1 2 Sfeer! Björn Rzoska De winterjaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem m.m.v. Jan Mertens en Koen De Keukeleire Foto-essay Michiel Hendryckx 3 4 Voorwoord Avergroeid. l vele eeuwen lang zijn Sint-Lievens-Houtem en zijn wijd en zijd vermaarde winterjaarmarkt onlosmakelijk met elkaar De kleurrijke jaarmarkt, een heilige afspraak voor landbouwers en handelaars van paarden en vee, is tegelijk een waar feest voor de Houtemnaren en de vele tienduizenden bezoekers die van heinde en verre afzakken naar de grootste winterjaarmarkt van het land, aangetrokken door de alom geprezen unieke sfeer. Te midden van een gezellige drukte vloeien volkscultuur, amusement en de nieuwe plattelands-en landbouwtrends naadloos in elkaar over. Als het uithangbord bij uitstek van Sint-Lievens-Houtem is de historische jaarmarkt een onmisbare bouwsteen van de lokale identiteit en de culturele biografie van de Houtemnaren. Terecht wordt de winterjaarmarkt de jongste jaren gepromoot als immaterieel – ontastbaar – cultureel erfgoed. Dit boek draagt bij tot de beeldvorming over de winterjaarmarkt als een belangrijk erfgoedevenement. Dat verklaart de financiële steun vanwege het provinciebestuur. De auteurs verhalen de intrigerende geschiedenis van de jaarmarkt, en doorspekken hun relaas met leuke anekdotes. Ze interviewden ook bevoorrechte getuigen van de winterjaarmarkt. Zo rijst de historische jaarmarkt voor het geestesoog van de lezer op uit de nevelen van de geschiedenis, bruisend en met veel couleur locale – zoals we de winterjaarmarkt vandaag nog kennen. Het fotoessay van Michiel Hendryckx versterkt die beleving. Dit is een boek de winterjaarmarkt waardig ! Jean-Pierre Van Der Meiren gedeputeerde voor cultuur 5 6 Voorwoord Asucces. lleen wie de Winterjaarmarkt echt heeft meegemaakt, weet welke sfeer er heerst. Toch probeert dit boek die sfeer op te roepen. Met Gij die onveranderlijk op 12 november in Sint-Lievens-Houtem waart, zult zich via dit boek warmen aan herinneringen: de mengeling van runderen en paarden, de koopmannen en de boeren, de borrels tegen de kou, het geld en het vertier… Gij, die tot heden nooit de gelegenheid vond om de unieke en eeuwenoude manifestatie te bezoeken, gij zult goesting krijgen. De jaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem is de laatste in haar soort. Zo authentiek en exclusief is ze, zo geworteld in traditie, dat ze het etiket ontving van erfgoedmanifestatie. Hier overleeft een rijk en veelzijdig symbool van het platteland, een cultuurhistorisch erfgoedelement. Hier verstrengelen zich identiteit, economie, consumptie, toerisme, communicatie en imago. Europa, Vlaanderen en de provincie Oost-Vlaanderen ontdekken hier raakpunten met hun modern en integraal plattelandsbeleid. Alle drie subsidieerden ze het plattelandsproject dat de winterjaarmarkt ook in de komende generaties zal helpen overleven. In het project Erf-goed-jaren-markt bundelde de gemeente in 2003 alle cultuurhistorische en etnologische elementen van de Winterjaarmarkt. Het was de basis voor een tentoonstelling tijdens de jaarmarkt van 2004. De belangstelling was immens: wij telden 10.000 bezoekers. Dit boek is het voorlopig laatste hoogtepunt in het project. Ik wil mijn dank uitspreken. Aan Björn Rzoska die al zijn erfgoedenthousiasme in dit boek stak. Aan het Vlaams Centrum voor Volkscultuur dat al van in 2003 het project inhoudelijk stoffeerde. Tweemaal aan de provincie Oost-Vlaanderen. De dienst Landbouw ondersteunde immers het plattelandsproject. En de dienst Cultuur hielp samen met onze eigen gemeentelijke culturele dienst bij de uitgave van dit boek. Aan Jan Mertens en Koen De Keukeleire die meewerkten aan de voorbereiding. En aan Michiel Hendryckx die de sfeer voor u fotografisch snoof en in dit boek zo fijn weergeeft. Alleen de geur ontbreekt, hoewel… Ik wens u veel lees- en kijkgenot, en tot op de Winterjaarmarkt! Lieven Latoir, burgemeester 7 8 Deel 1 E e n (win t e r )jaar m ark t me t trad itie 9 1. Livinus, een heilige met een sterk verhaal Het is een huizenhoog cliché: de winterjaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem kan terugkijken op een verleden van op zijn minst duizend jaar. In allerlei artikels werd deze boodschap de laatste jaren strategisch ver[\MZS\MVIIVOMLQS\7WSQVLMWNÅKQxTMKWUU]VQKItie van de gemeente werd regelmatig gewezen op de eerbiedwaardige ouderdom van de manifestatie die vele duizenden half november naar het bruisende, gezellige dorp deden afzakken. Twee mythische cijfers: duizend jaar en vijftigduizend bezoekers. Over het laatste cijfer willen we het hier niet hebben, maar over de geschiedenis van de winterjaarmarkt blijkt een en ander vatbaar voor nuancering en correctie. De Heilige Livinus toont zijn uitgerukte tong. Volgens de legende kwam hij gruwelijk aan zijn einde. Rechts van hem de kerk van Sint-Lievens-Houtem, zijn laatste rustplaats. (Verschenen in J.J. De Smet, Receuil des chroniques de Flandre, ca. 1857) 10 De winterjaarmarkt vindt zijn oorsprong in de verering van de Heilige Livinus. Volgens de legende was Livinus een Ierse bisschop die in het midden van de 7de eeuw een stuk van wat nu Vlaanderen is kwam kerstenen. Zoals het een goede heilige betaamt verrichte hij een aantal wonderen. Een risico, zo bleek. Wonderen wekken immers niet alleen bewondering op, maar ook afgunst en naijver. Op 12 november 657 werd Livinus nogal brutaal vermoord in SintLievens-Esse. Hij vond een laatste rustplaats in SintLievens-Houtem. In de middeleeuwen hadden bedevaarten regelmatig ook een economisch luik. Het De marteling van de Heilige Livinus door de ogen van schilder Peter Paul Rubens (1577-1640). Hij maakte het schilderij in opdracht van de Jezuïeten omstreeks 1633. Het was een van de altaarstukken van de Gentse Sint-Livinuskerk. Een late Rubens in zijn gekende stijl. Rovers verhaal wil dat zich in de marge van de jaarlijkse bedevaart naar het graf van Livinus een bloeiende markthandel ontwikkelde. Meteen de oorsprong om te gewagen van een duizendjarige markt. Maar wat levert het historisch onderzoek op? 2. Oud, maar geen duizend jaar Reeds in de jaren 1950 toonde bronkritisch en literatuurhistorisch onderzoek aan dat Livinus vermoedelijk nooit heeft bestaan. De legende van de heilige zou gebaseerd zijn op de vita van Lebuïnus, een heilige uit het Nederlandse Deventer. Er zijn de afgelopen jaren verschillende denkpistes geopperd omtrent de identiteit en de motieven van degenen die de legende rond Livinus hebben geconstrueerd. Zekerheid is er echter over geen van de verklaringen. De meest gangbare is dat het gefantaseerde verhaal de wereld werd ingestuurd vanuit de Gentse Sint-Baafsabdij, vermoedelijk om de inkomsten vanuit het domein Holthem gevoelig te verhogen. Daarom kreeg de heilige Livinus ook nog eens een sterk verhaal, met als JMTIVOZQRS[\MQVOZMLQxV\LMW^MZJZMVOQVO^IVLMZMlieken – de translatie in vakjargon. Op 28 juni 1007 werden de overblijfselen van Livinus overgebracht naar de Gentse Sint-Baafsabdij. Maar die overbrenging verliep niet van een leien dakje. Halverwege het dorpsplein moest de stoet halt houden. De relieken waren steeds zwaarder gaan wegen. Pas na de belofte van de abt om jaarlijks op Sint-Pietersdag of 29 juni met de relieken naar Houtem terug te keren, konden de Gentenaars hun weg verder zetten. Steunend “De groote plaats” rond 1903. Toen nog gras. Met Livinuskruis. Hier werden de relieken van de heilige zo zwaar dat de abt van de Sint-Baafsabdij eerst de belofte moest doen om elk jaar op Sint-Pietersdag – 29 juni – een bedevaart te organiseren. Pas dan konden de Gentenaars hun weg voortzetten. (Foto verzameling Frans Duquet) op deze legende ontstond vanuit Gent een jaarlijkse Sint-Lievensbedevaart naar Houtem en in de marge daarvan een jaarmarkt, de zomerjaarmarkt. Het is niet duidelijk op welk moment de verzonnen verhalen over Livinus daadwerkelijk een rol begonnen spelen in een heuse volksdevotie rond de heilige. Uit diverse documenten blijkt dat er alleszins rond zijn sterfdatum – 12 november – en de translatie – 28 juni – bedevaarten ontstonden, inclusief jaarmarkten. Livinus, de heilige met een sterk verhaal, bleek succesvol! Zoals vaak het geval, is het een ruzie die aan de basis ligt van het vroegst bewaarde document over de jaarmarkt. In 1339 deden de schepenen van de keure uitspraak over de tolgelden die de kerk van Sint-Lievens-Houtem ontving van de handelaars op de markt. Toen betaalden de handelaars tol aan de kerk om handel te mogen drijven op de bedevaartsdag. Per verkocht dier ontving de kerk een vaste vergoeding van de verkoper. De oorkonde geeft meteen inzicht in welke dieren en koopwaar op de jaarmarkt werden verhandeld: paarden, runderen, varkens, schapen, stoffen, pels, oude kleren en gevet leder. Dat de jaarmarkt aan belang won, bewijzen de zogenaamde ‘voorgeboden’ of zowat het eerste echte jaarmarktreglement waarvan een afschrift uit 1395 is bewaard. Vermoedelijk lagen vastgestelde misbruiken aan de basis van de noodzaak om een en ander 11 te reglementeren. Zo waren wapens verboden op de markt, net als het maken van vuur. Etenswaren van mindere kwaliteit werden niet toegestaan. En handelaars werden geacht koopwaren met de juiste lengte- en inhoudsmaten te meten of met de juiste gewichten te wegen. Inbreuken werden zwaar beboet, ondermeer met de verbeurdverklaring van de koopwaar. Beide documenten tonen aan dat de jaarmarkt in Sint-Lievens-Houtem kan bogen op een traditie van om en de bij de 900 jaar. Alleen blijft het onduidelijk: over welke jaarmarkt hebben de archieven het? De winter- of de zomerjaarmarkt? Of beide? 3. Het “plaisir” op de zomerjaarmarkt Het is een feit dat de zomerjaarmarkt tot diep in de 16de eeuw de winterjaarmarkt overvleugelde in omvang en belangrijkheid. De Mechelse plantkundige Robert Dodoens vermeldde in zijn Almanack ende Prognosticatie van 1585 wel de paarden- en jaarmarkt in juni, maar van een jaarmarkt in november is geen spoor. Dat er wel degelijk toen al een bedevaart annex markt was in november, wordt aangetoond door een rekening van de proost van de Sint-Baafsabdij uit 1446. De rekening geeft een overzicht van de uitgaven gedaan tijdens de bedevaart op 12 november naar Houtem. De uitgaven bewijzen vooral de bloeiende markt die intussen onlosmakelijk was verbonden met de bedevaart: brood, wijn, azijn, saffraan, kaneel, peper, look, eieren, erwten, haring, rogge, tong, kersen, boter, …. Blijkbaar scherpte een bedevaart de honger sterk aan. Een bewijs van de bloeiende winter- en zomerjaarmarkt blijkt uit een proces in 1634. In dat jaar wordt immers een onderzoek geopend naar Charles Everwijn, de baljuw van de stad Aalst en het Land van Aalst. De beschuldigingen zijn niet min: afpersing en machtsmisbruik. Ook op de twee jaarmarkten 12 zou de baljuw buiten de lijntjes hebben gekleurd. Voor het eerst krijgen we zicht op de jaarmarkten, die “ghehauden worden tweemael t’sjaers met NZMY]MV\QxV ^IV ^MTM ^WTK` MVLM \][[KPMV LM \_MM ende drije hondert craemen.” Toch niet min, twee à driehonderd kramen. Everwijn zou een veel te hoog marktgeld hebben geïnd. Iets wat werd ontkend door de burgemeester die als getuige was opgeroepen. Hij beweerde dat de inning verlopen was zoals het sinds “alle aude ende immemorialen tijden” gebeurde. De rekening van de proost, het aantal kramen en de opmerking dat de inning zoals altijd was verlopen, tonen aan dat beide jaarmarkten in het midden van de 17de eeuw al een zekere geschiedenis hadden. Dat Dodoens de winterjaarmarkt niet Met de Carolijnse concessie verbood Keizer Karel in 1540 de bedevaart naar Sint-LievensHoutem. Het jaar ervoor waren er immers zware onlusten geweest. (Stadsarchief Gent, reeks charters, 94/957; foto C. Hourez) vermeld betekent dus zeker niet dat hij nog niet bestond. Het toont alleen aan dat de zomerjaarmarkt toen heel wat belangrijker én ook groter was dan de winterjaarmarkt. De Mechelse plantkundige had immers enkel oog voor de landelijke en internationaal belangrijkste jaarmarkten. Dat de Sint-Lievensbedevaart, de jaarlijkse overbrenging van de relieken van Gent naar Houtem, en vooral de inherente zomerjaarmarkt een kleurrijke bedoening was, getuigt een anoniem verslag over 1539 onder de sprekende titel Relations des troubles de Gand. Het Marktplein wordt omschreven als gelijkend op een militair tentenkamp van een uit de kluiten gewassen leger. Je kon zowat alles kopen op de zomerjaarmarkt. Maar de jaarmarkt was ook de plaats bij uitstek waar bendes rekeningen vereffenLMV_IIZOM^WKP\MVuVOMNMM[\_MZL<IUJWMZ[Æ]Qtenspelers en trompettisten, het hele dorp werd onder de voet gelopen door muzikanten die een enorm lawaai produceerden. Wie geen muziek speelde danste. De nuchtere verslaggever stelde toen al vast dat de meeste bedevaarders niet uit gelovige motieven deelnamen, “mais pour leurs plaisirs.” Sommige bronnen stellen dat zowat een derde van de Gentse stadsbevolking eind juni afzakte naar het dorp van Houtem. Bij een dergelijke volkstoeloop hoeft het niet te verwonderen dat er regelmatig schermutselingen waren. In 1540 kwam er een abrupt einde aan het plezier: Keizer Karel verbood de Sint-Lievensbe- devaart. Op slag was de zomerjaarmarkt een groot deel van zijn vast publiek kwijt. De zomerjaarmarkt bleef evenwel een van de belangrijkste van het land, getuige de almanak van Dodoens uit 1585. Maar in de processtukken tegen baljuw Everwijn bijna vijftig jaar later worden beide jaarmarkten als vergelijkbaar inzake omvang beschreven. De zomerjaarmarkt verloor stilaan terrein tegenover de jaarmarkt in november. Een tendens die in de volgende jaren en eeuwen enkel zal worden versterkt. ` 13 4. Lichte een aantal messteken uit. Met de hulp van zijn kompanen kon hij ontsnappen. Overigens werd er regelmatig gevochten op de jaarmarkt. Niet zo verwonderlijk gezien het vele volk dat de jaarmarkt bezocht en vooral de hoeveelheid drank die werd verzet. Heel wat bezoekers kwamen niet zozeer om beesten of andere koopwaar te kopen, maar eerder om zich te amuseren en zich lazarus te drinken. In 1786 werd een proces gevoerd tegen een zekere Johanna De Bock naar aanleiding van een ruzie op de jaarmarkt. Zij verklaarde samen met haar zus Pieternelle en haar broer Tiste naar Houtem te zijn afgezakt. Johanna verklaarde over haar zus dat deze naar de winterjaarmarkt trok “om eens beschonken te worden en om het mannenvolk.” Vermoedelijk bezoeken anno 2006 sommigen de winterjaarmarkt nog altijd om dezelfde redenen. Jan de Lichte doet Houtem aan Het staat vast dat de winterjaarmarkt in de 18de eeuw uitgroeide tot een zeer gerenommeerde gebeurtenis, vooral in landbouwmiddens. Veel had te maken met de verkoop van dieren, een steeds centraler gegeven in het marktgebeuren. Het dorpsplein bestond toen nog grotendeels uit een grasvlakte, met onderaan een aantal vijvertjes. Ideaal om beesten te laten grazen en drinken. Bovendien was er in november voor boeren weinig te doen en hadden ze alle tijd om af te zakken naar Houtem. Een inventaris van alle herbergen in Houtem uit 1774 geeft meteen inzicht in het belang van de verkoop van dieren op de winterjaarmarkt. Bepaalde delen van het marktplein _IZMV ^MZSWWXXTII\[MV ^WWZ [XMKQÅMS ^MM BW _I[ er een gewone “verckensmerckt” en ook een “vette verckensmerckt”. Varkens werden verkocht op de zuidzijde van het plein, paarden en koeien langs de noordzijde. De varkensmarkt was overigens gekend in de wijde omtrek. Uit de inventaris van 1774 bleken er elf herbergen te zijn. En die zaten tijdens de winterjaarmarkt natuurlijk goed vol. In 1745 kreeg de beruchte bendeleider Jan de Lichte in de Au Lion d’Or ruzie omwille van een vrouw. Op het gevecht dat ontstond deelde de 14 Een van de vroegste kaarten van het Houtemse dorpsplein. Onderaan het plein lag toen nog een vijver. (Plan van de dorpsplaats van Sint-Lievens-Houtem door P.Fr. Carnewal, 1830; Rijksarchief Gent, Archief provincie Oost-Vlaanderen, Hollandse periode, nr. 870/15) Niet alleen ruzies staan centraal in de 18de eeuwse processen omtrent de winterjaarmarkt. Regelmatig waren ook dievenbendes actief die het vooral gemunt hadden op textiel. Op 11 november 1731 deed Johannes Bormes Sint-Lievens-Houtem aan. Hij was de leider van een Gentse dievenbende. Hij overnachtte de dag voordien aan de rand van het dorp in de schuur van Jacobus Vanden Berge, “landtsman ende cleermaecker”. De bende trok op de 11de naar het dorp en mocht ’s avonds opnieuw slapen in de schuur van Jacobus. Hij gaf ze zelfs eten en drinken. Zijn gastvrijheid kwam hem echter duur te staan. ’s Nachts sloeg de bende een raam in aan de achterzijde van het huis van de kleermaker, stal kleren en stoffen en vluchtte onmiddellijk naar Gent. Er waren in die jaren overigens verschillende dievenbendes actief die het vooral op jaarmarkten hadden gemunt. Naast Sint-Lievens-Houtem waren er nog andere jaarmarkten in de buurt: Oudenaarde, Nederbrakel, Vloesberg, Waarmaarde, Ename, Gavere, Deinze, Geraardsbergen, Ronse, Zottegem, … allemaal hadden ze wel eens last van een passerende dievenbende. 5. Een veemarkt in Melle? Nooit! De winterjaarmarkt in Houtem had dus wel wat concurrentie van andere jaarmarkten in de buurt. Die concurrentie was ook voelbaar. Vandaar reageerde het Houtemse gemeentebestuur alert toen de gemeente Melle in 1842 zinnens was om binnen de eerste tien dagen van november een jaarlijkse veeen paardenmarkt in te richten. Het punt kwam op de gemeenteraad en werd omstandig behandeld. Een afschrift van de beslissing werd aan de arrondissementscommissaris bezorgd. Uiteraard ging de Houtemse gemeenteraad niet akkoord met de plannen van Melle. De winterjaarmarkt stond al onder druk, ondermeer door de nieuwe markten die de jaren voordien door verschillende naburige gemeenten ook al in de eerste helft van november waren ingericht. Schellebelle, Oudenhove, Aalst, Gavere, Velzeke-Ruddershove, … allemaal hadden ze een markt in de eerste helft van november “qui ont déjà fait affaiblir de beaucoup le foire d’Hautem St. Liévin.” De nieuwe markt in Melle zou voor die van Houtem ontegensprekelijk nadelig zijn en dus verwees de gemeenteraad naar het arrest van 11 april 1822. Dat arrest regelde de goedkeuring van nieuwe markten en stipuleerde uitdrukkelijk dat nieuwe initiatieven de bestaande markten niet in het gedrang mochten brengen. Burgemeester Verbrugghen en zijn ploeg speelde dit argument ten volle uit. Tegelijkertijd gooide de gemeenteraad ook het symbolisch kapitaal van de winterjaarmarkt – toch het oudste jongetje van de klas – in de strijd. Immers, Houtem had na enkele honderden jaren een “ancienne rénommée” die ervoor zorgde dat ook buitenlandse vee- en paardenkopers kochten op de markt. Het gemeen\MJM[\]]Z_MM[MZÅRV\RM[WXLI\LMbMQV\MZVI\QWVITM gasten tijdens hun bezoek ook andere plaatsen in de provincie bezochten en ook daar aanzienlijke geldbedragen uitgaven. Naast Sint-Lievens-Houtem protesteerde ook Schellebelle fel tegen de plannen van een nieuwe vee- en paardenmarkt in de onmiddellijke buurt. De casus Melle en het arrest van 1822 toont alleszins aan dat er in de eerste helft van de 19de eeuw een heuse wildgroei was aan nieuwe jaarmarkten in de regio waarop vee en paarden werden verkocht. Bovendien speelde de gemeenteraad enkel economische argumenten uit. Het was duidelijk dat vooral de handel in dieren centraal in de winterjaarmarkt stond. Geleidelijk was het religieuze element en de oorspronkelijke aanleiding, met name de SintLievensbedevaart op 12 november, naar de achtergrond verdwenen. Een evolutie die zich tot op vandaag doorzet. Handelaars betaalden niet langer tol aan de kerk zoals in de eerste eeuwen. Vermoedelijk inde vanaf de Franse revolutie (1789) het gemeentebestuur de belastingen op de markt. Wat er ook van zij, Melle kreeg zijn markt niet. De gemeentebestu- 15 ren van Houtem en Schellebelle haalden deze keer hun slag thuis. De démarche van Melle stond niet op zich, maar illustreerde de groeiende druk op de winterjaarmarkt. Voorlopig liep Houtem niet te veel schade op en slaagde de jaarmarkt erin nog altijd een pak volk op de been te brengen. De Wetterse onderwijzer en gemeentesecretaris Ernest Ternest (1841-1897) had het in een van zijn boeken uit 1873 over “de bedrijvigheid en het gewoel, welke op dien dag daar jaarlijks heerschen.” Ternest was zo enthousiast dat hij uitriep, “O! daar is het een leven en eene beweging, het is er als een bruischende zee van menschen, die er onder vroolijk gepraat en blij gejoel ondereendwarrelen.” Geleidelijk aan verdween de religieuze oorsprong van de winterjaarmarkt naar de achtergrond. Op het einde van de 19de eeuw was niet langer de bedevaart naar het praalgraf van de Heilige Livinus belangrijk, wel de keiharde economische impact van de markt op de gemeente én de regio. (Foto Ronny Seeuws, 2006) 16 6. ‘Droeve ellendig lange oorlog’ Op het einde van de 18de eeuw en in de eerste helft van de 19de eeuw kreeg de winterjaarmarkt van SintLievens-Houtem stevige concurrentie van gelijkaardige initiatieven in de directe omgeving. Het ging toen een heel pak minder met de markt. Maar het origineel is meestal beter dan een kopie. Sint-Lievens-Houtem hield stand, niet in het minst door de inspanningen van de opeenvolgende gemeentebesturen. Immers, de winterjaarmarkt was intussen uitgegroeid tot hét uithangbord bij uitstek. De traditie van de vee-, paarden- en varkensmarkt was intussen zowat het belangrijkste element in de constructie van een lokale identiteit. Sint-Lievens-Houtem was na vele honderden jaren vergroeid met zijn winterjaarmarkt, wat overigens nog altijd het geval is. Vandaar dat niet alleen in 1842 het gemeentebestuur zich volledig achter de winterjaarmarkt zette, maar ook toen PM\UWMQTQRSOQVOVQM\\MJMZWMZL_I[WUÅVIVKQxTM inspanningen te leveren. Rond 1890 besliste het gemeentebestuur, ondermeer als antwoord op de concurrentie, om ook paardenkeuringen in te richten. Het gemeentebestuur voorzag geldprijzen. Met deze vernieuwing hoopten de gemeentebestuurders niet alleen het marktgebeuren een nieuwe impuls te geven, maar ook de handel in paarden nog voor ze op de markt stonden tegen te gaan. “Paarden kwamen van overal, zelfs van Nederland en Duitsland. Heel wat paarden arriveerden per trein in Herzele. Slimme kopers gingen de paardeneigenaars tegemoet en kochten tegen interessante prijzen de beste paarden op nog voor ze op de markt stonden. Om dat tegen te gaan richtte het gemeentebestuur de paardenkeuringen in. Verkopers wilden dan eerst met hun paarden langs de keuring passeren. Een prijsbeest bracht natuurlijk meer geld op bij een verkoop”, aldus heemkundige Frans Duquet. Een verslaggever kon in 1895 dan ook niet anders dan vaststellen dat het gemeentebestuur “niets verwaarloost om deze grooten koopdag in bloei te houden.” Volgens zijn relaas stonden in Houtem op 12 november zo’n duizend paarden “aan de lijn.” Het bleek in hoofdzaak te gaan om jonge paarden, “vooral achttienmaanders en zuigelingen. Ook wordt daar veel vee aangebracht, zoo van ’t buitenland als van ’t onze, namelijk van 700 tot 800 koppen.” Waasland Sint-Lievens-Houtem een geschikte plaats was om zich een Brabants trekpaard aan te schaffen.” Op voorwaarde natuurlijk dat er voldoende paarden op de markt staan, wat niet altijd het geval was. De winterjaarmarkt in november 1914 ging in mineur door. In augustus 1914 was Wereldoorlog I uitgebroken en toen het enkele maanden later in Houtem Er was niet alleen de gunstige kalender – november markt was, daagde een minimum aan verkopers op. als een voor de boeren rustige periode –, de traditie, In de jaren 1895-1913 werden telkens om en bij de de inspanningen van het gemeentebestuur, het onge- duizend paarden en zowat zes à zevenhonderd runTWWÆQRSMNMM[\OMLZ]Q[°LQMLM_QV\MZRIIZUIZS\WWS deren te koop aangeboden. Aangevuld met telkens door moeilijke jaren heeft getrokken. Frans Duquet een honderdtal varkens. In november 1914 werden wees terecht op de ideale ligging van Sint-Lievens- slechts 56 paarden, 161 runderen en 8 kooien met Houtem voor een vee- en paardenmarkt. Met een varkens geteld. Heel wat eigenaars hadden schrik boutade stelde hij ooit dat “voor een boer uit het om met hun paarden naar Houtem af te zakken. De Duitse bezetter eiste immers regelmatig paarden op, ondermeer als last- en trekdieren in de modder aan het front. Het boeiende oorlogsdagboek van onderwijzeres Rachel Van Gijsegem (1885-1975) ademt de bedrukte sfeer van die dagen. “Daags vóór onze vermaarde jaarmarkt, dag van paardenkeuring, van nering en wonne voor de inwoners op andere jaren. Thans is het stil, nu en dan ziet men een enkel paard optrekken, een oude ruin of een jong veulen. Met schoone paarden waagt men zich niet op de weg. Wat overgroot verschil met vorige jaren!” Rachel viel de dag erna, de 12de november, vooral de vele “ijle” plekken op de markt op. Er was een pak minder volk. Een jaar later waren er zelfs geen paarden meer op de winterjaarmarkt, maar was het aantal runderen opnieuw gestegen tot 302. De verkoop van paarden was door de bezetter verboden. Bovendien was het slecht weer. “Een droeve jaarmarkt dus”, aldus Rachel Van Gijsegem in haar oorlogsdagboek. “Ondertusschen zitten ginds ver aan het front of verder nog in krijgsgevangenschap onze dappere soldaten van hier en het omliggende die met weemoed aan de Jaarmarkt van Houtem zullen gedacht hebben en zich zullen afgevraagd hebben: wanneer toch zal ik het geluk eens hebben nog een jaarmarkt in peis en vrede door te brengen met mijne familie. Droeve ellendig lange oorlog!” 17 Een jaar later is de sfeer nog somberder. Door de beperkingen opgelegd door de bezetter komt op de winterjaarmarkt van 1916 nauwelijks volk opdagen. Cafés moesten dicht blijven, samenscholingen van meer dan drie mensen zijn verboden. “Wel ziet men hier zo nauw niet naar die opgelegde strafmaat het zicht van eenen Duitsch is voldoende om elkeen vol angst en schrik te jagen.” Er worden dat jaar enkel wat varkens verkocht, als er weliswaar geen Duitser in de buurt is. Stilaan werd de winterjaarmarkt door de Duitse bezetting doodgeknepen. In 1917 stond er enkel een molentje en zijn de enige bezoekers “eenige kinderen [die] heen en weer loopen naar een kleine paardjesmolen, men zou zich op een gewone weekdag wanen”, zucht Rachel. Een jaar later ging de winterjaarmarkt niet door. Niet te verwonderen. Op 11 november 1918 werd immers de wapenstilstand getekend. Toch kwam er op de 12de november volk naar het marktplein. “Edoch is er geen jaarmarkt, er heerscht niettemin groote vreugde. Deze steeg ten top toen in den voormiddag de eerste Belgische soldaat op het dorp aankam. Later kwamen er ook nog eenige andere soldaten van hier en omliggende gemeenten aan”, getuigt Rachel in haar dagboek. In november 1918 kwam een einde aan vier jaar oorlog. De oorlogsjaren maakten alleszins duidelijk dat zonder uitgebreide vee- en rundermarkt de jaarmarkt heel wat minder om het lijf had. Vandaar dat er na de oorlog vooral werk werd gemaakt van een grotere verscheidenheid, tot groot plezier van de bezoekers. 18 Zicht op het lege, zanderige marktplein. Op 12 november 1917 stond er enkel een kindermolentje. ‘Droeve ellendig lange oorlog’ noteerde Rachel Van Gijsegem in haar oorlogsdagboek. (Foto verzameling Frans Duquet, ca. 1925) 19 20 Deel 2 M o t o r t o n n e n , s pie ge lt e n t e n , ci rcu s. De jaar m ark t al s s p e c t ac u l ai r rar i t ei ten cab i n et 21 1. Cirque Tondeur… met Nandje en Franske! De jaren na de Eerste Wereldoorlog zou men best kunnen omschrijven als de periode waarin de winterjaarmarkt een hoog kermisgehalte kreeg. Het gemeentebestuur was er als de dood voor dat een plotse verschraling, zoals tijdens de jaren 1914-1918, het einde zou betekenen van een lange traditie. Bovendien had de vernieuwing van 1890 met de paardenkeuringen aangetoond dat een monument regelmatig moet afgestoft worden. De aanblik van de jaarmarkt veranderde ingrijpend. De onderste helft van het dorpsplein werd geleidelijk ingepalmd door kermiskramen van divers pluimage, frituren, wafelhuizen en oliekoekkramen. Vooral de toenmalige kermisattracties spreken tot de verbeelding: spiegeltenten, motortonnen, rariteitenkabinetten allerhande, boksen worsteltenten, …. Het spektakel dat deze uiteenlopende artiesten verzorgden sloot naadloos aan bij het traditionele feestgedruis in de cafés. Heel wat oudere inwoners en bezoekers herinneren zich levendig dit stuk van de winterjaarmarkt. “Daar stonden heel wat kramen, ook aan de school. Grote, moderne frituren… dat hadden wij als kind nog nooit gezien. Er stond ook een grote paardenmolen met spiegels vanbinnen. Voor mij als kind de mooiste molen”, aldus Brigit Pede. Centrum in dit 22 stukje jaarmarkt was jarenlang het circus Tondeur, een topper voor de Houtemnaars en de bezoekers van de jaarmarkt. Mariette Strijmeersch, die lange tijd een kruidenierszaak had op het Marktplein, herinnert zich het circus nog levendig: “Mijn kleinere broer was altijd erg opgezet toen het circus kwam. Het circus had ook twee dwergen mee, klein Nandje en Franske. Die waren bij ons kind aan huis. Heel wat mensen bestelden hun kaarten voor het circus bij ons in de winkel. Nog niet iedereen had telefoon. We betaalden de kaarten dan vooruit. De voorstellingen zaten altijd bomvol.Televisie bestond immers nog niet.” Meer dan een uur op voorhand stonden toeschouwers in dichte rijen aan te schuiven voor een plaatsje in de circustent. “De loge in de tent was voor de rijke mensen. Wij hadden ook altijd een plaatsje vooraan, op de voorste bankjes. Voor het vele helpen kregen wij vrijkaarten. Als de tent vol zat, ging ze dicht. En dan begon het spektakel. Het circus werkte veel met paarden. De zoon, Dominique, was een koorddanser die met MMV ÅM\[ WX uuV _QMT WX LM SWWZL ZMML BQRV VWVkel, Jan, was clown. Een betere kon je in de omtrek niet vinden. Ze heetten hem zelf ‘onze zotte nonkel Jan’.” Het circus werkte niet alleen met familie, maar bracht ook buitenlandse acrobaten en artiesten naar Houtem mee. De voorstellingen trokken erg veel volk. “Soms zijn ze nog bij ons en bij de buren om deed Houtem aan tijdens de drukke jaarmarktdagen. Marionettentheater Minnaert uit Gent speelde voor de kinderen ‘Sint-Antonius met zijn varken’. Angèle Vettenburg herinnert zich het poppentheater nog levendig: “De kinderen stonden allemaal rond het tentje en toen kon je binnengaan. Kijken naar SintAntonius en zijn varken (lacht). Dat was zeer mooi!” Voor kinderen stonden de jaarmarktdagen gelijk met een bezoek aan het circus, het marionettentheater en … de vele rariteitenkabinetten. Een frituur en “gebakkraam” uit Oordegem midden de paardenhandelaars. Toen al moest je op Houtem jaarmarkt op de koppen lopen. (Foto verzameling Frans Duquet, ca. 1935) extra stoelen geweest om al de toeschouwers een plaats te kunnen geven. Dat circus was iets uniek, QM\[WVOMTWWÆQRSºOM\]QO\5IZQM\\M0M\KQZK][_I[ jarenlang vaste klant en vierde in 1953 zelfs een 25jarig jubileum op de winterjaarmarkt. Tondeur gaf ook voorstellingen de dag na de winterjaarmarkt en omdat er – wegens succes – tot half twaalf ’s avonds voorstelling was, werd al gauw van de “nachtcirque in Houtem” gesproken. Niet alleen Circus Tondeur Nandje en Franske, de twee populaire dwergen van de Tondeurs tijdens hun entree in ‘De gebroken spiegel’. “Die waren bij ons kind aan huis”, getuigt Mariette Strijmeersch. (Foto verzameling André De Poorter, 1952) 23 De promo-mobiel van Circus Jhony, in 1961 het laatste circus dat op de winterjaarmarkt stond. Een jaar later moest Houtem het zonder circus doen. De doorbraak van de televisie veranderde de hele amusementssector. (Foto verzameling André De Poorter, ca. 1960) Theater Minnaert. Angèle Vettenburg zag er als kind Sint-Antonius met zijn varken. “Dat was zeer mooi!” (Foto verzameling André De Poorter) 24 2. Griezelen, huiveren en gluren… de ‘koten’ op de jaarmarkt “Ik ging met moeder en vader naar de jaarmarkt, verschillende keren per dag. Wij vertokken al heel vroeg ’s morgens. Kijken naar alles! De eerste dag dat we ons echt goed moesten aankleden. Muts op, handschoenen aan. Dan vertrokken we. Naar de dieren gaan kijken. Daarna naar de ‘koten’. Zo heetten we dat, ‘koten’. Een vrouw met twee hoofden of iets dat op sterk water zat. Een slangenvrouw. Dat was wat vroeger de bezoekers aantrok, de ‘koten’ en het circus”, getuigt Jacqueline Braekman. Zij is niet de enige die nog sterke verhalen heeft over de verschillende merkwaardige attracties op de winterjaarmarkt. “Er stond op een gegeven moment een kraam met wilde negers, achter tralies. Elk uur kwamen ze met een van die mannen buiten om volk te lokken. Om te tonen hoe wild hij wel was, stak men een stuk rauw vlees op een stok. Daar sprong die wildeman dan woest naartoe. En hij was woest! Hij sprong zelfs naar de omstaanders die van schrik allemaal achteruit sprongen. Als kind durfde ik een hele jaarmarkt niet langs dat kraam passeren. En ook het jaar nadien wilde ik nog altijd niet passeren. Zoveel schrik had ik”, getuigt Brigit Pede. En het bleef niet alleen bij wilde negers. Bezoekers konden zich ook vergapen aan of griezelen bij een koe met twee koppen, een Siamese tweeling op sterk water en wel erg Of je ging kijken in de bokstent. “Er werd een handschoen uitgesmeten en wie hem ving moest in de tent boksen. Die mannen gaven dan eigenlijk meer show dan wat anders”, aldus oud-veldwachter Maurice de Pelsmaker. Tijdens een winterjaarmarkt stond de worsteltent in de buurt van het Sint-Lievensinstituut. De leerlingen die op internaat zaten “hadden uitzicht op de markt en de blote lijven van de worstelaars. De nonnen van het klooster hebben dat jaar dekens voor de ramen gehangen, zodat de kinderen de worstelaars niet langer zagen”, lacht Frans Duquet. corpulente dames. “Ik herinner me ook een kraam met de twee dikste vrouwen ter wereld. De twee dames wogen 175 en 185 kilogram. Om mensen binnen te lokken, lieten ze de nieuwsgierigen die van de zwaargewichten een glimp probeerden op te vangen de grote broeken zien die ze droegen.” In een ander kot kon je een vrouw bekijken die werd doorgelicht met Röntgenstralen. Enkel haar botten en beenderen waren nog zichtbaar. Toen kon je niet alleen griezelen en huiveren bij het gluren naar al die – vaak trucage – menselijke rariteiten, maar sommige bezoekers lieten zich ook hun toekomst voorspellen in de tent van de waarzegster. Er was ook rustiger vertier op de jaarmarkt. Verschillende goochelaars zakten elk jaar naar Houtem af. Een van hen was een zekere Jacques de Vos, herinnert Brigit Pede zich. “Hij werd gesponsord door brouwerij Roman. Hij kwam bij ons om zijn limonade en bier dat hij door zijn oren liet lopen. De Vos liet ons ook allerlei goochelkunstjes zien met speelkaarten. Hij was ook erg lenig en in zijn tijd een echte vedette.” Even verderop maakten fotografen een plaatje van de hele familie. Heel wat meer lawaaierig moet ongetwijfeld de motorton zijn geweest. In een gevlochten bol van staal – “een traliebol”, dixit Frans Duquet – reed een motorrijder rond. Een bezoek aan de jaarmarkt stond in die jaren meestal garant voor plezier en spektakel. Voor alle rariteiten en shows moest toegang worden betaald. Vandaar dat sommigen ervan droomden om hun geld op een makkelijke 25 manier te laten groeien. In de duistere hoeken van de markt werd geregeld gegokt. Vooral het spel ‘Ankers en Zonnen’ was populair, maar ook verraderlijk. Een dubbel gevouwen plankje was het spelbord waarop zes symbolen stonden, onder andere een zon en een anker. Omstaanders konden geld inzetten op een of meerdere symbolen. Drie dobbelstenen werden gegooid. Als een van de dobbelstenen het symbool aangaf waarop je had ingezet, had je prijs. Je inleg verdubbelde. De winst groeide evenredig met het aantal dobbelstenen dat het symbool aangaf waarop je had ingezet. Een illegaal spel. Meestal had de ‘bankier’ – de eigenaar van het spel die eventuele winst uitkeerde – handlangers mee die op de uitkijk stonden. Kwestie van op tijd weg te zijn als de politie verscheen. Gegokt en verloren? Geen nood. Zelfs zonder geld was er nog heel wat te beleven op de jaarmarkt. Niet het minst door de aanwezigheid van zigeuners en ook ander exotisch volk. 26 3. Bohemers, negers met blinkende ogen en wilde paarden Een rode draad in de interviews met verschillende getuigen van de winterjaarmarkt, zijn de vaak fantastische verhalen over de zigeuners – steevast ‘Bohemers’ in de vraaggesprekken. Met hun hele hebben en houden, in volgestouwde woonwagens, kwamen ze soms al enkele dagen op voorhand naar Sint-Lievens-Houtem. Vaak zonder toestemming palmden ze weiden in en lieten hun paarden grazen… soms tot ergernis van de eigenaar. De zigeuners waren vooral op zoek naar nieuwe paarden of om hun paarden op overschot op de markt te verkopen. Over de verkochte zigeunerpaarden doen allerhande sterke verhalen de ronde: tam en braaf als ze werden verkocht, na enkele dagen werden ze wild en onhandelbaar. Volgens sommigen waren de paarden bewust bewerkt aan de hand van geheime mengsels in pillen, “pikuren”, “drugs” … waardoor ze wild werden. De zigeunerverkoper was vaak bereid om het paard in kwestie terug te kopen, maar dan wel voor een pak minder geld. Een andere getuige beweert dat de zigeunerpaarden beesten waren “met een hoek af. Met een manke poot of wat gehandicapt. Of een slecht karakter. Die mannen leerden die beesten dan gewoon lopen of zich te gedragen. Maar de boer in kwestie kende die kneepjes niet en had er nadien veel last mee.” Wat er ook van zij, de zigeuners zorgden voor heel wat kleur. Niet in het minst in de lokale kruidenierswinkels. Heel wat getuigen hebben het over de kan bWVLMZ JWLMU" ¹BQOM]VMZ^ZW]_MV S_IUMV SWNÅM kopen en hadden een kan bij zonder bodem. Daar _MZLLMSWNÅMLIVQVOMOW\MVUIIZLQM^MZL_MMVQV de schort. Daarop lieten de vrouwen de kan staan en OQVOMVbWOMbMOLOMTLPITMVWULMSWNÅM\MJM\ITMV Natuurlijk kwamen ze niet terug.” De verhalen over de paarden en de kan zonder bodem zijn intussen zowat standaardverhalen geworden waarbij de meeste getuigen nooit ‘ooggetuige’ zijn geweest, maar het enkel hebben “van horen zeggen.” Toch zijn niet alle herinneringen rond de zigeuners negatief. Heel wat mensen herinneren zich ongetwijfeld de muziek die de zigeuners speelden. “Ja, dat konden ze wel”, aldus Mariette Strijmeersch. Wat echter het meest bijblijft is de dood van de zigeunerkoningin op de winterjaarmarkt van 1932. Ze werd de 11de november gegrepen door een auto bij het oversteken van de straat. De zigeuners deden verwoede pogingen om de dader, die vluchtmisdrijf pleegde, op te sporen. Zonder resultaat. De vrouw in kwestie lag opgebaard in een tent. Van heinde en verre reisden zigeuners naar Houtem om de begrafenis bij te wonen. Op 14 november werd de kist door zes inwoners van het dorp naar de kerk gebracht. De begrafenis zorgde voor een heuse volkstoeloop. In dichte drommen schoven de mensen de kerk binnen, het merendeel moest wegens te weinig plaats buiten staan. “Het was precies nog eens jaarmarkt”, schreef Frans Duquet over het gebeuren. “Het was een ware overrompeling en gedrum, een zee van mensen, dicht opeengepakt.” De jaren erna kwamen nog steeds heel wat zigeuners met de jaarmarktdagen naar Houtem. Vooral om een bezoek te brengen aan het graf en het ritueel te overgieten met bier. Nog lang voor Expo ’58 hadden heel wat Houtemnaars al voor de eerste keer een zwarte gezien. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. “Er waren ook negers op de markt en die liepen rond met grote schalen zwarte snoep. Wij heetten dat ‘karabouija’. Die mannen liepen rond in een witte kiel. Van mijn moeder mochten we die snoepmannen niet aankijken. Ze dacht dat die ons gingen hypnotiseren. Hun ogen blonken sterk”, vertelt Brigit Pede. De winterjaarmarkt trok in de loop der jaren heel wat bezoekers uit het buitenland aan. Naast de zigeuners en zwarten, bezochten vee- en paardenkopers uit Nederland, Duitsland én ook Frankrijk de markt. Vanzelfsprekend vielen degene met een aparte levensstijl of een andere kleur het felst op. Maar ook het gedrag van sommige Houtemnaars en bezoekers tijdens de dagen van de winterjaarmarkt kan best als ‘apart’ of ‘exotisch’ worden omschreven. 27 4. Zingen, dansen, drinken tot de ochtend komt eens over den prijs, dan slaan kooper en verkooper de handen in elkaar, een overoude ritus, die de overeenkomst der beide partijen beteekent. De koop wordt besloten in de nabijgelegen herberg en overgoten met talrijke potten Sottegemsch of Aalstersch bier.” Onlosmakelijk verbonden met de winterjaarmarkt zijn ongetwijfeld de vele cafés. Ook toen spraken sommige drinkgelegenheden tot de verbeelding. Het Rubenspaleis is vermoedelijk onder heel wat bezoekers de meest gekende. “Het Rubenspaleis was drie dagen open tijdens de winterjaarmarkt. Vanuit de omliggende gemeenten kwamen jonge mensen daar dansen. Op die drie dagen maakten ze een heel jaar. Je moest immers entree betalen”, weet Mariette Strijmeersch nog. Het Rubenspaleis heeft bestaan tot midden de jaren 1980. Later werden soms tijdelijke tenten geplaatst waar gedanst kon worden. Tot in de vroege uurtjes werd er gedanst. Sommigen deden zelfs een lief op. In heel wat gewone cafés werd in die dagen ook gedanst. Zeker nadat al heel wat drank was verzet. Als de verkoop goed was geweest, dan werd er stevig gedronken. Telkens een koe of paard wisselde van eigenaar, werd de koop beklonken en uitbetaald op café. Of zoals journalist De Clercq het in november 1936 in weekblad De Stad met zin voor detail beschreef: “Wanneer een paard in de goesting valt, wordt het betast en gekeurd; het moet stappen, loopen, draven. De prijs wordt aangeduid; er wordt geboden en afgedongen. Is men het eindelijk 28 Vaste gast op de winterjaarmarkt tussen 1920 en 1947. Tamboer of Lionel Bauwens. Hij bezong het laatste drama uit de streek. “Jonge boeren en boerinnen, met het gedrukte lied in d’hand, zingen het vooisken mede en prenten het in ’t geheugen, om ’t thuis aan de anderen te kunnen voorzingen.” (Foto verzameling Guido Bauwens) Een vaste gast op de winterjaarmarkt in die jaren was Tamboer of Lionel Bauwens. Hij maakte liedjes over de actualiteit, zette ze op papier en verkocht ze voor een paar centen aan toehoorders. “Dáár, rond dien typischen liedjeszanger, die het laatste drama der streek bezingt staat een groote menigte in dichte rangen bijeen; de jonge boeren en boerinnen, met het gedrukte lied in d’hand, zingen het vooisken mede en prenten het in ’t geheugen, om ’t thuis aan de anderen te kunnen vóórzingen”, observeerde journalist De Clercq scherp in 1936. “Om de drie à vier weken veranderde hij zijn repertoire en bracht een nieuw liedje. Hij heeft dat gedaan van in de jaren 1920 tot 1947. Dan is hij begonnen met scheermesjes en kwam hij in die hoedanigheid naar de jaarmarkt”, getuigt zijn kleinzoon en marktkramer Guido Bauwens. Huidig gemeentesecretaris Gwen Quipor herinnert zich dat ze als kind samen met haar grootvader het kraam van Lionel Bauwens bezocht: “Een hele belevenis. Mijn grootvader liet zich altijd doen en kocht elk jaar wel iets bij Bauwens.” 29 30 Deel 3 Het dor p en de jaar markt: allen voor één , één voor al l e n 31 1. Het marktplein maakt zich op voor de winterjaarmarkt. Anno 2006 een evenement waarbij de zowat 90 personeelsleden van de gemeente volop meewerken. (Foto Michiel Hendryckx, 2005) 32 Mest voor de ‘lochting’ Het was vroegere waarnemers ook al opgevallen. Op 11 november steeg het aantal cafés in Houtem spectaculair. De vele duizenden bezoekers, de beestenhandelaars, de marktkramers, … allemaal moesten ze eten en drinken. “Al de bewoners van het Marktplein leefden van die jaarmarkt”, weet Mariette Strijmeersch. “Iedereen die een plaats vrij had, gebruikte ze tijdens de winterjaarmarkt. De mensen konden er LIVMMV\I[SWNÅMLZQVSMVbW^IVLQM\I[[MVbWVLMZ ‘oorkes’. Ofwel een kom soep. Wij maakten twee dagen op voorhand liters bouillon. In de kelder stonden planken vol tassen die alleen maar boven kwamen met de winterjaarmarkt. Ik sneed met de hand kaas om tussen de pistolets te leggen. Wij waren alle jaren uitverkocht. Tijdens de markt stond ik achter mijn toog in de winkel en mijn twee broers zorgden dat alles proper bleef.” Heel wat beestenhandelaars zorgden ervoor dat hun beesten al dagen op voorhand in het dorp waren. Die werden dan gestald bij een bevriende boer of er werd een weide gehuurd. “Mijn vader kreeg dan een brief in de bus: ‘Het is bijna 12 november. Wij komen met zoveel paarden. Kunt ge voor ons een weide huren?’ Mijn vader deed dat dan. En dan kwamen de paarden hiernaar- toe met de trein. Tot Herzele en dan te voet. En die paardenhandelaars bleven bij ons slapen. Wij moesten op ‘place parterre’ slapen hé, op een matras op de grond. En die mannen lagen in ons bed. Soms gewapend, want met veel baar geld”, weet Mariette nog. Maar niet alleen de winkeliers deden in die dagen extra inspanningen. Een poort kon snel worden opengezet waarachter een tijdelijk café met soep en broodjes verscheen. Vee- en paardenhandelaar Hector Van Melkebeek, al bijna vijftig jaar beestenverkoper op de jaarmarkt, getuigt dat “vroeger in Houtem veel huizen werden ingericht als café. Meubels werden aan de kant geschoven. Wat tafeltjes en stoeltjes kwamen in de plaats en die mensen schonken bier. Die mensen mochten honderd procent zeker zijn dat ze volk over de vloer gingen krijgen. Bij het afhandelen van een verkoop stapte ik zo’n ‘café’ binnen en dan dronken we een druppelke op de koop. Er werd daar ook uitbetaald.” Het ritueel dat zo een verkoop bezegelde blijft tot vandaag een van die typische elementen op de winterjaarmarkt. Als een koper geïnteresseerd is noemt de koper een prijs. Dan begint een soort rituele dans van de handen. Een traditioneel ritueel. De dans van de handen. “Zo sterk als een handtekening onder een contract.”(Foto Michiel Hendryckx, 2005) 33 Terwijl koper en verkoper dichter bij elkanders prijs proberen kopen, slaan ze om beurten op elkanders hand. Op een gegeven moment wordt het verschil in twee gedaan en wordt de koop met drie kloppen achter elkaar bevestigd door koper of verkoper. “Zo sterk als een handtekening onder een contract”, getuigt Frans Duquet. Lange tijd het meest courante transportmiddel was de ÅM\[>MTML]QbMVLMVÅM\[\MVMTSRIIZVIIZ0W]\MU Op die drukke dagen was het niet zo makkelijk om RM ÅM\[ WX [\ZII\ IKP\MZ \M TI\MV _MOMV[ \M _MQVQO plaats. Maar ook daar werd een creatieve oplossing ^WWZOM^WVLMV5I]ZQKM0W]JZIKSMV_I[ÅM\[PIVLMTIIZMVJW]_LMMTSRIIZbQRV_MZSP]Q[WU\W\ÅM\[MV[\ITTQVO¹1S^ZWMO^QRN NZIVSXMZÅM\[MVQSSWVMZ bW¼V ^QMZPWVLMZL [\ITTMV BM UWM[\MV _MT P]V ÅM\[ voor middernacht komen halen, anders verdubbelde het tarief. Ik draaide echt wel goede jaren. Nadeel was dat ik niet naar de jaarmarkt kon. Ik moest ook lang opblijven en vooral wachten op de dansers van het Rubenspaleis. Soms was ik de enige in de straat waar het licht nog brandde.” Ook enkele particulieZMVZQKP\\MVÅM\[[\ITTQVOMVQV¹1VQMLMZP]Q[_IZMVMZ [\MTXTII\[MV^WWZÅM\[MVºPMZQVVMZ\OMUMMV\MZIIL[lid Charles De Kerpel zich. “Nu krijg je een nummer om iets weg te hangen in een vestiaire, toen kreeg je een halve speelkaart die je terug kon inruilen. In ^MTM ^IV LQM ÅM\[[\ITTQVOMV _MZL WWS QTTMOIIT LZIVS 34 verkocht.” Iedereen trachtte een graantje mee te pikken van de winterjaarmarkt. Die creativiteit bepaalde grotendeels de gezellige, unieke sfeer die rond LM_QV\MZRIIZUIZS\PQVO3WVRMVQM\XZWÅ\MZMV^IV de duizenden bezoekers, dan misschien wel van wat paarden en koeien achterlieten op het Marktplein. Waar vandaag de dag alles wordt weggeruimd door gemeentepersoneel, herinnert veearts Gaston Lafort zich dat vroeger de dag na de jaarmarkt heel wat in- woners om kruiwagens mest kwamen: “Het duurde soms wel acht dagen alvorens alles was opgeruimd. En ’s morgens vroeg mocht je dan de mest voor je deur wegscheppen. Maar alleen dat stukje en niet dat van de buren. Niet over de lijn gaan! Die mest werd gebruikt voor de lochting [tuin]. Nu gaat alles veel sneller. Ge moogt gij naar de winterjaarmarkt zijn geweest en de dag erna ’s avonds komen kijken… alles ligt gelekt en gestreken!” 4IVOM\QRL_I[LMÅM\[PM\JMTIVOZQRS[\M^MZ^WMZ[UQLLMTWUVIIZLMRIIZUIZS\\MSWUMV)VLMZMVS_Imen met de stoomtram. (Foto verzameling Frans Duquet, 1903) 2. Verschraling, reglementering, gewenning… het einde van de markt? De Tweede Wereldoorlog betekende voor de winterjaarmarkt een dieptepunt. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog waren heel wat vee- en paardenhandelaars niet zo happig om met beesten op de markt te staan. In 1942 en ‘43 voerde de Duitse bezetter overigens heel wat controle op de markt uit. Niet meteen het ideale klimaat om een bloeiende jaarmarkt te organiseren. De paardenmarkt omstreeks 1930. Van overdekking is nog lang geen sprake. De handelaars staan met hun paarden tussen het volk. De tent van Circus Tondeurs lijkt wel naast de kerk te staan. (Foto verzameling Frans Duquet, ca. 1930) In de jaren na de bevrijding nam de winterjaarmarkt meteen terug een hoge vlucht. Alsof er nooit iets was gebeurd. “Schouder aan schouder schoof de menigte tussen de kramen, langs de rijen paarden en koeien, langs het circus in het midden van de markt, en de herbergen puilden uit van het volk. Het waren lang niet alleen de mensen uit het dorp of uit de streek: ik sprak met vrachtrijders uit Lo bij Veurne en uit Genk in Limburg. Uit het hele land komt men naar de Houtemse winterjaarmarkt”, liet een journalist op het einde van de jaren 1950 aan zijn lezers weten. Business as usual? Toch niet helemaal. Grijze wolken verschenen aan de jaarmarkthemel. In 1962 verdween het circus. 35 Circus Jhony was het laatste circus dat Houtem aandeed in de jaarmarktdagen. De doorbraak van de televisie begin de jaren 1960 had een duidelijke impact op de hele amusementssector, ook het circus. “Stop, onverbeterlijke dromers”, sprak een journalist van De Beiaard zijn lezers streng toe. “Het verleden is voorbij. Er was geen cirk op de jaarmarkt. Weer een stukje folklore minder. Wat zal er over twintig jaar van onze goede oude volksgebruiken nog resten? Onze zogenaamde vooruitgang is al te vaak verarming. Wij zijn geen mensen meer maar marionetten.” Een na een maakten de rariteitenkabinetten en de spektakels plaats voor kermisattracties. De nadruk kwam steeds meer te liggen op de gewone marktkramen. Het verhandelen van beesten en de keuringen stonden niet langer centraal in het jaarmarktgebeuren. Het waren slechts onderdelen van het geheel, er werd geen afzonderlijke aandacht aan besteed. De jaar na jaar hoge bezoekerscijfers wiegden de organisatoren in slaap. De sluimerende identiteitscrisis kwam in het midden van de jaren 1980 aan de oppervlakte. 36 3. Landbouw, opnieuw dé kern van de winterjaarmarkt Het gemeentebestuur zette in 1987 een heus publieksonderzoek op. De resultaten van de enquête onderbouwden eerdere veronderstellingen: 33% van de bezoekers kwam naar Houtem voor de paarden en het vee; 8,5% werd aangetrokken door de landbouwmachines en amper 5% vond in de vele marktkramen de grootste motivatie om jaarlijks een bezoek te brengen. Reeds enkele jaren voordien werd een en ander veranderd. “Op het einde van de jaren 1980 was de jaarmarkt eigenlijk een grote wekelijkse markt geworden. De landbouw was wat in de marge van het gebeuren terecht gekomen: de landbouwmachines stonden aan de rand van de markt, ook de paarden waren al verplaatst”, aldus toenmalig gemeentesecretaris Henk Geeroms. Het duurde enkele jaren alvorens alle neuzen in dezelfde richting wezen en er ruimte was om fundamenteel in te grijpen. “De landbouw kwam terug centraal te staan. Met paarden, met koeien midden op de markt en met landbouwmachines. De marktkramen en de kermis kwamen pas op het tweede niveau te staan.” Geeroms geeft toe dat Houtem zich deels liet inspireren door de jaarlijkse landbouwbeurs in Libramont, zonder daarbij de eigen geschiedenis uit het oog te verliezen. Er was een tijd dat de zusters van het Sint-Lievensinstituut de ramen verduisterden met dekens. Tijdens deze jaarmarkt pikte de school een graantje mee: snackbar. Op de voorgrond de veemarkt in een winterzonnetje. Sfeer! (Foto gemeentearchief Sint-Lievens-Houtem) 37 1V! !_MZL^WWZPM\MMZ[\MMVWNÅKQMMTXZWOZIUUI uitgegeven. Meteen volgde de mededeling dat het gemeentebestuur de reeds ingezette vernieuwing ook de volgende jaren zou doortrekken. Nieuw in 1989 was het gegeven dat de jaarmarkt over twee dagen werd georganiseerd. Er werd gekozen voor de weg van de geleidelijkheid. In plaats van een heuse revolutie, veranderde er elk jaar wel iets. In 1990 lanceerde het gemeentebestuur een ondertitel. “Land- en tuinbouwdagen” moest duidelijk maken dat er opnieuw voor de kern van het gebeuren was gekozen. In datzelfde jaar werkte de organisatie voor het eerst een thema uit: witloof, in de programmabrochure omschreven als “belangrijkste land- en tuinbouwprodukt van de streek”. De witloofkwekers zorgden voor een tentoonstelling in het sport- en cultuurcentrum. Ook aan de paardenkeuringen werd gesleuteld. Het [\IUJWMS^IVLM0IÆQVOMZ[ZQKP\\MMMV\MV\WWV[\MTling in en zorgde voor een keuring op zondag 12 november in de namiddag. sinds 1989 was ingezet. Maar liefst zes stamboeken – het Belgisch Trekpaard, het Belgisch WarmbloedStilaan kreeg de winterjaarmarkt de vorm die we XIIZLLM;PM\TIVLXWVaLM0IÆQVOMZLM?MT[PXWVa anno 2006 nog steeds kennen. Met de thematentoon- en het Fjordpaard – gingen in op de vraag van het gestelling wilde het gemeentebestuur het landbouwas- meentebestuur om op de 11de november een keuring pect nog centraler in het gebeuren plaatsen. Na het te organiseren. Op die manier legde de organisatie witloof volgden de zuivel, de Oost-Vlaamse land- en niet enkel de link naar het verleden, maar bouwde tuinbouw, het paard en landbouw en milieu. Met het ook stilaan de 11de november tot een volwaardige dag thema paard in 1993 zette het toenmalige gemeente- uit. “De kentering was toch 1993 met het centraal bestuur de puntjes op de i inzake de vernieuwing die plaatsen van het paard. Het jaar voordien waren 38 er 35, 40 paarden en wat handelaars. Met de tentoonstelling van de rassen en de keuringen waren er ineens veel meer. Soms zelfs meer dan 50 per stamboek. De keuringen op de 11de bleken na een aantal jaren een schot in de roos. Er was immers ook al iets te beleven de dag voor de winterjaarmarkt”, aldus Henk Geeroms. Het een vulde het ander goed aan, de winterjaarmarkt zat opnieuw in de lift. De vernieuwing leverde de winterjaarmarkt een duidelijke identiteit, een vernieuwd imago. In 1992 kregen de land- en tuinbouwdagen zelfs een eigen logo, dat nog [\MML[IT[PMZSMVVQVON]VOMMZ\WXINÅKPM[-MV[\MZS staaltje van city marketing of beter positionering van Sint-Lievens-Houtem als hét dorp van dé winterjaarmarkt in Vlaanderen. De bezoekers volgden massaal. Sinds het midden van de jaren 1990 trok de winterjaarmarkt zowat 50.000 bezoekers per jaar. En dat had gevolgen, vooral voor de organisatie. De kentering in het midden van de jaren 1980. Paarden en vee staan terug centraal in het marktgebeuren. Operatie redding is ingezet. (Foto gemeentearchief Sint-Lievens-Houtem) 39 4. De professionalisering: van jaarmarkt naar evenement! Voor de eerste vernieuwingen in 1989 werd de winterjaarmarkt georganiseerd door… drie veldwachters! “Na de fusie en tot de kentering waren er drie veldwachters die elk een deel deden: één de markt, één de landbouwmachines en één het vee. Het beste bewijs dat de winterjaarmarkt toen eigenlijk verworden was tot een grote wekelijkse markt”, weet Henk Geeroms. Een van die veldwachters was Maurice de Pelsmaker. “De mensen die een standplaats wilden, konden die op voorhand aanvragen. Die plaatsen werden dan toegewezen. In de dagen voor de jaarmarkt werden die plaatsen met kalk op straat afgeboord. Dat was het werk van Julien Bloem. Op de dag van de markt moest ik om vijf uur ’s morgens al dienst doen om het verkeer om te leiden. Daarna ging ik het geld ophalen bij de standhouders van de landbouwmachines en bij een deel van marktkramers. Het ander stuk deed Leonce.” Julien Bloem bevestigt dat de winterjaarmarkt “toen met een drie, vier mensen werd georganiseerd. Er zat ook nog iemand op het gemeentehuis, Willy Kiss. Later zijn er nog wat politiemensen bijgekomen.” 40 Het marktplein maakt zich op voor de winterjaarmarkt. Anno 2006 een evenement waarbij de zowat 90 personeelsleden van de gemeente volop meewerken. (Foto Michiel Hendryckx, 2005) De overdekking. “Een dure grap”, weet de burgemeester. Heel wat bezoekers merken grappend op dat “de beesten overdekt staan, terwijl wij in de regen lopen.” (Foto Ronny Seeuws, 2003. Gemeentearchief Sint-Lievens-Houtem) Met vernieuwingen die werden doorgevoerd – de twee dagen jaarmarkt, de uitbouw van de paardenkeuringen tot een volwaardig onderdeel op de 11de, de thematentoonstelling, de academische zitting, … - groeide de organisatielast. “Vandaag werken alle personeelsleden mee aan de winterjaarmarkt. Zowat 90 mensen zijn druk bezig achter de schermen. Er wordt een heel draaiboek gevolgd. De organisatie is enorm. Al enkele dagen op voorhand begint de technische dienst met het klaarmaken van de markt. Op dat moment hebben we al heel wat vergaderingen achter de rug. Vergaderingen over de veiligheid – voor zowel mens als dier -, met de vee- en paardenhandelaars, met de veeartsen die controle uitvoeren op de markt, met Gaia, …. Dan volgt de academische zitting op de 10de ’s avonds met LMWNÅKQxTMWXMVQVO7XLMde zijn er de keuringen en als de loopringen zijn weggeruimd komen vee en paarden op de markt. De 12de ’s morgens volgen dan de vele honderden marktkramers. En als alles achter de rug is, beginnen we in functie van het thema al opnieuw contacten te leggen met het buitenland ”, getuigt de huidige gemeentesecretaris Gwen Quipor. Op korte tijd groeide de winterjaarmarkt door naar een professioneel evenement waar niets aan het toeval wordt overgelaten. 41 Sinds 1994 verschoven de gekozen thema’s van pure landbouw naar culinair genot. Voorzichtig met de streekproducten uit Zeeuws-Vlaanderen in 1995, over de onstuimige editie met de champagneboeren tot het Italiaanse Pistoia. “Er wordt heel wat tijd geïnvesteerd om die Europese regio’s te overtuigen om twee dagen af te zakken naar Houtem. Maar eens geweest, staan ze meestal in de rij om het jaar nadien terug te komen”, weet Gwen Quipor. De professionalisering zette zich ook op een ander terrein door. “De laatste vijf jaren hebben we heel wat inspanningen gedaan om bij te blijven met de wettelijke reglementering voor wat betreft het verhandelen van vee en paarden”, licht huidig burgemeester Lieven Latoir toe. “Aangezien de dieren hier langer dan twaalf uur staan, zijn we verplicht ze te overdekken. Dat is natuurlijk een dure aangelegenheid.” De veranderende wetgeving wilde vooral de markten in openlucht aan banden leggen en handel van koeien beperken tot regelmatige en overdekte markten. Voor heel wat jaarlijkse vee- en paardenmarkten de doodsteek. Maar één klein dorpje bood weerstand – naar de geest van Asterix en Obelix – en slaagde er keer op keer in tegemoet te komen aan de verstrengde reglementering. Vanuit het besef dat dorp en winterjaarmarkt synoniemen zijn, dat de winterjaarmarkt een essentieel onderdeel is van een lokale identiteit hebben opeenvolgende gemeentebesturen gevochten voor de winterjaarmarkt. Hun jaarmarkt! 42 43 5. Sfeer! Het is een opvallende rode draad doorheen de interviews. Zijn alle inspanningen eigenlijk verantwoord? Is het sop de kool waard? De geïnterviewden zijn unaniem: absoluut! Alleen al vanwege de unieke sfeer. Bij heel wat betrokkenen overigens. “Ik kom elk jaar, zelfs al scheur ik er mijn broek aan”, aldus paardenhandelaar Hector van Van Melkebeek. “Vroeger stond ik ook met koeien op de markt. De 12de sta ik zeer vroeg op, maak mijn beesten schoon, zorg dat de papieren in orde zijn en zet mijn beesten op transport. Het is de sfeer die me elk jaar naar Houtem drijft. Ik ben dat intussen gewoon, ken hier heel wat mensen en ontmoet collega’s. Pintje drinken en nog voor de winter zoveel mogelijk beesten verkopen.” De 11de november om drie uur in de namiddag wordt de markt, na de paardenkeuringen, vrijgegeven. Op dat moment staan langs de verschillende ingangswegen de vrachtwagens met beesten te wachten. 44 Met draaiende motoren. De geur van diesel palmt het dorp in. Heel de avond en de nacht door rijden vrachtwagens af en aan. Aan de controleposten staat gemeentepersoneel. Verkleumd van de kou worden papieren gecontroleerd. En dan is het wachten tot een nieuw paar koplampen opdoemt en de vrachtwagen bruusk tot stilstand komt. Op de markt spuwen de vrachtwagens hun lading uit en stilaan raken de rijen gevuld. “Het is de geur van de beesten die de jaarmarkt uniek maakt”, vindt kamervoorzitter en trouw bezoeker Herman De Croo. Nachtbrakers lopen over de markt en willen de eerste getuigen zijn van de nieuwe editie. Handelaars liggen ingeduffeld in een deken bij hun vee. Sommigen drinken zich warm met jenever. Wachtend op de eerste klanten die bij een koop hun initialen als tatoes op het achterste van de koeien schrijven. “Niet met woorden te beschrijven, die sfeer”, vindt historicus en Houtemnaar Geert Coppens. Vanaf vijf uur ’s morgens vullen de marktkramers de straten rond het Marktplein. Wie zijn plaats op voorhand niet heeft vastgelegd, komt ‘op risico’. Hopend op een plaats. Soms scheldend van onbegrip als de markt vol staat en er geen plaatsen meer zijn. “Ik kom hier al van mijn veertien jaar. Mijn vader had een kraam op de jaar- markt, ik had er een en nu doet mijn zoon voort. Ik heb geen jaarmarkt gemist”, getuigt Willy Hermie. Het gemeentehuis slaapt niet. Zenuwcentrum van diensten. Toekijkend op veiligheid. Problemen oplossen. En dan is het tijd voor Houtem jaarmarkt. “Vanaf tien uur begint heel de zaak goed te draaien. En dan heb je die sfeer. Het enige woord dat heel het evenement goed kan samenvatten. Het stro, de geur, de geluiden, de kermis, al die kramen, de herbergen waar je in en uit kan lopen. Soms tot in de achterpoortjes en de privé-woningen”, mijmert Lieven Latoir. “Het is de gelegenheid voor vrienden en familie die je wegens tijdsgebrek lange tijd niet hebt gezien, om nog eens naar Houtem te komen”, aldus Geert Coppens. “Onder het mom van een familiebezoek komen ze eigenlijk naar Houtem jaarmarkt. Op die dag staat bij ons de oprit vol auto’s.” Voor oudere Houtemnaars is de jaarmarkt een stuk van henzelf. “Het zijn de beste dagen van mijn leven geweest. Ik leef de winterjaarmarkt”, getuigt een ontroerde Mariette Strijmeersch. 45 46 Deel 4 Epiloog 47
© Copyright 2024 ExpyDoc