open bestand - Immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen

1
2
Sfeer!
Björn Rzoska
De winterjaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem
m.m.v.
Jan Mertens
en
Koen De Keukeleire
Foto-essay
Michiel Hendryckx
3
4
Voorwoord
Avergroeid.
l vele eeuwen lang zijn Sint-Lievens-Houtem en zijn wijd en zijd vermaarde winterjaarmarkt onlosmakelijk met elkaar
De kleurrijke jaarmarkt, een heilige afspraak voor landbouwers en handelaars van paarden en vee, is tegelijk een waar
feest voor de Houtemnaren en de vele tienduizenden bezoekers die van heinde en verre afzakken naar de grootste winterjaarmarkt
van het land, aangetrokken door de alom geprezen unieke sfeer. Te midden van een gezellige drukte vloeien volkscultuur, amusement en de nieuwe plattelands-en landbouwtrends naadloos in elkaar over.
Als het uithangbord bij uitstek van Sint-Lievens-Houtem is de historische jaarmarkt een onmisbare bouwsteen van de lokale
identiteit en de culturele biografie van de Houtemnaren. Terecht wordt de winterjaarmarkt de jongste jaren gepromoot als immaterieel – ontastbaar – cultureel erfgoed. Dit boek draagt bij tot de beeldvorming over de winterjaarmarkt als een belangrijk erfgoedevenement. Dat verklaart de financiële steun vanwege het provinciebestuur.
De auteurs verhalen de intrigerende geschiedenis van de jaarmarkt, en doorspekken hun relaas met leuke anekdotes. Ze interviewden ook bevoorrechte getuigen van de winterjaarmarkt. Zo rijst de historische jaarmarkt voor het geestesoog van de lezer op uit
de nevelen van de geschiedenis, bruisend en met veel couleur locale – zoals we de winterjaarmarkt vandaag nog kennen. Het fotoessay van Michiel Hendryckx versterkt die beleving. Dit is een boek de winterjaarmarkt waardig !
Jean-Pierre Van Der Meiren
gedeputeerde voor cultuur
5
6
Voorwoord
Asucces.
lleen wie de Winterjaarmarkt echt heeft meegemaakt, weet welke sfeer er heerst. Toch probeert dit boek die sfeer op te roepen. Met
Gij die onveranderlijk op 12 november in Sint-Lievens-Houtem waart, zult zich via dit boek warmen aan herinneringen: de
mengeling van runderen en paarden, de koopmannen en de boeren, de borrels tegen de kou, het geld en het vertier… Gij, die tot
heden nooit de gelegenheid vond om de unieke en eeuwenoude manifestatie te bezoeken, gij zult goesting krijgen.
De jaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem is de laatste in haar soort. Zo authentiek en exclusief is ze, zo geworteld in traditie, dat ze het
etiket ontving van erfgoedmanifestatie.
Hier overleeft een rijk en veelzijdig symbool van het platteland, een cultuurhistorisch erfgoedelement. Hier verstrengelen zich identiteit, economie, consumptie, toerisme, communicatie en imago. Europa, Vlaanderen en de provincie Oost-Vlaanderen ontdekken
hier raakpunten met hun modern en integraal plattelandsbeleid. Alle drie subsidieerden ze het plattelandsproject dat de winterjaarmarkt ook in de komende generaties zal helpen overleven.
In het project Erf-goed-jaren-markt bundelde de gemeente in 2003 alle cultuurhistorische en etnologische elementen van de Winterjaarmarkt. Het was de basis voor een tentoonstelling tijdens de jaarmarkt van 2004. De belangstelling was immens: wij telden 10.000
bezoekers. Dit boek is het voorlopig laatste hoogtepunt in het project.
Ik wil mijn dank uitspreken. Aan Björn Rzoska die al zijn erfgoedenthousiasme in dit boek stak. Aan het Vlaams Centrum voor Volkscultuur dat al van in 2003 het project inhoudelijk stoffeerde. Tweemaal aan de provincie Oost-Vlaanderen. De dienst Landbouw
ondersteunde immers het plattelandsproject. En de dienst Cultuur hielp samen met onze eigen gemeentelijke culturele dienst bij de
uitgave van dit boek. Aan Jan Mertens en Koen De Keukeleire die meewerkten aan de voorbereiding. En aan Michiel Hendryckx die
de sfeer voor u fotografisch snoof en in dit boek zo fijn weergeeft. Alleen de geur ontbreekt, hoewel…
Ik wens u veel lees- en kijkgenot, en tot op de Winterjaarmarkt!
Lieven Latoir,
burgemeester
7
8
Deel 1
E e n (win t e r )jaar m ark t me t trad itie
9
1.
Livinus, een heilige met
een sterk verhaal
Het is een huizenhoog cliché: de winterjaarmarkt van
Sint-Lievens-Houtem kan terugkijken op een verleden van op zijn minst duizend jaar. In allerlei artikels
werd deze boodschap de laatste jaren strategisch ver[\MZS\MVIIVOMLQS\7WSQVLMWNÅKQxTMKWUU]VQKItie van de gemeente werd regelmatig gewezen op de
eerbiedwaardige ouderdom van de manifestatie die
vele duizenden half november naar het bruisende,
gezellige dorp deden afzakken. Twee mythische cijfers: duizend jaar en vijftigduizend bezoekers. Over
het laatste cijfer willen we het hier niet hebben, maar
over de geschiedenis van de winterjaarmarkt blijkt
een en ander vatbaar voor nuancering en correctie.
De Heilige Livinus toont zijn uitgerukte tong. Volgens
de legende kwam hij gruwelijk aan zijn einde. Rechts
van hem de kerk van Sint-Lievens-Houtem, zijn laatste rustplaats.
(Verschenen in J.J. De Smet, Receuil des chroniques de Flandre, ca. 1857)
10
De winterjaarmarkt vindt zijn oorsprong in de verering van de Heilige Livinus. Volgens de legende was
Livinus een Ierse bisschop die in het midden van de
7de eeuw een stuk van wat nu Vlaanderen is kwam
kerstenen. Zoals het een goede heilige betaamt verrichte hij een aantal wonderen. Een risico, zo bleek.
Wonderen wekken immers niet alleen bewondering
op, maar ook afgunst en naijver. Op 12 november
657 werd Livinus nogal brutaal vermoord in SintLievens-Esse. Hij vond een laatste rustplaats in SintLievens-Houtem. In de middeleeuwen hadden bedevaarten regelmatig ook een economisch luik. Het
De marteling van de Heilige Livinus door de ogen van
schilder Peter Paul Rubens (1577-1640). Hij maakte het
schilderij in opdracht van de Jezuïeten omstreeks 1633.
Het was een van de altaarstukken van de Gentse Sint-Livinuskerk. Een late Rubens in zijn gekende stijl. Rovers
verhaal wil dat zich in de marge van de jaarlijkse
bedevaart naar het graf van Livinus een bloeiende
markthandel ontwikkelde. Meteen de oorsprong om
te gewagen van een duizendjarige markt. Maar wat
levert het historisch onderzoek op?
2.
Oud, maar geen
duizend jaar
Reeds in de jaren 1950 toonde bronkritisch en literatuurhistorisch onderzoek aan dat Livinus vermoedelijk nooit heeft bestaan. De legende van de heilige zou
gebaseerd zijn op de vita van Lebuïnus, een heilige
uit het Nederlandse Deventer. Er zijn de afgelopen
jaren verschillende denkpistes geopperd omtrent de
identiteit en de motieven van degenen die de legende
rond Livinus hebben geconstrueerd. Zekerheid is
er echter over geen van de verklaringen. De meest
gangbare is dat het gefantaseerde verhaal de wereld
werd ingestuurd vanuit de Gentse Sint-Baafsabdij,
vermoedelijk om de inkomsten vanuit het domein
Holthem gevoelig te verhogen. Daarom kreeg de heilige Livinus ook nog eens een sterk verhaal, met als
JMTIVOZQRS[\MQVOZMLQxV\LMW^MZJZMVOQVO^IVLMZMlieken – de translatie in vakjargon. Op 28 juni 1007
werden de overblijfselen van Livinus overgebracht
naar de Gentse Sint-Baafsabdij. Maar die overbrenging verliep niet van een leien dakje. Halverwege het
dorpsplein moest de stoet halt houden. De relieken
waren steeds zwaarder gaan wegen. Pas na de belofte
van de abt om jaarlijks op Sint-Pietersdag of 29 juni
met de relieken naar Houtem terug te keren, konden de Gentenaars hun weg verder zetten. Steunend
“De groote plaats” rond
1903. Toen nog gras.
Met Livinuskruis. Hier
werden de relieken van
de heilige zo zwaar dat
de abt van de Sint-Baafsabdij eerst de belofte
moest doen om elk jaar
op Sint-Pietersdag – 29
juni – een bedevaart te
organiseren. Pas dan
konden de Gentenaars
hun weg voortzetten.
(Foto verzameling Frans
Duquet)
op deze legende ontstond vanuit Gent een jaarlijkse
Sint-Lievensbedevaart naar Houtem en in de marge
daarvan een jaarmarkt, de zomerjaarmarkt. Het is
niet duidelijk op welk moment de verzonnen verhalen over Livinus daadwerkelijk een rol begonnen
spelen in een heuse volksdevotie rond de heilige. Uit
diverse documenten blijkt dat er alleszins rond zijn
sterfdatum – 12 november – en de translatie – 28
juni – bedevaarten ontstonden, inclusief jaarmarkten. Livinus, de heilige met een sterk verhaal, bleek
succesvol!
Zoals vaak het geval, is het een ruzie die aan de
basis ligt van het vroegst bewaarde document over
de jaarmarkt. In 1339 deden de schepenen van de
keure uitspraak over de tolgelden die de kerk van
Sint-Lievens-Houtem ontving van de handelaars op
de markt. Toen betaalden de handelaars tol aan de
kerk om handel te mogen drijven op de bedevaartsdag. Per verkocht dier ontving de kerk een vaste vergoeding van de verkoper. De oorkonde geeft meteen
inzicht in welke dieren en koopwaar op de jaarmarkt
werden verhandeld: paarden, runderen, varkens,
schapen, stoffen, pels, oude kleren en gevet leder.
Dat de jaarmarkt aan belang won, bewijzen de zogenaamde ‘voorgeboden’ of zowat het eerste echte
jaarmarktreglement waarvan een afschrift uit 1395
is bewaard. Vermoedelijk lagen vastgestelde misbruiken aan de basis van de noodzaak om een en ander
11
te reglementeren. Zo waren wapens verboden op
de markt, net als het maken van vuur. Etenswaren
van mindere kwaliteit werden niet toegestaan. En
handelaars werden geacht koopwaren met de juiste
lengte- en inhoudsmaten te meten of met de juiste
gewichten te wegen. Inbreuken werden zwaar beboet, ondermeer met de verbeurdverklaring van
de koopwaar. Beide documenten tonen aan dat de
jaarmarkt in Sint-Lievens-Houtem kan bogen op
een traditie van om en de bij de 900 jaar. Alleen
blijft het onduidelijk: over welke jaarmarkt hebben de archieven het? De winter- of de zomerjaarmarkt? Of beide?
3.
Het “plaisir” op de
zomerjaarmarkt
Het is een feit dat de zomerjaarmarkt tot diep in
de 16de eeuw de winterjaarmarkt overvleugelde in
omvang en belangrijkheid. De Mechelse plantkundige Robert Dodoens vermeldde in zijn Almanack
ende Prognosticatie van 1585 wel de paarden- en
jaarmarkt in juni, maar van een jaarmarkt in november is geen spoor. Dat er wel degelijk toen al
een bedevaart annex markt was in november, wordt
aangetoond door een rekening van de proost van
de Sint-Baafsabdij uit 1446. De rekening geeft een
overzicht van de uitgaven gedaan tijdens de bedevaart op 12 november naar Houtem. De uitgaven
bewijzen vooral de bloeiende markt die intussen
onlosmakelijk was verbonden met de bedevaart:
brood, wijn, azijn, saffraan, kaneel, peper, look, eieren, erwten, haring, rogge, tong, kersen, boter, ….
Blijkbaar scherpte een bedevaart de honger sterk
aan.
Een bewijs van de bloeiende winter- en zomerjaarmarkt blijkt uit een proces in 1634. In dat jaar wordt
immers een onderzoek geopend naar Charles Everwijn, de baljuw van de stad Aalst en het Land van
Aalst. De beschuldigingen zijn niet min: afpersing
en machtsmisbruik. Ook op de twee jaarmarkten
12
zou de baljuw buiten de lijntjes hebben gekleurd.
Voor het eerst krijgen we zicht op de jaarmarkten, die “ghehauden worden tweemael t’sjaers met
NZMY]MV\QxV ^IV ^MTM ^WTK` MVLM \][[KPMV LM \_MM
ende drije hondert craemen.” Toch niet min, twee à
driehonderd kramen. Everwijn zou een veel te hoog
marktgeld hebben geïnd. Iets wat werd ontkend
door de burgemeester die als getuige was opgeroepen. Hij beweerde dat de inning verlopen was zoals
het sinds “alle aude ende immemorialen tijden” gebeurde. De rekening van de proost, het aantal kramen en de opmerking dat de inning zoals altijd was
verlopen, tonen aan dat beide jaarmarkten in het
midden van de 17de eeuw al een zekere geschiedenis hadden. Dat Dodoens de winterjaarmarkt niet
Met de Carolijnse concessie verbood Keizer
Karel in 1540 de bedevaart naar Sint-LievensHoutem. Het jaar ervoor waren er immers
zware onlusten geweest. (Stadsarchief Gent, reeks
charters, 94/957; foto C. Hourez)
vermeld betekent dus zeker niet dat hij nog niet bestond. Het toont alleen aan dat de zomerjaarmarkt
toen heel wat belangrijker én ook groter was dan de
winterjaarmarkt. De Mechelse plantkundige had immers enkel oog voor de landelijke en internationaal
belangrijkste jaarmarkten.
Dat de Sint-Lievensbedevaart, de jaarlijkse overbrenging van de relieken van Gent naar Houtem, en
vooral de inherente zomerjaarmarkt een kleurrijke
bedoening was, getuigt een anoniem verslag over
1539 onder de sprekende titel Relations des troubles de Gand. Het Marktplein wordt omschreven als
gelijkend op een militair tentenkamp van een uit de
kluiten gewassen leger. Je kon zowat alles kopen op
de zomerjaarmarkt. Maar de jaarmarkt was ook de
plaats bij uitstek waar bendes rekeningen vereffenLMV_IIZOM^WKP\MVuVOMNMM[\_MZL<IUJWMZ[Æ]Qtenspelers en trompettisten, het hele dorp werd onder de voet gelopen door muzikanten die een enorm
lawaai produceerden. Wie geen muziek speelde
danste. De nuchtere verslaggever stelde toen al vast
dat de meeste bedevaarders niet uit gelovige motieven deelnamen, “mais pour leurs plaisirs.” Sommige
bronnen stellen dat zowat een derde van de Gentse
stadsbevolking eind juni afzakte naar het dorp van
Houtem. Bij een dergelijke volkstoeloop hoeft het
niet te verwonderen dat er regelmatig schermutselingen waren. In 1540 kwam er een abrupt einde aan
het plezier: Keizer Karel verbood de Sint-Lievensbe-
devaart. Op slag was de zomerjaarmarkt een groot
deel van zijn vast publiek kwijt. De zomerjaarmarkt
bleef evenwel een van de belangrijkste van het land,
getuige de almanak van Dodoens uit 1585. Maar in
de processtukken tegen baljuw Everwijn bijna vijftig
jaar later worden beide jaarmarkten als vergelijkbaar
inzake omvang beschreven. De zomerjaarmarkt verloor stilaan terrein tegenover de jaarmarkt in november. Een tendens die in de volgende jaren en eeuwen
enkel zal worden versterkt.
`
13
4.
Lichte een aantal messteken uit. Met de hulp van
zijn kompanen kon hij ontsnappen. Overigens werd
er regelmatig gevochten op de jaarmarkt. Niet zo
verwonderlijk gezien het vele volk dat de jaarmarkt
bezocht en vooral de hoeveelheid drank die werd
verzet. Heel wat bezoekers kwamen niet zozeer om
beesten of andere koopwaar te kopen, maar eerder
om zich te amuseren en zich lazarus te drinken. In
1786 werd een proces gevoerd tegen een zekere Johanna De Bock naar aanleiding van een ruzie op de
jaarmarkt. Zij verklaarde samen met haar zus Pieternelle en haar broer Tiste naar Houtem te zijn afgezakt. Johanna verklaarde over haar zus dat deze
naar de winterjaarmarkt trok “om eens beschonken
te worden en om het mannenvolk.” Vermoedelijk
bezoeken anno 2006 sommigen de winterjaarmarkt
nog altijd om dezelfde redenen.
Jan de Lichte doet
Houtem aan
Het staat vast dat de winterjaarmarkt in de 18de eeuw
uitgroeide tot een zeer gerenommeerde gebeurtenis,
vooral in landbouwmiddens. Veel had te maken met
de verkoop van dieren, een steeds centraler gegeven in het marktgebeuren. Het dorpsplein bestond
toen nog grotendeels uit een grasvlakte, met onderaan een aantal vijvertjes. Ideaal om beesten te laten
grazen en drinken. Bovendien was er in november
voor boeren weinig te doen en hadden ze alle tijd
om af te zakken naar Houtem. Een inventaris van
alle herbergen in Houtem uit 1774 geeft meteen inzicht in het belang van de verkoop van dieren op de
winterjaarmarkt. Bepaalde delen van het marktplein
_IZMV ^MZSWWXXTII\[MV ^WWZ [XMKQÅMS ^MM BW _I[
er een gewone “verckensmerckt” en ook een “vette
verckensmerckt”. Varkens werden verkocht op de
zuidzijde van het plein, paarden en koeien langs de
noordzijde. De varkensmarkt was overigens gekend
in de wijde omtrek.
Uit de inventaris van 1774 bleken er elf herbergen te
zijn. En die zaten tijdens de winterjaarmarkt natuurlijk goed vol. In 1745 kreeg de beruchte bendeleider
Jan de Lichte in de Au Lion d’Or ruzie omwille van
een vrouw. Op het gevecht dat ontstond deelde de
14
Een van de vroegste kaarten van het Houtemse dorpsplein. Onderaan het plein lag toen
nog een vijver.
(Plan van de dorpsplaats van Sint-Lievens-Houtem door
P.Fr. Carnewal, 1830; Rijksarchief Gent, Archief provincie
Oost-Vlaanderen, Hollandse periode, nr. 870/15)
Niet alleen ruzies staan centraal in de 18de eeuwse
processen omtrent de winterjaarmarkt. Regelmatig
waren ook dievenbendes actief die het vooral gemunt hadden op textiel. Op 11 november 1731 deed
Johannes Bormes Sint-Lievens-Houtem aan. Hij
was de leider van een Gentse dievenbende. Hij overnachtte de dag voordien aan de rand van het dorp
in de schuur van Jacobus Vanden Berge, “landtsman
ende cleermaecker”. De bende trok op de 11de naar
het dorp en mocht ’s avonds opnieuw slapen in de
schuur van Jacobus. Hij gaf ze zelfs eten en drinken.
Zijn gastvrijheid kwam hem echter duur te staan. ’s
Nachts sloeg de bende een raam in aan de achterzijde van het huis van de kleermaker, stal kleren en
stoffen en vluchtte onmiddellijk naar Gent.
Er waren in die jaren overigens verschillende dievenbendes actief die het vooral op jaarmarkten hadden
gemunt. Naast Sint-Lievens-Houtem waren er nog
andere jaarmarkten in de buurt: Oudenaarde, Nederbrakel, Vloesberg, Waarmaarde, Ename, Gavere,
Deinze, Geraardsbergen, Ronse, Zottegem, …
allemaal hadden ze wel eens last van een passerende
dievenbende.
5.
Een veemarkt in
Melle? Nooit!
De winterjaarmarkt in Houtem had dus wel wat
concurrentie van andere jaarmarkten in de buurt.
Die concurrentie was ook voelbaar. Vandaar reageerde het Houtemse gemeentebestuur alert toen de
gemeente Melle in 1842 zinnens was om binnen de
eerste tien dagen van november een jaarlijkse veeen paardenmarkt in te richten. Het punt kwam op
de gemeenteraad en werd omstandig behandeld.
Een afschrift van de beslissing werd aan de arrondissementscommissaris bezorgd. Uiteraard ging de
Houtemse gemeenteraad niet akkoord met de plannen van Melle. De winterjaarmarkt stond al onder
druk, ondermeer door de nieuwe markten die de jaren voordien door verschillende naburige gemeenten
ook al in de eerste helft van november waren ingericht. Schellebelle, Oudenhove, Aalst, Gavere, Velzeke-Ruddershove, … allemaal hadden ze een markt
in de eerste helft van november “qui ont déjà fait
affaiblir de beaucoup le foire d’Hautem St. Liévin.”
De nieuwe markt in Melle zou voor die van Houtem
ontegensprekelijk nadelig zijn en dus verwees de gemeenteraad naar het arrest van 11 april 1822. Dat
arrest regelde de goedkeuring van nieuwe markten
en stipuleerde uitdrukkelijk dat nieuwe initiatieven
de bestaande markten niet in het gedrang mochten
brengen. Burgemeester Verbrugghen en zijn ploeg
speelde dit argument ten volle uit. Tegelijkertijd
gooide de gemeenteraad ook het symbolisch kapitaal
van de winterjaarmarkt – toch het oudste jongetje
van de klas – in de strijd. Immers, Houtem had na
enkele honderden jaren een “ancienne rénommée”
die ervoor zorgde dat ook buitenlandse vee- en
paardenkopers kochten op de markt. Het gemeen\MJM[\]]Z_MM[MZÅRV\RM[WXLI\LMbMQV\MZVI\QWVITM
gasten tijdens hun bezoek ook andere plaatsen in de
provincie bezochten en ook daar aanzienlijke geldbedragen uitgaven. Naast Sint-Lievens-Houtem protesteerde ook Schellebelle fel tegen de plannen van
een nieuwe vee- en paardenmarkt in de onmiddellijke buurt. De casus Melle en het arrest van 1822
toont alleszins aan dat er in de eerste helft van de
19de eeuw een heuse wildgroei was aan nieuwe jaarmarkten in de regio waarop vee en paarden werden
verkocht. Bovendien speelde de gemeenteraad enkel
economische argumenten uit. Het was duidelijk dat
vooral de handel in dieren centraal in de winterjaarmarkt stond. Geleidelijk was het religieuze element
en de oorspronkelijke aanleiding, met name de SintLievensbedevaart op 12 november, naar de achtergrond verdwenen. Een evolutie die zich tot op vandaag doorzet. Handelaars betaalden niet langer tol
aan de kerk zoals in de eerste eeuwen. Vermoedelijk
inde vanaf de Franse revolutie (1789) het gemeentebestuur de belastingen op de markt. Wat er ook van
zij, Melle kreeg zijn markt niet. De gemeentebestu-
15
ren van Houtem en Schellebelle haalden deze keer
hun slag thuis.
De démarche van Melle stond niet op zich, maar illustreerde de groeiende druk op de winterjaarmarkt.
Voorlopig liep Houtem niet te veel schade op en
slaagde de jaarmarkt erin nog altijd een pak volk op
de been te brengen. De Wetterse onderwijzer en gemeentesecretaris Ernest Ternest (1841-1897) had het
in een van zijn boeken uit 1873 over “de bedrijvigheid en het gewoel, welke op dien dag daar jaarlijks
heerschen.” Ternest was zo enthousiast dat hij uitriep, “O! daar is het een leven en eene beweging, het
is er als een bruischende zee van menschen, die er
onder vroolijk gepraat en blij gejoel ondereendwarrelen.”
Geleidelijk aan verdween de religieuze oorsprong
van de winterjaarmarkt naar de achtergrond. Op
het einde van de 19de eeuw was niet langer de bedevaart naar het praalgraf van de Heilige Livinus belangrijk, wel de keiharde economische impact van
de markt op de gemeente én de regio.
(Foto Ronny Seeuws, 2006)
16
6.
‘Droeve ellendig
lange oorlog’
Op het einde van de 18de eeuw en in de eerste helft
van de 19de eeuw kreeg de winterjaarmarkt van SintLievens-Houtem stevige concurrentie van gelijkaardige initiatieven in de directe omgeving. Het ging
toen een heel pak minder met de markt. Maar het
origineel is meestal beter dan een kopie. Sint-Lievens-Houtem hield stand, niet in het minst door de
inspanningen van de opeenvolgende gemeentebesturen. Immers, de winterjaarmarkt was intussen uitgegroeid tot hét uithangbord bij uitstek. De traditie
van de vee-, paarden- en varkensmarkt was intussen
zowat het belangrijkste element in de constructie van
een lokale identiteit. Sint-Lievens-Houtem was na
vele honderden jaren vergroeid met zijn winterjaarmarkt, wat overigens nog altijd het geval is. Vandaar
dat niet alleen in 1842 het gemeentebestuur zich volledig achter de winterjaarmarkt zette, maar ook toen
PM\UWMQTQRSOQVOVQM\\MJMZWMZL_I[WUÅVIVKQxTM
inspanningen te leveren. Rond 1890 besliste het gemeentebestuur, ondermeer als antwoord op de concurrentie, om ook paardenkeuringen in te richten.
Het gemeentebestuur voorzag geldprijzen. Met deze
vernieuwing hoopten de gemeentebestuurders niet
alleen het marktgebeuren een nieuwe impuls te geven, maar ook de handel in paarden nog voor ze op
de markt stonden tegen te gaan. “Paarden kwamen
van overal, zelfs van Nederland en Duitsland. Heel
wat paarden arriveerden per trein in Herzele. Slimme kopers gingen de paardeneigenaars tegemoet en
kochten tegen interessante prijzen de beste paarden
op nog voor ze op de markt stonden. Om dat tegen te
gaan richtte het gemeentebestuur de paardenkeuringen in. Verkopers wilden dan eerst met hun paarden
langs de keuring passeren. Een prijsbeest bracht natuurlijk meer geld op bij een verkoop”, aldus heemkundige Frans Duquet. Een verslaggever kon in 1895
dan ook niet anders dan vaststellen dat het gemeentebestuur “niets verwaarloost om deze grooten koopdag in bloei te houden.” Volgens zijn relaas stonden
in Houtem op 12 november zo’n duizend paarden
“aan de lijn.” Het bleek in hoofdzaak te gaan om
jonge paarden, “vooral achttienmaanders en zuigelingen. Ook wordt daar veel vee aangebracht, zoo
van ’t buitenland als van ’t onze, namelijk van 700
tot 800 koppen.”
Waasland Sint-Lievens-Houtem een geschikte plaats
was om zich een Brabants trekpaard aan te schaffen.”
Op voorwaarde natuurlijk dat er voldoende paarden
op de markt staan, wat niet altijd het geval was. De
winterjaarmarkt in november 1914 ging in mineur
door. In augustus 1914 was Wereldoorlog I uitgebroken en toen het enkele maanden later in Houtem
Er was niet alleen de gunstige kalender – november markt was, daagde een minimum aan verkopers op.
als een voor de boeren rustige periode –, de traditie, In de jaren 1895-1913 werden telkens om en bij de
de inspanningen van het gemeentebestuur, het onge- duizend paarden en zowat zes à zevenhonderd runTWWÆQRSMNMM[\OMLZ]Q[°LQMLM_QV\MZRIIZUIZS\WWS deren te koop aangeboden. Aangevuld met telkens
door moeilijke jaren heeft getrokken. Frans Duquet een honderdtal varkens. In november 1914 werden
wees terecht op de ideale ligging van Sint-Lievens- slechts 56 paarden, 161 runderen en 8 kooien met
Houtem voor een vee- en paardenmarkt. Met een varkens geteld. Heel wat eigenaars hadden schrik
boutade stelde hij ooit dat “voor een boer uit het om met hun paarden naar Houtem af te zakken. De
Duitse bezetter eiste immers regelmatig paarden op,
ondermeer als last- en trekdieren in de modder aan
het front. Het boeiende oorlogsdagboek van onderwijzeres Rachel Van Gijsegem (1885-1975) ademt
de bedrukte sfeer van die dagen. “Daags vóór onze
vermaarde jaarmarkt, dag van paardenkeuring, van
nering en wonne voor de inwoners op andere jaren.
Thans is het stil, nu en dan ziet men een enkel paard
optrekken, een oude ruin of een jong veulen. Met
schoone paarden waagt men zich niet op de weg.
Wat overgroot verschil met vorige jaren!” Rachel
viel de dag erna, de 12de november, vooral de vele
“ijle” plekken op de markt op. Er was een pak minder volk.
Een jaar later waren er zelfs geen paarden meer op
de winterjaarmarkt, maar was het aantal runderen
opnieuw gestegen tot 302. De verkoop van paarden
was door de bezetter verboden. Bovendien was het
slecht weer. “Een droeve jaarmarkt dus”, aldus Rachel Van Gijsegem in haar oorlogsdagboek. “Ondertusschen zitten ginds ver aan het front of verder nog
in krijgsgevangenschap onze dappere soldaten van
hier en het omliggende die met weemoed aan de
Jaarmarkt van Houtem zullen gedacht hebben en
zich zullen afgevraagd hebben: wanneer toch zal ik
het geluk eens hebben nog een jaarmarkt in peis en
vrede door te brengen met mijne familie.
Droeve ellendig lange oorlog!”
17
Een jaar later is de sfeer nog somberder. Door de beperkingen opgelegd door de bezetter komt op de winterjaarmarkt van 1916 nauwelijks volk opdagen. Cafés
moesten dicht blijven, samenscholingen van meer dan
drie mensen zijn verboden. “Wel ziet men hier zo nauw
niet naar die opgelegde strafmaat het zicht van eenen
Duitsch is voldoende om elkeen vol angst en schrik te
jagen.” Er worden dat jaar enkel wat varkens verkocht,
als er weliswaar geen Duitser in de buurt is. Stilaan
werd de winterjaarmarkt door de Duitse bezetting
doodgeknepen. In 1917 stond er enkel een molentje en
zijn de enige bezoekers “eenige kinderen [die] heen en
weer loopen naar een kleine paardjesmolen, men zou
zich op een gewone weekdag wanen”, zucht Rachel.
Een jaar later ging de winterjaarmarkt niet door. Niet
te verwonderen. Op 11 november 1918 werd immers
de wapenstilstand getekend. Toch kwam er op de 12de
november volk naar het marktplein. “Edoch is er geen
jaarmarkt, er heerscht niettemin groote vreugde. Deze
steeg ten top toen in den voormiddag de eerste Belgische soldaat op het dorp aankam. Later kwamen er
ook nog eenige andere soldaten van hier en omliggende gemeenten aan”, getuigt Rachel in haar dagboek.
In november 1918 kwam een einde aan vier jaar oorlog. De oorlogsjaren maakten alleszins duidelijk dat
zonder uitgebreide vee- en rundermarkt de jaarmarkt
heel wat minder om het lijf had. Vandaar dat er na de
oorlog vooral werk werd gemaakt van een grotere verscheidenheid, tot groot plezier van de bezoekers.
18
Zicht op het lege, zanderige marktplein. Op 12 november 1917 stond er enkel een kindermolentje. ‘Droeve ellendig lange oorlog’ noteerde Rachel Van Gijsegem in haar oorlogsdagboek.
(Foto verzameling Frans Duquet, ca. 1925)
19
20
Deel 2
M o t o r t o n n e n , s pie ge lt e n t e n , ci rcu s.
De jaar m ark t al s s p e c t ac u l ai r rar i t ei ten cab i n et
21
1.
Cirque Tondeur… met
Nandje en Franske!
De jaren na de Eerste Wereldoorlog zou men best
kunnen omschrijven als de periode waarin de winterjaarmarkt een hoog kermisgehalte kreeg. Het gemeentebestuur was er als de dood voor dat een plotse
verschraling, zoals tijdens de jaren 1914-1918, het
einde zou betekenen van een lange traditie. Bovendien had de vernieuwing van 1890 met de paardenkeuringen aangetoond dat een monument regelmatig
moet afgestoft worden. De aanblik van de jaarmarkt
veranderde ingrijpend. De onderste helft van het
dorpsplein werd geleidelijk ingepalmd door kermiskramen van divers pluimage, frituren, wafelhuizen
en oliekoekkramen. Vooral de toenmalige kermisattracties spreken tot de verbeelding: spiegeltenten,
motortonnen, rariteitenkabinetten allerhande, boksen worsteltenten, …. Het spektakel dat deze uiteenlopende artiesten verzorgden sloot naadloos aan bij
het traditionele feestgedruis in de cafés.
Heel wat oudere inwoners en bezoekers herinneren zich levendig dit stuk van de winterjaarmarkt.
“Daar stonden heel wat kramen, ook aan de school.
Grote, moderne frituren… dat hadden wij als kind
nog nooit gezien. Er stond ook een grote paardenmolen met spiegels vanbinnen. Voor mij als kind de
mooiste molen”, aldus Brigit Pede. Centrum in dit
22
stukje jaarmarkt was jarenlang het circus Tondeur,
een topper voor de Houtemnaars en de bezoekers
van de jaarmarkt. Mariette Strijmeersch, die lange
tijd een kruidenierszaak had op het Marktplein, herinnert zich het circus nog levendig: “Mijn kleinere
broer was altijd erg opgezet toen het circus kwam.
Het circus had ook twee dwergen mee, klein Nandje
en Franske. Die waren bij ons kind aan huis. Heel
wat mensen bestelden hun kaarten voor het circus
bij ons in de winkel. Nog niet iedereen had telefoon.
We betaalden de kaarten dan vooruit. De voorstellingen zaten altijd bomvol.Televisie bestond immers
nog niet.” Meer dan een uur op voorhand stonden
toeschouwers in dichte rijen aan te schuiven voor een
plaatsje in de circustent. “De loge in de tent was voor
de rijke mensen. Wij hadden ook altijd een plaatsje
vooraan, op de voorste bankjes. Voor het vele helpen
kregen wij vrijkaarten. Als de tent vol zat, ging ze
dicht. En dan begon het spektakel. Het circus werkte
veel met paarden.
De zoon, Dominique, was een koorddanser die met
MMV ÅM\[ WX uuV _QMT WX LM SWWZL ZMML BQRV VWVkel, Jan, was clown. Een betere kon je in de omtrek
niet vinden. Ze heetten hem zelf ‘onze zotte nonkel
Jan’.” Het circus werkte niet alleen met familie, maar
bracht ook buitenlandse acrobaten en artiesten naar
Houtem mee. De voorstellingen trokken erg veel
volk. “Soms zijn ze nog bij ons en bij de buren om
deed Houtem aan tijdens de drukke jaarmarktdagen.
Marionettentheater Minnaert uit Gent speelde voor
de kinderen ‘Sint-Antonius met zijn varken’. Angèle
Vettenburg herinnert zich het poppentheater nog
levendig: “De kinderen stonden allemaal rond het
tentje en toen kon je binnengaan. Kijken naar SintAntonius en zijn varken (lacht). Dat was zeer mooi!”
Voor kinderen stonden de jaarmarktdagen gelijk met
een bezoek aan het circus, het marionettentheater en
… de vele rariteitenkabinetten.
Een frituur en “gebakkraam” uit Oordegem midden de paardenhandelaars. Toen al moest je op
Houtem jaarmarkt op de koppen lopen.
(Foto verzameling Frans Duquet, ca. 1935)
extra stoelen geweest om al de toeschouwers een
plaats te kunnen geven. Dat circus was iets uniek,
QM\[WVOMTWWÆQRSºOM\]QO\5IZQM\\M0M\KQZK][_I[
jarenlang vaste klant en vierde in 1953 zelfs een 25jarig jubileum op de winterjaarmarkt. Tondeur gaf
ook voorstellingen de dag na de winterjaarmarkt en
omdat er – wegens succes – tot half twaalf ’s avonds
voorstelling was, werd al gauw van de “nachtcirque
in Houtem” gesproken. Niet alleen Circus Tondeur
Nandje en Franske, de twee populaire dwergen van
de Tondeurs tijdens hun entree in ‘De gebroken
spiegel’. “Die waren bij ons kind aan huis”, getuigt
Mariette Strijmeersch.
(Foto verzameling André De Poorter, 1952)
23
De promo-mobiel van Circus Jhony, in 1961 het
laatste circus dat op de winterjaarmarkt stond.
Een jaar later moest Houtem het zonder circus
doen. De doorbraak van de televisie veranderde de
hele amusementssector.
(Foto verzameling André De Poorter, ca. 1960)
Theater Minnaert. Angèle Vettenburg zag er als kind Sint-Antonius met zijn varken.
“Dat was zeer mooi!” (Foto verzameling André De Poorter)
24
2.
Griezelen, huiveren en gluren…
de ‘koten’ op de jaarmarkt
“Ik ging met moeder en vader naar de jaarmarkt,
verschillende keren per dag. Wij vertokken al heel
vroeg ’s morgens. Kijken naar alles! De eerste dag
dat we ons echt goed moesten aankleden. Muts op,
handschoenen aan. Dan vertrokken we. Naar de dieren gaan kijken. Daarna naar de ‘koten’. Zo heetten we dat, ‘koten’. Een vrouw met twee hoofden of
iets dat op sterk water zat. Een slangenvrouw. Dat
was wat vroeger de bezoekers aantrok, de ‘koten’
en het circus”, getuigt Jacqueline Braekman. Zij is
niet de enige die nog sterke verhalen heeft over de
verschillende merkwaardige attracties op de winterjaarmarkt. “Er stond op een gegeven moment een
kraam met wilde negers, achter tralies. Elk uur kwamen ze met een van die mannen buiten om volk te
lokken. Om te tonen hoe wild hij wel was, stak men
een stuk rauw vlees op een stok. Daar sprong die
wildeman dan woest naartoe. En hij was woest! Hij
sprong zelfs naar de omstaanders die van schrik allemaal achteruit sprongen. Als kind durfde ik een hele
jaarmarkt niet langs dat kraam passeren. En ook het
jaar nadien wilde ik nog altijd niet passeren. Zoveel
schrik had ik”, getuigt Brigit Pede. En het bleef niet
alleen bij wilde negers. Bezoekers konden zich ook
vergapen aan of griezelen bij een koe met twee koppen, een Siamese tweeling op sterk water en wel erg
Of je ging kijken in de bokstent. “Er werd een handschoen uitgesmeten en wie hem ving moest in de tent
boksen. Die mannen gaven dan eigenlijk meer show
dan wat anders”, aldus oud-veldwachter Maurice
de Pelsmaker. Tijdens een winterjaarmarkt stond de
worsteltent in de buurt van het Sint-Lievensinstituut.
De leerlingen die op internaat zaten “hadden uitzicht
op de markt en de blote lijven van de worstelaars. De
nonnen van het klooster hebben dat jaar dekens voor
de ramen gehangen, zodat de kinderen de worstelaars niet langer zagen”, lacht Frans Duquet.
corpulente dames. “Ik herinner me ook een kraam
met de twee dikste vrouwen ter wereld. De twee dames wogen 175 en 185 kilogram. Om mensen binnen te lokken, lieten ze de nieuwsgierigen die van de
zwaargewichten een glimp probeerden op te vangen
de grote broeken zien die ze droegen.” In een ander
kot kon je een vrouw bekijken die werd doorgelicht
met Röntgenstralen. Enkel haar botten en beenderen waren nog zichtbaar.
Toen kon je niet alleen griezelen en huiveren bij het
gluren naar al die – vaak trucage – menselijke rariteiten, maar sommige bezoekers lieten zich ook hun
toekomst voorspellen in de tent van de waarzegster.
Er was ook rustiger vertier op de jaarmarkt. Verschillende goochelaars zakten elk jaar naar Houtem af.
Een van hen was een zekere Jacques de Vos, herinnert Brigit Pede zich. “Hij werd gesponsord door
brouwerij Roman. Hij kwam bij ons om zijn limonade en bier dat hij door zijn oren liet lopen. De Vos
liet ons ook allerlei goochelkunstjes zien met speelkaarten. Hij was ook erg lenig en in zijn tijd een echte vedette.” Even verderop maakten fotografen een
plaatje van de hele familie. Heel wat meer lawaaierig
moet ongetwijfeld de motorton zijn geweest. In een
gevlochten bol van staal – “een traliebol”, dixit Frans
Duquet – reed een motorrijder rond. Een bezoek aan
de jaarmarkt stond in die jaren meestal garant voor
plezier en spektakel. Voor alle rariteiten en shows
moest toegang worden betaald. Vandaar dat sommigen ervan droomden om hun geld op een makkelijke
25
manier te laten groeien. In de duistere hoeken van
de markt werd geregeld gegokt. Vooral het spel ‘Ankers en Zonnen’ was populair, maar ook verraderlijk. Een dubbel gevouwen plankje was het spelbord
waarop zes symbolen stonden, onder andere een zon
en een anker. Omstaanders konden geld inzetten op
een of meerdere symbolen. Drie dobbelstenen werden gegooid. Als een van de dobbelstenen het symbool aangaf waarop je had ingezet, had je prijs. Je
inleg verdubbelde. De winst groeide evenredig met
het aantal dobbelstenen dat het symbool aangaf
waarop je had ingezet. Een illegaal spel. Meestal had
de ‘bankier’ – de eigenaar van het spel die eventuele
winst uitkeerde – handlangers mee die op de uitkijk
stonden. Kwestie van op tijd weg te zijn als de politie verscheen. Gegokt en verloren? Geen nood. Zelfs
zonder geld was er nog heel wat te beleven op de
jaarmarkt. Niet het minst door de aanwezigheid van
zigeuners en ook ander exotisch volk.
26
3.
Bohemers, negers met
blinkende ogen en wilde paarden
Een rode draad in de interviews met verschillende
getuigen van de winterjaarmarkt, zijn de vaak fantastische verhalen over de zigeuners – steevast ‘Bohemers’ in de vraaggesprekken. Met hun hele hebben
en houden, in volgestouwde woonwagens, kwamen
ze soms al enkele dagen op voorhand naar Sint-Lievens-Houtem. Vaak zonder toestemming palmden ze
weiden in en lieten hun paarden grazen… soms tot
ergernis van de eigenaar. De zigeuners waren vooral
op zoek naar nieuwe paarden of om hun paarden
op overschot op de markt te verkopen. Over de verkochte zigeunerpaarden doen allerhande sterke verhalen de ronde: tam en braaf als ze werden verkocht,
na enkele dagen werden ze wild en onhandelbaar.
Volgens sommigen waren de paarden bewust bewerkt aan de hand van geheime mengsels in pillen,
“pikuren”, “drugs” … waardoor ze wild werden. De
zigeunerverkoper was vaak bereid om het paard in
kwestie terug te kopen, maar dan wel voor een pak
minder geld. Een andere getuige beweert dat de zigeunerpaarden beesten waren “met een hoek af. Met
een manke poot of wat gehandicapt. Of een slecht
karakter. Die mannen leerden die beesten dan gewoon lopen of zich te gedragen. Maar de boer in
kwestie kende die kneepjes niet en had er nadien veel
last mee.”
Wat er ook van zij, de zigeuners zorgden voor heel
wat kleur. Niet in het minst in de lokale kruidenierswinkels. Heel wat getuigen hebben het over de kan
bWVLMZ JWLMU" ¹BQOM]VMZ^ZW]_MV S_IUMV SWNÅM
kopen en hadden een kan bij zonder bodem. Daar
_MZLLMSWNÅMLIVQVOMOW\MVUIIZLQM^MZL_MMVQV
de schort. Daarop lieten de vrouwen de kan staan en
OQVOMVbWOMbMOLOMTLPITMVWULMSWNÅM\MJM\ITMV
Natuurlijk kwamen ze niet terug.” De verhalen over
de paarden en de kan zonder bodem zijn intussen zowat standaardverhalen geworden waarbij de meeste
getuigen nooit ‘ooggetuige’ zijn geweest, maar het
enkel hebben “van horen zeggen.”
Toch zijn niet alle herinneringen rond de zigeuners
negatief. Heel wat mensen herinneren zich ongetwijfeld de muziek die de zigeuners speelden. “Ja,
dat konden ze wel”, aldus Mariette Strijmeersch.
Wat echter het meest bijblijft is de dood van de zigeunerkoningin op de winterjaarmarkt van 1932.
Ze werd de 11de november gegrepen door een auto
bij het oversteken van de straat. De zigeuners deden
verwoede pogingen om de dader, die vluchtmisdrijf
pleegde, op te sporen. Zonder resultaat. De vrouw
in kwestie lag opgebaard in een tent. Van heinde en
verre reisden zigeuners naar Houtem om de begrafenis bij te wonen. Op 14 november werd de kist door
zes inwoners van het dorp naar de kerk gebracht. De
begrafenis zorgde voor een heuse volkstoeloop. In
dichte drommen schoven de mensen de kerk binnen, het merendeel moest wegens te weinig plaats
buiten staan. “Het was precies nog eens jaarmarkt”,
schreef Frans Duquet over het gebeuren. “Het was
een ware overrompeling en gedrum, een zee van
mensen, dicht opeengepakt.” De jaren erna kwamen nog steeds heel wat zigeuners met de jaarmarktdagen naar Houtem. Vooral om een bezoek
te brengen aan het graf en het ritueel te overgieten
met bier.
Nog lang voor Expo ’58 hadden heel wat Houtemnaars al voor de eerste keer een zwarte gezien. In de
jaren voor de Tweede Wereldoorlog. “Er waren ook
negers op de markt en die liepen rond met grote
schalen zwarte snoep. Wij heetten dat ‘karabouija’.
Die mannen liepen rond in een witte kiel. Van mijn
moeder mochten we die snoepmannen niet aankijken. Ze dacht dat die ons gingen hypnotiseren. Hun
ogen blonken sterk”, vertelt Brigit Pede. De winterjaarmarkt trok in de loop der jaren heel wat bezoekers uit het buitenland aan. Naast de zigeuners
en zwarten, bezochten vee- en paardenkopers uit
Nederland, Duitsland én ook Frankrijk de markt.
Vanzelfsprekend vielen degene met een aparte levensstijl of een andere kleur het felst op. Maar ook
het gedrag van sommige Houtemnaars en bezoekers tijdens de dagen van de winterjaarmarkt kan
best als ‘apart’ of ‘exotisch’ worden omschreven.
27
4.
Zingen, dansen, drinken
tot de ochtend komt
eens over den prijs, dan slaan kooper en verkooper de handen in elkaar, een overoude ritus, die
de overeenkomst der beide partijen beteekent. De
koop wordt besloten in de nabijgelegen herberg en
overgoten met talrijke potten Sottegemsch of Aalstersch bier.”
Onlosmakelijk verbonden met de winterjaarmarkt
zijn ongetwijfeld de vele cafés. Ook toen spraken
sommige drinkgelegenheden tot de verbeelding.
Het Rubenspaleis is vermoedelijk onder heel wat
bezoekers de meest gekende. “Het Rubenspaleis
was drie dagen open tijdens de winterjaarmarkt.
Vanuit de omliggende gemeenten kwamen jonge
mensen daar dansen. Op die drie dagen maakten ze
een heel jaar. Je moest immers entree betalen”, weet
Mariette Strijmeersch nog. Het Rubenspaleis heeft
bestaan tot midden de jaren 1980. Later werden
soms tijdelijke tenten geplaatst waar gedanst kon
worden. Tot in de vroege uurtjes werd er gedanst.
Sommigen deden zelfs een lief op.
In heel wat gewone cafés werd in die dagen ook gedanst. Zeker nadat al heel wat drank was verzet. Als
de verkoop goed was geweest, dan werd er stevig
gedronken. Telkens een koe of paard wisselde van
eigenaar, werd de koop beklonken en uitbetaald op
café. Of zoals journalist De Clercq het in november 1936 in weekblad De Stad met zin voor detail beschreef: “Wanneer een paard in de goesting
valt, wordt het betast en gekeurd; het moet stappen, loopen, draven. De prijs wordt aangeduid; er
wordt geboden en afgedongen. Is men het eindelijk
28
Vaste gast op de winterjaarmarkt tussen 1920 en
1947. Tamboer of Lionel Bauwens. Hij bezong het
laatste drama uit de streek. “Jonge boeren en boerinnen, met het gedrukte lied in d’hand, zingen het
vooisken mede en prenten het in ’t geheugen, om ’t
thuis aan de anderen te kunnen voorzingen.”
(Foto verzameling Guido Bauwens)
Een vaste gast op de winterjaarmarkt in die jaren
was Tamboer of Lionel Bauwens. Hij maakte liedjes over de actualiteit, zette ze op papier en verkocht ze voor een paar centen aan toehoorders.
“Dáár, rond dien typischen liedjeszanger, die het
laatste drama der streek bezingt staat een groote
menigte in dichte rangen bijeen; de jonge boeren
en boerinnen, met het gedrukte lied in d’hand, zingen het vooisken mede en prenten het in ’t geheugen, om ’t thuis aan de anderen te kunnen vóórzingen”, observeerde journalist De Clercq scherp
in 1936. “Om de drie à vier weken veranderde hij
zijn repertoire en bracht een nieuw liedje. Hij heeft
dat gedaan van in de jaren 1920 tot 1947. Dan
is hij begonnen met scheermesjes en kwam hij in
die hoedanigheid naar de jaarmarkt”, getuigt zijn
kleinzoon en marktkramer Guido Bauwens. Huidig gemeentesecretaris Gwen Quipor herinnert
zich dat ze als kind samen met haar grootvader
het kraam van Lionel Bauwens bezocht: “Een hele
belevenis. Mijn grootvader liet zich altijd doen en
kocht elk jaar wel iets bij Bauwens.”
29
30
Deel 3
Het dor p en de jaar markt:
allen voor één , één voor al l e n
31
1.
Het marktplein maakt zich op voor de winterjaarmarkt. Anno 2006 een evenement waarbij de zowat 90
personeelsleden van de gemeente volop meewerken. (Foto Michiel Hendryckx, 2005)
32
Mest voor
de ‘lochting’
Het was vroegere waarnemers ook al opgevallen. Op
11 november steeg het aantal cafés in Houtem spectaculair. De vele duizenden bezoekers, de beestenhandelaars, de marktkramers, … allemaal moesten
ze eten en drinken. “Al de bewoners van het Marktplein leefden van die jaarmarkt”, weet Mariette Strijmeersch. “Iedereen die een plaats vrij had, gebruikte
ze tijdens de winterjaarmarkt. De mensen konden er
LIVMMV\I[SWNÅMLZQVSMVbW^IVLQM\I[[MVbWVLMZ
‘oorkes’. Ofwel een kom soep. Wij maakten twee dagen op voorhand liters bouillon. In de kelder stonden
planken vol tassen die alleen maar boven kwamen
met de winterjaarmarkt. Ik sneed met de hand kaas
om tussen de pistolets te leggen. Wij waren alle jaren
uitverkocht. Tijdens de markt stond ik achter mijn
toog in de winkel en mijn twee broers zorgden dat
alles proper bleef.”
Heel wat beestenhandelaars zorgden ervoor dat hun
beesten al dagen op voorhand in het dorp waren.
Die werden dan gestald bij een bevriende boer of
er werd een weide gehuurd. “Mijn vader kreeg dan
een brief in de bus: ‘Het is bijna 12 november. Wij
komen met zoveel paarden.
Kunt ge voor ons een weide huren?’ Mijn vader
deed dat dan. En dan kwamen de paarden hiernaar-
toe met de trein. Tot Herzele en dan te voet. En die
paardenhandelaars bleven bij ons slapen. Wij moesten op ‘place parterre’ slapen hé, op een matras op
de grond. En die mannen lagen in ons bed. Soms
gewapend, want met veel baar geld”, weet Mariette
nog.
Maar niet alleen de winkeliers deden in die dagen
extra inspanningen. Een poort kon snel worden
opengezet waarachter een tijdelijk café met soep en
broodjes verscheen. Vee- en paardenhandelaar Hector Van Melkebeek, al bijna vijftig jaar beestenverkoper op de jaarmarkt, getuigt dat “vroeger in Houtem
veel huizen werden ingericht als café. Meubels werden aan de kant geschoven. Wat tafeltjes en stoeltjes
kwamen in de plaats en die mensen schonken bier.
Die mensen mochten honderd procent zeker zijn dat
ze volk over de vloer gingen krijgen. Bij het afhandelen van een verkoop stapte ik zo’n ‘café’ binnen en
dan dronken we een druppelke op de koop. Er werd
daar ook uitbetaald.” Het ritueel dat zo een verkoop
bezegelde blijft tot vandaag een van die typische elementen op de winterjaarmarkt. Als een koper geïnteresseerd is noemt de koper een prijs. Dan begint een
soort rituele dans van de handen.
Een traditioneel ritueel. De dans van de handen. “Zo sterk als een handtekening onder een
contract.”(Foto Michiel Hendryckx, 2005)
33
Terwijl koper en verkoper dichter bij elkanders prijs
proberen kopen, slaan ze om beurten op elkanders
hand. Op een gegeven moment wordt het verschil
in twee gedaan en wordt de koop met drie kloppen
achter elkaar bevestigd door koper of verkoper. “Zo
sterk als een handtekening onder een contract”, getuigt Frans Duquet.
Lange tijd het meest courante transportmiddel was de
ÅM\[>MTML]QbMVLMVÅM\[\MVMTSRIIZVIIZ0W]\MU
Op die drukke dagen was het niet zo makkelijk om
RM ÅM\[ WX [\ZII\ IKP\MZ \M TI\MV _MOMV[ \M _MQVQO
plaats. Maar ook daar werd een creatieve oplossing
^WWZOM^WVLMV5I]ZQKM0W]JZIKSMV_I[ÅM\[PIVLMTIIZMVJW]_LMMTSRIIZbQRV_MZSP]Q[WU\W\ÅM\[MV[\ITTQVO¹1S^ZWMO^QRN NZIVSXMZÅM\[MVQSSWVMZ
bW¼V ^QMZPWVLMZL [\ITTMV BM UWM[\MV _MT P]V ÅM\[
voor middernacht komen halen, anders verdubbelde
het tarief. Ik draaide echt wel goede jaren. Nadeel
was dat ik niet naar de jaarmarkt kon. Ik moest ook
lang opblijven en vooral wachten op de dansers van
het Rubenspaleis. Soms was ik de enige in de straat
waar het licht nog brandde.” Ook enkele particulieZMVZQKP\\MVÅM\[[\ITTQVOMVQV¹1VQMLMZP]Q[_IZMVMZ
[\MTXTII\[MV^WWZÅM\[MVºPMZQVVMZ\OMUMMV\MZIIL[lid Charles De Kerpel zich. “Nu krijg je een nummer
om iets weg te hangen in een vestiaire, toen kreeg
je een halve speelkaart die je terug kon inruilen. In
^MTM ^IV LQM ÅM\[[\ITTQVOMV _MZL WWS QTTMOIIT LZIVS
34
verkocht.” Iedereen trachtte een graantje mee te
pikken van de winterjaarmarkt. Die creativiteit bepaalde grotendeels de gezellige, unieke sfeer die rond
LM_QV\MZRIIZUIZS\PQVO3WVRMVQM\XZWÅ\MZMV^IV
de duizenden bezoekers, dan misschien wel van wat
paarden en koeien achterlieten op het Marktplein.
Waar vandaag de dag alles wordt weggeruimd door
gemeentepersoneel, herinnert veearts Gaston Lafort
zich dat vroeger de dag na de jaarmarkt heel wat in-
woners om kruiwagens mest kwamen: “Het duurde
soms wel acht dagen alvorens alles was opgeruimd.
En ’s morgens vroeg mocht je dan de mest voor je
deur wegscheppen. Maar alleen dat stukje en niet dat
van de buren. Niet over de lijn gaan! Die mest werd
gebruikt voor de lochting [tuin]. Nu gaat alles veel
sneller. Ge moogt gij naar de winterjaarmarkt zijn
geweest en de dag erna ’s avonds komen kijken… alles ligt gelekt en gestreken!”
4IVOM\QRL_I[LMÅM\[PM\JMTIVOZQRS[\M^MZ^WMZ[UQLLMTWUVIIZLMRIIZUIZS\\MSWUMV)VLMZMVS_Imen met de stoomtram. (Foto verzameling Frans Duquet, 1903)
2.
Verschraling, reglementering, gewenning… het
einde van de markt?
De Tweede Wereldoorlog betekende voor de
winterjaarmarkt een dieptepunt. Net als tijdens
de Eerste Wereldoorlog waren heel wat vee- en
paardenhandelaars niet zo happig om met beesten op de markt te staan. In 1942 en ‘43 voerde
de Duitse bezetter overigens heel wat controle op
de markt uit. Niet meteen het ideale klimaat om
een bloeiende jaarmarkt te organiseren.
De paardenmarkt omstreeks 1930. Van overdekking is nog lang geen sprake. De handelaars staan met hun
paarden tussen het volk. De tent van Circus Tondeurs lijkt wel naast de kerk te staan.
(Foto verzameling Frans Duquet, ca. 1930)
In de jaren na de bevrijding nam de winterjaarmarkt meteen terug een hoge vlucht. Alsof er
nooit iets was gebeurd. “Schouder aan schouder
schoof de menigte tussen de kramen, langs de
rijen paarden en koeien, langs het circus in het
midden van de markt, en de herbergen puilden
uit van het volk. Het waren lang niet alleen de
mensen uit het dorp of uit de streek: ik sprak
met vrachtrijders uit Lo bij Veurne en uit Genk
in Limburg. Uit het hele land komt men naar de
Houtemse winterjaarmarkt”, liet een journalist
op het einde van de jaren 1950 aan zijn lezers weten. Business as usual? Toch niet helemaal. Grijze
wolken verschenen aan de jaarmarkthemel. In
1962 verdween het circus.
35
Circus Jhony was het laatste circus dat Houtem aandeed in de jaarmarktdagen. De doorbraak van de televisie begin de jaren 1960 had een duidelijke impact
op de hele amusementssector, ook het circus. “Stop,
onverbeterlijke dromers”, sprak een journalist van
De Beiaard zijn lezers streng toe. “Het verleden is
voorbij. Er was geen cirk op de jaarmarkt. Weer een
stukje folklore minder. Wat zal er over twintig jaar van
onze goede oude volksgebruiken nog resten? Onze
zogenaamde vooruitgang is al te vaak verarming. Wij
zijn geen mensen meer maar marionetten.” Een na
een maakten de rariteitenkabinetten en de spektakels
plaats voor kermisattracties. De nadruk kwam steeds
meer te liggen op de gewone marktkramen. Het verhandelen van beesten en de keuringen stonden niet
langer centraal in het jaarmarktgebeuren. Het waren slechts onderdelen van het geheel, er werd geen
afzonderlijke aandacht aan besteed. De jaar na jaar
hoge bezoekerscijfers wiegden de organisatoren in
slaap. De sluimerende identiteitscrisis kwam in het
midden van de jaren 1980 aan de oppervlakte.
36
3.
Landbouw, opnieuw dé kern
van de winterjaarmarkt
Het gemeentebestuur zette in 1987 een heus
publieksonderzoek op. De resultaten van de enquête onderbouwden eerdere veronderstellingen:
33% van de bezoekers kwam naar Houtem voor
de paarden en het vee; 8,5% werd aangetrokken
door de landbouwmachines en amper 5% vond
in de vele marktkramen de grootste motivatie om
jaarlijks een bezoek te brengen. Reeds enkele jaren voordien werd een en ander veranderd. “Op
het einde van de jaren 1980 was de jaarmarkt eigenlijk een grote wekelijkse markt geworden. De
landbouw was wat in de marge van het gebeuren
terecht gekomen: de landbouwmachines stonden
aan de rand van de markt, ook de paarden waren al verplaatst”, aldus toenmalig gemeentesecretaris Henk Geeroms. Het duurde enkele jaren
alvorens alle neuzen in dezelfde richting wezen
en er ruimte was om fundamenteel in te grijpen.
“De landbouw kwam terug centraal te staan.
Met paarden, met koeien midden op de markt
en met landbouwmachines. De marktkramen en
de kermis kwamen pas op het tweede niveau te
staan.” Geeroms geeft toe dat Houtem zich deels
liet inspireren door de jaarlijkse landbouwbeurs
in Libramont, zonder daarbij de eigen geschiedenis uit het oog te verliezen.
Er was een tijd dat de zusters van het Sint-Lievensinstituut de ramen verduisterden met dekens. Tijdens
deze jaarmarkt pikte de school een graantje mee: snackbar. Op de voorgrond de veemarkt in een winterzonnetje. Sfeer! (Foto gemeentearchief Sint-Lievens-Houtem)
37
1V! !_MZL^WWZPM\MMZ[\MMVWNÅKQMMTXZWOZIUUI
uitgegeven. Meteen volgde de mededeling dat het
gemeentebestuur de reeds ingezette vernieuwing ook
de volgende jaren zou doortrekken. Nieuw in 1989
was het gegeven dat de jaarmarkt over twee dagen
werd georganiseerd. Er werd gekozen voor de weg
van de geleidelijkheid. In plaats van een heuse revolutie, veranderde er elk jaar wel iets. In 1990 lanceerde het gemeentebestuur een ondertitel. “Land- en
tuinbouwdagen” moest duidelijk maken dat er opnieuw voor de kern van het gebeuren was gekozen.
In datzelfde jaar werkte de organisatie voor het eerst
een thema uit: witloof, in de programmabrochure
omschreven als “belangrijkste land- en tuinbouwprodukt van de streek”. De witloofkwekers zorgden voor
een tentoonstelling in het sport- en cultuurcentrum.
Ook aan de paardenkeuringen werd gesleuteld. Het
[\IUJWMS^IVLM0IÆQVOMZ[ZQKP\\MMMV\MV\WWV[\MTling in en zorgde voor een keuring op zondag 12 november in de namiddag.
sinds 1989 was ingezet. Maar liefst zes stamboeken
– het Belgisch Trekpaard, het Belgisch WarmbloedStilaan kreeg de winterjaarmarkt de vorm die we XIIZLLM;PM\TIVLXWVaLM0IÆQVOMZLM?MT[PXWVa
anno 2006 nog steeds kennen. Met de thematentoon- en het Fjordpaard – gingen in op de vraag van het gestelling wilde het gemeentebestuur het landbouwas- meentebestuur om op de 11de november een keuring
pect nog centraler in het gebeuren plaatsen. Na het te organiseren. Op die manier legde de organisatie
witloof volgden de zuivel, de Oost-Vlaamse land- en niet enkel de link naar het verleden, maar bouwde
tuinbouw, het paard en landbouw en milieu. Met het ook stilaan de 11de november tot een volwaardige dag
thema paard in 1993 zette het toenmalige gemeente- uit. “De kentering was toch 1993 met het centraal
bestuur de puntjes op de i inzake de vernieuwing die plaatsen van het paard. Het jaar voordien waren
38
er 35, 40 paarden en wat handelaars. Met de tentoonstelling van de rassen en de keuringen waren er
ineens veel meer. Soms zelfs meer dan 50 per stamboek. De keuringen op de 11de bleken na een aantal
jaren een schot in de roos. Er was immers ook al iets
te beleven de dag voor de winterjaarmarkt”, aldus
Henk Geeroms. Het een vulde het ander goed aan,
de winterjaarmarkt zat opnieuw in de lift. De vernieuwing leverde de winterjaarmarkt een duidelijke
identiteit, een vernieuwd imago. In 1992 kregen de
land- en tuinbouwdagen zelfs een eigen logo, dat nog
[\MML[IT[PMZSMVVQVON]VOMMZ\WXINÅKPM[-MV[\MZS
staaltje van city marketing of beter positionering
van Sint-Lievens-Houtem als hét dorp van dé winterjaarmarkt in Vlaanderen. De bezoekers volgden
massaal. Sinds het midden van de jaren 1990 trok de
winterjaarmarkt zowat 50.000 bezoekers per jaar. En
dat had gevolgen, vooral voor de organisatie.
De kentering in het midden van de jaren 1980.
Paarden en vee staan terug centraal in het
marktgebeuren. Operatie redding is ingezet.
(Foto gemeentearchief Sint-Lievens-Houtem)
39
4.
De professionalisering: van jaarmarkt
naar evenement!
Voor de eerste vernieuwingen in 1989 werd
de winterjaarmarkt georganiseerd door… drie
veldwachters! “Na de fusie en tot de kentering
waren er drie veldwachters die elk een deel deden: één de markt, één de landbouwmachines
en één het vee. Het beste bewijs dat de winterjaarmarkt toen eigenlijk verworden was tot een
grote wekelijkse markt”, weet Henk Geeroms.
Een van die veldwachters was Maurice de Pelsmaker. “De mensen die een standplaats wilden,
konden die op voorhand aanvragen. Die plaatsen werden dan toegewezen. In de dagen voor
de jaarmarkt werden die plaatsen met kalk op
straat afgeboord. Dat was het werk van Julien
Bloem. Op de dag van de markt moest ik om
vijf uur ’s morgens al dienst doen om het verkeer om te leiden. Daarna ging ik het geld ophalen bij de standhouders van de landbouwmachines en bij een deel van marktkramers. Het
ander stuk deed Leonce.” Julien Bloem bevestigt dat de winterjaarmarkt “toen met een drie,
vier mensen werd georganiseerd. Er zat ook nog
iemand op het gemeentehuis, Willy Kiss. Later
zijn er nog wat politiemensen bijgekomen.”
40
Het marktplein maakt zich op voor de winterjaarmarkt. Anno 2006 een evenement waarbij de zowat 90
personeelsleden van de gemeente volop meewerken.
(Foto Michiel Hendryckx, 2005)
De overdekking. “Een dure grap”, weet de burgemeester. Heel wat bezoekers merken grappend op dat “de
beesten overdekt staan, terwijl wij in de regen lopen.” (Foto Ronny Seeuws, 2003. Gemeentearchief Sint-Lievens-Houtem)
Met vernieuwingen die werden doorgevoerd – de
twee dagen jaarmarkt, de uitbouw van de paardenkeuringen tot een volwaardig onderdeel op
de 11de, de thematentoonstelling, de academische
zitting, … - groeide de organisatielast. “Vandaag
werken alle personeelsleden mee aan de winterjaarmarkt. Zowat 90 mensen zijn druk bezig achter de schermen.
Er wordt een heel draaiboek gevolgd. De organisatie is enorm. Al enkele dagen op voorhand
begint de technische dienst met het klaarmaken
van de markt.
Op dat moment hebben we al heel wat vergaderingen achter de rug. Vergaderingen over de veiligheid – voor zowel mens als dier -, met de vee- en
paardenhandelaars, met de veeartsen die controle
uitvoeren op de markt, met Gaia, …. Dan volgt
de academische zitting op de 10de ’s avonds met
LMWNÅKQxTMWXMVQVO7XLMde zijn er de keuringen en als de loopringen zijn weggeruimd komen
vee en paarden op de markt.
De 12de ’s morgens volgen dan de vele honderden marktkramers. En als alles achter de rug is,
beginnen we in functie van het thema al opnieuw
contacten te leggen met het buitenland ”, getuigt
de huidige gemeentesecretaris Gwen Quipor. Op
korte tijd groeide de winterjaarmarkt door naar
een professioneel evenement waar niets aan het
toeval wordt overgelaten.
41
Sinds 1994 verschoven de gekozen thema’s van pure
landbouw naar culinair genot. Voorzichtig met de
streekproducten uit Zeeuws-Vlaanderen in 1995, over
de onstuimige editie met de champagneboeren tot het
Italiaanse Pistoia. “Er wordt heel wat tijd geïnvesteerd
om die Europese regio’s te overtuigen om twee dagen
af te zakken naar Houtem. Maar eens geweest, staan
ze meestal in de rij om het jaar nadien terug te komen”, weet Gwen Quipor.
De professionalisering zette zich ook op een ander
terrein door. “De laatste vijf jaren hebben we heel
wat inspanningen gedaan om bij te blijven met de
wettelijke reglementering voor wat betreft het verhandelen van vee en paarden”, licht huidig burgemeester
Lieven Latoir toe. “Aangezien de dieren hier langer
dan twaalf uur staan, zijn we verplicht ze te overdekken. Dat is natuurlijk een dure aangelegenheid.” De
veranderende wetgeving wilde vooral de markten in
openlucht aan banden leggen en handel van koeien
beperken tot regelmatige en overdekte markten. Voor
heel wat jaarlijkse vee- en paardenmarkten de doodsteek. Maar één klein dorpje bood weerstand – naar
de geest van Asterix en Obelix – en slaagde er keer
op keer in tegemoet te komen aan de verstrengde reglementering. Vanuit het besef dat dorp en winterjaarmarkt synoniemen zijn, dat de winterjaarmarkt
een essentieel onderdeel is van een lokale identiteit
hebben opeenvolgende gemeentebesturen gevochten
voor de winterjaarmarkt. Hun jaarmarkt!
42
43
5.
Sfeer!
Het is een opvallende rode draad doorheen de interviews. Zijn alle inspanningen eigenlijk verantwoord?
Is het sop de kool waard? De geïnterviewden zijn
unaniem: absoluut! Alleen al vanwege de unieke
sfeer. Bij heel wat betrokkenen overigens.
“Ik kom elk jaar, zelfs al scheur ik er mijn
broek aan”, aldus paardenhandelaar Hector van
Van Melkebeek.
“Vroeger stond ik ook met koeien op
de markt. De 12de sta ik zeer vroeg op,
maak mijn beesten schoon, zorg dat de
papieren in orde zijn en zet mijn beesten
op transport. Het is de sfeer die me elk
jaar naar Houtem drijft. Ik ben dat intussen gewoon, ken hier heel wat mensen en
ontmoet collega’s. Pintje drinken en nog
voor de winter zoveel mogelijk beesten
verkopen.”
De 11de november om drie uur in de namiddag wordt
de markt, na de paardenkeuringen, vrijgegeven. Op
dat moment staan langs de verschillende ingangswegen de vrachtwagens met beesten te wachten.
44
Met draaiende motoren. De geur van diesel palmt
het dorp in. Heel de avond en de nacht door rijden
vrachtwagens af en aan. Aan de controleposten staat
gemeentepersoneel. Verkleumd van de kou worden
papieren gecontroleerd. En dan is het wachten tot
een nieuw paar koplampen opdoemt en de vrachtwagen bruusk tot stilstand komt. Op de markt spuwen de vrachtwagens hun lading uit en stilaan raken
de rijen gevuld.
“Het is de geur van de beesten die de jaarmarkt uniek maakt”, vindt kamervoorzitter en
trouw bezoeker Herman De Croo. Nachtbrakers lopen over de markt en willen de eerste getuigen zijn
van de nieuwe editie. Handelaars liggen ingeduffeld
in een deken bij hun vee. Sommigen drinken zich
warm met jenever. Wachtend op de eerste klanten
die bij een koop hun initialen als tatoes op het achterste van de koeien schrijven.
“Niet met woorden te beschrijven, die
sfeer”, vindt historicus en Houtemnaar Geert Coppens.
Vanaf vijf uur ’s morgens vullen de marktkramers de
straten rond het Marktplein. Wie zijn plaats op voorhand niet heeft vastgelegd, komt ‘op risico’. Hopend
op een plaats. Soms scheldend van onbegrip als de
markt vol staat en er geen plaatsen meer zijn.
“Ik kom hier al van mijn veertien jaar.
Mijn vader had een kraam op de jaar-
markt, ik had er een en nu doet mijn zoon
voort. Ik heb geen jaarmarkt gemist”, getuigt Willy Hermie. Het gemeentehuis slaapt niet.
Zenuwcentrum van diensten. Toekijkend op veiligheid. Problemen oplossen. En dan is het tijd voor
Houtem jaarmarkt.
“Vanaf tien uur begint heel de zaak goed
te draaien. En dan heb je die sfeer. Het
enige woord dat heel het evenement goed
kan samenvatten. Het stro, de geur, de
geluiden, de kermis, al die kramen, de
herbergen waar je in en uit kan lopen.
Soms tot in de achterpoortjes en de privé-woningen”, mijmert Lieven Latoir.
“Het is de gelegenheid voor vrienden en
familie die je wegens tijdsgebrek lange
tijd niet hebt gezien, om nog eens naar
Houtem te komen”, aldus Geert Coppens.
“Onder het mom van een familiebezoek
komen ze eigenlijk naar Houtem jaarmarkt. Op die dag staat bij ons de oprit
vol auto’s.” Voor oudere Houtemnaars is de
jaarmarkt een stuk van henzelf.
“Het zijn de beste dagen van mijn leven
geweest. Ik leef de winterjaarmarkt”,
getuigt een ontroerde Mariette Strijmeersch.
45
46
Deel 4
Epiloog
47