presentatie workshop Intersectorale mobiliteit

Intersectorale mobiliteit
Kees Hagens
Rijnland Advies
Programma
1. Inleiding en overzicht intersectorale mobiliteit
Kees Hagens, Rijnland Advies
2. Technisch Talent Werkt
Margreet Westerbeek, Koninklijke Metaal Unie
Tineke van der Mije, Technisch Talent Werkt
3. Professional Engineering Programma TU Delft
Ellard Groenewegen, TU Delft
Jan de Kreij, TU Delft
4. Conclusies
Kees Hagens, Rijnland Advies
Intersectorale mobiliteit
- Wat is het?
- Hoeveel komt het voor?
- Waarom wordt intersectorale mobiliteit belangrijk gevonden?
- Maatregelen stimulering intersectorale mobiliteit: korte historie
- Evaluatieresultaten
Wat is het?
Mensen die van baan veranderen en daarbij van de ene sector naar de andere gaan.
Hoeveel komt het voor?
In 2007/2008 wisselde 14% van de mensen die een baan hadden van baan.
In de periode 1999 - 2008 wisselde tweederde van de baanveranderaars bij het
veranderen van baan ook van sector. Dat gebeurt meer bij jongeren dan bij ouderen.
Geslacht
Leeftijdsgroep
Baanwisselaars in
Intersectoraal
leeftijdsgroep
mannen
15 - 25 jaar
31%
69%
25 - 35 jaar
19%
66%
35 - 45 jaar
12%
64%
45 - 55 jaar
7%
60%
55 - 65 jaar
4%
54%
vrouwen
31%
67%
15 - 25 jaar
18%
64%
25 - 35 jaar
12%
62%
35 - 45 jaar
7%
58%
45 - 55 jaar
4%
51%
55 - 65 jaar
Bron: Bewegingen op de Nederlandse arbeidsmarkt, 1999 – 2008 CBS 2014
Voorbeeld: de technische installatiebranche
Conclusie: er vindt, spontaan, veel intersectorale mobiliteit plaats.
Waarom wordt intersectorale mobiliteit belangrijk gevonden?
Voor werknemers
- Sectoroverstijgend loopbaanbeleid verbetert de duurzame inzetbaarheid van
werknemer.
- Werknemers vinden makkelijker een baan die aansluit bij hun mogelijkheden en
voorkeuren, zodat zij gezond en met meer plezier aan het werk blijven.
Voor werkgevers
- Mogelijkheden om te putten uit een grotere groep zij-instromers.
- Werknemers eenvoudiger aan ander werk helpen.
- Personeel met een groter aanpassingsvermogen vergroot de mogelijkheden om
sneller te reageren op de veranderende markt.
Maatregelen stimulering intersectorale mobiliteit: korte historie
Vóór de crisis
Intersectorale samenwerking in kader van employabilitybeleid; Vergroting van
wendbaarheid en weerbaarheid van werknemers voor een arbeidsmarkt die steeds
flexibeler en dynamischer wordt.
2007/2008 Stichting van de Arbeid: Participatietop roept sectorfondsen op
scholingsgelden in te zetten voor van-werk-naar-werk trajecten, in eigen sector en
intersectoraal.
Sinds de crisis
Intersectorale mobiliteit ter preventie van werkloosheid. Overheid pleit voor
samenwerking tussen sectoren om doorstroom van personeel van ‘overschot’- naar
‘tekort’-sectoren te bevorderen. Bevordering van intersectorale mobiliteit,‘baan-baan
mobiliteit’, ‘van-werk-naar-werk’ om werkloosheid te voorkomen of zo kort mogelijk te
houden.
Sociale partners: meer aandacht voor ‘van-werk-naar-werk’
Beleidsagenda 2020 Stichting van de Arbeid uit 2011. ‘Employability en scholing’ blijft
een kernthema, maar de StvdA merkt ook ‘mobiliteit en preventie’ als kernthema aan.
De StvdA pleit voor meer inzet van scholing in het kader van preventie en
mobiliteit en in dat verband ook ‘sectoroverstijgende baanmobiliteit te bevorderen
door bijscholing van werknemers, vooral voor degenen die (op afzienbare termijn)
voor werk aangewezen zijn op een andere sector’.
SER-advies ‘Werk maken van baan-baan mobiliteit’ uit 2011. Volgt de lijnen van de
Stichting van de Arbeid.
De overheid
Vitaliteitspakket uit juli 2011 sluit aan bij de SER en StvdA en neemt de
adviezen grotendeels over.
Sociaal Akkoord 2013
In 2013 hield de crisis aan, de recessie duurt langer dan verwacht, de economie krimpt
verder in, de werkloosheid loopt fors op. In het Sociaal Akkoord dat overheid en
sociale partners in het voorjaar van 2013 hebben afgesloten wordt de urgentie van
mobiliteitsbeleid nog eens benadrukt.
Sectorplannen
Eén van de zeven thema´s is Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid.
`Menukaart`
Maatregel 1B Transitiefonds voor bemiddeling van werknemers naar ander werk
Een sectoraal transitiefonds kan worden opgericht waaruit werknemers een
persoonlijk budget kunnen krijgen voor de bemiddeling van werk naar werk. Het fonds
kan instrumenten zoals genoemd bij 1c en 1d inzetten bij de bemiddeling.
Maatregel 1C Transfercentrum bij bemiddeling van werknemers naar ander werk
Een samenwerkingsverband kan een (inter)sectoraal transfercentrum oprichten dat
werknemers gaat begeleiden bij van-werk-naar-werk.
Sectorplannen met intersectorale mobiliteit
- Uitzendbranche
- Bouw en Infra
- Procesindustrie
- Sectorplan Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang
ESF Actie E
a. Het stimuleren van arbeidsmobiliteit van werknemers, waaronder regionale en
intersectorale arbeidsmobiliteit;
b. Het bevorderen van gezond, veilig en vitaal werken en arbeidstijdenmanagement;
c. Het bevorderen van sociaal innovatief en duurzaam ondernemerschap en
employability.
Evaluatieresultaten
Resultaten (geplaatste personen) zijn beperkt.
O&O-fondsen zijn terughoudend.
In arbeidsmarktprojecten in de industrie komt intersectorale mobiliteit maar beperkt
voor. Meestal n.a.v. reorganisatie en gericht op uit laten stromen/herplaatsen van
personeel. Instroom vanuit andere sectoren komt zelden voor. (SEOR, 2008).
Evaluatie SZW
Draagvlak bij bedrijven is klein. Oorzaken:
- negatieve beeldvorming, werkgevers en werknemers hebben weinig oog voor de
mogelijkheden van mobiliteitsbeleid;
- werkgevers zijn vooral bang voor verlies van vakmensen;
- werknemers associëren mobiliteitsbeleid vooral met ontslagdreigingen, gedwongen
herplaatsingen of arbeidsongeschiktheid. Het is lastig bespreekbaar in bedrijven.
- bij overstappen naar bedrijven in andere sectoren zijn er praktische
belemmeringen, zoals scholing, reisafstand, verschillen in arbeidsvoorwaarden.
Slotsom: intersectorale mobiliteit was vooral een prioriteit van deskundigen en
beleidsverantwoordelijken op het terrein van de arbeidsmarkt: bij individuele
werkgevers en werknemers leefde het onderwerp nog weinig, enkele sectoren en
grotere werkgevers buiten beschouwing gelaten’.
Onderzoek van het SCP 2011
Weinig werkgevers doen moeite voor doorplaatsing van met ontslag bedreigd
personeel naar ander werk (van-werk-naar-werk); 35 procent in 2008 en 29 procent in
2010. Vooral grote bedrijven (100-plus) nemen dergelijke maatregelen, in kleinere
bedrijven (20-min) gebeurt het veel minder.
Driekwart van de werkgevers vindt dat ze er zelf ook een taak in hebben (SCP, 2011).
De opleidingen die werknemers in hun bedrijf volgen hebben meestal op hun huidige
functie en hun actuele werkzaamheden.
Opleiding en bijscholing voor de latere loopbaan of voor ander werk, in een ander
bedrijf, komt veel minder voor (SCP, 2012).
Kortom
- Beleidsmakers zijn overtuigd van het belang van intersectorale mobiliteit, maar
werkgevers en werknemers in de bedrijven nog niet.
- Desondanks gebeurt vindt er spontaan veel intersectorale mobiliteit plaats.
- Het projectmatig stimuleren van intersectorale mobiliteit verloopt vaak moeizaam, zit
nog in de “kinderschoenen”.
Twee lopende projecten
- Technisch Talent Werkt
- Professional Engineering Programma TU Delft