Ik zal er zijn

Ik zal er zijn
Holly Goldberg Sloan
Ik zal er zijn
Vertaald door Pauline Michgelsen
Amsterdam · Antwerpen
Em. Querido’s Uitgeverij bv
2012
www.queridojeugdboeken.nl
hollygoldbergsloan.com
Oorspronkelijke titel I’ll Be There (Hachette Book Group)
Copyright © 2011 Holly Goldberg Sloan
Words and Music ‘I’ll Be There’ by Berry Gordy, Hal Davis,
Willie Hutch and Bob West © 1970, 1975 (Renewed 1998, 2003)
jobeto music co., inc. All Rights Controlled and Administered by
emi april music inc. All rights reserved. International copyright
secured. Used by permission. Reprinted by permission of
Hal Leonard Corporation.
Copyright vertaling © 2012 Pauline Michgelsen /
Em. Querido’s Uitgeverij bv
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij bv,
Singel 262, 1016 ac Amsterdam.
Omslagontwerp en illustratie Neill Swaab
Uitvoering Nederlandse omslag Monique Gelissen
isbn 978 90 451 1366 1 / nur 284
Voor Gary Rosen,
die er altijd is.
En voor Mac, Calvin, Madeline en Alex,
die me inspireren.
1
De dagen van de week zeiden hem niets.
Behalve de zondag.
Op zondag luisterde hij naar orgels, piano’s en met een
beetje geluk naar bellen, trommels of ritmeboxen, terwijl de
mensen zongen, in hun handen klapten en soms zelfs met
hun zondagse schoenen stampten.
Op zondag stond Sam Border, waar hij ook was en wanneer hij maar kon, vroeg op, deed zijn schoonste vieze T-shirt
aan en ging op zoek naar een kerk.
Hij geloofde niet in godsdienst. Tenzij muziek ook een
godsdienst was. Omdat hij wist dat God, als die bestond, niet
aan zijn kant stond.
Sam kwam altijd binnen als het al begonnen was. En hij
ging altijd weg voor het einde. Hij zat achterin, omdat hij
alleen maar kwam om de patronen van de muzieknoten voor
zich te zien. En misschien om bij het weggaan nog een donut
of een plakkerig koekje mee te pikken.
Als iemand hem aansprak knikte Sam bij wijze van groet,
en als het echt moest gooide hij er een ‘vrede zij met u’ tegenaan. Maar hij wist zich haast onzichtbaar te maken. Zelfs
toen hij jonger was en klein, werd hij bijna altijd met rust
gelaten.
Van de talloze steden waar hij gewoond had, herinnerde hij
zich vooral geluiden.
7
Zelfs van Junction City, waar hij een hele winter gewoond
had en een vriend had gemaakt, was niets meer over dan het
geluid van de regendruppels op het metalen dak van hun
appartement in een uithoek van de stad, waar alle lawaaiige
busjes werden geparkeerd.
Dat was drie jaar geleden. Vijftien steden. Een eeuwigheid.
Na Junction City hadden ze een tijdje buiten Reno gestaan. En toen in een caravan die zo rammelde dat het leek
of de schroeven elk moment konden loslaten en het hele
ding in roestige onderdelen uiteen zou vallen.
Dat was in Baja California en hij had er het gevoel alsof ze
in een doos woonden – een van zijn vele terugkerende nachtmerries. Maar hij had ook genoten van die vijf maanden aan
de andere kant van de grens.
Als Amerikaan was hij er automatisch een buitenstaander,
en voor zover hij zich kon herinneren in de warboel van zijn
gebroken bestaan, had hij zich daar voor het eerst kunnen
ontspannen. Hij was anders. Dat was normaal.
Maar zelfs dit je-past-hier-want-je-past-hier-niet duurde
niet lang.
Zijn vader sleepte hen weer terug naar de Verenigde Staten, net toen Sam Spaans begon te spreken en zichzelf had
leren zwemmen.
Wekenlang was Sam bij zonsopgang, als zijn broer en vader nog sliepen, naar de woeste golven gegaan. Jezelf iets
leren, vooral iets wat je dood kon betekenen als het misging,
was niet eenvoudig.
Eerst ging hij niet dieper dan zijn knieën. Daarna ging hij
stapje voor stapje verder, terwijl hij met zijn armen door het
koude water zwaaide, zoals hij vanuit de verte andere mensen had zien doen.
Hij wist vrij zeker dat hij er belachelijk uitzag.
8
Maar het lukte hem elke keer terug te komen op het korrelige strand. Zelfs die ochtend toen de oceaan opeens in een
hogere versnelling schoot en hem meetrok langs de kust. Kilometerslang – zo leek het tenminste – sloeg hij zijn armen
tegen de golven en trapte hij woest met zijn benen terwijl
hij slokken ijskoud zeewater binnenkreeg. Iets in hem wilde
doorgaan, zelfs toen hij niet meer verder kon.
Hij had dus in ieder geval één keer echt gezwommen,
dacht Sam. Maar hij ging ervan uit dat wat hij geleerd had
weer zou verdwijnen. Zo ging dat al zijn hele leven, daar
zorgde zijn vader wel voor. Er waren zoveel dingen die hij
niet begreep. Dat krijg je nu eenmaal als je niet verder bent
gekomen dan groep 3.
Het voordeel was dat hij niet wist wat hij niet wist, wat het
allemaal stukken eenvoudiger maakte.
Emily Bell was een verzamelaar.
Wat ze verzamelde en ordende en evalueerde kon ze makkelijk overal met zich meenemen. Ze verzamelde namelijk
andermans levens.
Haar oma had ooit gezegd dat Emily de beste spion van de
wereld zou kunnen zijn, als spionnen tenminste niet alleen
geheimen mochten ontdekken, maar ook mochten openbaren. Je kon namelijk recht door Emily heen kijken; ze probeerde nooit iets te verbergen. Waarom zouden anderen dat
dan wel willen?
Het was ontwapenend.
Door haar belangstelling voor persoonlijke verhalen
stond ze open voor de diepste gevoelens. Het leek net of ze
een soort magneet bezat die aan iemands ziel trok, meestal
op het moment dat die persoon daar totaal niet op bedacht
was.
Diezelfde magneet, die er waarschijnlijk uitzag als een
9
soort hoefijzer, zorgde ervoor dat iemand naar haar keek en
meteen een zwaar geheim met haar wilde delen.
Het was een talent waar geen naam voor bestaat.
Ze wist zelf nauwelijks wat het betekende.
Emily wist alleen dat de nicht van de winkelbediende van
de kruidenier was uitgegleden over de badkamermat waardoor ze uit het openstaande raam op de eerste verdieping
was gevallen, wat ze alleen maar had overleefd omdat ze toevallig op een afgedankt matras was terechtgekomen.
Wat Emily vooral interessant vond aan dit voorval, was
dat die nicht vervolgens een man had ontmoet bij de fysiotherapeut, die haar voorstelde aan zijn halfbroer met wie ze
uiteindelijk getrouwd was om een jaar later na een heftige
ruzie met haar auto over hem heen te rijden. En toen bleek
ook nog eens dat uitgerekend die man het matras ooit in
haar tuin had gedumpt.
Hij had haar gered om later door haar kreupel gereden te
worden.
Emily vond dit niet ironisch, maar intrigerend.
Omdat ze geloofde dat alles met elkaar verband hield.
Nu ze zeventien jaar was vroeg Emily zich af hoe ze zelf
in het Grote Plan paste. Waar bleef dat kleine voorval dat de
loop van haar leven blijvend zou veranderen? Tot nu toe was
alles naar verwachting verlopen. Fijne ouders. Leuk broertje. Liefste hond van de wereld. Trouwe beste vriendin. Er
hadden geen dramatische haarspeldbochten in haar levensweg gezeten. Nog geen hobbel eigenlijk.
Maar ze had altijd in dezelfde stad gewoond en ze had
gezien hoe kleine dingen grote gevolgen konden hebben.
Mensen waren als steentjes die in het water werden gegooid,
en steeds wijdere cirkels veroorzaakten.
Daarom geloofde ze in het lot.
Tenminste, dat is wat ze later tegen zichzelf zou zeggen.
10
Emily nam een hap van haar geroosterde volkoren boterham
en keek uit het raam. Ze had geen mooie stem. Ze kon wijs
houden, maar dat was het wel zo’n beetje.
Waarom ging ze dan een solo zingen in de kerk?
Het antwoord zat recht tegenover haar aan de koffie.
Tim Bell was muziekdocent op de universiteit en sinds
kort ook dirigent van hun kerkkoor. Het was duidelijk dat
dat nieuwe baantje hem weinig kon schelen, bedacht Emily
terwijl ze op haar boterham kauwde. Anders zou hij de hele
kerk toch niet haar uitvoering van ‘I’ll Be There’ willen laten
ondergaan.
Want ze ging niet eens een kerklied zingen.
Het was een popklassieker, beroemd geworden in de uitvoering van The Jackson Five. Iedereen kende het en had
het op tv gezien en wist precies hoe het moest klinken.
Wat haar uitvoering nog erger maakte.
Haar vader had een theorie – die had hij over alles – dat
een liefdesliedje een spirituele dimensie kreeg als je het in
een kerk zong. Als docent wist hij dat mensen zich emotioneel betrokken voelen bij muziek die ze kennen.
Hij was dus eigenlijk, vond Emily, de mensen aan het belazeren, met behulp van liedjes waarbij ze zich toch al fijn
voelden. Het enige probleem was zij. Het was gewoon helemaal fout haar als proefkonijn te gebruiken.
De hele week had Emily geprobeerd haar moeder aan
haar kant te krijgen. Die was altijd redelijk. Maar Debbie
Bell was verpleegkundige op de Eerste Hulp en zei dat zij
over pijn ging en hij over poëzie, en dat ze de afdeling muziek dus aan haar echtgenoot overliet.
Wanhopig had Emily geprobeerd haar broertje, Jared, te
bewerken. Die was tien en dus zeven jaar jonger en deed ongeveer alles wat ze vroeg. Maar zelfs hij vond het allemaal
niet zo belangrijk.
11
Emily sloot haar ogen en hoorde haar eigen stem, versneld zoals een muizenstem in een tekenfilm. ‘I’ll be there.
Just call my name. I’ll be there.’
Het was afschuwelijk. Een nachtmerrie.
Ze moest haar tanden op elkaar zetten en zich er doorheen slaan.
Maar kun je zingen met je tanden op elkaar?
12
2
De vader van Sam, Clarence Border, hoorde stemmen.
Stemmen van mensen die op de raarste tijden wakker waren, en die alleen in zijn hoofd bestonden. Mensen die hem
waarschuwden voor allerlei gevaren, soms echt, maar meestal niet-bestaande.
Als je Clarence Border voor het eerst ontmoette, was het
duidelijk dat je met iemand te maken had die gespannen was.
Zijn magere lichaam stond stijf van energie. Als hij sprak
bewogen zijn vingers onrustig op en neer, alsof er ter hoogte
van zijn heupen een onzichtbare piano zat gemonteerd. Niet
dat hij trilde; hij had zichzelf redelijk goed onder controle.
Hij was er gewoon voortdurend op voorbereid er razendsnel
vandoor te gaan.
En jou mee te nemen.
Clarence was een knappe man. Hij had vol, donker haar
en krachtige trekken. Als hij zijn altijd schone zwarte spijkerbroek droeg kon je niet zien dat er rond zijn linkerkuit
een tatoeage van een zwarte slang slingerde. Hij had hem
zelf gemaakt, en dat was te zien.
Clarence was ruim één meter tachtig lang en je zag direct
dat hij kon vechten, en dat er niet veel voor nodig was om
hem dat ook echt te laten doen.
Hij had een diepe stem, wat een positief punt zou kunnen zijn, ware het niet dat zijn vingers dan weer begonnen te
bewegen en het leek of hij een boodschap doorkreeg die van
13
ergens ver weg kwam in plaats van uit zijn hersenen, waar
iets gewoon niet helemaal in orde was.
Het leven van Sams vader had anders kunnen lopen. Hij
had in Alaska kunnen blijven, in de buurt van het houten
huis waar hij geboren was, en een beetje kunnen vissen, jagen en jatten om te overleven. Maar hij liep tegen de lamp
toen hij een buitenboordmotor aan een politieagent buiten
dienst wilde slijten.
Bij zijn arrestatie kwamen talloze andere misdaden aan
het licht en zo belandde Clarence op zijn drieëntwintigste
voor drie jaar achter de tralies. Toen hij vrijkwam verliet hij
Alaska en wist hij één ding heel zeker: dat hij nooit meer in
de gevangenis zou belanden.
Dat betekende niet dat hij een keurig leven ging leiden.
Integendeel. Clarence Border was geen man voor een braaf
leven. Zijn leven stond in het teken van roekeloze overlevingsdrift. Hij deed alles, en tegen iedereen, om de overheid
één stap voor te blijven.
Een tijdlang verliep het leven in Montana, de staat waar
Sam werd geboren, zonder grote problemen. Clarence ontmoette Shelly in de Buttrey-supermarkt toen hij op het punt
stond een pak kaascrackertjes tussen de bobbels van zijn
winterjas te laten verdwijnen.
Shelly was tien jaar ouder dan hij en Clarence zag meteen dat ze hem leuk vond. Ze droeg een naamkaartje en hij
hoefde alleen nog haar telefoonnummer te achterhalen. Ze
gaf het voor hij erom gevraagd had.
Zes weken later was Shelly zwanger van Sam en woonde
ze met Clarence boven de garage van haar ouders. Hij had af
en toe een baantje terwijl haar familie bezorgd toekeek, en
hoewel het allemaal niet echt op rolletjes liep, was het nog
geen volledige ramp.
De vader van Shelly, Donn, was elektricien en had ingeni14
eur kunnen zijn als hij wat meer kansen had gekregen. Hij
begreep niet alleen alles van bedradingen en stroom en alles
wat mechanisch was, maar hij wist ook veel van besturingssystemen.
Toen hij kennismaakte met Clarence Border, had hij meteen door dat zijn dochter verliefd was op iemand met een
flinke systeemfout. Hij wilde haar waarschuwen, maar voor
hij het wist was ze zwanger.
Donn koos voor een andere benadering. Hij zou die glibberige slang een vak leren. Maar na een paar moeizame
maanden vormde zich een nieuw plan. Als Clarence zo weinig van elektriciteit begreep, dan kon hij hem elektrocuteren
en er waarschijnlijk nog mee wegkomen ook.
Maar de slang was hem te snel af.
Clarence kon de stemmen in zijn hoofd niet negeren, en
die ochtend zeiden ze dat hij het onrecht dat hem werd aangedaan moest rechtzetten.
Hij mocht van Donn niet roken in het busje en toen ze
bij de firma Weiss arriveerden, hing daar ook al een nietrokenbordje. Clarence kookte van woede terwijl hij het gereedschap uitlaadde. Iemand moest boeten voor dat onrecht.
Shelly’s vader stond op het dak en bevestigde een nieuwe
transformator aan de elektriciteitsmast toen Clarence de
aarddraad lostrok. Donn schoot als een vuurpijl over het
dak, zo de satellietschotel van de firma Weiss in. Zijn lichaam
smeulde.
Clarence keek tevreden naar het niet-rokenbordje.
Daarna verhuisden Shelly en Clarence van de garage naar
het woonhuis. Shelly’s moeder was gek van verdriet en
sprak niet meer met hem. Hij zag het als een tijd van intro­
spectie.
Toen Sam bijna vierenhalf was, raakte Shelly weer zwan15
ger. De kleine Riddle werd een maand te vroeg geboren en
huilde onophoudelijk. Zijn gekrijs dreef Clarence het huis
uit, terug naar de garage. Het kind had krampjes, en nog
wat problemen. Hij had voortdurend een snotneus en kneep
zijn ogen dicht alsof hij ook op regenachtige dagen last van
fel zonlicht had. Shelly noemde hem Rudolph, vanwege zijn
rode gezichtje, maar vanaf het moment dat zijn vader hem
optilde en hij zijn eerste kreet liet horen noemde iedereen
hem Riddle, ‘raadsel’.
Toen Sam zeven was en Riddle twee stonden er om de
haverklap deurwaarders op de stoep en dreigden ze hun huis
uit te worden gezet. Shelly’s moeder kon het niet meer aan
en hoewel ze gehecht was geraakt aan de twee mannetjes,
vertrok ze naar haar dove zus in Louisiana. Ze zei dat ze geld
zou sturen, maar niemand geloofde dat. Clarence had al tijden geen werk. Shelly ging uiteindelijk weer vakken vullen
bij de Buttrey-supermarkt.
Op een regenachtige dag in maart kwam ze terug van haar
achturige werkdag en zag ze dat de voordeur openstond. Het
busje stond niet op de oprit en de tuinslang was verdwenen.
Clarence was vertrokken met de twee kinderen, wat gereedschap, een koffer met kleren en de Indian Head-muntencollectie die van haar oudoom Jimmy was geweest.
Sam zat in groep 3 en was de beste van de klas. Hij las boeken voor groep 6. Tien jaar later wist hij nog precies hoe zijn
klaslokaal eruitzag.
Hij had nooit meer een school van binnen gezien.
Sindsdien vertelde Sams vader altijd hetzelfde verhaal. Dat
zijn vrouw was gestorven bij de geboorte van de jongste, en
dat zijn bedrijf failliet was gegaan. Riddle zag er altijd uit
alsof hij net verkouden was geweest of het juist ging worden, terwijl hij de wereld met samengeknepen ogen bekeek,
16
waardoor iedereen vanzelf medelijden kreeg met het moederloze gezin.
Clarence zei dat hij in auto-onderdelen had gezeten. Daar
vroeg men zelden over door en dat was maar goed ook, want
hij had er totaal geen verstand van. Hij vertelde dat hij de
ziektekostenpremies van zijn personeel niet kon betalen,
maar dat hij zijn mensen belangrijker had gevonden dan
winst maken. Dat hij het zo lang mogelijk had volgehouden,
maar dat de overheid hem uiteindelijk had gedwongen het
boek dicht te slaan.
Riddle hoorde het verhaal voor het eerst toen hij een peuter was en dacht dat zijn vader opgesloten had gezeten in
een boek. Dat de tiran er op een of andere manier uit was
gekropen en dat Clarence daarom zo’n hekel had aan leraren
en eigenlijk aan alles wat met leren te maken had.
Hun vader geloofde in levenservaring. Dat zei hij tegen
de jongens. Daarom had hij ze nooit meer naar school gestuurd sinds ze waren vertrokken.
Maar de werkelijke reden dat ze niet naar school gingen
was dat Clarence niet alleen een hekel had aan alle leraren;
hij haatte het hele systeem.
De jongens waren jarenlang laat opgestaan, en nu ze ouder
waren deed hun vader ook geen moeite meer om voor eten
te zorgen. Ze werden altijd met honger wakker.
Ze hadden geleerd zich tijdens schooluren gedeisd te
houden, omdat mensen wilden weten waarom twee jongens
rondhingen zonder iets te doen. En het was ook beter om er
pas op uit te gaan als de fastfoodzaken al een tijd open waren.
Dan was er meer afval te vinden.
Ze gingen dus pas de straat op als de zon hoog aan de hemel stond, en voor het geval iemand iets mocht vragen, hadden ze geleerd te antwoorden dat ze thuis werden onderwe17
zen. Alleen de zondagen waren anders. Op zondag mochten
ze de hele dag gezien worden.
En op zondag was er muziek.
Sam trok zijn schoenen aan en keek naar zijn broertje, dat
op een vies matras in de hoek lag te slapen. Riddles ademhaling was zoals gewoonlijk zwaar en zijn eeuwig verstopte
neus floot en klonk alsof hij alweer bronchitis had.
Sam vroeg zich af of hij het hoofd van zijn broertje wat
rechter op het kussen moest leggen, dat wilde wel eens helpen. Maar hij pakte alleen maar een pen en een stukje papier
en schreef in grote letters: ben zo terug
Sam had de Eerste Unitarische Kerk gezien toen ze de stad
binnenreden.
Zouden er ook een Tweede en een Derde Kerk zijn? Was
het misschien een wedstrijd?
Hij zag, nu hij vlak voor het bakstenen gebouw in Pearl
Street stond, dat het veel chiquer was dan andere kerken.
De Eerste Unitariërs waren duidelijk de winnaars. De parkeerplaats was bijna vol en de auto’s waren nieuw en schoon.
Niets voor hem.
Deze kerk stond in het beste deel van de stad en straalde
geen sprankje wanhoop uit. Hij ging nooit naar dit soort
plekken.
Hoe minder geld mensen hadden, hoe meer muziek ze
maakten en hoe meer eten ze op de tafels zetten, zo zag hij
het. En hoe aardiger ze voor hem waren.
In zijn eigen buurt was Sam al overal geweest, en nu hij
Riddle niet bij zich had, had hij veel sneller gelopen en was
hij verder gegaan dan anders.
Hij hoorde het orgel. Hij wilde er gewoon naartoe. En hij
zag dat de houten deuren van de Eerste Unitarische Kerk
wijd openstonden. Hij kon er zo in en weer uit lopen. En
18
misschien een glimp opvangen van het ding dat dat geweldige geluid maakte.
Maar het ging minder makkelijk dan gedacht.
Sam was nog niet binnen, of er doemde uit het niets een
man op die de enorme deuren sloot. Het klonk alsof de deur
van een grafkelder dichtsloeg.
Sam schoof zachtjes op de achterste kerkbank. Het orgel stopte meteen en er verscheen een dominee die een jurk
droeg, maar ook een stropdas. Hij boog zich naar de microfoon en zei wat. Sam luisterde nooit naar die mensen. Hij
bekeek de grote ruimte.
Voor Sam waren ruimtes die schoon waren en vaag naar
bloemen en kaarsen roken iets exotisch. En eng. Hij keek nu
nog beter om zich heen.
De muren waren van hout dat eruitzag als zacht leer. Aan
het plafond hing een grote lamp die bestond uit een heleboel kaarsen die niet echt waren. Hij dacht dat echte kaarsen mooier zouden zijn, maar om die aan te doen had je een
enorme ladder nodig. En bovendien zou het kaarsvet op de
mensen eronder kunnen druipen, en dat zou pijn doen.
De kerkbank zat niet erg lekker, maar dat deden ze nooit.
Als je wil dat mensen opletten, moet je zorgen dat ze zich niet
te veel op hun gemak voelen. Zei zijn vader dat niet altijd?
De man die de leiding had hield eindelijk zijn mond en
in de hoek stond een koor op. De leden waren van allerlei
leeftijden en formaten en droegen allemaal een witte jurk,
waardoor Sam ze op vogels vond lijken. Hij kende weinig
vogelnamen, maar hij had er een hoop gezien en wist zeker
dat er ergens grote witte vogels bestonden met schone veren
en harige hoofden.
Toen ging het orgel weer spelen. Een meisje uit het koor
bewoog zich naar voren. Ze was van zijn leeftijd en Sam zag
dat ze ontzettend zenuwachtig was.
19
Het zweet brak Emily aan alle kanten uit. Tegelijkertijd had
ze het koud. Het was belachelijk. Haar vader stond aan de
zijkant en zwaaide met zijn rechterhand alsof er iets belangrijks aan de hand was, maar die kon dus echt elk oogcontact
met haar vergeten.
Toen ze eenmaal bij de microfoon stond, had ze haar strategie bepaald.
Ze zou zich richten op de achterste rijen.
De allerachterste.
Daar zaten de mensen die ondertussen hun mail checkten
en de sportuitslagen lazen. Achter in de kerk zaten degenen
die er tegelijk wel en niet waren. De niet-luisteraars.
Dat waren haar mensen.
Of dat was haar mens.
Want toen ze opkeek zag ze dat er achter in de kerk maar
één iemand zat.
Emily richtte haar hoofd op, opende haar mond en zong
tegen hem:
‘You and I must make a pact
We must bring salvation back
Where there is love,
I’ll be there’
Ze kon zichzelf horen maar hoorde zichzelf niet. Dat was
het enige positieve van deze dag. Emily kende het lied. Ze
kende de woorden.
‘I’ll reach out my hand to you
I’ll have faith in all you do
Just call my name and I’ll be there
I’ll be there to comfort you
Build my world of dreams around you,
20
I’m so glad that I found you.
I’ll be there with a love that’s strong
I’ll be your strength, I’ll keep holding on
Let me fill your heart with joy and laughter
Togetherness, well that’s all I’m after
Whenever you need me, I’ll be there’
Dat zong ze allemaal tegen een jongen die ze nog nooit had
gezien.
Ze zag dat hij lang en dun was. Hij had donkerbruin haar
dat slordig zat alsof het slecht geknipt was.
Hij zag er zongebruind uit, alsof hij veel buiten was. Ook
al was het nog steeds winter.
En ze begreep dat hij zich ongemakkelijk voelde. Alsof hij
daarachter niet hoorde. Zoals zij hiervoor niet hoorde.
Hij keek geconcentreerd naar haar.
Vrijwel iedereen keek naar haar. Maar het enige dat belangrijk was, was dat híj keek.
Ze had alleen naar hem willen kijken en nu ze daarmee
begonnen was, kon ze niet meer ophouden.
Ze gaf de tekst in ieder geval een heel nieuwe betekenis,
en dat was toch wat haar vader wilde? Een oprechte doorleefde uitvoering?
Was ze soms uit haar lichaam getreden?
Haar mond bewoog, ze maakte geluid, maar dat deed er
allemaal niet toe.
Wat ertoe deed, zat op de achterste rij.
Ze kon niet zingen.
Dat was gewoon een feit.
Maar het was ook een feit dat ze geweldig was. Ze was
puur en kwetsbaar en soms zong ze vals, maar ze zong voor
hem.
21
Waarom voor hem?
Hij verbeeldde het zich niet.
Hij moest gewoon kijken naar het meisje met die lange
bruine haren en die kleine handen die ze strak langs haar
lichaam hield. Misschien omdat ze zo slecht zong, of misschien omdat ze hem recht aankeek en alleen voor hem zong.
Ze zei dat ze er voor hem zou zijn.
Maar er was nooit iemand voor hem. Dat was nu eenmaal
zo. Wie was zij om zoiets tegen hem te zeggen?
Het was intiem en opeens ook pijnlijk.
Niet alleen voor haar, maar ook voor hem.
Heel pijnlijk.
22
3
Lange tijd wist Sam zeker dat zijn moeder Riddle en hem
zou komen redden.
Toen ze eenmaal begrepen had dat ze verdwenen waren,
had ze natuurlijk de politie gebeld, of de brandweer (die
haalden toch ook katten uit de boom?), of mevrouw Holsing, zijn juf. Of de buren; de Natwicks aan het eind van de
straat in dat blauwe huis, die altijd zwaaiden als ze langsliepen. Ze waren naar hen op zoek. Hij wist het zeker.
In het begin was dat ook zo. Maar zijn moeder was niet
iemand die de leiding nam. Ze miste de vastberadenheid, en
ook het organisatietalent. Daar kon ze niets aan doen.
Toen Shelly een baby was, had haar moeder haar op het
aanrecht gezet toen ze terugkwam van het boodschappen
doen. Ze draaide zich heel even om en het kindje had zich
losgewurmd uit de plastic emmer die de voorloper was van
het autozitje. Die gordels waren zo ingewikkeld. Daar had
toch geen mens wat aan?
Shelly’s hoofd raakte de grond met een plof die klonk als
een watermeloen die geraakt werd door een honkbalknuppel. Vijf minuten was ze bewusteloos. Ze kwam bij toen ze
parkeerden bij de Eerste Hulp.
De dokters hielden haar een nachtje daar en zeiden dat
alles waarschijnlijk in orde was. Het was inderdaad een lief,
rustig en makkelijk kind. Maar na die dag had ze niet meer
de intellectuele vaardigheden van haar vader, of de muzikali23
teit van haar moeder. Als haar hoofd een computer was, zou
je kunnen zeggen dat delen van haar harde schijf door die val
op de keukenvloer waren gewist.
Nadat Sams vader er met de jongens vandoor was gegaan,
werd Shelly stamgast van My Office, bekend vanwege zijn
draaideur. Het was de indrukwekkendste deur van de stad,
met veel glas en metaal die overgenomen was van een voormalige bank van lening in Denver. Het gaf de plek vanbuiten
een belangrijke uitstraling, maar eenmaal binnen bleek het
niet meer dan een hoekje van een klein winkelcentrum. Het
enige wat verder aan een office deed denken waren de gebutste archiefkasten die de bar vormden.
Meteen na haar werk ging Shelly erheen, om de ergste
uren van de dag door te komen. Rond etenstijd miste ze haar
jongens het meest, en als ze niet dronk ging ze staan koken
voor mensen die niet meer bestonden.
Ze zat altijd met haar gezicht richting deur en slurpte
Shirley Temples omdat die haar aan haar jongens deden denken. Alleen zat er in haar Shirley Temple behalve rode siroop
ook een flinke scheut wodka.
Clarence was pas zes weken weg toen ze door een auto
geschept werd. Ze liep naar huis met een stuk of zes cocktails achter de knopen toen ze, volgens het proces-verbaal,
opeens de straat op liep. Of het zelfmoord was, onoplettendheid, of allebei wist niemand. Ze overleed ter plekke, maar
ze brachten haar toch naar het ziekenhuis.
De verpleegkundige die dienst had was dezelfde die haar
meer dan veertig jaar geleden als baby binnen had zien komen. Toen was ze jong, net klaar met haar opleiding. Nu was
ze in de zestig en waren haar knieën versleten. Maar ze wist
het nog.
Hoofdwond, schreef ze op de overlijdensakte. Op het laatste moment voegde ze daar tussen haakjes aan toe: reeds
24