Schrijfwedstrijd - Dorpsraad Molenhoek

Schrijfwedstrijd
Molenhoek schrijft’ organiseert van 15 september tot 16 november een schrijfwedstrijd voor
Molenhoekers. De beste verhalen worden genomineerd voor de hoofdprijs. Thomas Verbogt,
vaste columnist van de Gelderlander, zal die prijs 18 december uitreiken in het Jachtslot
in Molenhoek.
Foto Mariska Hofman/De Gelderlander
Wie kunnen er meedoen?
Molenhoekers en ex-Molenhoekers
Waar moet het over gaan?
Je bent vrij om een schrijfvorm te kiezen. Verhalen, gedichten, interviews, columns,
enzovoorts; alles mag. De tekst moet op een of andere manier wel betrekking hebben
op Molenhoek.
Wie beoordeelt?
Een vakjury leest alle inzendingen en nomineert er vijf voor de hoofdprijs. Daarna
beslist die jury, waarin ook Thomas Verbogt, wie de literaire hoofdprijs krijgt.
Op de genomineerde verhalen kan ook gestemd worden door Molenhoekers via de website van de
Dorpsraad. De schrijver van het verhaal met de meeste stemmen krijgt de publieksprijs.
Enkele voorwaarden :
• Niet meer dan 1000 woorden.
• Vermeld naam, adres en een kleine beschrijving van jezelf (maximaal 75 woorden).
• Inzenden is mogelijk tot uiterlijk 16 november.
• Per post kan ook via: ‘Molenhoek schrijft’, Ridderlaan 6, 6584CB Molenhoek.
• Voor het volledige reglement zie hieronder.
Reserveren
18 december vindt de prijsuitreiking plaats in de Brasserie van het Jachtslot in Molenhoek.
Om 18.00 uur kunt u aan tafel met Thomas Verbogt voor een tweegangendiner (€ 18,50).
Daarna is er een verrassend programma dat besloten wordt met de prijsuitreiking. Entree € 6,50.
Reserveer een plek voor het totale programma (€ 25,00) of voor één onderdeel resp. € 18,50 of €
6,50 via: [email protected]. Doen, want het wordt druk!
Wat kun je winnen?
De schrijver van het beste verhaal, gedicht, column, enzovoorts ontvangt een cadeaubon en een
boek van Thomas Verbogt, gesigneerd door de auteur. En natuurlijke is eeuwige roem in Molenhoek
zijn of haar deel. En er is een verrassende publieksprijs!
Peter Janssen, Erik Dracht, Piet Roberts, Tineke Haegens , Marlies Mezger en Harry Hendrix
[email protected]
Reglement schrijfwedstrijd
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Alle Molenhoekers en ex-Molenhoekers kunnen meedoen.
Je mag zelf de schrijfvorm kiezen: verhaal, gedicht, interview, enz.
Je bijdrage mag maximaal 1000 woorden bevatten en is in goed Nederlands geschreven.
Per inzender mag slechts één keer worden meegedaan.
Het thema waarover je schrijft moet op een of andere manier betrekking hebben op Molenhoek.
Lever je verhaal bij voorkeur aan in Word via: [email protected].
Per post kan ook via: ‘Molenhoek schrijft’, Ridderlaan 6, 6584CB Molenhoek.
Vermeld naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en een korte beschrijving van jezelf
(maximaal 75 woorden).
9. Zend in onder pseudoniem. Onder deze naam gaat je verhaal naar de jury, die de verhalen
anoniem beoordeelt.
10. Inzenden is mogelijk tot uiterlijk 16 november 2014.
11. Het verhaal mag niet eerder gepubliceerd zijn.
12. Een vakjury nomineert vijf inzendingen en kiest daaruit de winnaar voor de literaire hoofdprijs.
13. Via de website www.dorpsraadmolenhoek.nl kunnen Molenhoekers hun ‘beste verhaal’ kiezen. De
winnaar krijgt de publieksprijs.
14. Er zijn mooie en verrassende prijzen te winnen.
15. Over de uitslag kan niet worden gecorrespondeerd.
16. ‘Molenhoek schrijft’ is vrij om de inzendingen te gebruiken, te redigeren en te publiceren.
17. De genomineerden ontvangen uiterlijk 8 december 2014 bericht over hun nominatie.
18. De genomineerde verhalen worden gepubliceerd op www.dorpsraadmolenhoek.nl.
19. De bekendmaking van de prijzen vindt plaats op 18 december in de Brasserie van het Jachtslot in
Molenhoek.
20. Als je meedoet ga je akkoord met dit reglement.
21. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de organisatie.
‘Molenhoek schrijft’
Peter Janssen, Erik Dracht, Piet Roberts, Tineke Haegens, Marlies Mezger en Harry Hendrix
[email protected]
Peter Janssen, Erik Dracht, Piet Roberts, Tineke Haegens , Marlies Mezger en Harry Hendrix
[email protected]
Molenhoek schrijft
Ook wel eens zin om je belevingen, gedachten en gevoelens op papier te zetten? Zo maar voor jezelf.
Of om anderen te laten weten wat je bezig houdt. Of als middel om tot rust te komen. Schrijven kan
je helpen om overzicht te houden over je denken en doen. Volgens Grünberg houdt schrijven zelfs
depressies buiten de deur. Molenhoek heeft nu zijn eigen schrijfwedstrijd. Die is 16 september van
start gegaan en eindigt 15 november. Dus je hebt nog tijd genoeg. Doe ook mee! Over het hoe en
wat kun je meer lezen op deze website (zie rechts knop ‘Molenhoek schrijft’).
En wist je dat 18 december de prijsuitreiking van de wedstrijd plaats vindt in de Brasserie van het
Jachtslot in Molenhoek?
Om 18.00 uur kunt u aan tafel met Thomas Verbogt voor een tweegangendiner (€ 18,50).
Daarna is er een verrassend programma dat besloten wordt met de prijsuitreiking. Entree € 6,50.
Reserveer een plek voor het totale programma (€ 25,00) of voor één onderdeel resp. € 18,50 of €
6,50 via: [email protected].
Doen, want het wordt druk! Nu zij er nog plaatsen.
Om je alvast een stemming te brengen en te inspireren hieronder een verhaal van Thomas Verbogt
uit een recent boek van hem. Onze gemeente heeft daarin een prominente plaats.
Mulisch en de blanco postzegel
Uit:Thomas Verbogt, Het eerste licht boven de stad. Een herinnering aan Frans Kusters en een keuze
uit zijn verhalen, Amsterdam 2013, pp. 87-89
Een andere herinnering uit heel veel wat we bedachten. Naast het leven dat we hadden, hadden we
ook ons bedachte leven, niet alleen in onze boeken, die boeken waren er maar een facet van. Soms
schreven we elkaar over dat bedachte leven dagelijks een brief. En in ieder geval telefoneerden we er
bijna dagelijks met elkaar over.
1 januari 2007 gaat de telefoon op het einde van de ochtend. Ik gok op Frans. En als hij het is, weet ik
ook waarom hij belt. Het is inderdaad Frans.
We wensen elkaar een gelukkig nieuwjaar, maar we horen aan elkaar dat we onrustig zijn. Er is
immers een gebeurtenis die ons bedachte leven onmiddellijk dynamiek geeft. We weten beiden
waarover dit gaat. We hebben elkaar nog nooit verkeerd begrepen. Het gaat over Harry Mulisch die
op 29 juli tachtig wordt.
Wat doet de Nijmeegse Delegatie aan de verjaardag van Harry Mulisch?
Op de eerste bijeenkomst besluiten we dat we een nationaal geschenk moeten bedenken. We
wisselen daarover even koortsachtig van gedachten en komen in de ban van een plan: een blanco
postzegel. Een postzegel ter ere van Harry Mulisch en zijn tachtigste verjaardag waar niets op staat.
Gewoon een geheel witte, onbedrukte postzegel. Voor iedereen zal het immers duidelijk zijn dat met
die postzegel het kroonjaar van Harry
Mulisch gevierd wordt. Dit eerbetoon is zo vanzelfsprekend dat het niet apart op de postzegel hoeft
te worden vermeld.
Waar zal de postzegel aan Harry Mulisch worden uitgereikt?
Dit moet officieel gebeuren. En dan het liefst in een stad of dorp, liever nog een stad waar nog nooit
iemand geëerd is. Maar misschien is een dorp toch de beste plek Daar valt het allemaal nog meer op.
Het wordt Mook bij Nijmegen.
Vervolgens wagen we ons af wie de postzegel aan Harry Mulisch gaat uitreiken. Eerst denken we aan
koningin Beatrix, maar we zijn bang dat Harry Mulisch denkt: alwéér de koningin.
Ineens komen we op de paus. De man bij uitstek om een postzegel aan Harry Mulisch te
overhandigen.
Maar, vragen we ons af, hoe krijgen we de paus in Mook?
Voor die vraag komt Frans speciaal naar Amsterdam. Hij roept de vraag door de brievenbus van mijn
huis, de vraag klimt als het ware in paniek de trap op: 'Hoe krijgen we de paus in Mook?'
Ook dat weten we ineens.
De oplossing is de Volendamse beatgroep The Cats.
Die vragen we of ze op het Sint-Pietersplein gaan optreden. De paus zal dat zo mooi vinden dat hij
naar buiten komt en dan moet Piet Veerman aan de paus vragen of hij niet naar Mook wil komen,
om die postzegel aan Harry Mulisch uit te reiken.
Frans schrijft mij over dit plan een lange brief waarin hij twee punten behandelt. Punt één is dat hij
bang is dat Piet Veerman de paus niet eervol genoeg aanspreekt en bijvoorbeeld hoogheid zegt of
nog erger meneer. En punt twee, hij is bang dat Piet Veerman in één ruk door vraagt of de paus Harry
Mulisch ook heilig verklaart. En volgens Frans kan dat niet. Een paus doet nooit twee dingen tegelijk
naar Mook komen voor een postzegel en dan meteen iemand heilig verklaren.
Frans besluit de brief met de bange veronderstelling dat wanneer Piet Veerman te ondoordacht
handelt, het rooms-katholicisme zijn langste tijd gehad heeft.
'En,' zo besluit hij, 'beste Thom, dit willen wij als Nijmeegse Delegatie toch niet op ons geweten
hebben?'
Molenhoek schreef al
Hieronder de verhalen van enkele Molenhoekers als vingeroefeningen
voor de schrijfwedstrijd
De klokken zwijgen
Ik probeer de top van Molenhoeks kerktoren in mijn camera te vangen. 'Vind je hem mooi?' klinkt
plots een stem achter me. Als ik omkijk is het antwoord al op haar gezicht te lezen. 'Het is niet de
toren maar de klokken die ik haat', zegt ze verontschuldigend.
Ze is imposant gebouwd, kijkt kil uit haar ogen. Wie is die vrouw die mij zo brutaal overvalt? Veel tijd
om daarover na te denken krijg ik niet. Ze pakt me resoluut bij de hand en sleurt me naar de
kerkdeur die open staat. In de schaduw van de portiek bijt ze me toe: 'Kom mee naar boven!' Snel
kijk ik nog om me heen of er andere mensen in de buurt zijn, dan zijn we al op weg naar de toren. De
wenteltrap is nauw en donker en lijkt eindeloos lang. Boven aangekomen zie ik de vrouw, gehurkt op
de houten vloer, bezig een kistje te openen. Ik kan niet goed zien wat erin zit. Ze fluistert dat ik naast
haar moet komen zitten.
Uit het kistje komt een kluwen draad te voorschijn, spoelen, wat klemmen, tape en een flesje dikke
gele vloeistof. Ik kijk de vrouw niet begrijpend aan. Ze zegt niets. Ze gaat geconcentreerd aan de
gang. Windt de draad op de spoelen en zet die vast met de tape. Dan giet ze de vloeistof uit de flacon
over de spoelen. Terwijl ze opstaat, zegt ze: 'Ik ga die vervloekte klokken voorgoed het zwijgen
opleggen'. Dan begeeft ze zich naar de vier klokkenstoelen en fixeert behendig de draadspoelen aan
de klepels.
Het hele karwei duurt nauwelijks een kwartier.
Met kloppend hart kijk ik toe. Verbijsterd omdat ik vermoed wat ze van plan is, durf ik niets te vragen
of te zeggen. Ik zie haar behoedzaam de spoelen afwikkelen, de draden voorzichtig samenbinden en
door de torengaten naar beneden laten. Dan haast ze zich naar de trap en volg ik aarzelend op
afstand.
Beneden in het kerkportaal ben ik haar kwijt. Buiten is het al donker. Ik hoor haar nog in het grind
wegsluipen, waarschijnlijk om haar actie af te ronden. Daar wacht ik niet op.
Als ik 's nachts rond een uur of drie plotseling wakker schrik van een aantal oorverdovende knallen,
weet ik wat er gebeurd is. De aanslagpleger heeft haar doel bereikt: de klokken zullen voor altijd
zwijgen.
En de Molenhoekse Dorpsraad weet zich weer verzekerd van minstens één inwoner met een nieuw
project voor volgend jaar.
Stolos
Dit is een reactie op een oproep van ‘Molenhoek schrijft’ om met een verhaal, column, interview of gedicht
voort te borduren op de volgende tekst:
Ik probeer de top van Molenhoeks kerktoren in mijn camera te vangen. 'Vind je hem mooi?' klinkt plots een
stem achter me. Als ik omkijk is het antwoord al op haar gezicht te lezen. 'Het is niet de toren maar de klokken
die ik haat', zegt ze verontschuldigend.
Wie is de volgende die in de pen klimt?
Mail je tekst naar:
[email protected]
Zie hierna het resultaat
God in Molenhoek
Ik was vijftien toen ik op een zomerse zaterdagochtend in 1953 voor het eerst kennis maakte met
Molenhoek. Ik woonde in de grote stad in het centrum van het land. Wij spraken thuis over Mook.
Molenhoek stond bij ons niet op de kaart.
Met z'n zevenen zaten we in een XL-taxi en waren we op weg naar Limburg. Het zou een bijzondere
dag worden, vooral voor mijn ouders. Mijn oudste broer, Passionist, werd vandaag tot priester gewijd.
Wij deelden allen in die uitverkiezing Gods, en mijn broers en ik zagen er in onze plusfours daarom
piekfijn uit.
Op mijn netvlies bestond Molenhoek toen uit één straat: de Stationsstraat. Een rijtje huizen links en
rechts en een kruidenierswinkel. Rondom lagen verder slechts wei- en akkerlanden. De hele straat was
gepavoiseerd met geelwitte vaantjes aan witte houten stokjes, en wij reden daar in onze Chevrolet
vorstelijk tussendoor. Voor een stadse jongen een ongekende ervaring van dorpse betrokkenheid.
Tientallen jaren later moest ik daar vaak aan terugdenken als de carnavalswagens door de
Stationsstraat trokken en de vaantjes hadden plaats gemaakt voor de confettikanonnen.
De Kloosterkerk met het klooster was toen nog het domein van de paters. Zij waren van menige
inwoner de werkgever. Maar op die bewuste augustusdag spatte het er van de roomse feestelijkheid!
Tien jonge mannen werden daar door de bisschop-met-het-befje tot apostelen verheven, en de Heilige
Geest zweefde over al die aangedane gelovigen in hun vrolijk zomerse kledij.
Nog zie ik mezelf op de groepsfoto: dertig familieleden van wie vier religieuzen. Het klooster en de
religieuzen zijn er niet meer.
Al bijna veertig jaar woon ik nu in Molenhoek. Maar telkens als ik langs de kerk loop of door de
voormalige kloostertuin, moet ik met een toefje nostalgie denken aan die tijd van onwaarschijnlijke
zekerheden en triomferende geloofsuitingen. En aan hoe een puber in z'n plusfour gemakkelijk kon
meedeinen op de golven van die onbekommerdheid.
Peter Janssen
Loeënde klokken
Ik probeer de top van Molenhoeks kerktoren in mijn camera te vangen. 'Vind je hem mooi?' klinkt
plots een stem achter me. Als ik omkijk is het antwoord al op haar gezicht te lezen. 'Het is niet de
toren maar de klokken die ik haat', zegt ze verontschuldigend.
“Maar, maar mevrouw”, stotterde ik verbouwereerd. “Hoe kunt u zoiets zeggen?” en ik vertelde haar
dat ik aan het einde van de jaren zestig een aantal jaren op een kamer in het klooster heb gewoond
dat tot 1975 aan de sacristie gebouwd was. Ik woonde dus letterlijk onder de klokken. Het verging
mij, zei ik haar, als het leven van mensen die dichtbij spoorrails wonen; op een gegeven moment
hoor je de trein niet meer, het zijn geluiden die zo gewoon zijn geworden dat het niet meer opvalt.
Zo was het ook bij het wonen onder de klokken. Sterker nog, toen ik ging verhuizen, miste ik
plotseling het regelmatig gebeier. Het werd na een tijd zo erg dat ik me tot mijn huisarts heb moeten
wenden. Ik was er ‘verslaafd’ aan geraakt dat ik ieder kwartier herinnerd werd aan de relativiteit van
de tijd, dus van mijn bestaan. De dokter kon mij helaas niet helpen, ook niet nadat ik eerst dromen
kreeg van klokken die naar Rome waren verdwenen en nog later nachtmerries over klepelloze
klokken. Molenhoek stond voor mij symbool voor het Limburgs nationalisme, chauvinisme als je wilt.
In de verste uithoek, het noordelijkste dorp van de provincie was immers het ‘Loeënde klokken van
Limburg mien landj’ te horen.
Toen uiteindelijk de diagnose ‘heimwee’ werd vastgesteld, werd ik verwezen naar een bekend
psychiater, die ervaring had op dit terrein. Na een aantal sessies op zijn divan adviseerde hij mij terug
te verhuizen naar Molenhoek en wel zo dicht mogelijk bij de kerk. Na meer dan dertig jaar is het mij
en mijn vrouw gelukt dit te realiseren. Sindsdien slaap ik als een bok en heb ik geen last meer van
nachtmerries en ander psychisch leed. Ik heb me zelfs tot de pastoor gewend met de vraag of de
klokken iedere vijf minuten een klein, galmloos tikje konden laten horen.
De mevrouw had mijn verhaal aangehoord met een gezicht dat steeds witter wegtrok. Na mijn
laatste woorden staarde ze mij aan met een blik van verbijstering, slaakte een kreet van ontzetting
en beende met gezwinde pas bij me vandaan. De volgende dag hoorde ik van de burgemeester dat
Molenhoek één inwoner minder telde.
Piro
Straatschoffelen
1977. Molenhoek was nog een rustig, ingetogen dorp. De laatste straat was nog maar net
geasfalteerd. De wethouders in het Mookse gemeentehuis, beiden vanzelfsprekend van Roomsen
huize, waren respectievelijk veeboer en landbouwer. Snuggere heren en gewiekste lokale politici, als
je niet beter wist.
In Molenhoek woonden de nieuwkomers en hoger opgeleiden, in Mook en Middelaar de autochtone
Limburgers. Molenhoek ademde een nieuwe lente en nog een agrarisch geluid. Dat maakte
Molenhoek zo aantrekkelijk voor buitenstaanders die in het Nijmeegse hun brood verdienden.
Op zekere dag kreeg Boer Wethouder een idee. In een bouwkundekrantje had hij een artikel gelezen
over het veiliger maken van een drukke verkeersweg. Zo'n weg was er in Molenhoek. Boer
Wethouder, niet wars van innoveren, besloot met die veiligheidsvoorziening te gaan experimenteren
in die drukke Molenhoekse straat. Je moest je toch als magistraat op zoveel mogelijk fronten
profileren! En de ambtenaren Ruimtelijke Ordening vonden het prachtig, was er weer eens wat
nieuws aan de winkel.
Op de eerste dag van oktober verscheen een parade van imposante vrachtwagens in de afgezette
straat, voorafgegaan door Boer Wethouder in een glimmende limousine. De bewoners
verwelkomden hem met applaus en koffie. Hij onthulde hun wat er ging gebeuren. Na twee dagen
was de klus geklaard. Tussen rijweg en fietspad was aan beide zijden van de straat een lint van dikke,
kunststoffen noppen aangebracht. Het moest de automobilist dwingen zijn snelheid te matigen, het
fietspad te weren en de fietser te ontzien. Als hij niettemin over de noppen zou rijden, zou dat een
onheilspellend geroffel in zijn oren bezorgen.
Wij, de bewoners, waren stupéfait en bewonderden Boer Wethouder om zijn grote vernuft. We
waren opgetogen dat onze straat weer een stille en veilige straat zou worden.
Twee weken later wisten we wel beter! Automobilisten vonden het juist amusant om de noppen te
toucheren en zo een schitterende roffel te produceren, voor ons echter onverdraaglijk, zelfs IN huis.
Vooral de Groesbeekse ondernemers in hun bedrijfswagens waren daar in het vroege ochtenduur
zeer bedreven in.
Toen we ten einde raad en het helemaal beu waren, belegden we een bewonersbijeenkomst,
eigenlijk een dorpsraad avant garde. We brandden Boer Wethouder af, lieten onze emoties de vrije
loop en besloten de noppen op een dag weg te halen. Ons geheime plan lekte niet uit. Wel belden
we de pers over ons Uur U.
Op een zaterdagmorgen kwamen we in actie, alle 24 huizen. Gewapend met schoffels en ander
tuingereedschap togen we aan het werk. De een wat schoorvoetend, de ander brutaler. Tussen de
werkzaamheden door gingen buren rond met koffie en koekjes. De Gelderlander maakte foto's en
interviewde de actieleider. Er werd veel gelachen en we bewonderden onszelf om ons lef. Tot op een
gegeven moment de politie verscheen. Dat was even schrikken. Maar de Bromsnor van toen was
inschikkelijk en had nog humor. Hij deed mee met de koffie en de koekjes en was een en al oog en
oor.
De verwijderde noppen hebben we in een doos ongefrankeerd naar de wethouder geretourneerd.
Hij heeft ons nooit een bedankje gestuurd.
Stolos
De kunst van het ouder worden
Enkele jaren geleden verhuisde ik met mijn vrouw van de jachtige Randstad naar het dorpse
Molenhoek. Vanaf het station komend zag ik het mooie witte landhuis met het sierlijke opschrift:
LINQUENDA.
Ik zocht nieuwsgierig op Wikipedia naar de betekenis. Linquenda is het eerste woord van een gedicht
van de Romeinse filosoof Horatius (65 – 8 v. Chr.).
De beginzin luidt voluit: Linquenda tellus, et domus, et placens uxor, en betekent: 'Eens moet je erf,
en huis, en dierbare echtgenote achter laten.' Dit is de typisch stoïcijnse levenskunst: het besef van
de vergankelijkheid en eindigheid van ons zelf, van onze dierbaren en onze bezittingen. Linquenda
betekent loslaten, onthechting, altijd onverstoorbaar blijven en je gemoedsrust bewaren als onheil je
treft.
Ik vroeg aan Janny Verdonk die ruim veertig jaar in het witte landhuis heeft gewoond, naar het hoe
en waarom van dit opschrift. Zij vertelde mij dat haar schoonvader Jan Verdonk (1906-1976), een telg
uit een oude molenaarsfamilie, in de Zaanstreek een maalderij voor het fijnmalen van steenkool tot
gruis had. Dat werd toentertijd gebruikt bij het gieten van ijzer. In 1958 verplaatste hij om
economische redenen zijn bedrijf naar het stationsemplacement van Molenhoek. Hij kocht het in
1928 gebouwde witte landhuis. Volgens Janny is er wat Linquenda betreft geen sprake van een
geestelijke vader maar van een geestelijke moeder, want het was de echtgenote van Jan Verdonk, de
erudiete Helena Keijzer (1906-1970) die in 1958 het opschrift Linquenda op de gevel heeft laten
zetten. Janny trouwde in 1965 met Jaap, de zoon van Jan Verdonk, die in het bedrijf van zijn vader
werkte. In 1970 namen Janny en Jaap het landhuis over. Jaap stierf in 2009 waarna Janny het huis in
2011 verkocht. De huidige bewoners hebben ondertussen het huis gerestaureerd en daarbij het
opschrift Linquenda intact gelaten.
Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat de diepgelovige christelijke Helena Keijzer voor haar huis
een spreuk van een heidense dichter koos. Bij nader inzien is het toch heel verklaarbaar, want de
eerste christenen hebben zich sterk laten inspireren door deze wijdverspreide stoïcijnse
levensbeschouwing in het Romeinse rijk. Geniet van je dierbaren en je bezittingen maar hecht je er
niet aan. Leef altijd in het besef dat alles tijdelijk is en je het eens zult moeten achterlaten. De
stoïcijnen waren niet per se zwartgallig, het waren eerder levensgenieters. Hun bekendste spreuk,
Carpe diem, pluk de dag, konden de eerste Christenen minder waarderen, omdat zij geloofden dat
het grote geluk pas ná de dood zou komen. De Stoïcijnen oefenden bewust in het Linquenda, in de
kunst om te kunnen loslaten.
Van jongs af aan ervaren we dat we voortdurend iets moeten achterlaten. We krijgen steeds méér
verleden en minder toekomst. Dat is een volkomen natuurlijk proces dat doorgaat totdat we onze
laatste adem uitblazen. Op een gegeven moment kunnen we niet meer voetballen, schaatsen, het
Molenhoeks Makkie lopen of de dakgoot schoonmaken. In tegenstelling tot onze voorouders hebben
wij nu sterke pijnstillers, protheses en andere technische snufjes die onze oude dag verdraaglijker
maken. Maar uiteindelijk is het uitstel van executie. Ouderdom is een ongeneeslijke ziekte met
dodelijke afloop. De enige manier om er aan te ontsnappen is door vroeg dood te gaan.
Wil je zo gelukkig en tevreden mogelijk ouder worden, zonder verbittering en verzuring? Dan kun je
het beste het natuurlijke slijtage proces accepteren en leren ermee om te gaan. Maar het vergt veel
oefening om je die kunst eigen te maken. Willem Elsschot maakte in 1910 een prachtig gedicht ‘De
klacht van een oude’. Het gaat over een oude man die grote moeite heeft met het accepteren van
zijn aftakeling:
‘Ik word aan ’t oud zijn niet gewend / De lichterlaaie die ik heb gekend / zit nog te diep in mijne
knoken / en blijft mij dag en nacht bestoken.’
Linquenda komt in feite overeen met het Memento mori zoals ik het in mijn jeugd in de godsdienstles
leerde. Net als alle dorpelingen moest ik op Aswoensdag, de woensdag na carnaval, naar de vroegmis
om een askruisje te halen. Mijnheer pastoor wreef met zijn duim een kruis van as op mijn voorhoofd
en prevelde “Memento, homo, quod pulvis es, et pulverem reverteris” (Gedenk, mens, dat je stof
bent en tot stof zult wederkeren).
Gerard Grubben
Molenhoek 12 augustus 2014
De klokken roepen
Ik probeer de top van Molenhoeks kerktoren in mijn camera te vangen. 'Vind je hem mooi?' klinkt
plots een stem achter me. Als ik omkijk is het antwoord al op haar gezicht te lezen. 'Het is niet de
toren maar het zijn de klokken die ik haat', zegt ze verontschuldigend.
De vrouw maakt een wat broze indruk maar ze is helder van geest als ze verder vertelt. “Ze doen me
denken aan de verhalen over mijn oudbetovergrootmoeder Geertje. Ze was ‘ziek in haar hoofd’, de
mensen vonden haar vreemd. Ze werd nagekeken en beschimpt tot aan haar dood. Het verhaal over
haar ziekte is binnen onze familie van generatie op generatie doorgegeven, ik heb het nooit van me
af kunnen zetten. Geertje was niet altijd ziek geweest, hoor. Ze groeide op als een gezond meisje in
de buurt van Plasmolen. Ze werkte op het land, vond op tijd – ze was 16 – een man die haar kon
onderhouden en ze kregen 7 gezonde kinderen. Ze had eigenlijk alles om gelukkig oud te worden.
Toch gebeurde er iets dat haar leven, en dat van haar gezin, overhoop gooide.
Het was 1574, een roerige periode in de Lage Landen, moet je weten. Geertje moet rond de 30 jaar
zijn geweest, toen de Prinsen van Nassau tegen het Spaanse leger vochten. Een oorlog die het leven
van de mensen in deze streek danig beïnvloedde. Er werden strooptochten gehouden door
legeronderdelen, vaders en jonge mannen werden geronseld om verliezen in het garnizoen van de
Prinsen aan te vullen. Om hiervoor te waarschuwen werden de klokken geluid, zodat de mensen zich
konden verbergen. Zoals je weet werden Lodewijk en Hendrik uiteindelijk verslagen en de oorlog was
voorbij. Toch hadden veel mensen uit het gebied schade geleden, sommige met psychische gevolgen;
Geertje was er daar een van”.
De vrouw lijkt haar verhaal te onderbreken om haar gedachten te ordenen, terwijl ze peinzend de
Stationsstraat uit kijkt. “Hoe ging het verder met Geertje?”, vraag ik geïntrigeerd.
“Ze was steeds vaker buitenshuis te vinden, zwierf uren over de heide en door de moerassen. Nu en
dan was ze zelfs dagen weg. Haar man was natuurlijk ongerust, hij kon de zorg van de kinderen
nauwelijks alleen aan. Daar kwam bij dat Geertje, als ze thuis kwam, vervuild was en een verwarde
indruk wekte. Soms was ze een paar dagen in en om het huis, om vervolgens ineens verdwenen te
zijn. Geertje sprak minder en minder tegen haar man en kinderen.
De mensen in het dorp kwamen haar wel eens tegen en dan mompelde Geertje maar wat voor zich
heen: ‘de klokken roepen, ik moet gaan zoeken, mijne kindekes hebben geen eten en ik heb geen sou
om ze te voeden, ik moet het geld zien te vinden’. Haar gezin heeft die oorlog wel overleefd maar
mijn oudbetovergrootmoeder is haar hele leven blijven zoeken naar fortuin; van klokgelui werd ze
altijd weer onrustig”.
“De kerk in Molenhoek was net gebouwd toen ik geboren werd”, rondt de vrouw haar verhaal af. Ze
maakt aanstalten om door te lopen. “Ik word nog altijd verdrietig als ik de klokken hoor luiden. Ik
moet dan denken aan Geertje, of Geertruida, zoals ze eigenlijk heette. Maar door de mensen uit de
buurt werd ook wel Trui genoemd, Kiste Trui”.
Draver