hoogtemodel wordt gegenereerd. De vector-gebaseerde representatie van het terrein bestaat uit onregelmatig verdeelde knopen en lijnen met driedimensionale coördinaten, gerangschikt in een netwerk van overlappende driehoeken. Figuur 30 geeft een voorbeeld van een digitaal hoogtemodel, gecreëerd door de software. Figuur 30: Voorbeeld digitaal hoogtemodel (Orbit GeoSpatial Technologies) 135 Ortho Creation De software genereert automatisch een orthofoto (Figuur 31) van het overvlogen gebied. Deze geometrisch gecorrigeerde foto heeft een uniforme schaal. De orthofoto wordt onder andere gebruikt om afstanden te meten. Figuur 31: Voorbeeld orthofoto (Orbit GeoSpatial Technologies) Stap 5c: Verfijnen van de resultaten Indien de gebruiker dit wenst worden de resultaten op het einde van het naverwerkingsproces verfijnd. Dit is mogelijk door het aanpassen van de parameters uit stap 5a, het hercontroleren van de fout op de grondcontrolepunten of het herberekenen van het project op een beperkter gebied. 7.1.6 Stap 6: Gedetailleerd rapport Na het genereren van het digitaal hoogtemodel en de orthofoto kan de gebruiker een gedetailleerd rapport laten samenstellen door de software. Dit rapport geeft de projecteigenschappen en de oriëntatieresultaten. Daarnaast worden de overlappercentages en de aangegeven voorkeuren van de bundelvereffening samengevat. Tot slot geeft het rapport de resultaten van de bundelvereffening en de verbindingen tussen de projectiecentra weer. 136 7.1.7 Stap 7: Weergave van de resultaten Naast het digitale hoogtemodel en de orthofoto genereert het programma een dichte puntenwolk (DSM). Deze puntenwolk wordt in kleur weergegeven, waarbij de kleur van de punten afhankelijk is van de keuze van de gebruiker. Enerzijds kunnen de kleuren worden toegekend op basis van de hoogte van het punt. De kleur van de punten kan anderzijds ook worden toegekend op basis van de RGBkleurenfoto’s. De puntenwolk wordt gebruikt voor automatische analyse zoals onder andere het nemen van doorsneden, volumecalculatie en het opstellen van contourlijnen. Daarnaast kan het resultaat van de kartering bekeken worden in stereoscopisch beeld door middel van anaglyfen. De mappingsoftware voorziet een venster Results en een venster Stereo voor het weergeven van de resultaten (Figuur 32). Figuur 32: Results en Stereo Orbit UAS Mapping-software (Orbit GeoSpatial Technologies) 137 7.1.8 Bijkomende mogelijkheden Met behulp van de software van Orbit GeoSpatial Technologies kunnen de resultaten van de verkeerstellingen symbolisch worden weergegeven op de gegenereerde kaarten. Het visualiseren van de tellingen op een GIS-platform levert een grote meerwaarde voor verkeersonderzoek. Daarnaast kunnen de gegevens worden opgenomen in databanken van onder andere politiekorpsen. Door middel van het koppelen van deze gegevens aan bestaande data kunnen ongevallen en kruispunten beter worden geanalyseerd. 138 7.2 Objectherkenningssoftware In het kader van deze masterproef werd besloten de verzamelde videobeelden te verwerken door middel van de software van KeenVision. Voor een softwarematige analyse is het van groot belang dat de beelden van goede kwaliteit en voldoende stabiel zijn. Indien nodig (bijvoorbeeld bij veel wind) worden de beelden na de vlucht extra gestabiliseerd door middel van stabilisatiesoftware. KeenVision ontwikkelde onder andere software voor het tellen van passanten, waarbij een nauwkeurigheid van 98 % wordt behaald. Het gebruik van objectherkenningssoftware voor verkeerstellingen werd door het bedrijf reeds onderzocht en werd in het kader van dit onderzoek verder geoptimaliseerd. Categoriseren van het verkeer lukte bij aanvang enkel onder ideale omstandigheden. De gewenste nauwkeurigheid van de verkeerstellingen is minimaal 95 %. Door het gebruik van beelden vanuit een RPAS in plaats van videobeelden genomen vanop de grond, ondervindt de software minder hinder dan voorheen. Het voertuig wordt op de luchtbeelden immers langer gevolgd. De bestaande software herkent voertuigen het beste wanneer de zijkant in beeld wordt gebracht. Een halfschuine hoek zoals op Figuur 33 te zien is, is een aanpassing voor het programma. De optimalisatie van de software houdt in dat de software aangeleerd moet worden om voertuigen op luchtbeelden te herkennen in plaats vanop stationaire beelden. Figuur 33: Luchtbeeld met halfschuine hoek (Orbit GeoSpatial Technologies & Keenvision Wireless Solutions, 2014) 139 In tegenstelling tot vele objectherkenningssoftware, is de software van KeenVision niet gebaseerd op Motion Detection maar op Video Content Analysis (VCA). Enkel objecten met bepaalde eigenschappen worden door de software gedetecteerd en vervolgens verder geanalyseerd op bijkomende eisen. De software identificeert geen objecten maar herkent de vorm van de objecten. Eerst en vooral zoekt de software naar een bewegend voorwerp met een minimale grootte. Deze grootte wordt uitgedrukt op pixelniveau. Ten tweede dient de software de eigenschappen van voertuigen te herkennen, ook als ze bijvoorbeeld in een andere richting rijden. Daarnaast kan de software zo geprogrammeerd worden dat afwijkend gedrag van de voertuigen wordt opgespoord. De telling van de voertuigen wordt uitgevoerd door middel van lijnen. Op deze manier wordt de tellocatie vastgelegd. De uitvoering van de automatische verkeerstellingen door middel van objectherkenningssoftware is ook mogelijk in realtime zonder opslagvereisten. 140 8 Resultaten 8.1 Kartering De kartering werd uitgevoerd door middel van de mappingsoftware Orbit UAS Mapping van Orbit GeoSpatial Technologies. Na afloop van de kartering werden gedetailleerde rapporten gegenereerd door het programma. Het gebied werd drie keer gekarteerd op een verschillende manier: - kartering 1: lange strips en soft positioning van de grondcontrolepunten; - kartering 2: lange strips en hard positioning van de grondcontrolepunten; - kartering 3: korte strips en hard positioning van de grondcontrolepunten. Op basis van de resultaten uit het rapport werd de manier van karteren vergeleken met behulp van kartering 1 en kartering 2. De invloed van de vliegrichting op de resultaten werd bestudeerd aan de hand van de vergelijking van kartering 2 en kartering 3. De F-toest, een statistische test, wordt automatisch uitgevoerd door de software. Deze test wordt gebruikt om te beslissen welk statistisch model het best aansluit bij de realiteit. Op basis van de F-toets kan de gebruiker beslissen om de resultaten al dan niet te verwerpen. Met behulp van de test worden de uitkomsten van het statistisch model vergeleken met de realiteit. Er wordt gestreefd naar de waarde 1, deze waarde geeft immers aan dat de berekening overeenkomt met de realiteit. Wanneer de F-toets een te hoge waarde heeft, geeft de software een waarschuwing voordat het hoogtemodel en de orthofoto worden gegenereerd. 8.1.1 Invloed karteringswijze Karteringswijze Kartering 1 en kartering 2 waren gebaseerd op dezelfde vlucht, waardoor ze dezelfde foto’s gebruikten. Het enige verschil tussen de karteringen was de gebruikte techniek voor het bundle-proces, met andere woorden, de manier waarop de grondcontrolepunten werden verwerkt. Bij kartering 1 werd soft positioning gebruikt, bij deze verwerkingsmethode laat de software een afwijking op de grondcontrolepunten toe en berekent ze aan de hand van algoritmen nieuwe coördinaten van de grondcontrolepunten. Bij de methode die gebruikt werd voor kartering 2, hard positioning, worden de grondcontrolepunten vastgehouden, dit wil zeggen, hun ingegeven coördinaten worden als correct beschouwd. Er werden bijgevolg geen afwijkingen toegelaten op de grondcontrolepunten. 141 Resultaten Tabel 21 geeft een overzicht van de belangrijkste parameters uit het gedetailleerd rapport. Tabel 21: Kartering 1 vs. Kartering 2 (Orbit GeoSpatial Technologies) Parameter Kartering 1 Kartering 2 Aantal gebruikte foto’s 198 119 Gekarteerde oppervlakte [ha] 10,05 6,97 Aantal foto’s per oppervlakte 19,7 17,07 Aantal strips 4 3 Werkelijke stereo-overlap [%] (geschat 80%) 79,7% 80,1 Werkelijke strip-overlap [%] (geschat 60%) 57,8 60,3 Hard positioning Nee Ja Aantal grondcontrolepunten 21/21 13/21 Aantal objectpunten 10 551 6765 F-test (target = 1) 0,9978 0,8422 Doordat de beschikbare foto’s voor beide karteringen dezelfde waren, vertoonden ze gelijkaardige afwijkingen ten opzichte van de hoofdas van de vliegrichting. Daarnaast werden geen relevante verschillen opgemerkt tussen de residuen op de objectpunten. De fout op de objectpunten bij kartering 1 was groter dan deze bij kartering 2, wat verklaard werd door het gebruik van meer objectpunten bij kartering 1. Verder was ook de fout op de grondcontrolepunten groter bij kartering 1 dan bij kartering 2. Deze grotere fout was te wijten aan het gebruik van alle grondcontrolepunten. Bij kartering 2 werden grondcontrolepunten met grote afwijkingen niet gebruikt. Vergelijking Het verschillend aantal gebruikte foto’s en de verschillende oppervlaktes was te wijten aan een verschillende projectafbakening, waardoor het gekarteerde gebied in kartering 2 kleiner was dan in kartering 1. Dezelfde verklaring gold voor het verschillend aantal strips. Het aantal foto’s per oppervlakte was vergelijkbaar. Ook het kleine verschil tussen de overlappercentages had geen invloed op de resultaten. 142 Het verschillend aantal grondcontrolepunten was enerzijds te wijten aan het verschil in de verwerking van de grondcontrolepunten waardoor de grondcontrolepunten met grote afwijkingen bij kartering 2 werden weggelaten door de software. Anderzijds werden grondcontrolepunten die niet tot het karteringsgebied behoorden, weggelaten. De F-toets geeft aan dat de kartering met soft positioning van de grondcontrolepunten een nauwkeuriger resultaat geeft. 8.1.2 Invloed vliegrichting Karteringswijze Kartering 2 en kartering 3 waren gebaseerd op vluchten met een verschillende vliegrichting, waardoor ze verschillende foto’s gebruiken. Bij beide processen werd hard positioning toegepast voor het verwerken van de grondcontrolepunten. Resultaten Tabel 22 geeft een overzicht van de belangrijkste parameters uit het gedetailleerd rapport. Tabel 22: Kartering 2 vs. Kartering 3 (Orbit GeoSpatial Technologies) Parameter Kartering 2 Kartering 3 Aantal gebruikte foto’s 119 163 Gekarteerde oppervlakte [ha] 6,97 8,42 Aantal foto’s per oppervlakte 17,07 19,4 Aantal strips 3 13 Werkelijke stereo-overlap [%] (geschat 80%) 80,1 78,5 Werkelijke strip-overlap [%] (geschat 60%) 60,3 55,9 Hard positioning Ja Ja Aantal grondcontrolepunten 13/21 19/21 Aantal objectpunten 6765 11 661 F-test (target = 1) 0,8422 1,124 143 Beide karteringen vertoonden gelijkaardige afwijkingen ten opzichte van de hoofdas van de vliegrichting. De X-residuen van kartering 3 waren groter dan deze van kartering 2. Daarnaast waren de fouten op de objectpunten en grondcontrolepunten bij kartering 2 gelijkaardig aan deze bij kartering 3. Vergelijking Het verschillend aantal gebruikte foto’s en de verschillende oppervlaktes waren te wijten aan een verschillende projectafbakening, waardoor het gekarteerde gebied in kartering 2 kleiner was dan in kartering 3. Het verschillend aantal strips was te wijten aan de verschillende vliegrichting. Het aantal foto’s per oppervlakte was vergelijkbaar en ook het kleine verschil tussen de overlappercentages had geen invloed op de resultaten. Het verschil tussen het aantal gebruikte grondcontrole punten was te verklaren door de verschillende projectafbakening. Daarnaast werden bij kartering 2 meer grondcontrolepunten op basis van de afwijkingen weggelaten. De afwijking van de resultaten van de F-toets ten opzichte van de target-waarde (1) was vergelijkbaar. Het resultaat van de F-toets gaf dus aan dat de nauwkeurigheid van de karteringen gelijkaardig is. 144 8.1.3 Voorstelling van de resultaten Figuur 34: Digitaal hoogtemodel project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) De software genereerde in eerste instantie een digitaal hoogtemodel. In bovenstaande Figuur 34 wordt dit hoogtemodel weergegeven. Figuur 35 geeft de geïmporteerde kaart van Google Earth in de mappingsoftware weer. Deze kaart werd als underlay gebruikt voor de vluchtvoorbereiding. Bij het karteren werd het gekarteerde gebied vervangen door middel van de nieuwe orthofoto van het gebied (Figuur 36, pagina 146). Figuur 35: Oorspronkelijke kaart project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) 145 Figuur 36: Orthofoto project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) Na het genereren van het digitaal hoogtemodel en de orthofoto, heeft de gebruiker de mogelijkheid een dichte puntenwolk en een stereoscopisch beeld te laten genereren. Voor het Ghelamco-project werden beide voorstellingen gegenereerd. Figuur 37 geeft een weergave van de dichte puntenwolk. De software biedt de gebruiker ook de mogelijkheid om in deze dichte puntenwolk te meten, deze optie wordt weergegeven in Figuur 38 op pagina 147. Figuur 37: Dichte puntenwolk project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) 146 Figuur 38: Meetmogelijkheid in puntenwolk project Ghelamco (Orbit GeoSpatial Technologies) Twee voorbeelden van een stereoscopisch beeld worden weergegeven in Figuur 39 en Figuur 40. Figuur 39: Stereoscopisch beeld project Ghelamco (a) (Orbit GeoSpatial Technologies) Figuur 40: Stereoscopisch beeld project Ghelamco (b) (Orbit GeoSpatial Technologies) 147 Figuur 41 en Figuur 42 geven respectievelijk de locatie van de foto’s en een voorbeeld van een fotoopname weer. Figuur 41: Locaties foto's (Orbit GeoSpatial Technologies) Figuur 42: Voorstelling foto-opname (Orbit GeoSpatial Technologies) 148 8.2 Objectherkenning Doordat de kijkhoek vanuit de md4-1000 op circa 80 m sterk verschilde van de kijkhoek uit Figuur 33, diende de software van KeenVision Wireless Solutions sterk aangepast te worden. Het verwerken van de videobeelden nam hierdoor meer tijd in beslag dan in eerste instantie werd aangenomen. Aan de hand van de resultaten van de feasibility study werd wel een inschatting gemaakt van de mogelijkheden van de software. De video van KeenVision Wireless Solutions is te vinden op de CDrom van de masterproef. Op de video was duidelijk dat de kleine schommelingen van het beeld geen enkel probleem vormden voor de objectherkenningssoftware. De gebruikte figuren in dit onderdeel zijn printscreens van deze video. Het probleem werd opgesplitst in drie onderdelen: het tellen, het volgen en het classificeren van het verkeer. Voor de eerste twee onderdelen zijn de grondbeginselen terug te vinden op onderstaande figuren. De beelden gaven aan dat de telling en het volgen (tracking) van de voertuigen zonder problemen verliep. Figuur 43 toont aan dat het gelijktijdig toekomen en vertrekken van voertuigen ter hoogte van de tellijn of aan de randen van het beeld, geen probleem vormde voor de telling en het volgen van de voertuigen. De bedoeling was dat bij iedere weg die uitkomt op de rotonde een tellijn (rode lijn) kwam te liggen. In het kader van dit onderzoek werd het echter bij één tellijn gehouden. Op de twee afbeeldingen in Figuur 44 is te zien dat de software alle voertuigen zonder problemen bleef volgen tijdens hun traject op de rotonde. Figuur 43: Objectherkenning Ghelamco 1 (Keenvision Wireless Solutions) 149 Figuur 44: Objectherkenning Ghelamco 2 (Keenvision Wireless Solutions) Op Figuur 45 is een vrachtwagen te zien die de rotonde nadert. De grootte van het tracking-venster werd door de software automatisch aangepast. De twee afbeeldingen in Figuur 46 tonen aan dat de vrachtwagen net als de andere voertuigen goed werd gevolgd door de software. Figuur 45: Objectherkenning Ghelamco 3 (Keenvision Wireless Solutions) Figuur 46: Objectherkenning Ghelamco 4 (Keenvision Wireless Solutions) 150 Figuur 47 en Figuur 48 tonen het automatisch volgen en tellen van een tweede vrachtwagen op het rondpunt. Figuur 47: Objectherkenning Ghelamco 5 (Keenvision Wireless Solutions) Figuur 48: Objectherkenning Ghelamco 6 (Keenvision Wireless Solutions) Het tellen van het verkeer op de verschillende in- en uitvalswegen is mogelijk door een uitbreiding van dit concept. Vervolgens zullen deze gegevens door middel van een wiskundig model gecombineerd worden met de tracking-informatie van het voertuig. Uit dit geheel zullen verkeersstromen worden afgeleid. De beste resultaten voor het classificeren van het verkeer zullen vermoedelijk bereikt worden op basis van de pixelgrootte van het object in de film. De venstergrootte rond het object staat hier los van, dit is immers slechts een visualisatie van de detectie van het object en heeft verder geen toegevoegde waarde binnen de algoritmes. 151 9 Algemene analyse In dit onderdeel van de masterproef wordt de toepassing van een RPAS (hier: md4-1000) in combinatie met objectherkenningssoftware (Methode A) vergeleken met de traditionele methodes voor verkeersonderzoek. Traditioneel kan een rotondetelling worden uitgevoerd door de registratie van de verschillende verkeersstromen door menselijke waarnemers. Deze methode is praktisch echter niet haalbaar bij een rondpunt van deze omvang, omdat de waarnemers de voertuigen niet zien door de aanwezigheid van een opgehoogd middeneiland. Daarnaast kan een traditionele rotondetelling worden uitgevoerd met behulp van kentekenonderzoek, waarbij kentekens door menselijke waarnemers (Methode B) of door camera’s (Methode C) worden geregistreerd. Bij de vergelijking werd rekening gehouden met de arbeidsintensiviteit, de kosten en de specifieke voor- en nadelen. 9.1 Arbeidsintensiviteit RPAS in combinatie met objectherkenningssoftware Voor het maken van de nodige beelden vanuit een RPAS moeten continu twee personen, namelijk een piloot en een copiloot, aanwezig zijn tijdens de uitvoering van de vlucht. Deze personen dienen het toestel op te stellen en te besturen. Het risico voor deze personen is verwaarloosbaar gezien de opstelplaats flexibel is, zolang het toestel zich binnen het zichtbereik van de piloten bevindt. Na de RPAS-vlucht worden de beelden automatisch met behulp van objectherkenningssoftware geanalyseerd, wat een weinig arbeidsintensieve methode is. Tabel 23 geeft de informatie over de arbeidsintensiviteit schematisch weer. Tabel 23: Arbeidsintensiviteit methode A Methode A: RPAS Aantal personen continu nodig 2 personen (piloot en copiloot) Aantal personen tijdelijk nodig Niet van toepassing Taak personen Besturen van het toestel (piloot en co-piloot) Risico voor personen Te verwaarlozen Verwerking De beelden kunnen met behulp van objectherkenningssoftware worden geanalyseerd. Lage arbeidsintensiviteit 152 Kentekenonderzoek met behulp van menselijk waarnemers Voor de uitvoering van een kentekenonderzoek met behulp van menselijke waarnemers zijn bij dit project continu tien personen nodig voor het inspreken of digitaal of handmatig noteren van de kentekens van de voertuigen. Bij de rotonde aan de Ghelamco-arena kunnen acht van de tien waarnemers niet plaatsnemen op het voetpad. Deze personen worden bijgevolg blootgesteld aan een verhoogd risico op aanrijding. Na de gegevensverzameling moeten de ingesproken en niet-digitaal genoteerde resultaten handmatig gedigitaliseerd worden. Tabel 24 geeft de informatie over de arbeidsintensiviteit schematisch weer. Tabel 24: Arbeidsintensiviteit methode B Methode B: Kentekenonderzoek m.b.v. menselijke waarnemers Aantal personen continu nodig 10 personen Aantal personen tijdelijk nodig Niet van toepassing Taak personen Noteren (al dan niet digitaal) of inspreken van de kentekens Risico voor personen 8 van de 10 waarnemers kan niet plaatsnemen op het voetpad en wordt bijgevolg blootgesteld aan een verhoogd risico op aanrijding Verwerking De ingesproken en niet-digitaal genoteerde resultaten dienen handmatig gedigitaliseerd te worden Kentekenonderzoek met behulp van camera’s Voor de uitvoering van een kentekenonderzoek met behulp van camera’s zijn bij dit project twee personen nodig voor het opstellen van de camera’s op ten minste vijf locaties aan het rondpunt. Tijdens het opstellen lopen deze personen een verhoogd risico op aanrijding. Na het verzamelen van de beelden worden de beelden handmatig of softwarematig geanalyseerd. Tabel 25 geeft de informatie over de arbeidsintensiviteit schematisch weer. Tabel 25: Arbeidsintensiviteit methode C Methode C: Kentekenonderzoek m.b.v. camera’s Aantal personen continu nodig Niet van toepassing Aantal personen tijdelijk nodig 2 personen Taak personen Opstellen van de camera’s op minstens 5 locaties Risico voor personen Verhoogd risico op aanrijding tijdens het opstellen Verwerking Beelden dienen handmatig of softwarematig geanalyseerd te worden 153 9.2 Kosten RPAS in combinatie met objectherkenningssoftware Het verzamelen van beelden door middel van een RPAS vereist twee personen, een RPAS, een camera en objectherkenningssoftware. Het risico voor het materiaal en de personen is verwaarloosbaar wanneer een ervaren piloot wordt ingezet en een goedgekeurd luchtvaartuig wordt gebruikt. De luchtbeelden kunnen ook genomen worden vanuit bemande luchtvaartuigen, hun kostprijs licht echter beduidend hoger. Daarnaast vliegen deze luchtvaartuigen hoger en dienen specifieke camera’s te worden gebruikt. Tabel 26 geeft de informatie over de kosten schematisch weer. Tabel 26: Kosten methode A Methode A: RPAS Totaal aantal personen 2 personen Benodigd materiaal RPAS, camera en objectherkenningssoftware Risico Klein risico voor materiaal en personen Kentekenonderzoek met behulp van menselijk waarnemers Het verzamelen van kentekengegevens met behulp van menselijke waarnemers vereist tien ingelichte personen, (digitale) notitieblokken en/of recorders. Het risico voor de personen is, zoals eerder aangehaald, niet te verwaarlozen. Tabel 27 geeft de informatie over de kosten schematisch weer. Tabel 27: Kosten methode B Methode B: Kentekenonderzoek m.b.v. menselijke waarnemers Totaal aantal personen 10 personen Benodigd materiaal Notitieblokken (+ balpennen) of recorder. Risico Hoog risico voor personen 154 Kentekenonderzoek met behulp van camera’s Voor het uitvoeren van kentekenonderzoek met behulp van camera’s zijn twee personen en minstens vijf mobiele camera’s nodig. Het risico op aanrijding voor de personen tijdens het opstellen van de camera’s is niet verwaarloosbaar. Verder is het materiaal tijdens de meting vatbaar voor vandalisme. Tabel 28 geeft de informatie over de kosten schematisch weer. Tabel 28: Kosten methode C Methode C: Kentekenonderzoek m.b.v. camera’s 9.3 Totaal aantal personen 2 personen Benodigd materiaal Minstens 5 mobiele camera’s, palen en bevestigingsmateriaal Risico Hoog risico voor personen Materiaal vatbaar voor vandalisme, afhankelijk van positie en hoogte Specifieke voor- en nadelen Tabel 29,Tabel 30 en Tabel 31 geven de voor- en nadelen van de verschillende methoden. Tabel 29: Voor- en nadelen methode A Methode A: RPAS Voordelen Nadelen Snelle automatische verwerking Kwalificatievoorwaarden personen hoog Weinig arbeidsintensief Hoge aanschaffingsprijs Lage gebruikskost Opstijgplaats nodig Korte opstelstijd Plaats voor basisstation nodig Zeer flexibele opstelling Langdurige opmeting kostelijk (T-solution) Totaalonderzoek mogelijk: kartering, passantentelling, grondige analyse, … Toepasbaar in risicogebieden en op moeilijk te bereiken locaties Nachtelijke waarneming mogelijk, maar vereist een aangepaste camera 155 Tabel 30: Voor- en nadelen methode B Methode B: Kentekenonderzoek m.b.v. menselijke waarnemers Voordelen Nadelen Lage kost materieel Verwerking meestal handmatig Korte opstelstijd Zeer arbeidsintensief Vrij flexibele opstelling Groot aantal waarnemers nodig Lage kwalificatievoorwaarden personen Maximale duur meting afhankelijk van concentratievermogen waarnemers Nachtelijke waarneming zeer moeilijk Hoog risico voor waarnemers Continue opmeting vereist het vervangen van alle waarnemers Tabel 31: Voor- en nadelen methode C Methode C: Kentekenonderzoek m.b.v. camera’s Voordelen Nadelen Weinig arbeidsintensief tijdens gebruik Arbeidsintensieve opstelling Lage gebruikskost Hoge aanschaffingsprijs Continue opmeting Lange opsteltijd Weinig flexibele opstelling Plaatsing camera’s niet overal mogelijk Nachtelijke waarneming mogelijk, maar vereist een aangepaste camera Gemiddelde kwalificatievoorwaarden personen Verwerking kan handmatig of digitaal 156 10 Conclusie Het inzetten van RPAS voor een verscheidenheid aan verkeersonderzoekstoepassingen wordt reeds langer onderzocht door universiteiten en andere onderzoeksinstellingen. Een totaalpakket voor het verzamelen van luchtbeelden en het sofwarematig verwerken ervan, is echter nog niet beschikbaar. Aan de hand van deze casestudie werd de haalbaarheid van de volgende combinatie getest: een RPAS md4-1000 van het Duits bedrijf Microdrones GmbH met Sonycamera’s, de mappingsoftware Orbit UAS Mapping-software van Orbit GeoSpatial Technologies en de objectherkenningssoftware van KeenVision Wireless Solutions. Tijdens de vluchten met de md4-1000 werd beeldmateriaal verzameld, dat vervolgens softwarematig werd verwerkt. Het verkeersonderzoek werd uitgevoerd op de videobeelden met behulp van de objectherkenningssoftware en het gefotografeerde gebied werd gekarteerd met behulp van de mappingsoftware. De keuze voor de md4-1000 werd genomen in samenspraak met Orbit GeoSpatial Technologies. Dit toestel heeft de vereiste eigenschappen voor dit project en wordt sinds 2007 gebruikt door het bedrijf. Als verdeler en gebruiker van het toestel beschikt Orbit GeoSpatial Technologies over de nodige expertise en ervaring voor het uitvoeren van de vluchten. Indien een langdurige opmeting noodzakelijk is, kan een stroom- en datakabel (T-solution) gebruikt worden. In eerste instantie werd op basis van het vluchtdossier een toelating om te vliegen binnen bepaalde voorwaarden uitgereikt door het Directoraat-Generaal Luchtvaart. Ter voorbereiding van de karteringsvlucht werd een vluchtplan opgesteld met de software Orbit UAS Mapping, waarbij het type UAV (md4-1000), het type camera (Sony NEX-7 – Zeiss Biogon 24 mm), de UAV-instellingen en de overlapvereisten werden gedefinieerd. Tijdens de vluchten in april werden hogere windsnelheden geregistreerd en was er meer bewolking dan tijdens de vluchten in mei. De karteringsvluchten werden uitgevoerd in zeer goede weersomstandigheden. Alle vluchten hadden een vluchtduur van 20 à 30 minuten en werden zonder problemen uitgevoerd door de vele uren vliegervaring van de piloot Nick Simoens. Voor het verzamelen van de videobeelden werd een Sony Camcorder gebruikt, voor de foto’s werd een Sony NEX-7 met een vaste 24 mm-lens gebruikt. De nodige grondcontrolepunten werden gematerialiseerd door middel van kartonnen markeringen en meetnagels en opgemeten met een Trimble R8 GNSS. 157 Aan de hand van de foto’s en de coördinaten van de grondcontrolepunten werd het gebied softwarematig gekarteerd. Met behulp van de mappingsoftware werden volgende eindproducten gegenereerd: een digitaal hoogtemodel, een orthofoto, een dichte puntenwolk en een stereoscopisch beeld door middel van anaglyfen. De resultaten van de verschillende vluchten werden vergeleken aan de hand van het gegenereerde gedetailleerde rapport. De vergelijking van de karteringen maakte duidelijk dat het verwerken van de grondcontrolepunten door middel van soft positioning betere resultaten opleverde. De resultaten werden weinig tot niet beïnvloed door een verschillende vliegrichting en een verschillend aantal grondcontrolepunten. Het beeldmateriaal toonde aan dat met behulp van de md4-1000 kwalitatieve en stabiele beelden werden verkregen. Het totaaloverzicht van het verkeersknooppunt kon op deze manier eenvoudig worden bestudeerd en geanalyseerd. De videobeelden werden herwerkt tot zes korte videofragmenten die werden doorgezonden naar KeenVision voor verdere softwarematige verwerking. De verwerkte videobeelden gaven inzicht in de haalbaarheid van de verschillende mogelijkheden van de objectherkenningssoftware. Het tellen en volgen van het verkeer op de rotonde verliep zonder problemen. Met behulp van de aanpassingen aan de bestaande algoritmes zal het mogelijk zijn om verkeersanalyse uit te voeren aan de hand van videobeelden vanuit RPAS. In de casestudie werd geen voertuigclassificatie opgenomen omdat het niet haalbaar was om de software hiervoor aan te passen binnen de tijdslimiet van de masterproef. De beste resultaten voor het classificeren van het verkeer zullen vermoedelijk bereikt worden op basis van de pixelgrootte van het object in de film. Zoals alle verkeersonderzoeksmethoden heeft ook de RPAS-toepassing verschillende voor- en nadelen. In vergelijking met de traditionele methoden (kentekenonderzoek met waarnemers of camera’s) houdt verkeersonderzoek op basis van RPAS-beelden minder risico op vandalisme en aanrijding in voor materiaal en personen. De toestellen kunnen daarenboven ingezet worden in risicovol en/of onbereikbaar gebied. Het inzetten van onbemande luchtvaartuigen voor de gegevensverzameling brengt minder arbeidskosten en een lagere gebruikskost met zich mee in. De aanschaffingsprijs ligt echter wel hoog en een opgeleide piloot is noodzakelijk. Tot slot moet het toestel zich steeds binnen zichtbereik van de piloten bevinden en is een opstijg- en landingsruimte nodig. Door het gebruik van een helikoptertype is de nodige ruimte voor opstijgen en landen wel beperkt. 158 Met behulp van een camera en een RPAS is het mogelijk om vanop grote hoogte een totaaloverzicht van een terrein te verkrijgen. Aan de hand van de beelden kunnen verkeerstellingen uitgevoerd worden en kan het weggebruik geanalyseerd worden. Op deze manier kunnen onder andere het voorsorteergedrag en de efficiëntie van het ritsen worden bestudeerd. Daarnaast kan het toestel meerdere opdrachten vervullen, zoals het karteren van het terrein of het verzamelen van gegevens door middel van extra sensoren. De combinatie van karteren en analyseren op een globaal luchtbeeld biedt meer informatie dan manuele tellingen of videobeelden van vaste camera’s. Door middel van intelligente software voor verkeersanalyse kan de arbeidsintensiviteit daarenboven worden verlaagd. De verzamelde verkeersgegevens kunnen tot slot schematisch weergegeven worden op een geografische onderlaag, wat een meerwaarde bied aan onder andere politiediensten en beleidsmakers. Met behulp van deze gerichte geografische verkeersinformatie kunnen beleidskeuzes gemotiveerd worden. 159 Besluit De masterproef “De implementatie van landmeetkundige opmetingen met behulp van Remotely Piloted Aircraft Vehicles in de verkeerskunde” bestaat uit een theoretisch en een praktisch luik. In het eerste luik werd een theoretisch onderzoek uitgevoerd naar Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS), de bijhorende wetgeving en verkeersonderzoek. Het praktisch luik van de masterproef omvatte het uitvoeren van een bevraging en het ontwikkelen en testen van een totaalpakket waarbij de videobeelden bekomen met behulp van RPAS gebruikt worden om de verkeersinformatie softwarematig te analyseren. Dit gebeurde door middel van objectherkennings- en objecttraceringssoftware, met inbegrip van het gebruik van karteringssoftware voor het weergeven van de resultaten. Eerste luik: theoretisch onderzoek Binnen het theoretisch luik werden allereerst de huidige civiele toepassingen van RPAS onderzocht op basis van een literatuuronderzoek naar de toestellen, hun toepassing en de huidige onderzoeksprojecten. Dit onderzoek wees uit dat onbemande luchtvaartuigen een toepassing vinden in verschillende domeinen, waaronder bouwkunde, landmeetkunde, beveiligings- en hulpdiensten, natuur en milieu, landbouw en media. In de landmeetkundige sector vormt het gebruik van luchtvaartuigen voor het verzamelen van gegevens voor de productie van kaarten aan de hand van fotogrammetrie onder andere een alternatief voor terrestrische metingen en luchtfotogrammetrie vanuit bemande luchtvaartuigen. Onbemande luchtvaartuigen worden op vlak van besturingswijze onderverdeeld in autonome, semiautonome en handmatig bestuurde toestellen. RPAS vallen onder de tweede klasse: onbemande luchtvaartuigen die vanop afstand worden bestuurd, maar een zekere mate van autonomie hebben. Op basis van de vormgeving worden de luchtvaartuigen onderverdeeld in het vliegtuigtype en het helikoptertype. Verder verschillen de toestellen op vlak van onder andere maximale vliegduur en draagvermogen. Voordelen van onbemande luchtvaartuigen zijn de flexibele inzetbaarheid (ook in risicogebieden), de beperkte veiligheidsrisico’s, de beperkte weersafhankelijkheid, de grote compatibiliteit en de lage kost in vergelijking met bemande luchtvaartuigen. De beperkte actieradius, het beperkte draagvermogen en de kleine vliegtijd vormen samen met het gebrek aan duidelijke en geharmoniseerde wetgeving de grootste nadelen. Deze wetgeving is noodzakelijk om een gecontroleerde en veilige integratie van de 160 toestellen in het luchtruim mogelijk te maken voor deze brede waaier aan mogelijkheden. Omwille van deze reden werd in deze masterproef een apart hoofdstuk aan de RPAS-wetgeving gewijd. Het wetgevend kader van het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van literatuuronderzoek en contacten met de beroepsvereniging BeUAS en de bevoegde Federale Overheidsdienst, het Directoraat-Generaal Luchtvaart. Omdat een internationale, Europese en nationale geharmoniseerde wetgeving noodzakelijk is voor onder andere onderzoekers, operatoren en fabrikanten, wordt op alle vlakken samengewerkt om de wetgeving te ontwikkelen en op elkaar af te stemmen. Bij wetgevers en beroepsverenigingen heerst wereldwijd de mening dat onbemande luchtvaartuigen een gelijkaardig veiligheidsniveau (Equivalent Level Of Safety of ELOS) moeten behalen als de huidige bemande luchtvaartsystemen. Daarnaast dient de nieuwe RPAS-regelgeving volgens ICAO te passen in het bestaande Air Traffic Management- (ATM-) systeem. Dit wil zeggen dat het ATMsysteem niet aangepast moet worden om RPAS veilig te integreren. Binnen de Europese wetgeving zullen voorwaarden worden gesteld, zoals een gecertificeerde piloot en een operator met de nodige vergunning. De huidige Belgische wetgeving is nog niet aangepast aan de integratie van RPAS in het luchtruim, al worden momenteel uitzonderingen toegestaan voor vluchten in het kader van onderzoek, testen, demonstraties en opleidingen en vluchten van groot openbaar nut. Het eerste luik van de Belgische RPAS-wetgeving wordt ten vroegste in de zomer van 2014 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. In tussentijd wordt gestart met de tweede fase van het Koninklijk Besluit om de verdere integratie van RPAS in het Belgisch luchtruim mogelijk te maken. Het theoretisch onderzoek werd afgesloten met een literatuurstudie betreffende de huidige verkeersonderzoeksmethoden en de traditionele registratiemethoden. Voor de traditionele verkeersonderzoeksmethodes worden verschillende registratietechnieken gebruikt. De grootste moeilijkheden met deze technieken situeren zich op het gebied van arbeidsintensiviteit, inzetbaarheid, kosten, nauwkeurigheid en efficiëntie. Vanuit de betreffende sector komt bijgevolg vraag naar optimalisatie van de huidige technieken en ontwikkeling van nieuwe technieken. Tweede luik: praktisch onderzoek In het tweede luik van de masterproef werd onderzoek verricht naar de interesse in en de noodzaak aan RPAS aan de hand van een bevraging. Deze bevraging gaf aan dat onbemande luchtvaartuigen binnen verkeersonderzoek voornamelijk een nuttige toepassing kunnen vinden voor het in kaart brengen van verkeersstromen. Personen die in contact komen met verkeersonderzoek hebben enige kennis over de toestellen, ervaren de ontwikkeling ervan als een positief gebeuren en zien meer mogelijkheden in het gebruik van de luchtvaartuigen. 161 Vervolgens werd de haalbaarheid van het ontwikkelde totaalpakket aan de hand van een casestudie onderzocht. Dit totaalpakket bestond uit een RPAS met camera’s, mappingsoftware en objectherkenningssoftware en werd ontwikkeld in samenwerking met Orbit GeoSpatial Technologies en KeenVision Wireless Solutions. De casestudie omvatte het uitvoeren van verschillende vluchten met een RPAS van het type Microdrones md4-1000 boven het verkeersknooppunt aan de Ghelamcoarena in Gent. Tijdens deze vluchten werd beeldmateriaal verzameld, dat na de vlucht softwarematig werd verwerkt. Het verkeersonderzoek werd uitgevoerd op de videobeelden met behulp van objectherkenningssoftware en het gefotografeerde gebied werd gekarteerd met behulp van mappingsoftware. Het vergelijken van de karteringen maakte duidelijk dat de resultaten weinig tot niet werden beïnvloed door de vliegrichting en het aantal grondcontrolepunten. De beste resultaten werden verkregen door het verwerken van de grondcontrolepunten door middel van soft positioning. Verder gaven de verwerkte videobeelden inzicht in de haalbaarheid van de verschillende mogelijkheden van de objectherkenningssoftware. Het tellen en volgen van het verkeer op de rotonde verliep zonder problemen. Met behulp van de aanpassingen aan de bestaande algoritmes zal het mogelijk zijn om verkeersanalyses uit te voeren aan de hand van videobeelden vanuit RPAS. Een vergelijkende analyse toonde aan dat deze toepassing van RPAS-beelden voor verkeersonderzoek verschillende voor- en nadelen heeft ten opzichte van de traditionele onderzoeksmethode, namelijk kentekenonderzoek met behulp van menselijke waarnemers of camera’s. Tot slot Het gebruik van RPAS is mogelijk in een grote waaier aan toepassingen, maar dient gepaard te gaan met een duidelijke en geharmoniseerde integratie van deze luchtvaartuigen in de wetgeving. Door de grote vraag naar verkeersonderzoek, de ruimte voor optimalisatie binnen de huidige onderzoeksmethodes en registratietechnieken en de voordelen van RPAS, kunnen deze toestellen een nuttige toepassing vinden binnen verkeersonderzoek. Het analyseren van RPAS-beelden met behulp van objectherkenningssoftware is mogelijk met behulp van aanpassen van de bestaande algoritmes. Het weergeven van de resultaten van deze verkeerstellingen op een geografische onderlaag biedt ook een meerwaarde aan politiediensten en beleidsmakers. Deze masterproef toont aan dat beelden vanuit een RPAS in combinatie met objectherkennings- en mappingsoftware een valabel en efficiënt alternatief kunnen bieden voor de dure en arbeidsintensieve traditionele methoden waarmee dynamische verkeersstromen in kaart worden gebracht. 162 Referentielijst 1 Geschreven bronnen 1.1 Boeken Broekhoff M., Kooiker R. & Stumpel H. (2011). Marktonderzoek. Ede: Noordhoff Uitgevers. CROW. (2008). Handboek verkeersonderzoek. Ede: CROW. Oudemans A. M. & Markus K. A. R. (2007). Enquête research: Ontwikkelen van vragenlijsten en steekproeven. Ede: Wolters-Noordhoff. 1.2 Wetenschappelijke bronnen Aibotix UAS inspects Germany’s second-longest bridge. (2013, 18 november). GIM International. Geraadpleegd via http://www.gim-international.com/ Bellavita, D.; Ceccaroni, F. & Mazzitelli, A. (2013, februari). Mapping a landslide using UAV. GIM International, 27(2). Berben, Y. (2009). De integratie van UAS in het luchtruim. Eindwerk, KHBO, Departement Industriële wetenschappen en Technologie, Opleiding bachelor in de luchtvaart, Afstudeerrichting luchtvaarttechnologie. Doherty, P. (2004). Advanced research with autonomous unmanned aerial vehicles. Linköping University, Sweden, Department of Computer and Information Science. Eisenbeiss, H. & Sauerbier, M. (2011). Investigation of UAV systems and flight modes for photogrammetric applications. The Photogrammetric Record, 26(136), 400-421. doi: 10.1111/j.1477-9730.2011.00657.x Extending UAS use in science. (2013, 18 juni). GIM International. Geraadpleegd via http://www.giminternational.com/ Guerrero, J.A. & Bestaoui, Y. (2013) UAV path planning for structure inspection in windy environments. Journal of Intelligent & Robotic Systems, 69(1-4), 297-311. doi: 10.1007/s10846-012-9778-2 163 Haarsma, D. (2013, januari). Place under the sun. GIM International, 27(UAS Edition), 3. Heintz, F.; Rudol, P. & Doherty, P. (2007). From images to traffic behaviour. Information Fusion, 10th International Conference. Linköping University, Sweden, Department of Computer and Information Science. Heipke, C. (2013, januari). UAS: filling the gap. GIM International, 27(UAS Edition), 6-11. Jobard, R. (2013, mei). Fixed-wing UAS. GIM International, 27(5). Kapseong, R.; Jun-Seok, O. & Liang, D. (2007). Lessons Learned: application of small UAV for urban highway traffic monitoring. 45th AIAA Aerospace Sciences Meeting and Exhibit, Nevada. Western Michigan University. Lemmens, M. (2011, februari). UAV. GIM International, 25(2). Lemmens, M. (2013, januari). Peaceful use of drones. GIM International, 27(UAS Edition), 5. Limitless possibilities of UAVs accelerate growth. (2013, 25 juni). GIM International. Geraadpleegd via http://www.gim-international.com/ Martínez, D.; Sarabia, A. & García, S. (2014). UAS in Farming: a pilot project in Cuba. GIM International, 28(-), 27-29. Merino, L., Caballero, F., Martínez-de-Dios, J.R., Maza, I. & Ollero, A. (2012). An unmanned aircraft system for automatic forest fire monitoring and measurement. Journal of Intelligent & Robotic Systems, 65(1-4), 533-548. doi: 10.1007/s10846-011-9560-x Muttin, F. (2011). Umbilical deployment modelling for tethered UAV detecting oil pollution from ship. Applied Ocean Research, 33(4), 332-343. doi: 10.1016/j.apor.2011.06.004 Nonami, K. (2007). Prospect and recent research and development for civil use autonomous unmanned aircraft as UAV and MAV. Journal of System Design and Dynamics, 1(2), 120-128. doi: 10.1299/jsdd.1.120 Petrie, G. (2013, januari/februari). Commercial operation of lightweight UAVs for aerial imaging and mapping. GEO Informatics, 16(2), 28-39. Puri, A. (2005). A survey of unmanned aerial vehicles (UAV) for traffic surveillance. University of South Florida, Tampa, USA, Department of Computer Science and Engineering. 164 Puri, A.; Valavanis, K. P. & Kontitsis, M. (2007). Statistical profile generation for traffic monitoring using real-time UAV based video data. University of South Florida, Tampa, USA, Department of CSA, Unmanned Systems Lab. Reuder, J., Jonassen, M.O. & Ólafsson, H. (2012). The small unmanned meteorological observer SUMO: Recent developments and applications of a micro-UAS for atmospheric boundary layer research. Acta Geophysica, 60(5), 1454-1473. doi: 10.2478/s11600-012-0042-8 Srinivasan, S.; Latchman, H.; Shea, J.; Wong, T. & McNair, J. (2004). Airborne traffic surveillance systems. University of Florida, Gainesville, USA, Department of Electrical and Computer Engineering. Wich, S. & Koh, L. P. (2012, november). Conservation drones. GIM International, 26(11). Yamanouchi, K. (07/06/2013). Tech to study use of drones for monitoring highway traffic. Dunwoody (U.S., Antlanta, Georgia): The Atlanta Journal-Constitution. Zhang, C. & Kovacs, J.M. (2012). The application of small unmanned aerial systems for precision agriculture: a review. Precision Agriculture, 13(6), 693-712. doi: 10.1007/s11119-012-9274-5 1.3 Beleidsdocumenten Andres Eduardo Parra Catama. (2012). Policies for certification, operation and maintenance of IAS. ICAO & LACAC UAS Seminar for Caribbean + South America Regions, Lima, Peru. Civil Aviation Authority, Colombia. Coyne, J. (2012). UAS regulatory developments. Civil Aviation Safety Authority, Australia. Da Silva, S. (2012). Remotely-Piloted Aircraft Systems. Workshop on preparations for ANConf/12 – ASBU methodology, Bankok. SIP/ASBU/2012-WP/23, ICAO EUROCAE. (2013). Annual Report: June 2012 to June 2013, pp. 33-35. The European Organisation for Civil Aviation Equipment, Malakoff, Frankrijk. European RPAS Steering Group (ERSG). (2013) Roadmap for the integration of civil RemotelyPiloted Aircraft Systems into the European Aviation System. Final report. Europese Commissie. (08/04/2014). De openstelling van de luchtvaartmarkt voor het veilige en duurzame civiele gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. 165 Federaal Planbureau, Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. (2012). Vooruitzichten van de transportvraag in België tegen 2030. December 2012. Honorato, R. (2012). JARUS: A harmonised approach to UAS rulemaking. [PowerPoint-presentatie] ICAO & LACAC UAS Seminar for Caribbean + South America Regions, Lima, Peru. Agência Nacional de Avianção Civil. ICAO. (2012). Twelfth air navigation conference. Agenda Item 4;4.2: Integration of remotely piloted aircraft systems in civil aviation in Europe. ICAO. (2013, 26 augustus). Remotely Piloted Aircraft Systems. International Civil Aviation Organization (ICAO). Geraadpleegd via http://www.icao.int/ Lissone, M. (2012) Skyguide, Swiss ANSP: UAS meets OPS reality. [PowerPoint-presentatie] EUROCONTROL, België. OECD. (2013). OECD Economic Surveys: Belgium 2013. OECD Publishing. doi: 10.1787/eco_surveys-bel-2013-en. van de Leijgraaf, R. (2011). EUROCAE WG 73: Expert Group on Small UAS. Inspectie Verkeer en Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, CAA Nederland. Vlaams Parlement. (2013). Vlaamse overheid: inzet van drones. Schriftelijke vraag nr. 458 van Dirk Van Mechelen aan alle ministers. Walker, J. & Johnson, C. (2012) Unmanned aircraft systems (UAS) integration in the national airspace system (NAS) project. [PowerPoint-presentatie] ICAO Regional Unmanned Aircraft Seminar for Caribbean + South America Regions, Lima, Peru. Wohlers, K. (2012). Certification of RPA: an overview of the approach to certifying RPA systems. ICAO & LACAC UAS Seminar for Caribbean + South America Regions, Lima, Peru. Rheinmetall Defence, Electronics GmbH, Duitsland. 166 1.4 Wetgeving Belgacomwet. (1991). Wet van 21 maart 1991. Koninkrijk België. Durinckx, F. (2013). Circulaire CIR/GDF-01. Uitgave 5. Directoraat-generaal Luchtvaart, Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Koninkrijk België. Informatiebulletin lichte onbemande luchtvaartuigen – UAS – Unmanned Aircraft systems. (2013). Inspectie Leefomgeving en Transport, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag, Nederland. Koninklijk Besluit houdende het verbod tot vliegen boven zekere gedeelten van het grondgebied van het Rijk. (11 juni 1954). Vliegverkeersregelen. Koninkrijk België. Koninklijk Besluit tot regeling der luchtvaart. (15 maart 1954). Koninkrijk België Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. (15 maart 1968). Koninkrijk België. Wet Luchtvaart. (1937). Wet houdende herziening van de wet van 16 November 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart. Koninkrijk België. 1.5 Onderzoeksinstellingen Airbeam Consortium. (2012). AIRBEAM. Laatst geraadpleegd op 26 maart 2014 via http://airbeam.eu/ Belgian Earth Observation Platform. (2013). VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek). Laatst geraadpleegd op 26 maart 2014 via http://eo.belspo.be/Directory/OrganisationDetail.aspx?orgID=122 Belgian Earth Observation Platform. (2013). VITO UAV Research Group. Laatst geraadpleegd op 26 maart 2014 via http://eo.belspo.be/Directory/OrganisationDetail.aspx?orgID=128 Vandecasteele, S. (2014, 9 april). Ook drones zullen zich aan een Europese regelgeving moeten houden. Vlaams-Europees verbindingsagentschap (Vleva). Geraadpleegd via http://www.vleva.eu/ VITO. (2002). Onbemande vliegtuigen maken permanent detailopnamen van Europa. VITO Nieuwsbrief, No. 22, p. 5. 167 VITO. (2010). HyperForest. Laatst geraadpleegd op 26 maart 2014 via http://hyperforest.vgt.vito.be/drupal-7.0/ VITO. (2014). CHAMELEON. Laatst geraadpleegd op 26 maart 2014 via https://www.vito.be/EN/HomepageAdmin/Home/WetenschappelijkOnderzoek/Aardobservatie /Pages/p_Chameleon.aspx VITO. (2014). Medusa. Laatst geraadpleegd op 26 maart 2014 via https://www.vito.be/EN/HomepageAdmin/Home/WetenschappelijkOnderzoek/Aardobservatie /Pages/p_UAV_Medusa.aspx 1.6 Internetbronnen Belgian Unmanned Aircraft System Association. (2014). Laatst geraadpleegd op 12 maart 2014 via www.beuas.be. FOD Mobiliteit en Vervoer. (2013). Laatst geraadpleegd op 12 maart 2014 via www.mobilit.belgium.be. Hoogtezicht. (2014). Laatst geraadpleegd op 1 april 2014 via www.hoogtezicht.nl Microdrones GmbH. Laatst geraadpleegd op 27 mei 2014 via http://www.microdrones.com/ 1.7 Journalistieke bronnen AFP (2014a, 23 februari). Envol vers le futur avec le DelFly, ‘’un insecte-drone’’. Radio Télévision Luxembourg RTL. Geraadpleegd via http://www.rtl.be/ AFP (2014b, 25 februari). Engrais, eau, desherbage: les drones au service de l’agriculture. Radio Télévision Luxembourg RTL. Geraadpleegd via http://www.rtl.be/ Belga. (2013, 10 juni). Vlaamse administraties experimenteren met drones. Het Laatste Nieuws. Geraadpleegd via http://www.hln.be/ Bendermacher, V. (2013, 4 november). GimBall: de drone die tegen een stootje kan. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ Bervoets, K. (2014, 22 februari). Drones moeten plantenziektes opsporen. Het Laatste Nieuws, p. 45. 168 BeUAS. (2014a, 20 februari). BeUAS recounts its cooperation with the Belgian Civil Aviation Authority. Geraadpleegd via http://www.beuas.be/ Bogaert, J. (2013, 9 april). Drones inzetten om brand te spotten. Het Laatste Nieuws, p. 17. Cambien, K. (2012, 16 augustus). Een stabiele helikoptervisie. Trends, pp. 57. De Smet, D. (2013, 26 december). Een hoge maar onzekere vlucht. De Standaard, p. 24. Declercq, M. (2012, 26 oktober). Vliegende camera’s zijn vaak illegaal. De Morgen, p. 11. Denayer, S. (2014, 22 februari). Hebben drones een toekomst in sport-verslaggeving? Het Laatste Nieuws. Geraadpleegd via http://www.hln.be/ Drones boven Haagse Schilderswijk. (2014, 17 februari). Algemeen Dagblad AD. Geraadpleegd via http://www.ad.nl/ Engelen, S. (2013, 3 december). Drones zijn not done in België. De Morgen, p. 12. Enkel mits toelating. (2014, 12 februari). Het Belang van Limburg, p. 10. Furniere, A. (2012, 12 december). Moments before take off. Flanders Today, pp. 3-5. Ilegems, M. (2014a, 15 januari). Des drones pour sauver le rhinocéros blanc menacé. Data News. Geraadpleegd via http://datanews.levif.be/ict/ Ilegems, M. (2014b, 21 februari). Vlaanderen krijgt ‘dronevalley’: onbemande vliegtuigjes worden ingezet in fruitteelt. Data News. Geraadpleegd via http://datanews.levif.be/ict/ Kamphuis, M. (2014, 24 februari). Fendi zet eigen drones in tijdens fashion show. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ KGO (2012, 20 maart). Onbemande vliegtuigen voor betere kustweervoorspelling. Nieuws, p. 18. Klein Koerkamp, S. (2014, 19 maart). Britten ontwikkelen drone om rampgebieden als Fukushima mee te onderzoeken. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ Klein Koerkamp, S. (2014, 20 maart). De StratoBus: een drone die als satelliet fungeert op een hoogte van 20 km. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ KPK. (2013, 27 juli). Drone fotografeert het Zwin. Het Laatste Nieuws, p. 41. Lanssens, P. (2014, 14 februari). Drones vliegen de deur uit. Het Laatste Nieuws, p. 20. 169 Onbemande vliegtuigjes zoeken duinbranden. (2014, 21 februari). Algemeen Nederlands Persbureau ANP. Geraadpleegd via http://academic.gopress.be/ Petitjean, F. (2013, 8 november). Kijk mama, zonder piloot. Data News, p. 28. Roos, N. (2013, 19 juni). Imec en Vito samen in beeldvorming voor aardobservatie. Bits&Chips. Geraadpleegd via http://www.bits-chips.nl/home.html Schuyffel, N. (2014, 7 februari). Filmen met je eigen drone, mag dat? De Volkskrant. Geraadpleegd via http://www.volkskrant.nl/ Vanwildemeersch, A. (2014, 21 februari). Drones aan de slag in de Limburgse fruitteelt. Vlaamse Radio- en Televisieomroep, Het Journaal 7 [Televisieuitzending]. Geraadpleegd via http://www.deredactie.be/ Voets, J. (2014, 4 februari). Next Level Baywatch: strandwacht drones redden tot 4 keer sneller dan mensen. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ Waterson, J. (2014, 25 februari). This amazing footage shows why drone journalism is about to go mainstream. BuzzFeed. Geraadpleegd via http://www.buzzfeed.com/ 1.8 Andere Blyenburgh & Co. (2011). Non-military UAS applications. (2011). Parijs. Blyenburgh & Co. (2011). Non-military UAS applications: potential future applications. (2011). Parijs. Frost & Sullivan. (2007). ENTR/2007/065, Study analysing the current activities in the field of UAV, First Element: Status. European Commission, Enterprise and Industry Directorate-General. Frost & Sullivan. (2007). ENTR/2007/065, Study analysing the current activities in the field of UAV, Second Element: Way forward. European Commission, Enterprise and Industry DirectorateGeneral. Sato, A. (2003). Civil UAV applications in Japan and related safety & certification. [PowerPointpresentatie] Aeronautic Operations, YAMAHA MOTOR CO., Shizuoka, Japan. 170 2 Mondelinge bronnen Billen, E. (Ingenieur Communicatie, Navigatie, Surveillance). (Casestudie UAV’s) FOD Mobiliteit, Directoraat-Generaal Luchtvaart (Belgian Civil Aviation Authority). Mondelinge communicatie op 27 maart 2014. Universiteit Gent, Campus Schoonmeersen, Gent (BE). Devriendt, L. (Photogrammetry Production Manager). (Masterproef UAV’s). Orbit Geospatial Technologies. Mondelinge communicatie op 25 september 2013. Orbit, Lokeren (BE). Devriendt, L. (Photogrammetry Production Manager). (Masterproef UAV’s) Orbit Geospatial Technologies. Mondelinge communicatie op 7 februari 2014. Orbit, Lokeren (BE). Devriendt, L. (Photogrammetry Production Manager). (Masterproef UAV’s). Orbit Geospatial Technologies. Telefonische communicatie op 28 mei 2014. Orbit, Lokeren (BE). Goossens, S. (Chief Traffic Data Collection). (Verkeersonderzoek). FLOW Traffic Intelligence Agency. Mondelinge communicatie op 5 december 2013. FLOW, Zwijnaarde (BE). Maes, M. & Verstraen, J. (Voorzitter en ondervoorzitter BeUAS). (Wetgeving UAV’s). Belgian Unmanned Aircraft System Association. Mondelinge communicatie op 14 maart 2014. Universiteit Gent, Campus Schoonmeersen, Gent (BE). Maes, M. (Voorzitter en ondervoorzitter BeUAS). Wetgeving RPAS (e-mail naar N.Desmet), (online). Beschikbaar e-mailadres: [email protected] Peeters, H. (Mobiliteitsambtenaar). (Verkeersanalyse Vijfhoek). Stad Brussel, Dienst Ruimtelijke Ordening, Brussel. Mondelinge communicatie op 25 juni 2013. Dienst Ruimtelijke Ordening, Brussel (BE). Simoens, N. (Piloot). (RPAS vluchten). Orbit Geospatial Technologies. Mondelinge communicatie op 15 april 2014. Ghelamco Arena, Gent (BE). 171 Literatuurlijst 1 Geschreven bronnen Bervoets, K. (2014, 14 februari). Cowboys brengen de markt van drones in gevaar. Het Laatste Nieuws, p. 18. Bouten, S. (2013, 23 september). Defibrillator Drone brengt snel hulp aan slachtoffers van een hartaanval. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ Cardoen, S. (2013, 16 juni). Europees programma voor onbemande vliegtuigjes. Vlaamse Radio- en Televisieomroep VRT. Geraadpleegd via http://www.deredactie.be/ CROW. (1994). CROW-publicatie 83 : Tellen en meten in het verkeer. Ede: CROW. De Greef, J. (2013, 23 mei). Obama verdedigt het gebruik van “drones”. Vlaamse Radio- en Televisieomroep VRT. Geraadpleegd via http://www.deredactie.be/ Deforche, B. (2014, 25 februari). Drones zijn inbreuk op onze rust en privacy. Het Nieuwsblad, p. 30. Drones to be tested for traffic management tasks. (2005, 27 mei). The Associated Press. Geraadpleegd via http://www.usatoday.com/ Drone-informatie kan verplaatsingsmodellen verfijnen en verbeteren. (2012, 11 april). Verkeerskunde. Geraadpleegd via http://www.verkeerskunde.nl/ European RPAS Steering Group (ERSG). (2013) Roadmap for the integration of civil RemotelyPiloted Aircraft Systems into the European Aviation System. Final report. Annex 1: A Regulatory Approach for the integration of civil RPAS into the European Aviation System. European RPAS Steering Group (ERSG). (2013) Roadmap for the integration of civil RemotelyPiloted Aircraft Systems into the European Aviation System. Final report. Annex 2: A Strategic R&D Plan for the integration of civil RPAS into the Aviation System. European RPAS Steering Group (ERSG). (2013) Roadmap for the integration of civil RemotelyPiloted Aircraft Systems into the European Aviation System. Final report. Annex 3: A study on the societal impact of the integration of civil RPAS into the European Aviation System. Everaerts, J. (2008). The use of unmanned aerial vehicles (UAVs) for remote sensing and mapping. The international Archives of the Photogrammetry, Remote Sensing and Spatial Information Sciences. Vol. XXXVII. Part BI. Beijing 2008. pp.1187-1191. 172 Global Rescue. (2013). Global rescue UAV applications [Filmbestand]. Geraadpleegd via http://www.youtube.com/ Ikarus OSD. UAS/FPV Navigation System. Laatst geraadpleegd op 3 april 2014 via http://www.ikarusosd.com/ Ilegems, M. (2014c, 22 februari). Wetgeving rond drones blijft veel te beperkt. Data News. Geraadpleegd via http://datanews.levif.be/ict/ KLD (2013, 9 juli). Drones Belgisch leger in 2017 uit dienst. De Standaard. Geraadpleegd via http://www.standaard.be/ Küng, O. (2012, juli). Enabling UAV-based 3D mapping. GIM International, 26(7). Lauwers, K. (2014, 25 februari). Drones zijn de toekomst. Het Nieuwsblad, p. 25. Onbemande vliegtuigjes speuren boven Noordzee naar vervuilende schepen. (2009, 8 augustus). Belga. Geraadpleegd via http://academic.gopress.be/ Op ‘t Eyndt, T. (2013, april). UAS as a tool for surveyors. GIM International, 27(4). Plutecki, W.; Zmarz, A. & Sanko, I. (2013, april) A truly photogrammetric UAV. GIM International, 27(4). Sippo, M. (2013, januari). Experiences in UAS photogrammetry. GIM International, 27(1). Sippo, M. (2013, januari). Experiences in UAS photogrammetry. GIM International, 27(UAS Edition), 12-15. Trimble (2013, januari). Take mapping to a new level and beyond. GIM International, 27(UAS Edition), 1. Van Hekke, J. (17/03/2014). Hypnotiserende visualisatie van luchtverkeer boven Europa. Numrush. Geraadpleegd via http://numrush.nl/ van Hinsbergh, W.H.M.; Rijsdijk, M.J. & Witteveen, W. (2013, maart). UASs for cadastral applications. GIM International, 27(3). van Hinsbergh, W.; Rijsdijk, M. & Witteveen, W. (2013, maart). UAS for cadastral applications. GIM International, 27(UAS Edition), 17-21. Van Meerten, T. (2014, 21 februari). Overheid moet informeren over regels drones. Algemeen Nederlands Persbureau ANP. Geraadpleegd via http://academic.gopress.be/ 173 Vermoere, F. (2007, 28 februari). We maken lichte luchtvaart veiliger. Het Nieuwsblad, p. 53. Vlaanderen experimenteert met drones. (2013, 11 juni). Metro, p. 2. Yvinec, Y., Baudoin, Y., De Cubber, G., Armada, M., Marques, L., Desaulniers, J.-M., Bajic, M., Cepolina, E. & Zoppi, M. (2012). TIRAMISU: FP7-Project for an integrated toolbox in humanitarian demining, focus on UGV, UAV and technical survey. In proceeding of 6th IARP Workshop on Risky Interventions and Environmental Surveillance (RISE). 174 2 Mondelinge bronnen Bouw, H., van der Linden, C. & Herman, J.-L. (Masterproef UAV’s). KeenVision Wireless Solutions. Mondelinge communicatie op 29 oktober 2013. KeenVision, Rotterdam (NL). Bouw, H. & van der Linden, C. (Masterproef UAV’s). KeenVision Wireless Solutions. Mondelinge communicatie op 17 januari 2014. Orbit, Lokeren (BE). Bouw, H. & van der Linden, C. (Masterproef UAV’s) KeenVision Wireless Solutions. Mondelinge communicatie op 7 februari 2014. Orbit, Lokeren (BE). De Boi, T. (Bureauchef). (Masterproef UAV’s). Stad Brugge Mobiliteitsdienst. Mondelinge communicatie op 26 november 2013. Mobiliteitscel, Brugge (BE). Deknudt, P. (Adviseur – Coördinator Dynamisch Verkeersmanagement). (Masterproef UAV’s) Vlaamse Overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Vlaams Verkeerscentrum. Mondelinge communicatie op 22 november 2013. Vlaams Verkeerscentrum, Antwerpen (BE). Devriendt, L. (Photogrammetry Production Manager). (Masterproef UAV’s). Orbit Geospatial Technologies. Mondelinge communicatie op 17 januari 2014. Orbit, Lokeren (BE). Devriendt, L. (Photogrammetry Production Manager). (Masterproef UAV’s). Orbit Geospatial Technologies. Mondelinge communicatie op 4 maart 2014. Orbit, Lokeren (BE). Forceville, W. (DOP). (Masterproef UAV’s). Coptermotion. Mondelinge communicatie op 27 september 2013. Coptermotion, Gent (BE). Marquet, K. (Verkeerskundig teamleider). (Masterproef UAV’s). Vlaamse Overheid, Agentschap Wegen en Verkeer, Expertise Verkeer en Telematica. Mondelinge communicatie op 13 november 2013. Agentschap Wegen en Verkeer, Zwijnaarde (BE). Talens, H. (Project Manager). (Verkeersonderzoek). Kennisplatform CROW, Ede (NL). Telefonische communicatie december 2013. Van Lokeren, J. (Technisch sectiechef). (Masterproef UAV’s). Vlaamse Overheid, Agentschap Wegen en Verkeer, Wegen en Verkeer Oost-Vlaanderen. Mondelinge communicatie op 13 november 2013. Agentschap Wegen en Verkeer, Zwijnaarde (BE). 175 Bijlagen 176 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Bevraging De toepassing van unmanned aerial vehicles bij verkeersonderzoek Inleiding Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s) zijn onbemande luchtvaartuigen, ook wel gekend onder de noemer drones. Deze op afstand bestuurde miniatuurvliegtuigen of -helikopters werden oorspronkelijk ontwikkeld voor militaire doeleinden, maar worden tegenwoordig meer en meer ingezet voor commerciële toepassingen zoals luchtfotografie, film, bouwkundige en landmeetkundige toepassingen, beveiliging en recreatie. De ontwikkeling van deze technologie biedt een waaier aan mogelijkheden, maar roept tegelijkertijd vragen op over privacy, veiligheid, wetgeving, enz. Om meer inzicht te verwerven met betrekking tot de bestaande interesse naar en de ervaring met het gebruik van UAV’s willen wij u vriendelijk verzoeken om onderstaande vragenlijst in te vullen. De resultaten van deze peiling zullen verwerkt worden in een masterproef van de opleiding Master of Science in de industriële wetenschappen: landmeten, Universiteit Gent, Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur. De antwoorden uit deze vragenlijst worden beschouwd als zijnde vertrouwelijk en zullen ook op die manier verwerkt en gebruikt worden. Aan het einde van de vragenlijst is het mogelijk uw interesse in de resultaten van het onderzoek aan te duiden. Alvast bedankt voor uw interesse en medewerking. Noor Desmet en Bert De Vriendt Masterstudenten in de Master of Science in de industriële wetenschappen: landmeten Universiteit Gent Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur Promotor: Prof. dr. ing. G. Deruyter Copromotor: Prof. dr. ir. A. De Wulf De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 177 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Algemene gegevens De antwoorden op deze vragenlijst worden anoniem verwerkt. Bedrijfsgegevens Naam van uw bedrijf of instelling: ……………………………………….. Werkdomein: …………………………….. Type: Overheidsinstelling Privébedrijf Privépersoon Landmeter Andere: ………………………….. Indien bedrijf of dienst: Aantal medewerkers: ………………… Leeftijd van het bedrijf: ………………… Persoonsgegevens Leeftijd: ………….. Functie: …………………………………….. De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 178 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Bevraging Ervaring met het gebruik van UAV’s Had u al enige kennis over UAV’s voor het starten van deze vragenlijst? Ja Neen In welke mate bent u vertrouwd met UAV’s of onbemande luchtvaartuigen? Niet vertrouwd Weinig vertrouwd Vertrouwd Zeer vertrouwd Voor welke toepassingen worden UAV’s volgens u gebruikt? (Meerdere antwoorden toegestaan) Fotogrammetrie Modellering Bouwkundige toepassingen Kartering Bosbeheer Veiligheidstoepassingen (politie, evenementen, etc.) Verkeerstoepassingen (onderzoek, trajectcontrole, nummerplaatherkenning, etc.) Immobiliën Recreatie Militaire toepassingen in oorlogsgebied; Andere: …………………… De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 179 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Heeft u ervaring met de toepassing van UAV’s voor het verzamelen van gegevens? Ja Neen Zo ja, voor welke toepassing? (Meerdere antwoorden toegestaan) Fotogrammetrie; Modellering; Bouwkundige toepassingen; Kartering; Bosbeheer; Veiligheidstoepassingen (politie, evenementen, etc.); Verkeerstoepassingen (onderzoek, trajectcontrole, nummerplaatherkenning, etc.); Immobiliën; Recreatie; Militaire toepassingen in oorlogsgebied; Andere: ……………………… De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 180 Akkoord Neutraal Niet akkoord Weet niet Niet van toepassing 181 het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij wet op de privacy. De ontwikkeling van UAV’s houdt een risico’s in met betrekking tot de gebruik van te maken binnen de landmeetkundige praktijk. Ik vind de mogelijkheden van UAV’s (nog) te beperkt om er effectief Ik denk dat de momenteel behaalde nauwkeurigheid nog onvoldoende is. binnen de landmeetkundige praktijk. Ik denk dat UAV’s in de toekomst een belangrijke rol zullen spelen geleverd of kunnen leveren aan landmeetkundige toepassingen. Ik vind dat UAV’s tot nog toe geen noemenswaardige bijdrage hebben volle benut worden. Ik vind dat niet alle mogelijkheden die het gebruik van UAV’s biedt ten gebeuren. Ik vind de ontwikkeling van UAV’s over het algemeen een positief Stelling Geef aan of u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen. Privacy, mogelijkheden en kostenefficiëntie Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Akkoord Neutraal Niet akkoord Weet niet Niet van toepassing 182 het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij met gebruik van UAV’s. Ik denk dat bepaalde toepassingen efficiënter kunnen worden uitgevoerd Het gebruik van UAV’s is kostenbesparend voor bepaalde toepassingen. Belgische bevolking. UAV’s hebben een positief effect op het veiligheidsgevoel van de een publieke omgeving. Enkel daarvoor opgeleide personen mogen gebruik maken van UAV’s in (bijvoorbeeld: onbewoonde gebieden). Het gebruik van UAV’s moet beperkt worden tot specifieke gebieden Er moet een vluchtplan opgesteld worden voor elke vlucht van een UAV. gebruik van UAV’s. De overheid moet duidelijke regels opstellen met betrekking tot het Stelling Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Verkeersonderzoek Waar situeren zich de grootste verkeersproblemen binnen uw werkgebied (of in eigen regio) (max. 2 antwoorden)? Reistijden Filevorming Kruispunten Sluipverkeer Verkeerspiek door evenementen (beurzen, wedstrijden, concerten, …) Andere: ……………………………… Bent u beroepsmatig bezig met verkeersonderzoek? Ja Neen Indien ja: Welke zijn de huidig gebruikte procedures? Manuele tellingen Tellingen m.b.v. camera’s Verwerking van videobeelden Tel- en detectielussen Druksensoren Ingebouwd trackingsysteem in voertuigen Andere: ……………………. Indien ja: Wat zijn de grootste moeilijkheden met deze onderzoeksmethodes? (max. 3 antwoorden) Arbeidsintensiviteit Efficiëntie Kosten Betrouwbaarheid Inzetbaarheid Veiligheid Andere: …………… De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 183 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Interessepeiling Voor welk van volgende toepassingen kan het gebruik van UAV’s de meeste meerwaarde bieden? (max. 2 antwoorden) Fotogrammetrie Modellering Bouwkundige toepassingen Kartering Bosbeheer Veiligheidstoepassingen (politie, evenementen, etc.) Verkeerstoepassingen (onderzoek, trajectcontrole, nummerplaatherkenning, etc.) Immobiliën Recreatie Militaire toepassingen in oorlogsgebied Andere: …………………………………. Kan het gebruik van UAV’s een nuttige toepassing vinden binnen het verkeersonderzoek? Ja Neen Indien ja: Binnen welke domeinen van verkeersonderzoek kunnen UAV’s volgens u nuttig ingezet worden? Verkeerstellingen op kruispunten en rondpunten; Ontwikkeling van verkeersmodellen; Onderzoek naar sluipverkeer; In kaart brengen van verkeersstromen; Toepassing bij dynamisch verkeersonderzoek; Inzetbaarheid bij ongevallen; Andere: ……………………………….. Heeft u interesse in de toepassing van UAV’s in verkeersonderzoek? Ja Neen De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 184 Bijlage A: Nederlandstalige vragenlijst (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Tot slot Opmerkingen en vragen Indien u opmerkingen of vragen heeft over deze bevraging of het onderwerp UAV’s kunnen deze hieronder worden meegegeven. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Participatie en informatie Geef aan welke informatie u al dan niet wenst te ontvangen over dit onderzoek. Wenst u op de hoogte te blijven van het verloop van dit onderzoek? Ja Neen Bent u geïnteresseerd in de resultaten van deze masterproef? Ja Neen Indien ja, gelieve onderstaande contactgegevens in te vullen: Naam: …………………………………….. E-mailadres: …………………………………….. De resultaten van deze bevraging worden opgenomen en statistisch verwerkt in de masterproef “De toepassing van unmanned aerial vehicles (UAV’s) bij verkeersonderzoek”. Bij het weergeven van de resultaten zal de privacy gerespecteerd worden en zullen namen en bedrijfsnamen niet worden weergegeven. 185 Bijlage B: Tabel met resultaten omtrent de ontwikkeling, het gebruik en de impact van UAV’s (Hoofdstuk 1: Noodzaak en interesse) Ontwikkeling, gebruik en impact van UAV’s Onderstaande tabel geeft het aantal respondenten [%] dat al dan niet akkoord was met de stellingen uit de bevraging “De toepassing van unmanned aerial vehicles bij verkeersonderzoek” omtrent de ontwikkeling, het gebruik en de impact van UAV’s. Weet niet [%] 68,0 26,0 2,8 3,3 0,0 Ik vind dat niet alle mogelijkheden die het gebruik van UAV’s biedt ten volle benut worden. 51,1 23,9 3,3 21,1 0,6 Ik vind dat UAV’s tot nog toe geen noemenswaardige bijdrage hebben geleverd of kunnen leveren aan landmeetkundige toepassingen. 16,6 19,9 33,1 27,6 2,8 Ik denk dat UAV’s in de toekomst een belangrijke rol zullen spelen binnen de landmeetkundige praktijk. 49,2 23,2 Ik denk dat de momenteel behaalde nauwkeurigheid nog onvoldoende is. 27,1 22,7 13,3 36,5 0,6 Ik vind de mogelijkheden van UAV’s (nog) te beperkt om er effectief gebruik van te maken binnen de landmeetkundige praktijk. 24,3 19,9 13,3 41,4 1,1 De ontwikkeling van UAV’s houdt risico’s in met betrekking tot de wet op de privacy. 77,8 10,6 7,8 3,9 0,0 De overheid moet duidelijke regels opstellen met betrekking tot het gebruik van UAV’s. 91,6 0,0 2,8 0,0 Er moet een vluchtplan opgesteld worden voor elke vlucht van een UAV. 39,4 25,0 21,1 13,9 0,6 Het gebruik van UAV’s moet beperkt worden tot specifieke gebieden (bijvoorbeeld: onbewoonde gebieden). Enkel daarvoor opgeleide personen mogen gebruik maken van UAV’s in een publieke omgeving. UAV’s hebben een positief effect op het veiligheidsgevoel van de Belgische bevolking. Neutraal [%] Ik vind de ontwikkeling van UAV’s over het algemeen een positief gebeuren. Stelling Akkoord[%] Niet akkoord [%] Niet van toepassing [%] Stellingen met betrekking tot de ontwikkeling, het gebruik en de impact van RPAS 5,6 7,7 17,7 2,2 12,2 24,3 55,2 7,7 0,6 81,2 3,3 0,0 8,8 6,6 8,8 32,0 32,6 23,8 2,8 Het gebruik van UAV’s is kostenbesparend voor bepaalde toepassingen. 59,2 16,8 2,8 21,2 0,0 Ik denk dat bepaalde toepassingen efficiënter kunnen worden uitgevoerd met gebruik van UAV’s. 75,7 16,0 0,6 7,7 0,0 186 187 A26 A27 A28 A29 A30 A31 A32 A33 A34 A35 A36 A37 A38 A39 A40 X X X X X X X X X X X A18 A19 A20 A21 A22 A23 A24 A25 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X A15 A16 A17 A7 A8 A9 A10 A11 A12 A13 A14 A1 A2 A3 A4 A5 A6 X X X X X X X X X X X X Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp RO RO Exp RO RO RO RO RO RO Currently Taking Place Mission Location VLOS BLOS EU Other B - Safety-Related Applications Avalanche survivor search Dike monitoring Emergency comms network (incl. relay) : Local Regional National European Union Fire scene inspection : Pre-fire During fire Post fire Fishery control Forest Fire fighting : Detection Monitoring Support Iceberg monitoring Maritime search & rescue Disaster site monitoring & mapping : Earthquake Floods Icing rain storms Landslide Mud slide Plane crashes Ship collisions Storm & hurricane Train crashes Tsunami & Tidal surge Volcano eruption Nuclear accident monitoring : Contamination measurement Contamination tracking & monitoring Post-disaster relief operations Road & highway traffic monitoring Search for missing persons Volcanic ash cloud : Analysis Measurement Tracking & monitoring Other B32 B33 B34 B35 B27 B28 B29 B30 B31 B16 B17 B18 B19 B20 B21 B22 B23 B24 B25 B26 B11 B12 B13 B14 B15 B7 B8 B9 B10 B3 B4 B5 B6 B1 B2 E Exp RO X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Exp Exp Exp RO RO Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Currently Taking Place Mission Location VLOS BLOS EU Other E i t use Experiment Routine operations MTOM (kg) <150 >150 © Blyenburgh & Co - 86 rue Michel Ange, 75016 Paris, France - Tel.: 33-1-40.71.83.43 - [email protected] - www.uvs-info.com - Issue date: 4 Aug 2011 - Page: 1/3 A - Security-Related Applications Anti-looting control (post riot) Anti-piracy operations Anti-poaching control Anti-terrorist operations Border surveillance Coastal surveillance Crime scene : Surveillance Recording Situational awareness Criminal car tracking Critical infrastructure surveillance Crowd surveillance Fight against drugs Hostile protest control Illegal immigrant & human trafficking control : Local Regional National Illegal activity control : Illegal dumping & waste burning Historic site & heritage looting Illegal drug cultivation Illegal excavation Illegal logging Illegal mining Illegal ship bilge venting International summit surveillance Maritime surveillance : Regional area Sea lane surveillance Wide area Perimeter surveillance Police applications (various) Regional surveillance Riot control Road traffic surveillance Smuggling control Surveillance of public gatherings Pop concerts Sporting events Urban law enforcement Wildlif crime i t l Wildlife control Other MTOM (kg) <150 >150 NON-MILITARY UAS APPLICATIONS - CURRENT STATUS Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS (Hoofdstuk 2: RPAS) 188 Exp RO C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9 C10 C11 C12 C13 C14 C15 C16 C17 C18 C19 C20 C21 C22 C23 C24 C25 C26 C27 C28 C29 C30 C31 C1 Exp p X X Exp Exp Exp Exp X X X X X X X X X X X Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp X X X X X RO RO X X X X X X X X RO X Exp Exp Exp Exp Exp RO RO X X X X X X X X X X X X X Exp p Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp Exp RO RO RO Exp RO Exp Exp Exp RO RO Exp Currently Taking Place Mission Location VLOS BLOS EU Other © Blyenburgh & Co - 86 rue Michel Ange, 75016 Paris, France - Tel.: 33-1-40.71.83.43 - [email protected] - www.uvs-info.com - Issue date: 4 Aug 2011 - Page: 2/3 C - Scientific & Research Applications Aerial photogrammetry Agricultural : Crop monitoring & management Plant growth vigour mapping Algae proliferation detection Archaeological site mapping Arctic research ATM Research Atmospheric monitoring Climate monitoring Coastal mapping Coastal zone studies Environmental monitoring Forestry management/research Geophysical survey Glacier & ice cap monitoring Hurricane tracking Iceberg monitoring Invasive species identification/analysis Marine mammal monitoring Meteorological research Ocean & sea research support Ozone measurements Salt water infiltration detection Sand bank shift measurements/mapping Sea ice monitoring Tidal zone mapping Vegetation identification Volcano monitoring UAS sensor research Wildlife census Other NON-MILITARY UAS APPLICATIONS - CURRENT STATUS Currently Taking Place MTOM (kg) Mission Location MTOM (kg) <150 >150 VLOS BLOS EU Other <150 >150 D - Contractor Supplied Flight Services Advertising (light-than-air UAS) : X X RO RO Indoor D1 X Outdoor X X RO RO D2 X Aerial photography X RO RO D3 X Aerial news broadcasting X X RO D4 X Agricultural : X X RO RO Common Agricultural Policy control X X RO RO D5 X Crop monitoring & management D6 X Fertilizer dispensing X X X Exp RO D7 X Hydrometric mapping X X Exp Exp D8 X Insecticide spraying X X Exp D9 X Monitoring for selective harvesting X X Exp D10 X Plant growth vigour mapping X X X Exp Exp D11 X Bird (strike) control X X RO Exp D12 X Cargo transport X X Exp Exp D13 X X Cinema (aerial shots & special effects) X X Exp Exp D14 X Forestry : X X Exp Tree growth monitoring X X Exp D16 X Tree illness monitoring X X Exp D17 X Inspection, monitoring, surveying, mapping : X X Exp Aerial terrain mapping X X RO Urban environment D18 X X X Exp Non-urban environment D19 X Industrial site D20 X X Exp X Critical infrastructure inspection X X Exp D21 X Dike inspection X X Exp Exp D22 X Forest fire operations support X X Exp D23 X Gas burn-off flare stack tip inspection X X Exp D24 X Geophysical survey X X Exp Exp D25 X Historical monument inspection X X X X Exp Exp D26 X Illegal crop cultivation detection X X Exp D27 X Magnetic field survey (mineral search) D28 X Magnetic mapping D29 X Oil & gas pipeline inspection D30 X Perimeter surveillance D31 Photogrammetry D32 X Experiment use Power cable inspection D33 X Routine operations Radiation measurement & monitoring D34 X Railway track bed inspection D35 X Thermal isolation analysis (buildings) D36 X Wind turbine blade inspection D37 X Testbed (testing, validation, qualification of D38 X X sensors avionics sensors, avionics, S&A S&A, ATM ATM, etc) Other D39 Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS (Hoofdstuk 2: RPAS) X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Exp RO Exp Exp Exp Exp Exp Exp RO Exp Exp Exp Currently Taking Place Mission Location VLOS BLOS EU Other Exp = Experimental use RO = Routine operations Basic advantages of mutualisation: offers the military additional UAS flight training opportunities; supplies added value to military flight training exercises; permits to increase the return on investment for military UAS by using them for non-military governmental missions with societal benefits (incl. improved European external border surveillance); gives non-military governmental authorities access to capabilities they may not be able to afford otherwise and thereby increases national security & safety; allows to spread the cost of such UAS missions over various government organisations; can contribute to familiarizing non-military governmental organisations with the use and advantages of UAS. Mutualisation = The operation of military UAS assets by the military for non-military governmental applications. © Blyenburgh & Co - 86 rue Michel Ange, 75016 Paris, France - Tel.: 33-1-40.71.83.43 - [email protected] - www.uvs-info.com - Issue date: 4 Aug 2011 - Page: 3/3 E - Military/Civil Cooperation E1 Anti-piracy operations E2 Border surveillance E3 Coastal surveillance E4 Critical infrastructure surveillance Emergency communications network (incl. relay) : Local E5 Regional E6 National E7 Fishery control E8 Forest fire fighting : Detection E9 Monitoring E10 Support E11 Illegal drug cultivation detection E12 Illegal ship bilge venting detection E13 Illegal immigrant control : Local E14 Regional E15 National E16 International summit surveillance E17 Maritime search & rescue E18 Maritime surveillance E19 Natural disaster site monitoring : Earthquake E20 Floods E21 Icing rain storms E22 Landslide E23 Mud slide E24 Plane crashes E25 Ship collisions E26 Storm & hurricane E27 Train crashes E28 Tsunami & Tidal surge E29 Volcano eruption E30 Sea lane surveillance E31 Surveillance of public gatherings E32 Surveillance of international sporting events E33 Other E34 MTOM (kg) <150 >150 NON-MILITARY UAS APPLICATIONS - CURRENT STATUS Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS (Hoofdstuk 2: RPAS) 189 190 X X X X X X X X X X X X A15 A16 A17 A18 A19 A20 A21 A22 A23 A24 A25 A26 A27 A28 A29 A30 A31 A32 A33 A34 A35 A36 A37 A38 A39 A40 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X A7 A8 A9 A10 A11 A12 A13 A14 A1 A2 A3 A4 A5 A6 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X MTOM (kg) <150 >150 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Mission VLOS BLOS X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Location EU Other X X X X X X X X X X X X B - Safety-Related Applications Avalanche survivor search Dike monitoring Emergency comms network (incl. relay) : Local Regional National European Union Fire scene inspection : Pre-fire During fire Post fire Fishery control Forest Fire fighting : Detection Monitoring Support Iceberg monitoring Maritime search & rescue Disaster site monitoring & mapping : Earthquake Floods Icing rain storms Landslide Mud slide Plane crashes Ship collisions Storm & hurricane Train crashes Tsunami & Tidal surge Volcano eruption Nuclear accident monitoring : Contamination measurement Contamination tracking & monitoring Post-disaster relief operations Road & highway traffic monitoring Search for missing persons Volcanic ash cloud : Analysis Measurement Tracking & monitoring Other X X X X X X X X X X X X X X X X B16 B17 B18 B19 B20 B21 B22 B23 B24 B25 B26 B27 B28 B29 B30 B31 B32 B33 B34 B35 X X X X X X X X X X X B11 B12 B13 B14 B15 B7 B8 B9 B10 B3 B4 B5 B6 B1 B2 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X MTOM (kg) <150 >150 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Mission VLOS BLOS X X X Blyenburgh & Co - 86 rue Michel Ange, 75016 Paris, France - Tel.: 33-1-40.71.83.43 - [email protected] - www.uvs-info.com - Issue date: 4 Aug 2011 - Page: 1/3 A - Security-Related Applications Anti-looting control (post riot) Anti-piracy operations Anti-poaching control Anti-terrorist operations Border surveillance Coastal surveillance Crime scene : Surveillance Recording Situational awareness Criminal car tracking Critical infrastructure surveillance Crowd surveillance Fight against drugs Hostile protest control Illegal immigrant & human trafficking control : Local Regional National Illegal activity control : Illegal dumping & waste burning Historic site & heritage looting Illegal drug cultivation Illegal excavation Illegal logging Illegal mining Illegal ship bilge venting International summit surveillance Maritime surveillance : Regional area Sea lane surveillance Wide area Perimeter surveillance Police applications (various) Regional surveillance Riot control Road traffic surveillance Smuggling control Surveillance of public gatherings Pop concerts Sporting events Urban law enforcement Wildlife crime control Other NON-MILITARY UAS APPLICATIONS - POTENTIAL FUTURE APPLICATIONS X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Location EU Other X X X X Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS (Hoofdstuk 2: RPAS) 191 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 C9 C10 C11 C12 C13 C14 C15 C16 C17 C18 C19 C20 C21 C22 C23 C24 C25 C26 C27 C28 C29 C30 C31 C1 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X MTOM (kg) <150 >150 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Mission VLOS BLOS X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Location EU Other X X MTOM (kg) D - Contractor Supplied Flight Services <150 >150 Advertising (light-than-air UAS) : Indoor D1 X Outdoor D2 X Aerial photography D3 X Aerial news broadcasting D4 X Agricultural : Common Agricultural Policy control D5 X X Crop monitoring & management D6 X Fertilizer dispensing D7 X Hydrometric mapping D8 X Insecticide spraying D9 X Monitoring for selective harvesting D10 X Plant growth vigour mapping D11 X Bird (strike) control D12 X Cargo transport D13 X X Cinema (aerial shots & special effects) D14 X Forestry : Tree growth monitoring D16 X X Tree illness monitoring T ill it i D17 X X Inspection, monitoring, surveying, mapping : Aerial terrain mapping Urban environment D18 X Non-urban environment D19 X Industrial site D20 X Critical infrastructure inspection D21 X Dike inspection D22 X Forest fire operations support D23 X X Gas burn-off flare stack tip inspection D24 X Geophysical survey D25 X X Historical monument inspection D26 X Illegal crop cultivation detection D27 X X Magnetic field survey (mineral search) D28 X Magnetic mapping (search & rescue) D29 X Oil & gas pipeline inspection D30 X X Perimeter surveillance D31 X X Photogrammetry D32 X Power cable inspection D33 X Radiation measurement & monitoring D34 X X Railway track bed inspection D35 X Thermal isolation analysis (buildings) D36 X Wind turbine blade inspection D37 X Testbed (testing, validation, qualification of D38 X X sensors, avionics, S&A, ATM, etc) Other D39 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Mission VLOS BLOS Blyenburgh & Co - 86 rue Michel Ange, 75016 Paris, France - Tel.: 33-1-40.71.83.43 - [email protected] - www.uvs-info.com - Issue date: 4 Aug 2011 - Page: 2/3 C - Scientific & Research Applications Aerial photogrammetry Agricultural : Crop monitoring & management Plant growth vigour mapping Algae proliferation detection Archaeological site mapping Arctic research ATM Research Atmospheric monitoring Climate monitoring Coastal mapping Coastal zone studies Environmental monitoring Forestry management/research Geophysical survey Glacier & ice cap monitoring Hurricane tracking Iceberg monitoring Invasive I i species i identification/analysis id tifi ti / l i Marine mammal monitoring Meteorological research Ocean & sea research support Ozone measurements Salt water infiltration detection Sand bank shift measurements/mapping Sea ice monitoring Tidal zone mapping Vegetation identification Volcano monitoring UAS sensor research Wildlife census Other NON-MILITARY UAS APPLICATIONS - POTENTIAL FUTURE APPLICATIONS X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Location EU Other Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS (Hoofdstuk 2: RPAS) X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X Location EU Other X X X X X X X X X X X X Mission VLOS BLOS X X X X Basic advantages of mutualisation: offers the military additional UAS flight training opportunities; supplies added value to military flight training exercises; permits to increase the return on investment for military UAS by using them for non-military governmental missions with societal benefits (incl. improved European external border surveillance); gives non-military governmental authorities access to capabilities they may not be able to afford otherwise and thereby increases national security & safety; allows to spread the cost of such UAS missions over various government organisations; would permit to familiarize non-military governmental organisations with the use and advantages of UAS. Mutualisation = The operation of military UAS assets by the military for non-military governmental applications. Blyenburgh & Co - 86 rue Michel Ange, 75016 Paris, France - Tel.: 33-1-40.71.83.43 - [email protected] - www.uvs-info.com - Issue date: 4 Aug 2011 - Page: 3/3 MTOM (kg) E - Military/Civil Cooperation <150 >150 E1 Anti-piracy operations X X E2 Border surveillance X X E3 Coastal surveillance X X E4 Critical infrastructure surveillance X Emergency communications network (incl. relay) : Local E5 X X Regional E6 X National E7 X Fishery control E8 X Forest fire fighting : Detection E9 X X Monitoring E10 X Support E11 X Illegal drug cultivation detection E12 X Illegal ship bilge venting detection E13 X Illegal immigrant control : Local E14 X X Regional E15 X X National E16 X International summit surveillance E17 X X Maritime search & rescue E18 X X Maritime surveillance E19 X X Natural disaster site monitoring : Earthquake E20 X X Floods E21 X X Icing rain storms E22 X X Landslide E23 X X Mud slide E24 X X Plane crashes E25 X X Ship collisions E26 X X Storm & hurricane E27 X X Train crashes E28 X X Tsunami & Tidal surge E29 X Volcano eruption E30 X X Sea lane surveillance E31 X X Surveillance of public gatherings E32 X X Surveillance of international sporting events E33 X X Other E34 NON-MILITARY UAS APPLICATIONS - POTENTIAL FUTURE APPLICATIONS Bijlage C: Blyenburgh & Co –Toepassingen UAS (Hoofdstuk 2: RPAS) 192 Bijlage D: Voertuigclassificaties (Hoofdstuk 4: Verkeersonderzoek) Voertuigclassificatie 1 Voertuigclassificatie volgens Koninklijk Besluit 15 maart 1968 In het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, wordt een classificatiewijze beschreven voor internationale voertuigcategorieën. Deze classificatie ziet eruit als volgt: - categorie M: vervoer van passagiers (minstens vier wielen); o M1: ten hoogste acht zitplaatsen (exclusief de plaats van de bestuurder); Sedan AA, voertuig met achterklep AB, stationwagen AC, coupé AD, cabriolet AE, voertuig voor meerdere doeleinden AF; o M2: meer dan acht zitplaatsen – maximale massa 5 ton; Onderscheid in klassen o.b.v. al dan niet zittende passagiers, enkel- of dubbeldeks, al dan niet geleed, al dan niet met lage vloer; o M3: meer dan 8 zitplaatsen – meer dan 5 ton; Onderscheid in klassen o.b.v. al dan niet zittende passagiers, enkel- of dubbeldeks, al dan niet geleed, al dan niet met lage vloer; - categorie N: vervoer van goederen (minstens vier wielen) o N1: maximale massa 3,5 ton; o N2: maximale massa meer dan 3,5 ton tot en met 12 ton; o N3: maximale massa meer dan 12 ton; o Verdere classificatie in vrachtwagen BA, bestelwagen BB, opleggertrekkend voertuig BC en aanhangwagentrekkend voertuig of aanhangwagentrekker BD; - categorie O: aanhangwagens (met inbegrip van opleggers); o O1: maximale massa van 0,75 ton; o O2: maximale massa meer dan 0,75 ton tot en met 3,5 ton; o O3: maximale massa meer dan 3,5 ton tot en met 10 ton; o O4: maximale massa meer dan 10 ton; o Verdere classificatie in oplegger DA, autonome aanhangwagen DB en middenasaanhangwagen DC; - categorie G: terreinvoertuigen; o - Uitzonderingen op voertuigen van categorie N en M; categorie T: landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen; o Trekkers op wielen, trekkers voor speciale doeleinden (portaaltrekkers, brede trekkers, trekkers met geringe hoogte boven het wegdek); 193 Bijlage D: Voertuigclassificaties (Hoofdstuk 4: Verkeersonderzoek) - categorie C: landbouw- en bosbouwtrekkers op rupsbanden; - categorie R: landbouw- en bosbouwaanhangwagens; o - categorie S: verwisselbare getrokken machines; o - Verdere classificatie naar technisch toelaatbare massa per as en ontwerpsnelheid; Verdere classificatie naar technisch toelaatbare massa per as en ontwerpsnelheid; categorie ‘Voertuigen voor speciale doeleinden’; o SA: Kampeerwagens; o SB: Gepantserde voertuigen; o SC: Ambulances; o SD: Lijkwagens; o SE: Caravans; o SF: Mobiele kranen; o SG: Overige voertuigen voor speciale doeleinden; o SH: Voor rolstoelen toegankelijk voertuig. 2 Voertuigclassificatie volgens CROW Een voorbeeld van voertuigclassificatie volgens Het Verkeershandboek ziet eruit als volgt CROW (2008): - motor (Mo); - licht verkeer (L); - - o personenauto, stationcar, terreinwagen; o bestelbus, pick-up; o bovenstaande voertuigen met aanhanger of caravan; middelzwaar verkeer (M); o trekker zonder oplegger; o zware bestelbus; o lichte vrachtauto met of zonder huif; o touringcar met twee assen; zwaar verkeer (Z); o zware vrachtauto met drie of meer assen; o vrachtwagencombinatie; o trekker met oplegger; o bijzonder transport; o touringcar met drie of meer assen; o aanhanger met enkele of dubbele as; 194 Bijlage D: Voertuigclassificaties (Hoofdstuk 4: Verkeersonderzoek) - overige motorvoertuigen (Re); o landbouwvoertuig; o grondverzetmateriaal; o rupsvoertuigen; o overig (langzaam) verkeer; o (brom)fietser; o voetganger. 3 Asclassificatie volgens CROW De asafstand – de afstand tussen geregistreerde assenparen – kan gebruikt worden ter classificatie van voertuigen wanneer tellussen of telslangen gebruikt worden. Een courant gebruikte indeling in dit geval is (CROW, 2008): < 3,5 m : motor (brommer), personenauto en kleine bestelauto; 3,5 tot 7 m : (kleine) vrachtwagen, autobus, personenauto met aanhanger; >7m : vrachtwagen met oplegger of aanhanger en verlengde autobus. 195 Bijlage E: Toelating DGLV (Hoofdstuk 5: Casestudie) 196 Bijlage E: Toelating DGLV (Hoofdstuk 5: Casestudie) 197 Punt 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 x1 105582,150 105581,524 105563,696 105581,450 105601,559 105608,284 105586,625 105590,514 105552,751 105565,649 105516,065 105467,425 105446,065 105372,593 105400,040 105455,376 105496,921 105501,357 105526,791 105512,068 105549,649 toestel Trimble R8 GNSS. y1 189532,803 189593,733 189610,151 189630,339 189666,709 189708,128 189772,497 189719,223 189672,534 189630,083 189623,012 189569,849 189536,217 189463,765 189433,617 189492,423 189445,737 189393,923 189496,456 189533,167 189567,442 h1 10,690 10,720 8,824 8,360 8,164 8,600 8,347 8,358 8,524 8,273 8,545 8,404 6,830 7,516 7,508 9,545 8,695 9,237 11,496 12,900 10,737 x2 105582,150 105581,522 105563,690 105581,432 105601,554 105608,303 105586,613 105590,535 105552,748 105565,658 105516,080 105467,419 105446,057 105372,588 105400,031 105455,364 105496,921 105501,346 105526,790 105512,053 105549,648 y2 189532,807 189593,729 189610,170 189630,348 189666,722 189708,133 189772,501 189719,207 189672,532 189630,080 189623,016 189569,854 189536,219 189463,776 189433,629 189492,431 189445,749 189393,922 189496,448 189533,166 189567,444 h2 xgem LB72 ygem LB72 hgem LB72 10,648 105582,150 189532,805 10,669 10,702 105581,523 189593,731 10,711 8,785 105563,693 189610,161 8,805 8,329 105581,441 189630,344 8,345 8,142 105601,557 189666,716 8,153 8,573 105608,294 189708,131 8,587 8,336 105586,619 189772,499 8,342 8,373 105590,525 189719,215 8,366 8,505 105552,750 189672,533 8,515 8,266 105565,654 189630,082 8,270 8,534 105516,073 189623,014 8,540 8,369 105467,422 189569,852 8,387 6,812 105446,061 189536,218 6,821 7,508 105372,591 189463,771 7,512 7,497 105400,036 189433,623 7,503 9,538 105455,370 189492,427 9,542 8,679 105496,921 189445,743 8,687 9,242 105501,352 189393,923 9,240 11,462 105526,791 189496,452 11,479 12,882 105512,061 189533,167 12,891 10,730 105549,649 189567,443 10,734 Grondcontrolepunten kartering 17 mei 2014 dx 0,000 0,002 0,006 0,018 0,005 -0,019 0,012 -0,021 0,003 -0,009 -0,015 0,006 0,008 0,005 0,009 0,012 0,000 0,011 0,001 0,015 0,001 dy -0,004 0,004 -0,019 -0,009 -0,013 -0,005 -0,004 0,016 0,002 0,003 -0,004 -0,005 -0,002 -0,011 -0,012 -0,008 -0,012 0,001 0,008 0,001 -0,002 dh 0,042 0,018 0,039 0,031 0,022 0,027 0,011 -0,015 0,019 0,007 0,011 0,035 0,018 0,008 0,011 0,007 0,016 -0,005 0,034 0,018 0,007 Voor de kartering van 17 mei 2014 werden 21 grondcontrolepunten aangemaakt en opgemeten. Elk punt werd twee keer gemeten aan de hand van een GPS- Kartering 17 mei 2014 Grondcontrolepunten Bijlage F: Grondcontrolepunten (Hoofdstuk 5: Casestudie) 198
© Copyright 2024 ExpyDoc