Juttersbuit - de bblthk

Juttersbuit
Handleiding voor de leerkracht – Groep 4
Colofon
© Cubiss
Tilburg, 2011
Samenstelling: José Peijen, Cubiss
J:\Klantenservice Cubiss\Rode Draad\Handleiding leerkracht\Juttersbuit groep 4 leerkr 150611.doc
Inhoudsopgave
pagina
1.
Inleiding
5
2.
2.1
2.2
2.3
Organisatie
De inhoud van het project Juttersbuit
De opzet van het project Juttersbuit
Voorbereiding
6
6
6
6
3.
Introductie
7
4.
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Kennismaken met vijf verschillende boeksoorten
Voorleesboek: Juttertje Tim
Gedichtenbundel
Leesboek: De schat van de zeerover
Prentenboek: Ik zie, ik zie... een boek vol schatten
Informatief boek: een knutselboek
Bijlage(n)
- Voorleestips
- Boekidee Juttertje Tim, uit Leesgoed 2009-1
8
9
10
12
12
13
1.
Inleiding
In groep 3 hebben de leerlingen leren lezen. Vanaf groep 4 worden de leerlingen volgens
de kerndoelen van het basisonderwijs in contact gebracht met allerlei soorten teksten.
Deze teksten worden in verschillende boeksoorten verwoord of uitgebeeld zoals een
prentenboek, gedicht, sprookje, leesboek of informatief boek. Om later boeken te leren
kiezen en waarderen is het van belang dat leerlingen op de hoogte zijn van de
verschillende soorten boeken. Met het project Juttersbuit wordt dat op een speelse wijze
duidelijk gemaakt.
Het project Juttersbuit bestaat uit een metalen ton, vijf soorten boeken en een collectie
boeken die de kinderen zelf kunnen bekijken. Op een speelse manier worden in de
projectperiode vijf verschillende soorten boeken geïntroduceerd:
- voorleesboek;
- leesboek;
- gedichtenbundel;
- prentenboek;
- informatief boek.
De bedoeling is dat u iets vertelt over het soort boek, eruit voorleest en er vragen over
stelt. Deze handleiding geeft bij elk boek enkele verwerkingssuggesties. Na de introductie
en verwerking van verschillende boeken geeft u de kinderen de gelegenheid om de
boeken van de collectie te bekijken.
Kerndoelen
Het project Jutterbuit sluit aan op de Kerndoelen basisonderwijs (2006):
- 9: De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde
verhalen, gedichten en informatieve teksten.
De kerndoelen geven aan wat in elk geval aan alle leerlingen moet worden aangeboden
in de periode waarop zij het basisonderwijs bezoeken.
De leesbevorderingsactiviteiten in deze Handleiding leerkracht zijn gebaseerd op de
Tussendoelen & leerlijnen Nederlands. De kerndoelen zijn door SLO en het
Expertisecentrum Nederlands uitgewerkt in tussendoelen en leerlijnen. Hierin wordt het
mogelijke onderwijsaanbod bij de verschillende kerndoelen per leerjaar beschreven.
Meer informatie over Kerndoelen basisonderwijs en Tussendoelen & leerlijnen:
http://tule.slo.nl en www.slo.nl.
5
2.
Organisatie
2.1
Inhoud van het project Juttersbuit
U ontvangt van de bibliotheek:
- Een blauwe ton met daarin een visnet, vijf kurken met opdrachten en raadsels, vijf
kurken zonder tekst, 10 kleine s-haken, 2 grote s-haken, wasknijpers en onderin de
ton een cirkel met de tekst Breng deze ton naar de bibliotheek. De ton bevat vijf
verschillende boeken:
- Voorleesboek: Juttertje Tim (Paul Biegel).
- Gedichtenbundel.
- Leesboek: De schat van de zeerover (Frank Smulders).
- Prentenboek: Ik zie, ik zie… een boek vol schatten (Walter Wick & Jean Marzollo).
- Informatief boek: Knutselen met materialen uit de natuur (Sabine Lohf) of een
ander boek over knutselen met gebruikt materiaal.
- CD Juttersbuit met ‘zeegeluiden’.
- Handleiding leerkracht.
- Een collectie boeken: diverse titels van boeksoorten die in Juttersbuit aan bod komen.
2.2
Opzet project Juttersbuit
U kunt twee tot vijf weken werken met het project Juttersbuit. Dit is afhankelijk van de tijd
die u per week aan het project wilt besteden. Tijdens de projectperiode komen de
volgende activiteiten aan bod:
- Een introductie Juttersbuit met een voorleesactiviteit.
- Kennismaking met vijf verschillende boeksoorten.
- Verwerkingsactiviteiten rondom de vijf boeksoorten.
- Leerlingen lezen boeken uit de collectie.
2.3
Voorbereiding
Maak in de klas een goed zichtbaar plekje vrij waar u het project Juttersbuit en de
verschillende boeken (na de introductie) tijdens de projectperiode neerzet. Zorg voor een
presentatietafel die tegen een wand aan staat. Boots een strandsfeer na door de tafel
aan te kleden met een gele lap stof, zand, schelpen, lege flessen met geheimzinnige
boodschappen erin en wrakhout. Hang na de introductie van het project het net met de
grote haken tegen de wand boven de tafel. Ook de tien kurken met tekst en zonder tekst
kunt u na de introductie met de tien kleine s-haken in het net hangen (de vijf kurken
zonder tekst zijn bedoeld als extra decoratie). Eventueel kunt u achter het net een strook
lichtblauw landbouwplastic bevestigen waar u golven in knipt. Een andere mogelijkheid is
leerlingen tijdens de projectperiode de achterwand te laten beschilderen.
Gebruik hiervoor plakkaatverf aangelengd met behangersplak. Dit geeft de verf structuur
waardoor er mooie golven kunnen ontstaan.
Zorg voor een cd speler waar u de cd met zeegeluiden in kunt afspelen.
Kleed de projecttafel na de introductie verder aan. Bijvoorbeeld met zakjes zeelucht en
zee- en strandattributen die de leerlingen van thuis meebrengen.
Zorg dat u de kerntitels van het project vooraf bekeken heeft.
6
In verband met de introductie van het project is het belangrijk dat de materialen volgens
een bepaalde volgorde in de ton zitten:
- Onderin in de ton: ronde cirkel met tekst: Breng deze ton naar de bibliotheek.
- Vier boeken: De schat van de zeerover, Ik zie, ik zie…, een gedichtenbundel en het
knutselboek.
- Op de boeken liggen het visnet, de kurken, haken en wasknijpers.
- Bovenop het visnet ligt het boek Juttertje Tim en is dus zichtbaar als de ton geopend
wordt.
3.
Introductie project Juttersbuit
Start het project Juttersbuit bij voorkeur op maandagochtend als begin van de schooldag.
Zorg voor een spoor van zand, opgeblazen boterhamzakjes (zakjes zeelucht) en
eventueel wat schelpen. Zet de ton op een centrale plek in de klas zodat alle kinderen
hem kunnen zien. Introduceer het project met het geluid van de zee op de bijgeleverde
cd, een zakje zeelucht en een verhaal. Bijvoorbeeld:
Wat horen jullie?
Daar ben ik het liefst als ik niet bij jullie ben? Op het strand aan zee. Gisteren was ik er
nog. Vind ik zo heerlijk het strand. Het geluid van meeuwen, het ruisen van de zee.
Het zand tussen m’n tenen en zelfs het zand in m’n sokken als ik `s avonds thuiskom.
De wind in m`n haren en de zeelucht, ach heerlijk. Weet je wat ik altijd doe? Ik verzamel
schelpen, kijk deze vind ik mooi van die scheermessen. Vooral als ze nog met twee aan
elkaar vast zitten. Weet je wat ik nog meer doe aan zee, stiekem! Ik vang zeelucht.
Kijk hier in deze zakjes. Heb ik meegenomen voor jullie. Ik zal een zakje openmaken,
ruiken jullie het? Heerlijk hè, zeelucht. Ik liep dus lekker te genieten met m’n neus op m’n
knieën op zoek naar mooie schelpen. Zie ik opeens dit! Een ton! Hij lag zo half in het
water. Ik heb hem op het strand getrokken, beklopt en aan geroken, heen en weer
geschut. Ik heb er op geklopt want: wie weet zit er wel iemand in? Maar niks hoor.
Weet je wat nu zo leuk is? Er is een oude jutterswet en die zegt: ‘Wat de zee geeft, mag
je houden’. Dus heb ik hem meegenomen maar ik heb hem nog niet open gemaakt.
Het koste moeite maar ik heb mijn nieuwsgierigheid bedwongen om samen met jullie te
kijken wat er in zit. Kijk er staat ook van alles op, misschien vertelt dat van wie de ton is
of van waar die vandaan komt. Wat denken jullie wat zou er in zitten?
Laat de kinderen fantaseren over de inhoud van de ton. Bekijk hem en laat de kinderen
de betekenis van de verschillende stickers verklaren. Op de ton staat ook een rebus.
Los met elkaar de rebus op. De oplossing is: Als jij deze ton vindt stuur hem terug naar
de afzender. Afzender? Maar wie is de afzender?
Maak de ton open en bekijk samen de inhoud. Het project Juttersbuit laat kinderen
kennismaken met vijf verschillende boeksoorten: een voorleesboek, een leesboek, een
informatief boek, een gedichtenbundel en een prentenboek.
Bovenin de ton ligt het voorleesboek Juttertje Tim van Paul Biegel. Met dit boek wordt het
begrip ‘jutten’ duidelijk en wordt ook de boeksoort voorleesboek geïntroduceerd.
Bekijk de voorkant van het boek en bespreek de titel.
Zou dit boek iets te maken hebben met de afzender, misschien vinden we een antwoord
in het boek?
7
Lees voor: Eerste deel: Verschrikkelijke Oom; hoofdstuk 1. Bezoek.
Hierin vindt Juttertje Tim tijdens het jutten een kist. Een mooie stevige houten
zeemanskist. De leerlingen weten na het voorlezen nu wat jutten is. Misschien zijn er
kinderen in de klas die zelf wel eens gejut hebben aan het strand. Wat kan je daar zoal
vinden en hoe zijn al die spullen op het strand beland?
Een kist is iets anders dan een ton. De ton is dus niet van Juttertje Tim maar van wie dan
wel?
Pak de ton samen met de kinderen verder uit. U vindt een visnet met haken, vijf kurken
met daarop een boodschap in de vorm van een raadsel, gedicht of opdracht en nog vier
boeken. Onderin de ton vindt u tenslotte de afzender van de ton: De bibliotheek!
Een ton van de bibliotheek! In de bibliotheek vind je allerlei verschillende boeken.
Bespreek met de kinderen welke verschillende soorten boeken zij allemaal kennen:
Bijvoorbeeld: leesboeken, prentenboeken, sprookjesboeken, knutselboeken,
dierenboeken, gedichtenbundels, boeken met liedjes, voorleesboeken, boeken met
verschillende verhalen…
Bekijk vervolgens welke boeken er in de ton zitten. Wat voor soort boeken zijn dit?
Lees de teksten op de kurken voor en bespreek welke kurk bij welk boek past.
Teksten op de kurken:
- Voorleesboek: Juttertje Tim.
SSSTT, stil, spits je oren, luister, gezellig, spannend, grappig, alle ogen gericht op…
- Gedichtenbundel:
Ik heb een touw (een gedicht van Iene Biemans).
- Informatief boek: Knutselboek.
Maak 1 schatkist (begin met het lezen van de doolhofpuzzel bij de M in het midden
van de cirkel).
- Leesboek: De schat van de zeerover.
Een stukje tekst van pagina 14.
- Prentenboek/kijkboek: Ik zie, ik zie… een boek vol schatten.
Kijk door je wimpers.(de tekst ‘ik zie’ is in stippen weergegeven).
De vijf boeken krijgen een plek op de presentatietafel en zullen gedurende de
projectperiode een rol spelen. Sluit de introductie van Juttersbuit af met het tonen van de
collectie boeken die bij het project is geleverd. Het is niet nodig om hierbij het soort boek
te noemen. Dat komt de volgende dagen aan bod als u weer aandacht aan Juttersbuit
besteed. Laat de leerlingen tot slot een boek kiezen uit de collectie dat ze gedurende de
projectperiode kunnen lezen en bekijken. Uiteraard kunnen de boeken ook onderling
geruild worden.
4.
Kennismaken met vier verschillende boeksoorten
De leerlingen hebben tijdens de introductie kennisgemaakt met de vier boeksoorten.
In de daarop volgende periode besteedt u tijdens een dagdeel aandacht aan een
specifieke boeksoort. U kunt bijvoorbeeld elke week één boeksoort centraal stellen of in
één week meerdere boeksoorten aan bod laten komen.
8
4.1
Voorleesboek: Juttertje Tim
(Paul Biegel, uitgeverij Holland)
Inhoud
Tim houdt ontzettend veel van de zee, hij wil alleen geen zeeman zijn. Al zijn broers
waren zeeman en al zijn zusters waren zeevrouw en zijn vader was kapitein op een
driemaster. Als hij twaalf jaar is, vindt zijn moeder dat hij groot genoeg is om voor zichzelf
te zorgen en kiest ook zij voor het ruime sop. Tim blijft alleen achter in het grote huis, dat
hoog op een rotsige kust ligt en uitkijkt over zee. Elke dag gaat hij naar het strand om
lekker te jutten. En daar vindt hij verschillende schatten die steeds een begin zijn van een
avontuur.
Juttertje Tim is een boek met vier avonturen van Juttertje Tim:
Eerste deel: Verschrikkelijke Oom.
Tweede deel: De Zeemeermin.
Derde deel: Juffrouw Prissilla.
Vierde deel: Het Zielige Weeskind.
Elk verhaal bestaat uit vijf tot zeven hoofdstukken. De vier verhalen zijn heel geschikt om
voor te lezen. De verhalen verschenen oorspronkelijk in vervolgafleveringen van het
weekblad Donald Duck. In 1992 werd het boek genomineerd voor de prijs Nederlandse
Kinderjury in de categorie 6 tot 9 jaar.
Introductie
Neem de kurk van het visnet met de tekst: SSSTT, stil, spits je oren, luister, gezellig,
spannend, grappig, alle ogen gericht op.
Weten de leerlingen nog bij welk boek deze tekst hoorde? Voorlezen is vooral een
gezellige activiteit waarbij alle ogen gericht zijn op de voorlezer. Er zijn verschillende
soorten voorleesboeken:
- Boeken waarin steeds dezelfde figuren voorkomen maar die per verhaal een afgerond
avontuur beleven. Bijvoorbeeld de verhalen van Jip en Janneke.
- Verhalenbundels met verschillende afgeronde verhalen waarin elk verhaal andere
hoofdpersonen heeft. Deze verhalenbundels zijn soms gebundeld per thema zoals
sprookjesbundels, bundels met dierenverhalen of zeeverhalen. De verhalen kunnen
geschreven zijn door één schrijver (bijvoorbeeld Hans Christiaan Andersen) of door
verschillende schrijvers (bijvoorbeeld een verhalenbundel met dierenverhalen).
- Boeken met een doorlopend verhaal. Het kan zijn dat het verhaal wel is afgestemd op
groep 4, maar voor acht- en negenjarigen nog moeilijk om zelf te lezen. Bovendien is
het voorlezen van een boek ook een leuke activiteit waarbij alle leerlingen van de klas
samen het verhaal beleven. Bijvoorbeeld het boek Juttertje Tim.
Verwerkingssuggesties
Voorlezen thuis
Vraag uw leerlingen naar het voorlezen thuis. Bij wie wordt er voorgelezen, door wie
wordt er voorgelezen en uit welk boek? Misschien kunnen de leerlingen ook een
voorleesboek herinneren uit hun kleutertijd of van vorig jaar. Laat de kinderen deze
boeken meebrengen naar school en er in de klas over vertellen. U kunt hierbij ook
aandacht besteden aan aspecten die belangrijk zijn bij het voorlezen. Wat vinden de
kinderen een goede voorlezer? Hoe word je een goede voorlezer? In de bijlage vindt u
enkele voorleestips.
9
Misschien zijn er kinderen in uw klas die willen voorlezen uit Juttertje Tim of uit boeken
die door de kinderen van thuis zijn meegebracht. Zij kunnen voorlezen aan de klas, aan
een klein groepje van de klas of aan een groepje kleuters. De voorleestips die in het
gesprek aan bod zijn geweest komen hierbij weer goed van pas.
Verder voorlezen uit Juttertje Tim
Bij de introductie van Juttersbuit heeft u uit het eerste voorleesverhaal Verschrikkelijke
Oom het eerst hoofdstuk Bezoek gelezen. Lees het eerste deel verder voor aan de
kinderen. Het voorlezen van de drie andere voorleesverhalen kunt u verdelen over de
rest van de projectperiode.
Het grote zeeroverswoordenboek
Het tijdschrift Leesgoed bevat het katern Boekidee met suggesties bij leesboeken en
informatieve boeken. Uit nummer 2009-1 komt onderstaande suggestie bij het
voorleesverhaal Verschrikkelijke oom. Zie ook www.leesgoed.nl. Meer suggesties bij
Juttertje Tim vindt u in de bijlage.
‘In dit deel vindt Tim een oude zeeroverskist met een bijzondere verrekijker en krijgt hij
onverwachts bezoek van zijn zeerover-oom Taddeus. In dit hoofdstuk en de rest van het
boek wemelt het van de woorden die te maken hebben met zeerovers en zeevaart.
Al voorlezend noteert u deze woorden op het bord (kapitein, grote vaart, kombuit,
matroos, anker, kielhalen, drakenschip, enzovoort). Laat leerlingen samen een
zeeroversboek maken. Vraag ze een woord te kiezen, de betekenis op te zoeken, er een
tekening bij te maken, of er plaatjes bij te verzamelen. Bundel alle bladzijden tot Het grote
zeeroverswoordenboek. Enthousiaste leerlingen mogen zelf natuurlijk nog meer woorden
aandragen.’
4.2
Gedichtenbundel
Inhoud
De kurk met het gedicht van Iene Biemans, ‘Ik heb een touw’, introduceert de boeksoort
gedichtenbundels. Haar gedichten zijn bijzonder en bestaan uit secuur gekozen woorden
die over de pagina’s dansen in een mooi ritme. Het gedicht op de kurk komt uit de
verzamelbundel ‘Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is’ (Tine van Buul
en Bianca Stigter, Querido). Andere bundels van Iene Biemans zijn o.a.:
- Rosa en de wonderschoenen (2010).
- Paperasje (2006) en Paperasje ging op reis (2008).
- Onder de maan (2003).
- Met mijn rechteroog dicht, mijn linkeroog open (2001).
- Ik was de zee (1989).
- Lang zul je leven (1988).
- Mijn naam is Ka: ik denk dat ik besta (1985).
In de ton vindt u een gedichtenbundel van Iene Biemans of een verzamelbundel met
gedichten.
Introductie
Neem de kurk met het gedicht van het slingertouw van het visnet. Weten de leerlingen
nog bij welk boek deze tekst hoorde? In een gesprek besteedt u aandacht aan de
aspecten van een gedicht: Waarom is 'Ik heb een touw' een gedicht? (woorden rijmen,
korte tekst, een gedicht klinkt als een liedje…).
10
Er zijn ook gedichten die niet rijmen of op een andere manier bijzonder zijn. Lees een
aantal gedichten voor uit de gedichtenbundel die de bibliotheek voor u heeft
geselecteerd.
In de bibliotheekcollectie zijn verschillende gedichtenbundels opgenomen. U kunt een
dag voorafgaand aan de nadere kennismaking met gedichtenbundels nagaan welke
kinderen op dit moment een boek met gedichten lezen. Deze kinderen kunt u de opdracht
geven om een favoriet gedicht uit te kiezen en voor te bereiden. Dit gedicht kunnen ze
tijdens de introductie presenteren.
Verwerkingssuggesties
Klankgedicht
In het gedicht van Iene Biemans wordt alles wat mooi is vastgebonden aan het
slingertouw. Maak met de leerlingen een slingertouw met mooie of bijzondere woorden.
Verzamel met de kinderen verschillende woorden die een mooie of bijzonder betekenis
hebben of woorden die een mooie klank hebben. Schrijf alle woorden op het bord en geef
aandacht aan de lengte van de woorden (aantal lettergrepen).
Maak samen met de klas met deze woorden een klankgedicht. Bespreek met elkaar:
- Welke woorden passen bij elkaar?
- Welke woorden vormen samen een mooi ritme of een mooie klank?
- Uit hoeveel regels moet het klankgedicht bestaan? Hoeveel woorden op een regel?
- Welke woorden moeten hard of zacht, snel of langzaam uitgesproken worden?
Zet vervolgens alle woorden in een volgorde en schrijf het klankgedicht op het bord.
Daarna kan het klankgedicht gezamenlijk met de klas uitgesproken worden of elk kind
spreekt zijn eigen woord uit.
Als afsluiting schrijft iedere leerling zijn eigen woord over van het bord op rondjes papier
en maakt er eventueel een tekening bij. Alle rondjes maakt u met wasknijpers vast aan
een slingertouw. Dit slingertouw hangt u in het visnet waarin ook de kurken hangen.
Top 5 mooiste gedichten
Tijdens de projectperiode zullen de boeken met gedichten uit de bibliotheekcollectie
onder de leerlingen rouleren. Geef de kinderen de opdracht om één gedicht dat ze
aanspreekt uit te kiezen. Gedichten uit bundels van de schoolmediatheek of uit een
bundel die de kinderen zelf thuis hebben mogen uiteraard ook gekozen worden. Hang in
de klas een groot vel waarop de leerlingen hun favoriete gedicht kunnen noteren.
Na afloop van de projectperiode kunt u samen met de kinderen een Top 5 van de
mooiste gedichten maken.
11
4.3
Leesboek: De schat van de zeerover
(Frank Smulders, uitgeverij Zwijsen)
Inhoud
Pam speelt met vier vriendjes op het strand. Opeens holt Pam weg. Ze ziet een fles met
een brief van een zeerover. Jo ho! Staat er in de brief. Zoek de schatkist.
Dit leesboekje is een deel uit de serie Bikkels, een serie leesboeken met aandacht voor
leestechniek en woordenschat.
Introductie
Neem de kurk met het de leestekst van het visnet. Weten de leerlingen nog bij welk boek
deze tekst hoorde? Laat de leerlingen enkele kenmerken van een leesboek benoemen.
Ze kunnen iets zeggen over de inhoud van een leesboek, de lay-out en typografie,
hoofdstukken, illustraties, maakt het boek deel uit van een serie, enzovoort.
De kinderen die lezen in een leesboek van de bibliotheekcollectie kunt u iets laten
vertellen over het boek. Kunnen de kinderen ook hun lievelingsboek noemen?
Verwerkingssuggestie
Leeslogboek
Om goed te leren lezen moeten kinderen veel oefenen en om dat te stimuleren maakt u
het ‘leeslogboek van groep 4’. Het leeslogboek van de groep is een bijzonder schrift: een
dummy (een gebonden leeg boek) of een mooi vormgegeven map. In dit boek mag ieder
kind het boek schrijven dat het uitgelezen heeft. Maak het schrijven extra aantrekkelijk
door uw leerlingen alleen met een speciale pen in het schrift te laten schrijven.
Denk hierbij aan een kroontjespen met ecoline, een gouden pen of een balpen versiert
met veren of iets dergelijks. Natuurlijk noteert u ook de boeken die u zelf gelezen heeft en
doen de voorleesboeken ook mee. Kortom, de totale leesproductie van uw klas.
Laat de kinderen boeken die zij thuis gelezen hebben ook meebrengen naar school.
Tijdens het kringgesprek kan het een terugkerend ritueel zijn: ‘Heeft er nog iemand een
boek uitgelezen?’ Een lezer kan dan het boek laten zien en aanbevelen aan de andere
leerlingen. Met kinderen die lezen moeilijk vinden zoekt u samen naar boeken op een
lager niveau.
Tip: U kunt ook gebruik maken van de uitgave Mijn Leeslogboek van CED
groep/Uitgeverij Partners (www.cedgroep.nl). Hierin kunnen kinderen hun leeservaringen
bijhouden, maar vinden ze ook allerlei informatie over lezen, auteurs en boeken.
Mijn Leeslogboek is er voor 6-9 jaar en voor 10-13 jaar.
Via internet vindt u nog meer voorbeelden van leeslogboekpagina’s, gemaakt door uw
onderwijscollega’s.
4.4
Prentenboek: Ik zie, ik zie… een boek vol schatten
(Walter Wick & Jean Marzollo, uitgeverij Ploegsma)
Inhoud
Voor zijn reeks kijk- en zoekboeken met raadsels bouwt en fotografeert Walter Wick alle
landschappen en taferelen in zijn atelier. In dit boek creëerde hij een miniatuurdorpje en
fotografeerde dat vanuit vijf verschillende gezichtspunten. In het miniatuurdorpje verwerkt
hij verrassende attributen die in het tafereel een andere functie krijgen dan waarvoor ze
bedoeld zijn. Op de eerste plaat vormen een tennisbal en een deel van een ritssluiting
een bijzondere stellage op het dak van een fabriek. Onder de foto staat een rijmpje dat
begint met ‘ik zie...’ waarna een opsomming volgt.
12
De lezer wordt aangemoedigd om de voorwerpen op te sporen. De voorwerpen komen
uit de speelgoedkist, de schuur, een bureaulade, de natuur en de keuken en vormen in
hun combinatie een totaal nieuwe wereld.
Introductie
Neem de kurk met het de stippentekst. Wat stond hier ook al weer? Weten de leerlingen
nog bij welk boek deze tekst hoorde? Ik zie, ik zie… een boek vol schatten is een boek
met mooie bijzondere prenten. Ze zijn een lust voor het oog en je kunt het boek ook een
kijkboek noemen. Bij prentenboeken zullen leerlingen van groep 4 vooral denken aan
boeken voor jonge kinderen, voor peuters en kleuters. Dit boek is echter een voorbeeld
dat er ook prentenboeken/kijkboeken zijn zonder ‘kinderachtige verhalen’.
Maak een kleurenscan van een prent uit het boek en projecteer deze plaat op het
digibord. Lees met de kinderen het raadsel op rijm en speur samen naar de voorwerpen.
Indien geen digibord beschikbaar is dan kunt u de leerlingen in groepjes het boek laten
bekijken. Misschien bevat de bibliotheekcollectie meerdere exemplaren van dit boek of
andere delen uit deze serie zoekboeken zodat meerdere groepjes tegelijk in de boeken
kunnen kijken.
Verwerkingssuggesties
Walter Wick
Bekijk met de leerlingen de site van deze fotograaf: www.walter-wick.com. Er staan een
aantal foto’s op van de totstandkoming van de taferelen in zijn boeken. Zoek naar de
serie boeken I spy en klik het boek I spy Treasure Hunt aan. Vergelijk de foto’s van het
maken van het scheepswrak met het uiteindelijke resultaat in het boek.
Extra zoekplaatjes
Achterin het boek staan nog meer raadsels waarbij de kinderen de juiste foto’s kunnen
zoeken. U vindt op de laatste pagina’s van het boek ook informatie hoe het boek is
gemaakt.
Een zoekboek maken
Verdeel de klas in vier groepen en laat elke groep een tafereel maken. Laat de kinderen
gebruik maken van bijvoorbeeld Lego, Knex, een blokkendoos en kleine figuurtjes zoals
auto’s, mensen en dieren. Verrassende attributen uit de natuur, de keuken en de
speelgoedkist worden, net zoals in de boeken van Walter Wick, verwerkt in het tafereel.
Zorg voor een digitale camera en maak van het tafereel een foto. De kinderen maken ook
een raadsel over de zoekplaat. Achterin het boek vindt u enkele tips voor het maken van
de raadsels. Laat tenslotte de verschillende groepen de zoekplaten met de raadsels
presenteren op het digibord of maak printafdrukken van de zoekplaten en bundel ze tot
een boek.
4.5
Informatief boek: een knutselboek
Inhoud
In een knutselboek krijgen notendoppen, dennenappels, verpakkingsdozen, lege blikken
of plastic flessen een nieuw leven als opbergdoos, decoratie-object of speelgoed.
Dit soort informatieboeken bestaan meestal uit foto’s en tekeningen van werkstukken met
daarbij een materiaaloverzicht en een beschrijving in stappen om tot een mooi resultaat
te komen.
13
Introductie
Neem de kurk met de doolhofpuzzel. Wat stond er ook al weer op de kurk en welk boek
hoorde daarbij? In het knutselboek uit de ton staan verschillende werkstukken van
opbergdozen en decoraties van verpakkingsmateriaal of van materialen uit de natuur.
Laat uw leerlingen kenmerken benoemen van informatieve boeken: feiten en weetjes,
vaak foto’s en tekeningen, beschrijvingen hoe iets eruit ziet, hoe iets is gemaakt, hoe je
bijvoorbeeld een dier moet verzorgen.
Voer een klein onderzoekje uit: wie leest liever informatieve boeken dan leesboeken?
Welke onderwerpen zijn dan het meest geliefd?
Volgens een onderzoek naar het bibliotheekgebruik en mediagedrag van kinderen tussen
9 en 12 jaar (Als ik directeur was, ging ik meteen de hele bieb schilderen,
Cedric Stalpers) zoeken kinderen het meest naar informatie over:
- huisdieren en wilde dieren;
- techniek (auto’s, motoren en vliegtuigen, maar ook over het doen van proefjes);
- sport (met name voetbal, maar ook turnen, paardrijden, badminton en schaatsen);
- geschiedenis (met name de Tweede Wereldoorlog);
- andere landen;
- knutselen;
- muziek maken;
- beroemdheden en artiesten;
- ruimte en het heelal;
- de eigen stad;
- schoolonderwerpen (geschiedenis, biologie, aardrijkskunde).
Verwerkingssuggestie
Een digitaal knutselboek
Maak een keuze uit de werkstukken die in het knutselboek beschreven staan. Sluit hierbij
aan bij het seizoen of het thema dat momenteel in de klas centraal staat.
Tijdens de lessen handvaardigheid worden de werkstukken gemaakt. Gebruik hierbij de
beschrijvingen uit de knutselboeken, maar ook eigen ideeën van de kinderen of een
structuur die u zelf aanbiedt kunnen hierbij ingezet worden. Maak foto’s van de
werkstukken en verwerk ze in een powerpointpresentatie. Foto’s van eerder gemaakte
werkstukken kunnen hieraan worden toegevoegd. Voeg aan de dia een materialenlijst toe
en een uitleg in stappen van het maakproces.
14
Voorleestips
Voorlezen is voor een kind heel belangrijk. Het is gezellig, maar ook van groot belang
voor de ontwikkeling van het kind. Dat geldt voor jonge kinderen, maar zeker ook voor
oudere kinderen.
De tips hieronder komen uit het boekje De magie van het voorlezen van Wilma van der
Pennen (Stichting Lezen/De Volkskrant, 1999) met daarin tips voor ouders maar de tips
en suggesties zijn ook voor leerkrachten interessant.
Waarom is het zo belangrijk om te zingen, te vertellen of voor te lezen?
• Omdat dat knusse en gezellige momenten oplevert.
• Omdat het gevoel voor taal daardoor spelenderwijs ontwikkeld wordt.
• Omdat de wereld van jonge kinderen daardoor uitgebreid wordt.
• Omdat het kinderen helpt om alle nieuwe indrukken en gevoelens te verwerken.
• Omdat het de fantasie stimuleert.
En wanneer kinderen iets ouder zijn:
• Omdat het de luistervaardigheid en het concentratievermogen helpt ontwikkelen.
• Omdat het stimuleert mee te denken over hoe je problemen aan kunt pakken.
• Omdat het een gunstig effect heeft op het zelf leren lezen.
• Omdat het kinderen vertrouwd maakt met allerlei soorten verhalen en
verhaalpatronen.
Voorlezen ook voor kinderen uit groep 4?
• Blijf voorlezen ook nadat een kind zelf heeft leren lezen. Het kan de afstand
overbruggen tussen wat een kind (technisch) aankan en wat het graag zou willen
lezen.
• Blijf juist voorlezen aan kinderen die nog moeite hebben met de techniek van het
lezen. Het is belangrijk dat zij lezen blijven associëren met iets wat leuk is.
Wanneer kunt u het beste voorlezen?
• Voorlezen aan acht- en negenjarigen kan `s avonds voor het slapengaan.
• Wanneer u een moment van rust wilt inlassen (als een kind erg actief is geweest, veel
indrukken heeft opgedaan).
• Wanneer een kind wat extra aandacht nodig heeft, omdat het hangerig of ziek is.
• Wanneer u merkt dat een kind zelf nog moeite heeft met lezen.
Waar kunt u het beste voorlezen?
• Thuis, op de rand van het bed, op de bank of op de grond, op kussens, aan tafel of in
de tuin.
• Onderweg, in de trein of in de auto.
Hoe vindt u geschikte voorleesboeken?
• Laat u adviseren door een medewerker van de bibliotheek of de (kinder)boekwinkel.
• Kijk eens in de gespecialiseerde gidsen: in de Gids Boek & Jeugd 4-12. De gidsen
worden uitgegeven door uitgeverij Biblion. Ze zijn te vinden in de bibliotheek en te
koop in de boekhandel. Op www.boekenjeugdgids.nl kunt u voorleesboeken zoeken.
Ook op www.leesplein.nl (onderdeel Laten Lezen) worden mooie voorleesboeken
genoemd en er zijn lijsten met onderwerpen voor verschillende leeftijden.
Wat maakt een boek tot een goed voorleesboek?
• Belangrijk is vooral dat de tekst goed in het gehoor moet liggen: niet te lange en
ingewikkelde zinnen, maar ook niet te korte.
• Er moet variatie zijn in woordgebruik, klankrijk taalgebruik, grappige woorden en
klanknabootsingen.
• Het taalgebruik moet beeldrijk zijn, zodat kinderen zich een voorstelling kunnen
maken van wat er voorgelezen wordt.
• Van een boek voor oudere kinderen moeten de hoofdstukken niet te lang zijn en een
afgerond geheel vormen. Het slot van het hoofdstuk moet zo zijn dat met spanning
naar het vervolg zal worden uitgekeken.
• Het verhaal moet een duidelijke structuur hebben; de gebeurtenissen moeten elkaar
logisch opvolgen.
• Het verhaal moet uitnodigen tot meedenken, -voelen en -beleven. Het moet zo zijn
opgebouwd dat de luisteraar nieuwsgierig blijft naar wat er verder zal gebeuren.
• De tekst moet uitnodigen bij het voorlezen wat variatie in toon, stemhoogte, volume
aan te brengen. Levensechte dialogen nodigen uit met stemmetjes te werken.
• Humor en spanning vergroten de betrokkenheid, werken ontspannend en bevrijdend.
Humor is het middel om een gevoelig verhaal hanteerbaar te houden.
Hoe maak je het voorlezen tot een succes?
• Probeer een boek uit te kiezen dat past bij de ontwikkeling en belangstelling van een
kind.
• Lees het boek zelf eerst een keer (gedeeltelijk) door.
• Ga in op het verzoek hetzelfde boek nog een keer voor te lezen (en desnoods nog
een keer en nog een keer).
• Zorg dat er rust is en weinig afleiding.
• Vertel vooraf in het kort iets over de inhoud van het verhaal.
• Lees rustig en duidelijk de tekst voor. Maak daarbij gebruik van de mogelijkheden van
uw stem, maar maak er geen toneelstukjes van.
• Maak tijdens het voorlezen af en toe gebaren om de woorden te omlijsten.
• Breng tijdens het voorlezen af en toe bewust een pauze aan.
• Wanneer duidelijk is dat de aandacht verslapt, stop dan met voorlezen. Kies een
ander moment, of een ander boek.
• Let op hoe u het boek vasthoudt. Laat uw gezicht er niet achter verdwijnen.