en industriegebied Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)

Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59
(Synthon)
2
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
1.1
1.2
1.3
1.4
Inleiding
Aanleiding
Bestaande situatie
Stedenbouw
Ontwikkeling Synthon
7
7
7
8
12
Hoofdstuk 2
2.1
2.2
2.3
Ruimtelijk beleid
Rijksbeleid
Provinciaal beleid
Gemeentelijk beleid
13
13
13
15
Hoofdstuk 3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
Sectoraal beleid
Economische zaken
Verkeer
Milieu
Water
Natuur & Landschap
Archeologie
Cultuurhistorie
19
19
19
23
35
36
41
45
Hoofdstuk 4
4.1
4.2
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
49
49
Hoofdstuk 5
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
Vooroverleg
Provincie Gelderland
Waterschap
Gasunie
Rijkswaterstaat
Alliander
Ministerie Infrastructuur en Milieu
51
51
51
51
51
51
51
Bijlagen bij toelichting
Bijlage 1 berekening gasleiding
Bijlage 2 Flora en Fauna onderzoek
Bijlage 3 advies Regionale Brandweer
Bijlage 4 bodemonderzoek
53
54
55
56
57
Regels
59
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Artikel 2
Inleidende regels
Begrippen
Wijze van meten
61
61
69
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Bestemmingsregels
Bedrijf
Groen
Verkeer
Leiding - Gas
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Leiding - Riool
Waarde - Archeologie 2
73
73
75
76
77
79
81
83
Hoofdstuk 3
Algemene regels
87
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
3
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Anti-dubbeltelregel
Algemene bouwregels
Algemene gebruiksregels
Algemene aanduidingsregels
Algemene afwijkingsregels
Overige regels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Bijlagen bij de regels
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen)
4
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
87
88
89
90
91
92
95
95
97
99
100
Toelichting
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
5
6
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1
Aanleiding
Synthon heeft met het oog op haar toekomstige bedrijfsuitbreiding de gemeente
medewerking gevraagd om het bestemmingsplan aan te passen.
Synthon is gevestigd aan de Microweg op het bedrijventerrein Westkanaaldijk-Sluis.
Synthon is een farmaceutisch bedrijf dat onderzoek verricht naar geneesmiddelen en
produceert geneesmiddelen.
Voor de uitbreiding van de activiteiten van Synthon, heeft Synthon enkele aanliggende
percelen verworven.
1.2
Bestaande situatie
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het bedrijventerrein Westkanaaldijk. Het
plangebied wordt begrensd door de Neerbosscheweg (aan de zuidzijde), de
Hogelandseweg (westzijde) en de Lagelandseweg (noordzijde) en het Maas-Waalkanaal
(aan de oostzijde).
Figuur 1: Luchtfoto
Figuur 2: Wegenstructuur
Het bedrijventerrein is een 'traditioneel' bedrijventerrein, met een gemêleerde bedrijven
samenstelling. In het plangebied heeft zich een concentratie autobedrijven gevestigd aan
de Microweg. Synthon is al enige tijd gevestigd aan de Microweg. Synthon heeft inmiddels
een eerste fase van haar uitbreidingsplannen gerealiseerd.
Om het bedrijventerrein ligt een groene mantel die het bedrijventerrein deels afschermt van
haar omgeving. Vanaf de Neerbossche brug is het projectgebied zichtbaar.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
7
Figuur 3: Plangebied
Voor het plangebied (rose) gelden de volgende bestemmingsplannen:



Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979- 51 (bedrijventerrein Westkanaaldijk)
Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 54
Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 57 (Rotonde)
Deze bestemmingsplannen staan bedrijven toe voorzover deze voorkomen in categorie 1
tot en met 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten De toegestane bouwhoogten zijn
maximaal 18 meter.
1.3
Stedenbouw
1.3.1
Ruimtelijke visie zuidelijk deel bedrijventerrein Westkanaaldijk
Naar aanleiding van de gewenste uitbreiding van Synthon is de ruimtelijke structuur van dit
deel van het bedrijventerrein tegen het licht gehouden. Hierbij is bekeken of de
intensiveringswens van Synthon past op deze plek en wat de autonome ruimtelijke
ontwikkeling van het terrein zou kunnen zijn.
In dit kader is ook gekeken naar het beeldkwaliteitplan (Bedrijventerrein WKS van 2009). In
het beeldkwaliteitplan wordt de zuidelijke zone als kwalitatief-hoogwaardige zone
aangemerkt. Deze kwaliteit komt tot uitdrukking in de architectuur en inrichting van het
perceel.
Op dit moment komt deze kwaliteit nog maar beperkt naar voren. Ook in de presentatie
naar de omgeving kan in dit deel nog een verbeteringsslag gemaakt worden.
Momenteel zijn de bedrijven, met uitzondering van het Facilitypoint, op de Microweg gericht,
terwijl er ook een duidelijke (visuele) relatie ligt ook vanuit de Neerbosschebrug en vanaf
het kruispunt met de Van IJpenbroekweg.
Door de groene zoom en de geringe hoogte van de huidige bedrijfsgebouwen blijft het
bedrijventerrein ingetogen.
8
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Figuur 4: Zichtlocaties vanaf de Neerbosscheweg
1.3.2
Raamwerk
Het plangebied wordt omkaderd door een raamwerk van wegen en groen. Dit raamwerk
zorgt ervoor dat het zuidelijk deel van het bedrijventerrein een op zich zelfstaand deel
vormt.
De 'harde' randen van het raamwerk zijn de Neerbosscheweg, de Hogelandseweg en het
Maas-Waalkanaal. De Lagelandseweg vormt een meer zachte rand van dit deel en ligt op
de grens van het middendeel.
Het groene raamwerk wordt gevormd door de opgaande beplanting langs het
Maas-Waalkanaal, de Neerbosscheweg en de Hogelandseweg en ontneemt voor een groot
deel het zicht op het bedrijventerrein.
In de oksel van de brug en het Maas-Waalkanaal wordt de groene rand onderbroken. Deze
onderbreking zorgt voor een visuele uitwisseling van het bedrijventerrein en de
Neerbosscheweg op de brug.
Ter hoogte van het Facilitypoint is de groene wand transparant.
Los van het groene raamwerk staat een oude laanstructuur. Deze laan liep voor de aanleg
van het Maas-Waalkanaal door tot het dorp Neerbosch. Deze laanstructuur dient als
cultuurhistorisch relict behouden te blijven en beter zichtbaar worden gemaakt. Synthon
heeft het voornemen een deel van de laan te gaan gebruiken als ontsluiting voor het
langzaamverkeer.
Voor de verdere uitbreidingsplannen zal een deel van de Microweg worden overgedragen
aan Synthon. Met deze uitbreiding wordt de ringstructuur van de Microweg doorbroken en
zal de Microweg een insteekweg vanaf de Lagelandseweg geworden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
9
Figuur 5: Raamwerk
1.3.3
Toekomstige situatie
Bij de gewenste kwaliteitsimpuls hoort niet alleen een verbetering van de inrichting en
gebouwen, maar ook het aangaan van (visuele) relaties met de omgeving, zodat het terrein
zich beter presenteert als een kwalitatief-hoogwaardige zone. Het spreekt voor zich dat de
architectuur van de gebouwen van hoge kwaliteit dient te zijn.
Door het plaatsen van een aantal hoogteaccenten (40 en 50 meter) wordt de relatie met de
omgeving versterkt.



Een accent aan de kruising met de Hogelandse- en Lagelandseweg (niet in dit
bestemmingsplan opgenomen);
Een accent aan het Maas-Waalkanaal ter hoogte van Mercuriusweg 1;
Een accent aan de Neerbosscheweg.
Deze accenten zijn geplaatst op de zichtlijnen vanuit de omliggende wegen en dienen als
bakens van het bedrijventerrein.
10
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Figuur 6: Accenten
Naast deze accenten blijft, met een enkele uitzondering tot 25 meter, de maximale
bouwhoogte 18 meter.
In het huidige bestemmingsplan is het mogelijk om langs het Maas-Waalkanaal een
'gesloten front' van gebouwen van 18 meter hoogte te realiseren. Het is gewenst om meer
openheid/transparantie aan deze zijde te realiseren. Deze openheid zorgt er voor dat het
achterliggende terrein een visuele relatie blijft houden met het Maas-Waalkanaal. Deze
openheid wordt bereikt door 'losse' bouwblokken aan het Maas-Waalkanaal en het vrij
houden van bebouwing in de oksel met de Neerbosschebrug.
Ter hoogte van het huidige Facilitypoint wordt niet gedacht aan hoogte-accent, maar een
beter zichtbaar representatief gebouw als entree van het bedrijventerrein. Het weghalen
van de onderbegroeiing draagt bij zichtbaarheid van het gebouw.
Een voorwaarde voor deze intensiveringslag is het 'vrijmaken' van het maaiveld. Tegenover
de gewenste intensivering dient ruimte vrij te komen voor een groene hoogwaardige ruimte.
Hierbij hoort het weghalen van grote verhardingsvlakken, een groene inrichting en het
parkeren oplossen in groene setting, of onder een groen dek.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
11
Figuur 7: 'Open' zone
1.4
Ontwikkeling Synthon
Synthon heeft voor haar eigendommen, in samenspraak met de gemeente, een
ontwikkelingsvisie (Masterplan) opgesteld. In dit Masterplan wordt uitgegaan van een
campus in een groene setting. Een groene inbedding van de gebouwen is voor Synthon
een belangrijk uitgangspunt.
In het masterplan is ook de visie neergelegd ten aanzien van de ontwikkeling van de
bedrijfsgebouwen.Synthon wil graag naast de bestaande bouwmogelijkheden de volgende
bouwmassa's realiseren:
1. Een driehoekig gebouw aan de kruising van de Hogelandseweg en de
Neerbosscheweg (bouwhoogte maximaal 18 meter);
2. Een hoogte accent van 50 meter aan de Neerbosscheweg;
3. Een drietal gebouwen aan het Maas-Waalkanaal, met een accent (maximaal 40 meter)
aan de Microweg; Een paviljoen nabij de Neerbosscheweg (bouwhoogte 12 meter);
4. Het vergroten van de huidige bouwmassa aan de Microweg (bouwhoogte maximaal
18 meter, met een beperkte verhoging tot maximaal 25 meter).
De door Synthon gevraagde intensivering past in de voor dit gebied geformuleerde
uitgangspunten.
12
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus
zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports,
greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze
topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door
een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de
stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen,
bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn en deze moeten passen bij de wensen van
bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health
Valley.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van
Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal)
vestigingsklimaat;
2. de bereikbaarheid verbeteren;
3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en
cultuurhistorische waarden.
2.1.2
Conclusie
De beoogde ontwikkelingen zijn niet in strijd met beleid uit de SVIR. In het rijksbeleid licht
een sterke focus op herstel en versterking van de economie, de beoogde ontwikkelingen
zullen hier aan bijdragen. De ontwikkelingen lijden tot een versterking van de economische
positie van het bedrijf. Synthon is een van de economisch zeer sterke bedrijven in
Nijmegen, voor de stad is het van belang dat het bedrijf verder kan ontwikkelen en groeien.
De campus uitbreiding zal het werkklimaat verbeteren en lijden tot een excellente ruimtelijke
economische structuur.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie
Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in
september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke
ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie
gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen
optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze
gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken (rode raamwerk), waaronder
de Stadsregio Arnhem – Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland
plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap
Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet
toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat
het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de
waardevolle landschappen in deze gebieden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
13
2.2.2
Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan de regels die de provincie Gelderland stelt
aan de bestemmingsplannen van gemeenten. De Provincie richt zich daarbij op
onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel,
natuur en water. De Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de
provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De verordening voegt
geen nieuwe beleid toe.
De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari
2011 in werking getreden. De meest actuele regeling van de Ruimtelijke Verordening is de
geconsolideerde versie. Dit is de oorspronkelijke RVG met de goedgekeurde wijzigingen uit
de eerste herziening daarin verwerkt. De Ruimtelijke verordening wordt binnenkort
vervangen door de Omgevingsverordening.
2.2.3
Omgevingsvisie Gelderland
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de
bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in
de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer
Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en
samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De vaststelling door Provinciale Staten zal
naar verwachting gebeuren in oktober 2014. Daarna zal dit document een vastgestelde
status hebben en de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provincie Gelderland
vervangen. Vooralsnog heeft dit document geen bindende status, en functioneert het als
doorkijk naar toekomstig Provinciaal beleid.
De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds
minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen,
centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt
partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning,
faciliteren en/of kwaliteitsateliers.
De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder
de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vast goedeigenaren en gemeenten. De
Gelderse ladder voor duurzaam stedelijke ontwikkeling is een belangrijk instrument bij het
motiveren van locatiekeuzes.
Daarnaast is er meer aandacht voor de ontwikkeling van de kernregio's, zoals de Health
Valley in Nijmegen.
Aandacht voor steden
Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische
kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen
en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de
versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken:
dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en
kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk.
Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de
economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie
stedelijke netwerken:
a. Apeldoorn-Zutphen-Deventer
b. Arnhem-Nijmegen
c. Ede-Wageningen
14
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Stadsregio Arnhem-Nijmegen
De provincie en haar partners streven in de regio naar inzet van de gemeenten,
maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie die nodig is om in te kunnen
spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De belangrijkste speerpunten
voor de stadsregio zijn:
Innovatie en economische structuurversterking


innovatie en economische structuurversterking;
Topsector Health Valley en Creatieve Industrie;
Clusters: Energie- en Milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme



een goed bereikbare regio;
verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water en spoor;
voorkomen, benutten en bouwen;
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking




OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur;
het belang van de bestaande woningvoorraad;
het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk;
voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren;
Gebiedskwaliteiten benutten

kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met
ontwikkelingsmogelijkheden.
Conclusie
De beoogde ontwikkelingen zijn niet in strijd met de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke
Ordening en de RVG. Daarnaast zijn de beoogde ontwikkelingen niet in strijd met de
omgevingsvisie van de provincie. In de omgevingsvisie ligt het accent op economische
versterking, uitbreiding van Synthon zal tot concurrentieversterking lijden. In de vestiging
van Nijmegen heeft momenteel 450 werknemers, en met de uitbreiding breidt dit aantal
mogelijk uit. Daarnaast is het een vooruitstrevend en innovatief bedrijf dat past bij de
bedrijven die Nijmegen graag faciliteert en in de stad houdt.
2.3
Gemeentelijk beleid
In december 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze
geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal
in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke
pijlers:


Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten
zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten
zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de
historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de
duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling.
Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk
van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling
van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers
de ruimte geven.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
15

Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag
wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in
prijsklasse).
Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op
organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De
uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met
meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk
gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en
een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in
en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en
kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming,
eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en
gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.
De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische
concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de
concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking
met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede
bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties
voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van
concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende
recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde
bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te
houden.
16
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Figuur 9: Structuurvisie Nijmegen 2013 in kaart
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
17
Bedrijf / Bedrijventerrein
Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie
is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte hebben voor bedrijvigheid zonder
overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein
eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw
bedrijventerreinen. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en
onderhouden bedrijventerreinen.
In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen van de stadsregio zijn afspraken gemaakt
om het overaanbod aan bedrijventerreinen in de regio terug te dringen. Voor Nijmegen
betekende dit het “on hold” zetten van de nieuwe uitleglocatie in de A73 zone en de
prioriteit leggen bij ontwikkeling van bedrijventerrein de Grift mits de marktvraag voldoende
onderbouwd wordt en de handreiking van de SER ladder wordt toegepast. De afgelopen
jaren zien we de gevolgen van de economische crisis sterk terug in de uitgifte van
bedrijventerreinen. Daarin is Nijmegen niet uniek.
Hoewel er een trend is dat de kennisindustrie in opmars is ten koste van de (traditionele)
maakindustrie, blijft deze laatste een belangrijk deel van de werkgelegenheid in Nijmegen
uitmaken. Ons hoofddoel is behoud en groei van de werkgelegenheid in Nijmegen, waarbij
de meer traditionele maakindustrie een belangrijk deel van de werkgelegenheid uitmaken.
Verzoeken van bedrijven voor uitbreiding worden daarom ook zoveel mogelijk als kan
gefaciliteerd en via accountmanagement worden signalen opgepikt van het bestaande
bedrijfsleven om de relatie met het bedrijfsleven te onderhouden, verder uit te bouwen en
daarmee de werkgelegenheid te stimuleren.
Conclusie
Het gemeentelijk beleid staat de ontwikkelingen niet in de weg. In de visie van Nijmegen is
ruimte voor de ontwikkeling van Synthon. Een van de drie pijlers is economische structuur
versterking. De beoogde ontwikkelingen zouden bijdragen aan de economische positie
versterking. Een bedrijf als Synthon is een van de drijfveren van de Nijmeegse economie en
werkgelegenheid.
18
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid
3.1
Economische zaken
De ontwikkeling van Synthon is vanuit economisch perspectief gewenst. Synthon kan
gezien worden als de meest succesvolle spinoff van de Radboud Universiteit en is een
belangrijke speler binnen de Health Valley. Het is inmiddels het grootste onafhankelijke
farmaceutisch bedrijf van Nederland en biedt werk aan meer dan 1400 mensen, waarvan
450 mensen in Nijmegen. Met name het feit dat alle development activiteiten van Synthon
in Nijmegen zijn gesitueerd maakt dat Synthon een belangrijke bijdrage levert aan de
kenniseconomie van Nijmegen. Met het oog op een gezonde toekomst van Synthon
investeert Synthon de afgelopen en komende jaren stevig in de ontwikkeling van een eigen
biotech-medicijn. Voor het vergoten van de innovatiekracht van de stad, de
werkgelegenheid in de stad en het imago van de stad is het van groot belang dat deze
ontwikkeling optimaal gefaciliteerd wordt. Het mogelijk maken hiervan door middel van het
aanpassen van het bestemmingsplan vormt hier een belangrijk onderdeel van.
Het feit dat hierdoor bestemmingsplantechnisch de mogelijkheid wordt geboden om
activiteiten op het gebied van de ontwikkeling van farmaceutische producten uit te breiden
past uitstekend bij de ambitie van gemeente Nijmegen om de verdere ontwikkeling van
Health Valley vorm te geven. Dit zal een positieve impuls geven voor de Nijmeegse
economie.
Bovendien wordt het hierdoor mogelijk om aan een belangrijke invalsweg voor Nijmegen
een economisch element zichtbaar te maken. Tot slot leidt de uitvoering van het plan
waaraan de bestemmingsplanherziening ten grondslag ligt tot een opwaardering van het
bedrijventerrein. Daarmee krijgt de vitaliteit van dit terrein een positieve impuls.
3.2
Verkeer
3.2.1
Beleid
Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de nota “Nijmegen Duurzaam Bereikbaar”.
Hieronder volgt een beknopte beschrijving van het gemeentelijk beleid:
De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en
te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze
wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste
keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van
vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als
totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en
ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente
gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed
bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige
woningbouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets,
openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de
rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia
worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op
het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de
effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een
andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling.
Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de
bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze
maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in
beeld.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
19
De realisatie van De Oversteek heeft de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd.
Ook door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) zal de
doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de
zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het
Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om
nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek is door de
gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer
beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.
3.2.2
Bereikbaarheid
3.2.2.1 Gemotoriseerd verkeer
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een
goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad.
Het is van groot belang dat deze autowegen goed functioneren. Er is dan namelijk geen
noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen moet zijn. Al het doorgaande
verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste
windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen,
doseren, overstappen.

Doorstromen: dankzij De Oversteek ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te
spreiden en kunnen we beter bijsturen in geval van calamiteiten. Het is een goed
alternatief voor een deel van de verplaatsingen, om doorstromendverkeer om het
centrum van de stad te leiden. De gemeente zet in op een goede doorstroming van het
verkeer in de stad en heeft daarvoor de "Groene Route" (zie afbeelding) aangelegd: dit
is een aaneengesloten route waarop de doorstroming optimaal is. De route is in gebruik
genomen als S100.
Figuur 10: “Groene route”


20
Doseren: als de doorstroming op deze route op piekmomenten onder druk staat, wordt
het verkeer op de invalswegen naar de route toe “gebufferd”. De gemeente zet daarbij
in op dynamisch verkeersmanagement: we monitoren het verkeer en waar nodig sturen
we bij. Zo krijgen we steeds meer grip op verkeer.
Overstappen: ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan
waar automobilisten kunnen overstappen op het openbaar vervoer of de (elektrische)
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
fiets.
Nu de Oversteek gereed is, zal de bereikbaarheid van de (binnen)stad verbeteren. Echter
kan de aanpak van aanleg en renovatie van wegen in de Waalsprong tijdelijk de
doorstroming beperken. Tevens zijn er nog werkzaamheden die de bereikbaarheid
beïnvloeden, zoals de Dijkteruglegging en het groot onderhoud aan de Waalbrug. Daarom
zal voor het autoverkeer in sterke mate worden aangestuurd op het zo goed mogelijk
managen van de verkeersstromen en het stimuleren van het spitsmijden.
Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer van en naar het terrein van Synthon ontsluit via
de Microweg. Voorheen een ringstructuur maar nu doorbroken door de uitbreiding van
Synthon. Vanaf de Hogelandswegweg is in westelijke richting de A73 snel te bereiken. In
zuidelijke richting zijn de wijken Lindenholt en Dukenburg goed te bereiken via de
Ijpenbroekweg. In oostelijke richting sluit de Neerbosscheweg direct aan op de S100
waarmee de rest van Nijmegen goed te bereiken is.
3.2.2.2 Langzaam verkeer
In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een
goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 kilometer) wordt 37% per fiets
afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende
jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van
snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en
aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke
stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en
bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud,
groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht,
sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes wil de gemeente meer forenzen op de
(elektrische) fiets krijgen. Ook werkt de gemeente de komende jaren aan de rest van het
fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door
de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de
verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk
onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van
vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede
fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen. Bij woningen moet dit op eigen
terrein worden gerealiseerd.
Het plangebied kan via de Microweg ontsloten worden door fiets en voetganger. De
Microweg sluit aan op de Lagelandseweg die verbinding maakt met het vrijliggende fietspad
langs de Hogelandseweg. Ook sluit de Lagelandseweg aan op het fietspad langs het
Maas-Waalkanaal.
3.2.2.3 Openbaar vervoer (OV)
Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de
bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het
gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde
vervoersstromen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
21
De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale
verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. StadsregioRail
voorziet in meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven,
Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig
Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en
bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3
en 10 kilometer. De stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd,
waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Heijendaal Nijmegen Centraal - Centrum - Waalsprong worden ontwikkeld. Voor deze verbinding wordt
gestreefd naar een tramverbinding, die wordt doorgetrokken naar Bemmel en aansluit op de
verbinding Arnhem - Huissen - Bemmel - Nijmegen. De andere twee HOV-lijnen lopen van
Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar
Nijmegen-Dukenburg. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende
woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale, onderliggende lijnennet
van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De
fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid,
maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de
auto.
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de
haltevoorzieningen aan de Hogelandseweg tegenover de Lagelandseweg.
3.2.3
Expeditie
Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform
beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve
oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal
verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een
gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop
durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook
afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de
markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan
het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is
een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen
deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt
wordt voor het openbaar vervoer.
Expeditie van en naar het terrein van Synthon ontsluit via de Microweg. Voorheen een
ringstructuur maar nu doorbroken door de uitbreiding van Synthon. Vanaf de Hogelandsweg
is in westelijke richting de A73 snel te bereiken. In zuidelijke richting zijn de wijken
Lindenholt en Dukenburg goed te bereiken via de IJpenbroekweg. In oostelijke richting sluit
de Neerbosscheweg direct aan op de S100 waarmee de rest van Nijmegen goed te
bereiken is. Het verkeer richting het noorden kan goed doorstromen via de S100. Routering
van de gevaarlijke stoffen loopt vanaf de Neerbosscheweg over het gehele industriegebied
Westkanaaldijk.
3.2.4
Parkeren
De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het
gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op
het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen”
parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt
voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige
ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere
vervolmaking van de parkeerproducten. Daarbij worden de ontwikkelingen op het
mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de
vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer
transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op
parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden
van maatwerk).
22
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de uitgangspunten leefbaarheid, aantrekkingskracht
van de binnenstad en bereikbaarheid:



Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de
schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van
parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden
waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor
specifieke doelgroepen;
Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in
en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij
ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent
voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid
over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van
de economische functies en voorzieningen.
Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat
verkeersdeelnemers gericht kiezen of zij met fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid
kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de
groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van
bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk,
maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de
automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand
van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede
communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn
essentiële randvoorwaarden.
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van
parkeerartikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van
de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de
hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de
sterk stedelijke zone "Rest Bebouwde kom”. De volgende normen zijn van toepassing op
het plan:
Functie
Kantoor zonder baliefunctie
Kantoor met baliefunctie
Opslag
Industrie
Laboratorium
Werkplaats
Aantal parkeerplaatsen per 100m
1,55 parkeerplaatsen
2,75 parkeerplaatsen
0,75 parkeerplaats
2,25 parkeerplaatsen
2,25 parkeerplaatsen
2,25 parkeerplaatsen
2
Het benodigde aantal parkeerplaatsen moet en kan op eigen terrein worden opgelost.
Aan de hand van CROW publicatie 291 'Leidraad fietsparkeren' worden het aantal
fietsenklemmen bepaald voor het stallen van fietsen.
3.3
Milieu
3.3.1
Bedrijvigheid
Bedrijvigheid is, in de zin van de Wet milieubeheer, die bedrijvigheid die vermeld staat in
Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en als zodanig als inrichting aangemerkt zou
kunnen worden.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt in principe de toelaatbaarheid van de
bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
23
Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al
naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal
categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering
in bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals
geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten
van belang.
Uitgangspunt voor het onderhavige bestemmingsplan is dat de bedrijvigheid, die is
ingedeeld in de hindercategorieën SBI 3.1 en hoger ook passend geacht kan worden
binnen het plangebied dat alleen bestaat uit bedrijfslocaties, groen en verkeer.
Binnen het bestemmingsplan Haven- en industriegebied Nijmegen-West 1979 – 59
(Synthon) bevindt zich echter slechts één inrichting, Synthon B.V., een medisch en
farmacologisch speur- en ontwikkelingsbedrijf dat zich, in het bijzonder door de
ondersteunende activiteiten, in hinder categorie 3.1 bevindt en heeft een hindercirkel van 50
meter.
Echter bevinden zich binnen deze 100 meter geen gevoelige bestemmingen, alleen
bedrijven die op het industrieterrein West-Kanaaldijk aanwezig zijn. De beoogde
bestemmingsplanherziening beïnvloedt daarmee niet de bedrijvigheid in de omgeving van
het bestemmingsplan.
Er zijn binnen de naaste omgeving van het perceel een aantal bedrijven/inrichtingen
waarvan de hindercirkels reiken tot binnen het plangebied:
Straat
Huis Naam
nr.
Lagelandsewe 11 Smit Draad Bv
g
Lagelandsewe 40 Drukkerij Trioprint
g
Nijmegen BV
Lagelandsewe 51 P. Jordens schuifdaken
g
Lagelandsewe 52 Autoschade Cloosterman
g
Nijmegen BV
Lagelandsewe 58 Liander
g
Lagelandsewe 61 Auto Sevice Punt B.V.
g
Microweg
11 Rioolgemaal Microweg
Microweg
22 Nuon
Microweg
25
Hensgens Nijmegen B.V.
Microweg
31
Medimmune Pharma BV
Microweg
32
Microweg
35
Microweg
36
Microweg
37
Microweg
36
Microweg
40
24
SBI-C Activiteit
ode
3130 Draadfabriek
MilieuCat aspect
4.1 G200
2222.
4
5020.
3
5010.
4
4000.
3
5010.
4
9001
4000.
3
5010.
4
2442
3.2
Drukkerij
G100
Schuifdaken inbouw 2
auto's
Autoschadebedrijf
3.2
G30
Gasverdeelstation
3.1
G50
Garagebedrijf
2
G30
Rioolgemaal
Gasdrukregel-/
meetstation
Garagebedrijf
2
2
GE30
G30
2
G30
3.1
2
G-GE5
0
G30
2
G30
2
G30
3.1
2
G-GE5
0
G30
2
G30
Afvullen
geneesmiddelen
Auto Traa B. V.
5010. Garagebedrijf
4
Kien Nijmegen
5010. Garagebedrijf
4
Automobielbedrijf Terpstra 5010. Garagebedrijf
B. V.
4
Medimmune Pharma BV
2442 Afvullen
geneesmiddelen
Automobielbedrijf Terpstra 5010. Garagebedrijf
B. V.
4
Autoservicepunt
5010. Garagebedrijf
4
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
G100
Microweg
49
R.A. Car Cleaning
Microweg
51
Garage Opgenoort
Middenkampw 2
eg
Mead Johnson B.V.
5020. Carcleaningbedrijf
5
5010. Garagebedrijf
4
1551 Melkpoederfabriek
2
G30
2
G30
4.2
G300
Hoewel de hindercirkels van de bovenstaande inrichtingen tot over het plangebied reiken,
heeft dit voor de invulling van het plangebied geen consequenties, omdat binnen het
plangebied geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.
Voorts is er een inrichting buiten het plangebied die van invloed is op het plangebied vanuit
Externe veiligheid.
Straat
De
Vlotkampweg
Huis Naam
SBI-C Activiteit
nr.
ode
67 Broekman (voorheen TWO 6311. Op-/overslag gev.
2
stoffen
Bevi/
Cat BRZO
5.1 Bevi
Op deze inrichtingen wordt onder wordt onder de paragraaf 3.3.5 externe veiligheid nog
nader ingegaan.
3.3.2
Bodem
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Verkennend en nader
bodemonderzoek Microweg 20, Tebodin, d.d. 12-06-2008, nr. 38755.1/3415001 (NAZCA
4440) Dit onderzoek is via het internet te raadplegen door via:
http://145.11.60.41/MAP/multimedia/bodemonderz/4440.pdf
Uit het bodemonderzoek blijkt:




In één boring is op de diepte van 100-120 cm een sterk verhoogd gehalte aan arseen
aangetroffen. Deze verontreiniging is verder op de locatie in de grond niet aangetroffen.
De grond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK (0 – 2,0 m diep);
Het grondwater is plaatselijk sterk verontreinigd en arseen. Het arseen heeft mogelijk
een natuurlijke oorsprong waardoor er geen nader onderzoek gedaan is.
Het grondwater is plaatselijk sterk verontreinigd met benzeen. De oorzaak is een
onbekende lozing of lekkage van een olieproduct. De omvang van de
3
benzeenverontreiniging is minder dan 100m .
Op basis van het onderzoek blijkt sprake te zijn van een sterke grondwaterverontreiniging.
3
Omdat de omvang minder dan 100 m bedraagt en/of van natuurlijke oorsprong is, is er
geen sprake van “een geval van ernstige bodemverontreiniging” (Wet Bodembescherming).
Bij een eventuele onttrekking moet er bij de onttrekkingsvergunning/melding wel rekening
met de grondwaterkwaliteit gehouden worden bij verplaatsing en lozing.
Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we geen maatschappelijke en
financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
25
3.3.3
Geluid
Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals wonen en onderwijs, moet worden
onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de
geluidhinder die wordt veroorzaakt door verkeer over weg, water en spoor en van
gezoneerde industrieterreinen met als doel de geluidhinder te beperken. Aanvullend hierop
wordt het Nijmeegs Geluidsbeleid gehanteerd. In de Wet zijn voorkeurswaarden
opgenomen (zie onderstaande tabel).
Geluidsbron
Wegverkeerslawaai
Railverkeerslawaai
Industrielawaai
Voorkeurswaarde (voor woningen)
48 dB (Lden)
55 dB (Lden)
50 dB (A) (LAeq)
Bij geluidsbelastingen t/m deze voorkeurswaarden is er over het algemeen sprake van een
prettig akoestisch klimaat. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een
hogere geluidsbelasting toe te staan. De wet geeft deze mogelijkheid, maar kent ook
maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen dan
de voorkeurswaarde mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte procedure is
doorlopen: de hogere waarde procedure.
De voorkeurswaarden gelden alleen binnen wettelijk vastgelegde zones langs
verkeerswegen, waterwegen en spoorwegen en in de zone rond een gezoneerde
industrieterrein. Deze zones zijn zogenaamde aandachtsgebieden waarbinnen de
geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen bekeken moet worden. Bij nieuwe
ontwikkelingen binnen deze zones is altijd een akoestisch onderzoek vereist als het gaat
om geluidsgevoelige bestemmingen. Wegen waarop een 30 km/uur regime van toepassing
is kennen geen wettelijke zone. Er is dan ook geen wettelijke plicht deze wegen in een
akoestisch onderzoek te betrekken.
3.3.3.1 Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan laat geen gebouwen toe met een geluidsgevoelige bestemming. Er is
dan ook geen akoestisch onderzoek nodig vanwege wegverkeerslawaai.
3.3.3.2 Railverkeerslawaai
Het bestemmingsplan laat geen gebouwen toe met een geluidsgevoelige bestemming. Er is
dan ook geen akoestisch onderzoek nodig vanwege railverkeerslawaai.
3.3.3.3 Industrielawaai
In de huidige bestemmingsplannen worden bedrijven toegestaan (voorzover deze
voorkomen) in categorie 1 tot en met 3 van de Staat van Bedrijfsactviviteiten. In het nieuwe
bestemmingsplan kunnen deze categoriën blijven bestaan.
Bij een melding of aanvraag in het kader van de Wet Milieubeheer is een zonetoets nodig
om te onderzoeken of de activiteiten vanwege de bedrijven binnen de 50 dB(A) zonegrens
vallen en of de bestaande hogere geluidswaarden binnen de zone gerespecteerd blijven. In
deze zonetoets worden alle bedrijfsactiviteiten meegenomen van die inrichtingen die op het
gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West gevestigd zijn.
De huidige industrieterreingrens van het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West wordt
bij deze bestemmingsplanherziening niet gewijzigd.
26
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
3.3.4
Luchtkwaliteit
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende
twee zaken:


het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2
Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen
luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële
regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling
beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO 2) en
fijnstof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen
verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden
zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen. De normering voor NO 2 en PM10 is als
volgt:
Luchtkwaliteit
Grenswaarde NO2
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
Daggemiddelde grenswaarde PM10
Norm
3
40 ug/m
3
40 ug/m
3
max. 35 dagen/jaar > 50 ug/m
Ingangsdatum
1 januari 2015
1 januari 2011
1 januari 2011
Bij de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling moet met deze normering rekening worden
gehouden. Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke
ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:





de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden
maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de
inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit maximaal
3 %, of:
de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het
project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of:
bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke
ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De
verbetering en verslechtering zullen beiden moeten gelden voor overschrijdingssituaties
en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of:
de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig
met een vastgesteld programma zoals het NSL, of;
er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit,
hoeven dus niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer,
hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan
1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een
verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal.
De verwachting is dat de personendichtheid op het terrein niet veel zal wijzigen en ook het
type bestemming verandert niet significant. Derhalve zal de netto verkeersaantrekkende
werking van het plan beperkt zijn. Daarmee zal het plan ruim onder bovenstaande grens
blijven. Het plan is derhalve niet in betekenende mate (NIBM) en het hoeft derhalve niet aan
de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
27
Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in
werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige
bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het
beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM 10) en
stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven
en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige
bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter
vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg,
mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden
geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
Het plan betreft geen van de bovengenoemde gevoelige bestemmingen. Het plan voldoet
daarmee aan de regelgeving.
3.3.5
Externe veiligheid
3.3.5.1 Algemeen
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming
over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te
beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid
inrichtingen (Bevi) en transportroutes. De kans dat er een zwaar ongeval plaatsvindt, is voor
alle genoemde risicobronnen klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter
groot zijn. De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's
(zie definitielijst).Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden
aangegeven. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Hieronder worden de risico's
die ontstaan door de nieuwe ontwikkeling verantwoord.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen:





Het (Bevi-) bedrijf Broekman (voorheen TWO) (invloedsgebied 4250 meter),
Het Maas-Waalkanaal (invloedsgebied 1500 meter),
De route gevaarlijke stoffen Neerboscheweg, Hogelandseweg, Lagelandseweg en
Microweg (invloedsgebied 1500 meter),
De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch (invloedsgebied 1500 meter),
Diverse hogedrukaardgastransportleiding. (invloedsgebied 45 meter).
Verantwoording Plaatsgebonden risico (PR)
Van alle genoemde risicobronnen ligt de PR contour niet over het plangebied. Het PR is
dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
Verantwoording Groepsrisico (GR)
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid
buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs)
zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de
verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft hiernaast haar eigen beleidsvisie
vastgesteld op 12 februari 2014.
28
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Bevi-inrichtingen
Broekman Logistics B.V. ligt op ongeveer 800 meter van het plangebied aan de
Vlotkampweg 67 in het industriegebied Westkanaaldijk. Dit plan veroorzaakt niet of
nauwelijks een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. Gezien
de afstand van meer 800 meter vanaf de inrichting zal deze invloed slechts van zeer
beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet
overschreden. Ondanks dat het plan niet zorgt voor een toe- of afname van het groepsrisico
dient toch een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden omdat het niet
uitgesloten is dat een giftige wolk het nieuw in te richten terrein bereikt. In onderstaande
kader is de standaard verantwoording gegeven zoals die is opgenomen in de beleidsvisie
van de gemeente Nijmegen.
Verantwoording groepsrisico Toxisch scenario
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de
risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van
een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toe- of afname van
personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het
groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om
deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de
personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron niet goed mogelijk. Zoals
gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op
het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke
-6
stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10 ).
Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van
de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling
op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit
dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de
indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn
hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede
bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat
luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in
geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking
stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene
Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van
de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
29
Vervoer over transportassen
De rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal
Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden (1500 meter) van de rivier de Waal en het
Maas-Waalkanaal op respectievelijk 880 meter en 55 meter afstand.
Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs, december 2009),
blijkt dat zowel de Waal als het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route
(belangrijke binnenvaartroute). In de Circulaire wordt onderstaande risicoplafond
weergegeven in aantal schepen met gevaarlijke stoffen in beide richtingen per jaar.
Cat. stof en
voorbeeld
Waal
Maas-Waalkanaal
LF 1
Heptaan
9882
803
LF 2 Heptaan LT1
Ethyleenoxide
13958
146
2710
40
GF3
Ethyleenoxide
2135
289
GT3
Ammoniak
196
258
-6
Beide vaarwegen hebben geen PR 10 contour die buiten de oever ligt. Volgens het
CRnvgs is een berekening van het groepsrisico alleen nodig indien het groepsrisico groter
is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit is te bepalen volgens de vuistregels van de
(concept) Handleiding Risicoanalyse Transport (nov. 2011). Hieruit blijkt dat bij de
bevaarbaarheidsklasse 5 (Maas-Waalkanaal) de 10% maal de oriëntatiewaarde nergens
wordt overschreven. Gezien de afstand van het plangebied tot de Waal en de toename van
bevolking door het onderhavige project zal ook het totale groepsrisiconiveau door de Waal
niet wijzigen.
Wel is een groepsrisicoverantwoording nodig volgens niveau 2 uit de beleidsvisie externe
veiligheid omdat het bestemmingsplan binnen de BLEVE contour ligt van het
Maas-Waalkanaal.
De dichtheid van het aantal personen in het invloedsgebied van het Maas Waal Kanaal ter
plaatse is ongeveer 200 personen/ha. Het groepsrisico is lager dan 0,1 maal de
oriëntatiewaarde en zal in de komende jaren ook niet toenemen. Het nieuwe
bestemmingsplan staat geen verminderd zelfredzame personen toe. Het nieuwe object is
vanwege de omvang wel kwetsbaar. De afstand tot het kanaal is in de huidige en
toekomstige situatie gelijk. Veiligere alternatieven zoals het verplaatsen van de inrichting
buiten de 90 meter contour van het kanaal zijn niet reëel in relatie tot niet significante
veiligheidswinst die geboekt kan worden. De bestrijdbaarheid van het BLEVE scenario is
namelijk gezien de overvloedig aanwezige hoeveelheid bluswater en de goede
bereikbaarheid van het terrein voldoende. Ook de zelfredzaamheid is niet beperkt gezien de
nieuwe bestemming en de vluchtmogelijkheden zijn voldoende aanwezig.
De route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkelingen bevinden zich binnen het
invloedsgebied van gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd
(afstand is ongeveer 70 meter). Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het
daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie
Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen, ontwerp april 2012). De route wordt gebruikt ter
bevoorrading van langs de route gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn
voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een
beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300
meter.
30
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Het groepsrisico
Het groepsrisico van de weg ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde. Het maatgevend
scenario voor dergelijke wegen, gezien de zeer lage risico's hierop, niet de plasbrand maar
een toxisch scenario. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom ook
nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde
ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de
personendichtheid is van weinig invloed omdat binnen het plangebied uitgegaan wordt van
een toxisch scenario en niet van een plasbrand. Ook is de kans te overlijden als gevolg van
een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000.
-6
(10 ) Gezien het zeer beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen
niet realistisch.
Conclusie route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat
Externe veiligheid is, rekening houdend met de zeer lage risico's van de route gevaarlijke
stoffen, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het
plan.
De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch
Het plangebied ligt op een afstand van 1280 meter afstand van de spoorlijn Arnhem –
Nijmegen – 's-Hertogenbosch, en daarmee binnen het invloedsgebied (1500 meter) van
deze spoorlijn. Dit plan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied
aantallen aanwezigen. In het bijzonder veroorzaakt door de beoogde bouw van een
kantoorcomplex, een pick-up point en een restaurant. De invloed van deze verdichting zal
slechts van beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse
wordt niet overschreden. Omdat het plan echter zorgt voor een (beperkte) toename van het
groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden. Hiervoor wordt
verwezen naar het kader verantwoording groepsrisico toxisch scenario zoals eerder in deze
paragraaf eerder is beschreven.
Conclusie groepsrisico spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch
Externe veiligheid is, gezien de afstand tot de spoorlijn Arnhem – Nijmegen –
's-Hertogenbosch, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren
van het plan.
Hogedruk aardgastransportleiding
Diverse hogedruk aardgastransportleiding hebben een invloedsgebied welke over het
plangebied ligt. De leiding die door het plangebied zelf loopt heeft een diameter van slechts
11,4 cm en een druk van 40 bar. Het plangebied ligt dus binnen de 100% lethaalzone van
deze leiding (=30 meter). Hierdoor kunnen dus bij enkele rampscenario's slachtoffers
vallen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Btev) vereist een
groepsrisicoverantwoording indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Conform
art. 12.3b van het Bevb kan worden volstaan met een verkorte verantwoording indien het
groepsrisico met minder dan 10% toeneemt (Regeling externe veiligheid buisleidingen).
Van alle buisleidingen in de omgeving zijn groepsrisicoberekeningen gemaakt voor zowel
de oude als de nieuwe situatie. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met CAROLA versie
1.0.0.51 (zie bijlage voor het resultaat).
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
31
In de nieuwe situatie zijn de populatiegegevens gebruikt (werken, wonen, etc.) aangevuld
met een polygoon (150 personen extra) parallel aan de buisleiding N-576-68 in het
plangebied (worst case benadering). Het groepsrisico van deze buisleiding gaat van 0 naar
13 slachtoffers in 2,8 maal 10 miljard jaar. Dit plan leidt dus niet tot een meetbare toename
van het groepsrisico. De dichtheid van het aantal personen in het invloedsgebied van de
buisleiding is na het onderhavige besluit ongeveer 150 personen per ha.
Conclusie groepsrisico aardgasleidingen
Externe veiligheid is, gezien de relatief kleine hogedruk aardgastransportleiding en gegeven
bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)
Op 12 juni 2013 heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) als wettelijk adviseur op
daartoe strekkend verzoek advies uitgebracht met betrekking tot het plan.
Het advies wordt hieronder in essentie weergegeven:
De aanpassing van het bestemmingsplan zijn minimaal en de gevolgen voor de risico's ook
zeer beperkt. De verwachting is dat de personendichtheid op het terrein niet veel zal
wijzigen en ook het type bestemming verandert niet significant.
Momenteel zijn in het gebied brandkranen aanwezig en kan eventueel gebruik worden
gemaakt van het kanaal voor de bluswatervoorziening. Deze brandkranen dienen
beschikbaar te blijven voor de openbaarheid. Om de zelfredzaamheid te verbeteren wordt
de gemeente geadviseerd om een actieve risicocommunicatie te initiëren.
Cumulatie groepsrisico
Het berekenen van een cumulatief risico is niet mogelijk aangezien voor de diverse bronnen
andere rekenmethoden worden gebruikt. Het groepsrisico van de afzonderlijke bronnen is
echter laag. Cumulatie hiervan leidt niet tot nieuwe inzichten.
De bestemming als potentiele risicobron
Binnen het plangebied wordt een bestemming mogelijk gemaakt voor bedrijven die mogelijk
met gevaarlijke stoffen gaan werken. Hierdoor zouden zich bedrijven kunnen vestigen, of
kunnen bedrijven ontstaan, die onder het Bevi vallen. In de beleidsvisie externe veiligheid
van de gemeente Nijmegen (februari 2014) is vastgelegd dat voor het bedrijventerrein
Westkanaaldijk, waar dit plan onderdeel van uitmaakt, een restrictieniveau 2 geldt. Dat wil
-6
zeggen dat een eventuele PR*10 contour van een Bevi bedrijf niet over naburige bedrijven
mag vallen, en alleen eventueel buiten de inrichtingsgrens mag komen indien deze contour
over infrastructuur of groenvoorziening valt. In de regels van dit bestemmingsplan is deze
visie vertaald.
Conclusie Externe Veiligheid Totaal
Het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 59 is acceptabel
vanwege de onderstaande redenen:
1. Het plan heeft nauwelijks tot geen verhogende invloed op het groepsrisico.
2. Het plangebied ligt als geheel weliswaar binnen de invloedsgebieden van een inrichting,
een tweetal waterwegen, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, een spoorlijn,
evenals een hogedrukaardgastransportleiding, echter kan geen van de risicobronnen
32
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
als relevant met betrekking tot het groepsrisico worden aangemerkt. Dit groepsrisico
blijft (zeer) ruim onder de oriënterende waarde.
3. Ook cumulatie van de risico's leidt niet tot een enigermate significante verhoging van
het groepsrisico.
3.3.6
Fysieke veiligheid
3.3.6.1 Algemeen
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare
ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de
bereikbaarheid.
3.3.6.2 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de
incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te
ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen
het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw
goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare
ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
3.3.6.3 Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand
tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen.
Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
33
3.3.6.4 Bluswatervoorziening
Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de
bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van diverse gebouwen dient maximaal
40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de
3
panden in dit plangebied minimaal 60 m water per uur. Wanneer deze voorzieningen niet in
de openbare ruimte beschikbaar of realiseerbaar zijn, dan kunnen ze op particulier terrein
geeist worden. Indien de brandkranen die voorheen op de (openbare) Microweg lagen
komen te vervallen, dan zullen alternatieven voorzieningen (op particulier terrein) getroffen
moeten worden.
Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen, behoudens het hierboven
genoemde aandachtspunt.
3.3.6.5 Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen op
eigen terrein en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van de
gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier
terrein tot deze brandweertoegang mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10
meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen, behoudens de hierboven
genoemde aandachtspunten.
3.3.6.6 Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen
beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het
Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer
Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
3.3.7
Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De
Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de
duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en
adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit
kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door
gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar
om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende
omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs.
Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en
het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de
bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend
oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp
helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige
positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
34
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot
en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit
leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke
EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de
warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht
worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde
doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het op hoog niveau renoveren van een deel van de gebouwen, het introduceren van
nieuwe woonvormen en nieuwe functies en het hergebruiken van materialen uit de
openbare ruimte dragen bij aan de duurzaamheid van dit plan.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals
Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal
afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de
omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee
moeten worden gewogen.
3.4
Water
3.4.1
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.
Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet
ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en
Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:






Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw,
dec. 2000)
Bestuursakkoord Water (mei 2011)
Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
Waterplan 2010 – 2015 (WP4)
Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009)
Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
3.4.2
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het
gebied Westkanaaldijk. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk
Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) ”
relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
3.4.3
Oppervlaktewater
Binnen de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.
Kwalitatief
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het regenwater wordt vertraagd
en gefilterd aangeleverd aan de overstortvijver, welke via een duiker onder de
Neerbosscheweg is gekoppeld met het oppervlakte-watersysteem van Lindenholt.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
35
Kwantitatief
De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland.
Het regenwater wordt via de duiker op het oppervlaktewater van Lindenholt geloosd. Aan
de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief gezien sprake is van een
2
toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m hoeft geen extra berging te worden
gerealiseerd.
De toekomstige plannen zijn nog in ontwikkeling. Er is voor gekozen om daar waar mogelijk
te infiltreren, teneinde met het (toekomstig) verhard oppervlak de riolering zo min mogelijk
te belasten. Voor de veiligheid is er uitgegaan meer verhard oppervlak dan er in de
toekomst zal worden aangelegd.
2
In de toekomstige situatie komt er 9.226 m minder verhard oppervlak. Van de
2
2
geprojecteerde hoeveelheid verhard oppervlak, zijnde 84.097 m , wordt 25.552 m
2
aangesloten op aan te leggen infiltratievoorzieningen en 58.545 m op de riolering.
3.4.4
Grondwater
Het plangebied bevindt zich buiten een grondwaterwin- en/of
grondwaterbeschermingsgebied. De gemiddelde grondwaterstand bedraagt ca. 7,50 m
+NAP.
3.4.5
Riolering / hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de duiker bij de
Neerbosscheweg. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit
2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te
verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet
op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan
met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.
Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater
dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te
worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.
Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de
gemeente worden ingediend.
3.5
Natuur & Landschap
3.5.1
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee
de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000
is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de
Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de
Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Conclusie
In een straal van drie kilometer liggen geen gebieden van Natura 2000.
36
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
3.5.2
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in
1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de
natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de
Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende
gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal',
'Gelderse Poort'
 Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en
'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats
in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden
aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die
schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Om te bepalen of de Natuurbeschermingsweg aan de orde is, moet er een quick scan
gedaan worden.
Conclusie
Uit de quick scan (Tauw, 12 november 2012) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van
invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet
dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
3.5.3
Flora en faunawet
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe
wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles
wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in
verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst
inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en
faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in
het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende
planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent
dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in
principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de
verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden
aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek
naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond
worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen.
De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk
beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd
zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke
activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van Economische Zaken.
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd (Tauw, 12
november 2012). Uit dat onderzoek blijkt het volgende:
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
37
Toetsing van de beoogde ingreep aan door de Flora- en faunawet beschermde
natuurwaarden laat zien dat er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief
effect verwacht wordt. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de
planlocatie door beschermde soorten is daarom niet nodig. Een ontheffing van de Flora- en
faunawet is evenmin nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden daarom met uitzondering
van de zorgplicht, geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. De uitvoerbaarheid van
de beoogde ontwikkeling is daarom reëel.
Broedende vogels
Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als
een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te
starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het
plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van
broedende vogels voorkomen worden.
3.5.4
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen
natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de
provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het
gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de
bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de
landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.
Conclusie
Dit plan ligt op 2,5 km van de EHS en heeft geen invloed op de EHS.
3.5.5
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en
heeft als doelstelling:




inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun
onderlinge samenhang;
een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige
stedelijke ontwikkelingen;
de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een
uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van
het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In
bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast
kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op
wijkniveau.
De hoofdgroenstructuur is in dit bestemmingsplan niet aan de orde. De groene zones
rondom het terrein zijn echter wel van groot belang voor de groene uitstraling van het
terrein. Deze zijn dan ook als groen bestemd in het bestemmingsplan en sluiten aan op de
groenzone langs het kanaal. Tevens behoren deze zone en die langs de Neerbosscheweg
tot een droge ecologische dooradering die in en langs de randen van de stad lopen.
38
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Figuur 11: Groenstructuur
In het Groenplan wordt dit gebied als volgt omschreven:
“Langs het kanaal is een afwisseling van open en gesloten groengebieden met een
duidelijke bomenstructuur langs het kanaal. Deze groenzone is op de meeste plaatsen nog
intact en schermt het gebied af van het veelal omliggende landelijke gebied. Binnen het
gebied bestaat de groenstructuur uit brede groenstroken aan één zijde van de wegen. De
bomen in deze groenstrook zijn de dragers van het groen op het bedrijventerrein.”
Met dit bestemmingsplan komt een deel van de bedrijfsbestemming meer in het groen te
liggen dan nu het geval is. Daar staat tegenover dat in de zuidoosthoek de
groenbestemming wordt uitgebreid. Deze hoek wordt niet openbaar aangezien Synthon een
hek om het gehele terrein gaat zetten.
Het belang van het historische bomenlaantje op het terrein, zowel vanuit cultuurhistorie als
vanuit groen en ecologie, komt naar voren in de groenbestemming op deze laan die als
langzaamverkeer verbinding voor het personeel gaat fungeren.
Het goed inpassen van de hekwerken in het landschap en de groenstroken is van belang
om een groene uitstraling van het terrein en de aansluiting daarvan op de groene omgeving
te waarborgen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
39
3.5.6
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen
voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor
inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het
handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en
initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming,
aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame
instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:




Optimale inzet van middelen.
Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen.
Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op
particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden
gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur
vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De
hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel
beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
De Hogelandsweg, Neerbosscheweg en het kanaal behoren tot de hoofdbomenstructuur.
Voor behoud van het groene karakter van Nijmegen is het van belang dat deze structuur zo
veel mogelijk in tact blijft. Te kappen bomen dienen 1-op-1 vervangen te worden binnen de
hoofdbomenstructuur.
In dit bestemmingsplan blijft de hoofdbomenstructuur in stand.
40
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Figuur 12: Hoofdbomenstructuur
3.6
Archeologie
3.6.1
Archeologische uitgangsprincipes
Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is
een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld
kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie zo op behoud is gericht. Behoud, bij
voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid
terug.
De wens om archeologie in situ te behouden heeft verschillende achtergronden. Ten eerste
het uitgangspunt dat de natuurlijke conservering de beste is, en ten tweede dat archeologie
in zijn context begrepen moet worden. Een archeologische vondst, of het nu een voorwerp
of een structuur is, is een drager van informatie, in relatie tot zijn omgeving. Het zal altijd
iets kunnen zeggen over de lokale geschiedenis, vaak over de regionale geschiedenis en
soms ook over de nationale geschiedenis of zelfs internationale geschiedenis. Archeologie
zonder context heeft duidelijk aan waarde verloren.
Een derde uitgangspunt is de aanname dat toekomstige generaties mogelijk betere vormen
van archeologisch onderzoek zullen hebben. Typerend voor gravend archeologisch
onderzoek is dat het onderzoek het onderzoeksobject vernietigd: je kunt het maar eenmaal
onderzoeken. Dit verklaart de nadruk op het goed documenteren van wat er tijdens het
onderzoek aangetroffen wordt, zowel in het veld als nadien bij de uitwerking. Vandaar de
hoop dat door nieuwe technieken dit mogelijk zal veranderen. Zouden we nu alles opgraven
dan kan men later nooit meer onderzoek doen.
Een vierde en niet onbelangrijk punt is de economische kant van archeologisch onderzoek.
Dit kan erg duur zijn, waardoor bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van een plan in
het geding kan komen. Maatregelen om de bodem niet of maar beperkt te verstoren zijn
dan ook economisch zinvol.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
41
3.6.2
Rijksbeleid
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de
beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het
verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het
culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en
besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan
dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via
archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring
van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de
uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de
Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg
(WAMz, 1-9-2007).
3.6.3
Provinciaal beleid
De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de
Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste
van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in
bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele
uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen
op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking
hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij
mer-trajecten op provinciaal niveau.
De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op
gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd,
zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische
ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de
provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om
zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is
verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco
werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook
planologisch beschermd gaan worden.
3.6.4
Gemeentelijk beleid
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en
de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien.
Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch
onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen
archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische
(in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die
mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten
van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties
nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een
koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme,
een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het
tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in
de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft
Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische
beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en
zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw
Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie
(2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe)
bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen
deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
42
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ.
Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of
sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de
gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke
opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die
het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen
te bekijken.
3.6.5
Plangebied
Het plangebied ligt in een waarde 2 gebied, wat wil zeggen dat er een hoge verwachting is
op het aantreffen van archeologische waarden in de ondergrond. Aan een waarde 2 gebied
zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze
2
grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m en een
verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.
De hierna volgende tekst is uit de terreinbeschrijving van de Nijmeegse Archeologische
Beleids- en Advieskaart (ABAK) afkomstig, waar dit terrein beschreven is onder Z-35
Lindenholt-Noord:
Binnen dit terrein liggen zes terreinen van zeer hoge archeologische waarde Z-21, Z-22,
Z-24, Z-25, Z-26 en Z-27.
Omschrijving
Het terrein maakt deel uit van een oost-west georiënteerde 'zandrug', waarover vroegere
grondgebruikers / grondwerkers wordt gesproken. Over de genese van deze zandige
opduiking is niets bekend; mogelijk betreft het een holocene stroomgordel. In het terrein
liggen verschillende bekende vindplaatsen. Op grond hiervan geldt in het gehele terrein een
hoge verwachting voor bewoningsresten van de vroege ijzertijd tot de Romeinse tijd.
Bovendien liggen binnen dit terrein enkele ontginningsassen uit de late middeleeuwen, de
periode waarin de Lindenholt in cultuur is gebracht.
Archeologisch belang van het terrein
Er zijn verschillende vindplaatsen die het archeologisch belang van het terrein
onderstrepen.
IJzertijd: in 1976 is van een terrein bij boerderij Bijsterhuizen de bovengrond afgegraven om
daar weer grond te kunnen deponeren afkomstig van de verbreding van het
Maas-Waalkanaal. Tijdens die afgraving constateerde de AWN afdeling Nijmegen e.o. in
een oude riviermeander een grijze laag met aardewerkvondsten, die dateren uit de vroege
midden-ijzertijd. Dit is een aanwijzing voor de aanwezigheid van een nederzetting uit die
periode.
Romeinse tijd: Aan het eind van de jaren veertig van de vorige eeuw voerde de Stichting
Bodemkartering een booronderzoek uit. Tijdens dit onderzoek is aan de
Bijsterhuizensestraat, op een natuurlijke verhoging in het landschap, een aantal scherven
gevonden van potten uit de Romeinse tijd. De vondsten wijzen op bewoning in de
Romeinse tijd. Op grond van die informatie is het terrein door de Rijksdienst voor Cultureel
Erfgoed aangemerkt als terrein met hoge archeologische waarde. Aan de andere kant van
de straat, net buiten de gemeente Nijmegen heeft het terrein de status van archeologisch
rijksmonument
In 2001 zijn, tijdens de archeologische begeleiding van de werkzaamheden voor het leggen
van een elektriciteitskabel langs de Energieweg, over de lengte van ongeveer 100 meter
wat sporen uit de Romeinse tijd gevonden. Het ging daarbij om enkele greppels en ten
minste een kuil, waarin terra sigillata is aangetroffen. Ook is een waterput gezien die
vermoedelijk uit de Romeinse tijd stamt.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
43
In 2009 is op een kleiner deel van het gebied een niet representatief bureau- en
booronderzoek uitgevoerd. Daarbij is vastgesteld dat delen van het terrein verstoord
(kunnen) zijn. Gezien de beperkingen van dat onderzoek kan het hier niet meegenomen
worden. Bij ontwikkelingen die groter zijn dan de ondergrenzen zoals aangegeven in de
bestemmingsplanregels, zal dus nader onderzoek nodig zijn.
Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder
kort worden weergegeven.
Figuur 13: Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoloige (KNA).
44
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet
aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven
staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om
maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men
in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd
worden steeds beter worden.
Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het
vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen.
Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een
opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.
3.6.6
Benodigd onderzoek
Er moet onderzoek komen waarin vastgesteld wordt hoe het met de archeologische waarde
van het plangebied is gesteld. Archeologisch onderzoek waarbij geboord of gegraven wordt,
kan alleen verricht worden door daartoe gecertificeerde bedrijven en instellingen. Voor een
gravend onderzoek is een vooraf door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen
verplicht.
Door het opnemen van de gestandaardiseerde regels uit het facetbestemmingsplan
archeologie van de gemeente Nijmegen, in het bijzonder die voor waarde 2 archeologie,
wordt geborgd dat het benodigde onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit wordt
vervolgens als voorwaarde aan de benodigde omgevingsvergunning gekoppeld. Met het
indienen van het door de bevoegde overheid goedgekeurd onderzoeksrapport zal dan aan
de gestelde voorwaarden vanwege de archeologie voldaan zijn.
3.6.7
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze
weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende
zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
3.7
Cultuurhistorie
3.7.1
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft
identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet
om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van
bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering
Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening
(Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht
cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke
ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van
bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen
cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan
conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten
worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
45
3.7.2
Gemeentelijk beleid
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde
Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te
actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door
de raad is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de
gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor
worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en
bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige
stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te
behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de
daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze
ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de
ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische
elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als
beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop
we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis
voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het betreffende bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 1 van de
cultuurhistorische beleidskaart. Dit houdt in dat bij ruimtelijke plannen alleen gestreefd
wordt naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren.
Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis.
3.7.3
Cultuurhistorische waarden
Het terrein van Synthon aan de Microweg ligt in een gebied dat vroeger tot het dorp
Neerbosch behoorde. Het gebied is rond 1300 door de Graaf van Gelre voor ontginning
uitgegeven. De structuur van deze ontginning is eeuwenlang bewaard gebleven in de
verkavelingsstructuur van het agrarische gebied. De straten van Hees en Neerbosch, zoals
de Kerkstraat, Dennenstraat en Dorpsstraat volgden de oude verkavelingsstructuur.
In 1867 stichtte evangelist Johannes van 't Lindehout en zijn vrouw op een stuk grond van
boerderij Het Spijkerhof aan de Nederheidseweg in Neerbosch een nieuw weeshuis, het
latere Kinderdorp Neerbosch. Het weeshuis, dat vrij achteraf lag, was bereikbaar via een
kilometerslang grindpad, dat begon nabij het witte kerkje aan de Dorpsstraat in Neerbosch.
Dit pad volgde eveneens de middeleeuwse verkavelingsstructuur, zoals onder andere te
zien is op de kaart van het gebied in de Gemeente Atlas Nijmegen uit 1866.
Vanaf de jaren '20 voltrok zich de eerste grote verandering in de omgeving van Neerbosch:
Het Maas-Waalkanaal wordt gegraven en de oprijlaan van de inrichting wordt afgesneden
van de Dorpsstraat. Ook de Dorpsstraat zelf wordt in tweeën gesneden.
Vanaf de jaren '70 van de twintigste eeuw wordt de nieuwe wijk Lindenholt gebouwd en het
bedrijventerrein Westkanaaldijk aangelegd. Van de oude verkavelingsstructuur en het pad
naar Kinderdorp Neerbosch is nog maar weinig zichtbaar, op een klein pad naast de kerk
aan de Dorpsstraat, een stukje op het terrein van Synhton en de huidige
Scherpenkampweg op het terrein van Kinderdorp Neerbosch.
46
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
3.7.4
Conclusie
Voor dit plangebied, gelegen in gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart, geldt
dat historische structuren behouden dienen te blijven. Met de voorgestelde
bestemmingsplanherziening heeft het oude pad, dat leidde van de Dorpsstraat in
Neerbosch naar Kinderdorp Neerbosch, een groenbestemming gekregen. Hiermee is
gewaarborgd dat deze historische structuur behouden blijft en herkenbaar blijft. Vanuit het
oogpunt van cultuurhistorie zijn er daarom geen bezwaren tegen het voorgestelde
bestemmingsplan.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
47
48
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1
Economische uitvoerbaarheid
De betreffende locatie is grotendeels in eigendom van de ontwikkelaar, Synthon. Het
overige deel is eigendom van de gemeente Nijmegen en wordt tegen vergoeding
overgedragen aan de ontwikkelaar.
Met de ontwikkelaar is een koopovereenkomst afgesloten waarin o.a. afspraken zijn
gemaakt over te vergoeden grondkosten, door ontwikkelaar uit te voeren werkzaamheden
en de grondoverdracht.
In de planexploitatie G609 Microweg Synthon, zijn de kosten en de sluitende dekking
opgenomen. De kosten bestaan hoofdzakelijk uit plankosten. De dekking bestaat uit: te
verkopen grond.
Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch
uitvoerbaar is.
Door de aangegeven dekkingen is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van
het bestemmingsplan geen exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro vastgesteld te
worden.
4.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan is op 3 september 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het
ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter visie worden gelegd. De kennisgeving
van de terinzagelegging zal plaats vinden via de website van de gemeente Nijmegen
(http://bekendmakingen.nijmegen.n) en de Staatscourant. De stukken zullen fysiek ter
inzage worden gelegd bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
49
50
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 5 Vooroverleg
5.1
Provincie Gelderland
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop
en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel
3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is
weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.
5.2
Waterschap
Bij brief van 16 september 2014 heeft het Waterschap Rivierenland geschreven dat zij geen
opmerkingen hebben bij de Verbeelding en Regels van het bestemmingsplan. Wel merken
zij op dat bij voor de uitvoering van het plan een watervergunning van het waterschap is
vereist.
5.3
Gasunie
Bij e-mail van 4 augustus 2014 heeft Gasunie geschreven dat zij geen opmerkingen
hebben.
5.4
Rijkswaterstaat
Bij e-mail van 26 augustus 2014 heeft Rijkswaterstaat geschreven dat zij geen opmerkingen
hebben.
5.5
Alliander
Bij e-mail van 3 september 2014 heeft Alliander geschreven dat zij geen opmerkingen
hebben.
5.6
Ministerie Infrastructuur en Milieu
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld.
Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en
op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe
markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het
Rijk.
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale
belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn
opgenomen in de Realisatieparagraaf:












Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
Grote rivieren
Kustfundament
IJsselmeergebieden
IJsselmeergebied Regionale watersystemen
Ecologische hoofdstructuur
Nationale Landschappen
Rijksbufferzones
Recreatie
Derde Nota Waddenzee
Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
Project Mainport Rotterdam
Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen. Er is dus
geen vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met het Ministerie noodzakelijk.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
51
52
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Bijlagen bij toelichting
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
53
Bijlage 1
54
berekening gasleiding
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Bijlage 2
Flora en Fauna onderzoek
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
55
Bijlage 3
56
advies Regionale Brandweer
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Bijlage 4
bodemonderzoek
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
57
58
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Regels
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
59
60
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) met
identificatienummer NL.IMRO.0268.BP41W59-ON01 van de gemeente Nijmegen.
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan
niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.5
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.7
archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:


1.8
archeologische verwachtingswaarden;
vastgestelde archeologische waarden of resten.
archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.9
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
61
1.10
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of
begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een
opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.
1.11
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en
verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij
eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse
vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks
verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en
parkeren.
1.14









beperkt kwetsbaar object
verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een
dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en
dienst- en bedrijfswoningen van derden.
Kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
Hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden
aangemerkt.
Winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
Sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen.
Sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet
als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt.
Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
Objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de
gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen
dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een
ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of
electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die
objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen
vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.
1.15
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning;
b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.16
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
62
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
1.17
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18
BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit
Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.19
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning.
1.20
bijgebouw
een in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op
hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht is ten behoeve
van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.21
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
1.22
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond
en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
1.25
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.26
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
63
1.27
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden.
1.28
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het
bouwvlak.
1.29
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.30
gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het
aantreffen van archeologische resten.
1.31
gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.32
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
1.33
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
a.
b.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
woningen;
andere geluidsgevoelige gebouwen:
onderwijsgebouwen;
ziekenhuizen;
verpleeghuizen;
verzorgingstehuizen;
psychiatrische inrichtingen;
kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
I.
een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet
(woonwagen);
II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.34
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
64
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
1.35
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd
en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of
uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.36
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen.
1.37
hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of
bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38
hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus
en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van
passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
1.39
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in
hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische
arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.40




kwetsbaar object
Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten.
Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag,
van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
2. scholen;
3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte
van de dag aanwezig zijn, zoals:
1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto
vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke
bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto
vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in
die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50
personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.41
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
65
1.42
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane
grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens
hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens
hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.43
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan
ondergeschikt is.
1.44
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden.
1.45
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet
zijnde een gebouw.
1.46
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar
is.
1.47
parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's
kunnen parkeren.
1.48
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.49
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een
ander tegen vergoeding.
1.50
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen.
66
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
1.51
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel
onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens
begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.52
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens,
wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende
constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen,
brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken,
zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, abri's en dergelijke.
1.53
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of
van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.54
terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling
waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden
geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.55
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het
gebouw gelegen ruimte.
1.56
verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet
voor doorgaand verkeer.
1.57
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.58
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater
zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.59
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
67
1.60
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen
of woonboot.
1.61
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.62
zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte
zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn
zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen,
gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote
zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven,
basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.
68
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot
aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de
andere lijn.
2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige
bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming
toegestane activiteit/functie.
2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel
waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere
technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het
hoogste punt van de kap.
2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9
gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak
wordt gemeten.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
69
2.10
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers,
(brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies,
hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes
aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om
een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
70
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
2.11
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.12
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
71
2.13
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.14
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te
geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van
ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.15
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat
binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt
voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.16
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als
bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een
(al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van
de hoofdtoegang;
b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan
de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld
ter plaatse van de hoofdtoegang;
c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse
hoofdgebouw;
d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld.
2.17
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter
toonbanken.
2.18
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane
grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
72
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
3.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven zijn toegestaan voor zover
-6
de 10 contour van het plaatsgebonden risico niet over andere bouwpercelen valt;
b. ondergeschikte kantoren;
c. opslag en uitstalling;
d. ontsluitingswegen;
e. opwekking van duurzame energie door middel van kleinschalige (urbane) windturbines;
f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende
voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de
volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak';
b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden
de volgende bepalingen:
1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van
de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven
bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is
aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden
bebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding
'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum
goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
3. binnen de aanduiding 'sba-ba1' geldt dat tot maximaal 50% van het
aanduidingsvlak 'sba-ba1' de goot- en bouwhoogte mag worden overschreden tot
maximaal 25 meter;
4. binnen de aanduiding 'sba-ba2' geldt dat tot maximaal 50% van het
aanduidingsvlak 'sba-ba2' de goot- en bouwhoogte mag worden overschreden tot
maximaal 50 meter;
5. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding sba-lb"
zijn loopbruggen toegestaan om de bebouwing aan weerszijden van deze gronden
met elkaar te verbinden. De loopbruggen zijn toegestaan op het niveau van de
tweede tot en met de hoogste bouwlaag van het naastgelegen gebouw, maar in
ieder geval niet hoger dan 18 meter, onder de voorwaarden dat:
 de onderlinge verticale afstand tussen de loopbruggen minimaal 3 meter
bedraagt;
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
73

de afstand tussen de onderzijde van de grondvloer van de loopbrug en het
hoogste punt van de loopbrug mag maximaal 4 meter bedragen.
6. ten behoeve van de realisering van urbane windturbines de maximum bouwhoogte
met maximaal 5 meter mag worden overschreden;
c. op het bouwperceel buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen, doch uitsluitend aan de
voorzijde van en aangrenzend aan het hoofdgebouw, worden gebouwd:
1. aan- en uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, tot een maximum breedte van
60% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw en een maximum diepte van 2
meter; de goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het
hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de
direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen;
2. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels
en balkons, met een maximum diepte van 2 meter;
d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde,
mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien
verstande dat:
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de
bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde,
niet meer dan 4 meter mag bedragen.
3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren;
b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen;
c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer
dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht
onttrokken te zijn.
3.4
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan
genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet
op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de
aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter
plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn
genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet
op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te
behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
74
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 4
4.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, in- en
uitritten en fiets- en voetpaden;
c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' is een in- en uitrit voor gemotoriseerd verkeer
mogelijk;
d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers,
alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en
overbruggingen;
e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals
(brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het
aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen;
b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte
zoals bedoeld in artikel 11.2 ;
c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de
volgende regels:
a. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen
ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals
(brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met
een maximum diepte van 2 meter;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de
bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen
niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse
parkeervoorzieningen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
75
Artikel 5
5.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen),
verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer
(waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere
waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds;
c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende
voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals
(brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het
aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen;
b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte
zoals bedoeld in artikel 11.2 ;
c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de
volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen
2
mag per fietsenstalling niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte van
fietsenstallingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
b. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende
voorzieningen mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter
bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bouwwerken, geen gebouwen of
overkappingen zijnde, hoger zijn.
76
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 6
6.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of
bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte
zoals bedoeld in artikel 11.2 ;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
6.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet
meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger
mogen zijn;
b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende
bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet
worden gebouwd.
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in:
lid 6.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden
geldende bestemmingen.
6.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning voor niet kwetsbare objecten kan worden verleend indien de
belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.
6.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en)
omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en)
niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
77
6.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van
bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond;
d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere
oppervlakteverhardingen;
e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de
bestemming;
f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
6.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en)
hierdoor niet worden geschaad.
6.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij bij de beheerder(s) van de leiding(en)
omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de
belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
78
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 7
7.1
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding
en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte
zoals bedoeld in artikel 11.2;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
7.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet
meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat hoogspanningsmasten hoger
mogen zijn.
b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende
bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet
worden gebouwd, tenzij het gaat om bestaande bouwwerken.
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Afwijkingbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in:
lid 7.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden
geldende bestemmingen.
7.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en)
hierdoor niet worden geschaad.
7.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
7.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en)
omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en)
niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
79
7.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van
bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond;
d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere
oppervlakteverhardingen;
e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de
bestemming;
f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
7.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de
belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.
7.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en)
omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de
belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
80
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 8
8.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of
bescherming van een rioolwatertransportleiding.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte
zoals bedoeld in artikel 11.2 ;
b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
8.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet
meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger
mogen zijn.
b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende
bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet
worden gebouwd.
8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in:
lid 8.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden
geldende bestemmingen.
8.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en)
hierdoor niet worden geschaad.
8.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
8.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en)
omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en)
niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
81
8.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van
bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond ;
d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere
oppervlakteverhardingen;
e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de
bestemming;
f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
8.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de
belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad.
8.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en)
omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de
belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
82
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 9
9.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische
verwachting).
9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 2
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
9.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet
meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger
mogen zijn;
b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende
bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet
worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
1. er op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de
betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of
bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing,
waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand
gebouw;
4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld;
5. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
2
overkappingen van het bouwperceel maximaal 100 m bedraagt;
6. het gaat om bestaande bouwwerken.
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de
overige voor deze gronden geldende bestemmingen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
83
9.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch
onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
9.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
9.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent
de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden
(kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische
waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een
omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals: alternatieven voor heiwerk, het
aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel
zijn gericht;
b. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h van de Monumentenwet
1988;
c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door
een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
9.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1
Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven,
verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van
drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten;
d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen
of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van
voorwerpen in de grond;
f. het verlagen van het waterpeil;
g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h. het omzetten van grasland in bouwland;
i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur.
84
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
9.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een
van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
a. op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b. de werken en werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het
maaiveld;
c. de oppervlakte van werken en werkzaamheden als bedoeld onder 9.4.1 onder d niet
2
groter is dan 100 m ;
d. de werken en werkzaamheden:
1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
4. het archeologisch onderzoek betreffen.
9.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op
grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische
waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
9.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent
de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden
(kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische
waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
9.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a
van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te
doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig
zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch
onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige
archeologische waarden aanwezig zijn.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
85
86
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 10
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
87
Artikel 11
11.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van
beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte
van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene
aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
11.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair,
infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag,
wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle
bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte
van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen
zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van
toepassing zijn.
11.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op
de begane grond toegestane functies;
b. bouwen onder peil is toegestaan binnen en buiten de aanduiding 'bouwvlak' ten
behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in
artikel 11.2 is toegestaan;
d. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van
toepassing zijn.
88
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 12
12.1
Algemene gebruiksregels
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is
verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
12.2
Seksinrichting of escortbedrijf
12.2.1 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van
gronden en gebouwen ten behoeve van:
a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen
aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen;
b. raam- en straatprostitutie.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
89
Artikel 13
13.1
Algemene aanduidingsregels
geluidzone - industrie
Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht
het bepaalde in de geldende bestemmingen, geen bebouwing voor geluidsgevoelige
functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder
is vastgesteld.
13.2
Overige zone - zichtas
ter plaatse van de aanduiding overige zone - zichtas mag gebouwd worden, met dien
verstande dat de gevel transparant wordt uitgevoerd.
90
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 14
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van
de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een
bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een
verbetering is.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
91
Artikel 15
15.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de
Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
b. de ruimte tussen bouwwerken.
15.2
Parkeerregels bij gebruikswijzigingen
15.2.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt
voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen,
laden en lossen. Deze regeling is alleen van toepassing voor zover de bouwverordening
niet van toepassing is.
15.2.2 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
a. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding
geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende
mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende
en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de
wijze zoals beschreven in de beleidsregels Parkeren.
b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet
afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis
wordt geacht te zijn voldaan:
1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m en ten
hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen met dien verstande dat als de parkeerruimte
tevens fungeert als toegang tot het gebouw de afmetingen ten minste 3,00 m bij 5,00
meter dienen te bedragen;
2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m
bij 5,00 m bedragen;
c. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding
geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laad- en losruimte, in
voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken
behorende en daartoe bestemde gronden.
15.2.3 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 en 15.2.2. Het bevoegd gezag neemt hierbij onder
andere in overweging of:
a. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt
voorzien;
b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt
aangetast.
c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
92
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
15.2.4 Strijdig gebruik
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor
zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te
allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig
gebruik.
15.3
Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een
(enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde
met betrekking tot de dubbelbestemming.
Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende
prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:
a.
b.
c.
d.
in de eerste plaats de planregels van artikel Leiding - Gas;
in de tweede plaats de planregels van artikel Leiding - Hoogspanningsverbinding;
in de derde plaats de planregels van artikel Leiding - Riool;
in de vierde plaats de planregels van artikel Waarde - Archeologie 2;
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
93
94
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16
16.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1.1 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in artikel 16.1.1 met maximaal 10%.
16.1.3 Uitzonderingen
Artikel 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2
Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
16.2.2 Strijdig gebruik
a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel
16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
16.2.3 Uitzonderingen
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
95
Artikel 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
96
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Artikel 17
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59
(Synthon)'.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
97
98
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Bijlagen bij de regels
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
99
Bijlage 1
Nijmegen)
Staat van bedrijfsactiviteiten (model
Staat van bedrijfsactviteiten
05
Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat
0502
Kweken van vis en schaaldieren
3.1
15
Milieuaspect
G-GE30
Industrie
Cat
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
1511
Slachterijen (geen pluimveeslachterijen)
3.2
1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden
3.1
1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige 3.1
vleesverwerking
1551
Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j
3.2
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j
4.2
2
1552
Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m
2
2
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m
3.2
1561
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u
4.1
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u
4.2
1562
Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u
4.1
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u
4.2
1571
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u
4.1
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u
4.2
1572
Vervaardiging van voer voor huisdieren
4.1
1581
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg 2
meel/week
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg 3.2
meel/week
1582
Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit
3.2
2
1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m
2
2
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m
3.2
2
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m
5.1
1585
Vervaardiging van deegwaren
3.1
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g.
4.1
1591
Distilleerderijen en likeurstokerijen
4.2
1596
Bierbrouwerijen
4.2
Milieuaspect
G-GE100
G-GE50
G-GE50
17
Vervaardiging van textiel en textielproducten
1771
1772
Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken
3.1
Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en 3.1
pullovers
Milieuaspect
G50
G50
18
Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
1822
1823
1824
Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding 2
van leer)
Vervaardiging van onder- en nachtkleding
2
Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g.
2
20
Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, Cat
100
Cat
Cat
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
G100
G100
G30
G100
G200
G300
G-GE200
G-GE300
G-GE200
G-GE300
G-GE200
G-GE30
G-GE100
G-GE100
G-GE30
GE100
GE500
GE50
GE200
GE300
GE300
Milieuaspect
G30
G30
G30
Milieu-
riet e.d.
2020
Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen
2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk
3.2
3.2
21
Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; Cat
uitgeverijen en drukkerijen e.d.
2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u
3.1
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u
2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton
2123
Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier
2125
Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren
22
4.1
4.2
3.2
3.2
3.2
aspect
G-GE100
G100
Milieuaspect
G-GE-S5
0
G200
G300
G100
G100
G100
2222.1
2222.2
2222.3
2222.5
2222.6
2223
2224
2225
2231
Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen Cat
media
Drukkerijen van boeken e.d.
3.2
Drukkerijen van tijdschriften
3.2
Drukkerijen van reclame
3.2
Drukkerijen van formulieren
3.2
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2
Grafische afwerking en binderijen
1
Grafische reproductie en zetten
2
Overige activiteiten verwant aan de drukkerij
2
Reproductie van geluidsopnamen
1
Milieuaspect
G100
G100
G100
G100
G30
G10
GE30
G-GE30
G10
24
Vervaardiging van chemische producten
Cat
2416
Vervaardiging van kunststof in primaire vorm
5.2
Milieuaspect
GE700
2430
Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek
4.2
GE300
2442
Formulering en afvullen geneesmiddelen
3.1
G-GE50
2466
Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken
3.1
G-GE50
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g.
4.1
G-GE200
25
Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
Cat
2522
Productie
van
verpakkingsmateriaal
en
assemblage 3.1
kunststofbouwmaterialen
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen
4.1
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen
4.2
Vervaardiging van overige producten van kunststof
4.1
Milieuaspect
G-GE50
2524
26
2612
Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en Cat
gipsproducten
Vormen en bewerken van vlakglas
3.1
2613
2621
Vervaardiging van holglas
3.2
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens 2
< 40 kW
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens 3.2
= 40 kW
2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw
5.2
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
GE200
GE300
GE200
Milieuaspect
G50
G100
G30
G100
G700
101
2663
3.2
G100
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d
4.2
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 3.1
2
2.000 m
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 3.2
2
2.000 m
G300
G50
Milieuaspect
G-GE700
2751
Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van Cat
producten van metaal
Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 5.2
1.000t/j
Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j
4.2
2754
Gieten van overige non-ferrometalen
G300
28
Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en Cat
transportmiddelen)
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw 3.1
2
p.o.= 200 m
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw 3.2
2
p.o.> 200 m
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 3.1
2
m
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 3.2
2
m
Oppervlaktebehandeling, Algemeen
3.2
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren
3.2
2
Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m
3.1
2
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m
3.2
Vervaardiging van hang- en sluitwerk
3.2
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 3.1
2
m
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 3.2
2
m
Milieuaspect
G50
29
Vervaardiging van machines en apparaten
2911
Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren 4.1
2
voor
vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m
2
Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m 4.1
Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen,
4.1
2
p.o. > 2.000 m
Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen 4.1
tractoren),
2
p.o. > 2.000 m
Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van 4.1
2
papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m
Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor 4.1
2
specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m
Milieuaspect
G200
2670
27
2710
2811
2812
2851
2852
2863
2875
2921
2922
2932
2955
2956
30
3002
31
102
Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d
4.2
Cat
G100
G300
G100
G50
G100
G100
G-GE100
G50
G100
G100
G50
G100
G200
G200
G200
G200
G200
Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en Cat
instrumenten
Vervaardiging van computers
2
Milieuaspect
G-GE30
Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten Cat
en benodigdheden
Milieuaspect
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
3110
G-GE200
3130
Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en 4.1
transformatoren
Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad
4.1
3162
Vervaardiging van koolelektroden
GE1500
32
Vervaardiging
van
audio-,
videoen Cat
telecommunicatieapparaten en benodigdheden
Vervaardiging van elektronische componenten
3.1
Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van 3.1
apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie
Milieuaspect
G50
G50
Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, Cat
orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische
instrumenten en uurwerken
3310.1 Tandtechnische bedrijven
2
3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en 2
overige orthopedische en protheseartikelen
3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor 2
de bewaking van industriële processen)
3350 Vervaardiging van uurwerken
2
Milieuaspect
34
Milieuaspect
G200
G200
3210
3220
6
33
Vervaardiging van transportmiddelen
3420.1 Carrosseriebouw
3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers
35
Cat
4
4
G200
G-GE30
G-GE30
G30
G30
Vervaardiging
van
transportmiddelen
(geen
auto's, Cat
aanhangwagens en opleggers)
1
Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m , 5.1
baggermaterieel, booreilanden e.d.
Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, 4.1
1
metaal < 25 m
Vervaardiging van fietsen
3.2
Vervaardiging van invalidenwagens
3.2
Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
3.2
Milieuaspect
G500
3611
3612.1
3612.2
3615
3622
3630
3663.1
3663.2
Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige Cat
goederen n.e.g.
Vervaardiging van zitmeubels
3.2
Interieurbouw
3.2
Vervaardiging van bedrijfsmeubels
3.2
Vervaardiging van matrassen
3.2
Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden)
2
Vervaardiging van muziekinstrumenten
2
Sociale werkvoorziening
2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
3.1
Milieuaspect
G100
G100
G100
G100
GE30
G-GE30
G-GE30
G50
37
Voorbereiding tot recycling
Cat
3720
Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval)
4.2
Milieuaspect
G300
40
Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water
Cat
3511
3512
3542
3543
3550
36
4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW
4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water
4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water
5.1
5.1
4.2
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
G200
G100
G100
G100
Milieuaspect
G500
G500
G300
103
41
Winning en distributie van water
Cat
4100
Winning en distributie van water
3.1
45
Bouwnijverheid
Cat
2
4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m
3.1
2
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m
3.2
2
4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m
3.1
2
Grondverzet b.o. > 2000 m
3.2
2
4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m
3.1
2
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m
3.2
2
4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m
3.1
2
Leggen van kabels en buizen > 2000 m
3.2
2
4522
Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m
3.1
2
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m
3.2
4523.1 Aanleggen
van
wegen,
luchthavens,
spoorwegen
en 3.1
2
sportterreinen < 2000 m
Aanleggen
van
wegen,
luchthavens,
spoorwegen
en 3.1
2
sportterreinen > 2000 m
2
4523.2 Stratenmaken < 2000 m
3.1
2
Stratenmaken > 2000 m
3.2
2
4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m
3.1
2
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m
3.2
2
4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m
3.1
2
Vlechten van betonstaal > 2000 m
3.2
4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 3.1
2
2000 m
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 3.2
2
2000 m
2
4531
Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m
3.1
2
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m
3.2
2
4532
Isolatiewerkzaamheden < 2000 m
3.1
2
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m
3.2
2
4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m
3.1
2
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m
3.2
4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 3.1
2
2000 m
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 3.2
2
2000 m
2
4534
Overige bouwinstallatie < 2000 m
3.1
2
Overige bouwinstallatie > 2000 m
3.2
2
4541
Stukadoren < 2000 m
3.1
2
Stukadoren > 2000 m
3.2
2
4542
Timmeren < 2000 m
3.1
2
Timmeren > 2000 m
3.2
2
4544
Schilderen en glaszetten < 2000 m
3.1
2
Schilderen en glaszetten > 2000 m
3.2
2
4545
Overige afwerking van gebouwen < 2000 m
3.1
2
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m
3.2
50
Reparatie van consumentenartikelen en handel
5020.1 Auto-onderdelenservicebedrijven
5020.2 Bandenservicebedrijven
5020.3 Reparatie van specifieke auto-onderdelen
104
Cat
2
2
2
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
Milieuaspect
G50
Milieuaspect
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G50
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G100
Milieuaspect
G30
G30
G30
5020.4 Carrosserieherstel
3.2
5020.5 Overig onderhoud en slepen van auto's
2
5030.1 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en 2
-accessoires
5030.2 Groothandel en handelsbemiddeling in banden
2
5040.1 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en 2
onderdelen en accessoires daarvan
G100
G30
G30
51
Milieu-as
pect
G50
5121.5
5121.8
5122
5123.1
5123.2
5124.1
5131.1
5132
5133.1
5134
5136
5137
5138.1
5138.3
5139
5142.1
5142.3
5142.6
5143.2
5143.3
5143.4
5143.5
5146.2
5147.1
5147.4
5147.5
5147.8
5147.9
5148.1
5148.3
5148.4
5148.5
5148.6
5148.7
5151.2
Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en Cat
motorfietsen)
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 3.1
500 t/u
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 4.2
500 t/u
Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u
3.1
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u
4.2
Groothandel in bloemen en planten
2
Groothandel in levend vee
3.2
Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 3.2
Groothandel in huiden en vellen
3.1
Groothandel in groenten en fruit
3.1
Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet 3.1
levend)
Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten
3.1
Groothandel in dranken
2
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
2
Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische 2
producten)
Groothandel in snacks
2
Gespecialiseerde
groothandel
in
overige 2
voedings-/genotmiddelen n.e.g.
Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen 2
assortiment
Groothandel in bovenkleding
2
Groothandel in onderkleding
2
Groothandel in textielwaren algemeen assortiment
2
Groothandel in audio- en videoapparaten
2
Groothandel in beeld- en geluidsdragers
2
Groothandel in verlichtingsartikelen
2
Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten
2
Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, 2
verpleegen
orthopedische
artikelen
en
laboratoriumbenodigdheden
Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen)
2
Groothandel in speelgoed
2
Groothandel in optische artikelen
2
Groothandel in muziekinstrumenten
2
Groothandel in huismeubilair
2
Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking
2
Groothandel
in
papieren
kartonwaren
(geen 2
verpakkingsmateriaal)
Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk
2
Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen 2
schoolboeken, kantoormeubels en -machines)
Groothandel in fietsen en bromfietsen
2
Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g.
2
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 4.1
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
G30
G30
G300
G50
G300
G30
G100
G100
GE50
GV50
GV50
GV50
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
G30
GV200
105
3
5151.3
5152.2
5152.3
5153.1
5153.2
5153.3
5153.4
5153.5
5153.6
5153.7
5153.8
5154.1
5154.2
5155.1
5155.2
100.000 m
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 5.1
3
100.000 m
Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen)
3.2
Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten
3.2
Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten
3.2
2
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m
2
2
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m
3.1
2
Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m
2
2
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m
3.1
2
Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m
2
2
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m
3.1
2
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m
2
2
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m
3.2
2
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m
2
2
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m
3.1
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 2
2
m
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 3.1
2
m
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2
2
2000 m
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 3.1
2
2000 m
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2
2
2000 m
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 3.1
2
2000 m
2
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m
2
2
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m
3.1
2
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m
2
2
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m
3.1
Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor 3.2
industriële toepassing
Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen
2
5156.2 Groothandel in papier en karton
2
2
5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m
3.1
2
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m
3.2
5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen 3.1
2
b.o. < 1000 m
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen 3.2
2
b.o.
> 1000 m
5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 3.1
2
1000 m
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 3.2
2
1000 m
5161
Groothandel in gereedschapswerktuigen
3
5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d.
3.1
5164.3 Groothandel in kantoormeubels
3.1
5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en 3.1
genotmiddelen (geen verpakkingsmachines)
5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel
3.1
5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en 3.1
vriestechniek
5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 3.1
5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d.
3.1
106
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
GV500
GE100
G100
G100
G30
G50
G30
G50
G30
G50
G30
G100
G30
G50
G30
G50
G30
G50
G30
G50
G30
G50
G30
G50
GV100
GR-S-GGV100
G30
G50
G100
G50
G100
G50
G100
G50
G50
G50
G50
G50
G50
G50
G50
5165.7 Groothandel
in
elektromotoren,
elektrotechnische
en 3.1
elektronische
instrumenten,
schakelkasten
en
ander
installatiemateriaal
5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten
3.1
5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ 3.1
handel
5166
Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren
3.1
5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen
2
5171.3 Groothandel in emballage
2
5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g.
2
5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g.
2
5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen
2
G50
52
Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen Cat
auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen)
5261
Postorderbedrijven
3.1
5263.1 Colportage
3.1
5263.2 Straathandel
3.1
5271
Reparatie van schoeisel en lederwaren
1
5272
Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten
1
5273
Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen
1
5274
Reparatie van consumentenartikelen n.e.g.
1
Milieu-as
pect
G50
G50
G50
G10
G10
G10
G10
60
Vervoer, opslag en communicatie
6010
6021.1
6021.2
6022
6023
6024.1
Vervoer per spoor
4.2
Openbaar personenvervoer over de weg
3.2
Geregeld besloten personenvervoer over de weg
3.2
Ongeregeld personenvervoer per taxi
2
Ongeregeld personenvervoer per autobus
3.2
2
Verhuisvervoer b.o, < 1000 m
3.1
2
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m
3.2
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 3.1
2
1000 m
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 3.2
2
1000 m
Milieuaspect
G-GV300
G100
G100
G30
G100
G50
G100
G50
6024.2
Cat
63
Dienstverlening voor het vervoer
6311.2
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 4.2
2
2000 m
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 5.2
2
2000 m
Opslag in tanks
3.1
Opslag in koelhuizen e.d.
3.1
Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.)
3.1
Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. 3.2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
6312.1
6312.2
6312.3
6321
Cat
64
Post en telecommunicatie
Cat
6411
6412.1
6412.2
Nationale postdiensten
Lokale postdiensten
Koeriersdiensten
2
2
2
71
Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van Cat
roerende goederen en zakelijke dienstverlening
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
G50
G50
G50
G30
G30
G30
G30
G30
G100
Milieuaspect
G300
G700
G50
G50
G50
G100
Milieuaspect
G30
G30
G30
Milieuaspect
107
7110.1
7110.2
7121
G30
G30
G30
7122
7123
7132
7133
7134.2
7140.3
7140.4
7140.5
Verhuur van personenauto's (geen operational lease)
2
Operational lease van personenauto's
2
Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen 2
personenauto's)
Verhuur van schepen
3.1
Verhuur van vliegtuigen
3.1
Verhuur van bouwmachines en -werktuigen
3.1
Verhuur van computers en kantoormachines
3.1
Verhuur van machines en werktuigen n.e.g.
3.1
Verhuur van leesportefeuilles
2
Verhuur van kleding, huisraad e.d.
2
Verhuur van overige roerende goederen n.e.g.
2
72
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat
7250
Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines
1
Milieuaspect
G10
73
Speur- en ontwikkelingswerk
Cat
7310.1
7310.3
7310.4
Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en 2
visserij
Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
2
Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
2
74
Overige zakelijke dienstverlening
Cat
7470.1
7470.2
7481.1
7481.3
Reiniging van gebouwen
Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g.
Fotografie
Ontwikkelcentrales
3.1
3.1
2
2
90
Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige Cat
dienstverlening
Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e.
4.1
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e.
5.1
Afvalinzameling
3.1
Afvalverwerking
- kabelbranderijen
3.2
- Vuilstorten
4.2
- Vuiloverslagstations
4.2
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr.
4.2
v.c. 5.000 tot 20.000 5.2
ton/jr.
v.c. > 20.000 ton/jr.
4.1
Milieuaspect
GE200
GE300
GE500
G-GE50
92
Cultuur, sport en recreatie
Cat
9211.1
9220.1
Productie van (video)films (geen televisiefilms)
Omroeporganisaties
2
2
Milieuaspect
G30
G30
93
Overige dienstverlening
Cat
9301.1
9301.2
9301.3
9301.3
Wasserijen en linnenverhuur
Chemische wasserijen en ververijen
Wasverzendinrichtingen
Wassalons, wasserettes
3.1
2
2
1
108
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
9000.1
9000.2
9000.3
G50
G50
G50
G50
G50
G30
G30
G30
Milieuaspect
G-GE30
G-GE30
G-GE30
Milieuaspect
GE50
GE50
G30
G30
GE100
G-GE300
G-GE300
GE300
GE700
GE-S200
Milieuaspect
G50
G-GE30
G30
G10
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding
In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten
gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de
binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang
de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat
de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in
het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten
van belang:






geluid;
geur;
stof;
gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
verkeer;
visuele aspecten.
Gebruikte bronnen
Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model
Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en
milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene
Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten
richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van
functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf.
Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die
technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd.
In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de
Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.
In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven
naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling
(SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.
Model Nijmegen
De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een
rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de
hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals
vermeld in de VNG-publicatie.
De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de
bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft
betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de
potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het
uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6
bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te
verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet
opgenomen.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
109
Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten
als in de VNG-publicatie zijn:




bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen
opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal
dit van geval tot geval worden afgewogen;
dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven,
maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in
deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en
vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet
vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de
bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te
nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben
namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op
specifieke locaties worden toegestaan.
Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven
In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht
tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:
categorie 1
categorie 2
categorie 3
categorie 4
categorie 5
categorie 6
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de
omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de
omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing,
echter alleen in gebieden met gemengde functies.
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de
omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken
en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of
verzamelwegen.
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de
omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn.
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote
afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden
afstanden dienen per geval te worden bepaald.
komen in Nijmegen niet voor.
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4
een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun
eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en
gemengd gebied als hieronder aangegeven:
milieucategorie
richtafstanden
gemengd gebied
0m
10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
1
2
3.1
3.2
4.1
4.2
rustige wijk
10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
110
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
5.1
5.2
5.3
500 m
700 m
1000 m
300 m
500 m
700 m
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit
ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien
sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een
matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals
winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend
agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden
die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype
gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van
kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van
milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van
bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met
name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de
hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de
in de voorgaande staten vermelde afstanden.
Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op
grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze
indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus
voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen
volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze
Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar
kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden
ingedeeld.
In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens
uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige
woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.
Flexibiliteit
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om
hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk
komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van
hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen
minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens
kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één
afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met
een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie
dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed
op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende
categorie.
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
111
112
ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)