Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 2 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Inhoudsopgave Toelichting 5 Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Inleiding Aanleiding Bestaande situatie Stedenbouw Ontwikkeling Synthon 7 7 7 8 12 Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 Ruimtelijk beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid 13 13 13 15 Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 Sectoraal beleid Economische zaken Verkeer Milieu Water Natuur & Landschap Archeologie Cultuurhistorie 19 19 19 23 35 36 41 45 Hoofdstuk 4 4.1 4.2 Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid 49 49 49 Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 Vooroverleg Provincie Gelderland Waterschap Gasunie Rijkswaterstaat Alliander Ministerie Infrastructuur en Milieu 51 51 51 51 51 51 51 Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 berekening gasleiding Bijlage 2 Flora en Fauna onderzoek Bijlage 3 advies Regionale Brandweer Bijlage 4 bodemonderzoek 53 54 55 56 57 Regels 59 Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2 Inleidende regels Begrippen Wijze van meten 61 61 69 Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Bestemmingsregels Bedrijf Groen Verkeer Leiding - Gas Leiding - Hoogspanningsverbinding Leiding - Riool Waarde - Archeologie 2 73 73 75 76 77 79 81 83 Hoofdstuk 3 Algemene regels 87 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 3 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Overige regels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 16 Overgangsrecht Artikel 17 Slotregel Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen) 4 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 87 88 89 90 91 92 95 95 97 99 100 Toelichting ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 5 6 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Synthon heeft met het oog op haar toekomstige bedrijfsuitbreiding de gemeente medewerking gevraagd om het bestemmingsplan aan te passen. Synthon is gevestigd aan de Microweg op het bedrijventerrein Westkanaaldijk-Sluis. Synthon is een farmaceutisch bedrijf dat onderzoek verricht naar geneesmiddelen en produceert geneesmiddelen. Voor de uitbreiding van de activiteiten van Synthon, heeft Synthon enkele aanliggende percelen verworven. 1.2 Bestaande situatie Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het bedrijventerrein Westkanaaldijk. Het plangebied wordt begrensd door de Neerbosscheweg (aan de zuidzijde), de Hogelandseweg (westzijde) en de Lagelandseweg (noordzijde) en het Maas-Waalkanaal (aan de oostzijde). Figuur 1: Luchtfoto Figuur 2: Wegenstructuur Het bedrijventerrein is een 'traditioneel' bedrijventerrein, met een gemêleerde bedrijven samenstelling. In het plangebied heeft zich een concentratie autobedrijven gevestigd aan de Microweg. Synthon is al enige tijd gevestigd aan de Microweg. Synthon heeft inmiddels een eerste fase van haar uitbreidingsplannen gerealiseerd. Om het bedrijventerrein ligt een groene mantel die het bedrijventerrein deels afschermt van haar omgeving. Vanaf de Neerbossche brug is het projectgebied zichtbaar. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 7 Figuur 3: Plangebied Voor het plangebied (rose) gelden de volgende bestemmingsplannen: Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979- 51 (bedrijventerrein Westkanaaldijk) Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 54 Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 57 (Rotonde) Deze bestemmingsplannen staan bedrijven toe voorzover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten De toegestane bouwhoogten zijn maximaal 18 meter. 1.3 Stedenbouw 1.3.1 Ruimtelijke visie zuidelijk deel bedrijventerrein Westkanaaldijk Naar aanleiding van de gewenste uitbreiding van Synthon is de ruimtelijke structuur van dit deel van het bedrijventerrein tegen het licht gehouden. Hierbij is bekeken of de intensiveringswens van Synthon past op deze plek en wat de autonome ruimtelijke ontwikkeling van het terrein zou kunnen zijn. In dit kader is ook gekeken naar het beeldkwaliteitplan (Bedrijventerrein WKS van 2009). In het beeldkwaliteitplan wordt de zuidelijke zone als kwalitatief-hoogwaardige zone aangemerkt. Deze kwaliteit komt tot uitdrukking in de architectuur en inrichting van het perceel. Op dit moment komt deze kwaliteit nog maar beperkt naar voren. Ook in de presentatie naar de omgeving kan in dit deel nog een verbeteringsslag gemaakt worden. Momenteel zijn de bedrijven, met uitzondering van het Facilitypoint, op de Microweg gericht, terwijl er ook een duidelijke (visuele) relatie ligt ook vanuit de Neerbosschebrug en vanaf het kruispunt met de Van IJpenbroekweg. Door de groene zoom en de geringe hoogte van de huidige bedrijfsgebouwen blijft het bedrijventerrein ingetogen. 8 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Figuur 4: Zichtlocaties vanaf de Neerbosscheweg 1.3.2 Raamwerk Het plangebied wordt omkaderd door een raamwerk van wegen en groen. Dit raamwerk zorgt ervoor dat het zuidelijk deel van het bedrijventerrein een op zich zelfstaand deel vormt. De 'harde' randen van het raamwerk zijn de Neerbosscheweg, de Hogelandseweg en het Maas-Waalkanaal. De Lagelandseweg vormt een meer zachte rand van dit deel en ligt op de grens van het middendeel. Het groene raamwerk wordt gevormd door de opgaande beplanting langs het Maas-Waalkanaal, de Neerbosscheweg en de Hogelandseweg en ontneemt voor een groot deel het zicht op het bedrijventerrein. In de oksel van de brug en het Maas-Waalkanaal wordt de groene rand onderbroken. Deze onderbreking zorgt voor een visuele uitwisseling van het bedrijventerrein en de Neerbosscheweg op de brug. Ter hoogte van het Facilitypoint is de groene wand transparant. Los van het groene raamwerk staat een oude laanstructuur. Deze laan liep voor de aanleg van het Maas-Waalkanaal door tot het dorp Neerbosch. Deze laanstructuur dient als cultuurhistorisch relict behouden te blijven en beter zichtbaar worden gemaakt. Synthon heeft het voornemen een deel van de laan te gaan gebruiken als ontsluiting voor het langzaamverkeer. Voor de verdere uitbreidingsplannen zal een deel van de Microweg worden overgedragen aan Synthon. Met deze uitbreiding wordt de ringstructuur van de Microweg doorbroken en zal de Microweg een insteekweg vanaf de Lagelandseweg geworden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 9 Figuur 5: Raamwerk 1.3.3 Toekomstige situatie Bij de gewenste kwaliteitsimpuls hoort niet alleen een verbetering van de inrichting en gebouwen, maar ook het aangaan van (visuele) relaties met de omgeving, zodat het terrein zich beter presenteert als een kwalitatief-hoogwaardige zone. Het spreekt voor zich dat de architectuur van de gebouwen van hoge kwaliteit dient te zijn. Door het plaatsen van een aantal hoogteaccenten (40 en 50 meter) wordt de relatie met de omgeving versterkt. Een accent aan de kruising met de Hogelandse- en Lagelandseweg (niet in dit bestemmingsplan opgenomen); Een accent aan het Maas-Waalkanaal ter hoogte van Mercuriusweg 1; Een accent aan de Neerbosscheweg. Deze accenten zijn geplaatst op de zichtlijnen vanuit de omliggende wegen en dienen als bakens van het bedrijventerrein. 10 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Figuur 6: Accenten Naast deze accenten blijft, met een enkele uitzondering tot 25 meter, de maximale bouwhoogte 18 meter. In het huidige bestemmingsplan is het mogelijk om langs het Maas-Waalkanaal een 'gesloten front' van gebouwen van 18 meter hoogte te realiseren. Het is gewenst om meer openheid/transparantie aan deze zijde te realiseren. Deze openheid zorgt er voor dat het achterliggende terrein een visuele relatie blijft houden met het Maas-Waalkanaal. Deze openheid wordt bereikt door 'losse' bouwblokken aan het Maas-Waalkanaal en het vrij houden van bebouwing in de oksel met de Neerbosschebrug. Ter hoogte van het huidige Facilitypoint wordt niet gedacht aan hoogte-accent, maar een beter zichtbaar representatief gebouw als entree van het bedrijventerrein. Het weghalen van de onderbegroeiing draagt bij zichtbaarheid van het gebouw. Een voorwaarde voor deze intensiveringslag is het 'vrijmaken' van het maaiveld. Tegenover de gewenste intensivering dient ruimte vrij te komen voor een groene hoogwaardige ruimte. Hierbij hoort het weghalen van grote verhardingsvlakken, een groene inrichting en het parkeren oplossen in groene setting, of onder een groen dek. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 11 Figuur 7: 'Open' zone 1.4 Ontwikkeling Synthon Synthon heeft voor haar eigendommen, in samenspraak met de gemeente, een ontwikkelingsvisie (Masterplan) opgesteld. In dit Masterplan wordt uitgegaan van een campus in een groene setting. Een groene inbedding van de gebouwen is voor Synthon een belangrijk uitgangspunt. In het masterplan is ook de visie neergelegd ten aanzien van de ontwikkeling van de bedrijfsgebouwen.Synthon wil graag naast de bestaande bouwmogelijkheden de volgende bouwmassa's realiseren: 1. Een driehoekig gebouw aan de kruising van de Hogelandseweg en de Neerbosscheweg (bouwhoogte maximaal 18 meter); 2. Een hoogte accent van 50 meter aan de Neerbosscheweg; 3. Een drietal gebouwen aan het Maas-Waalkanaal, met een accent (maximaal 40 meter) aan de Microweg; Een paviljoen nabij de Neerbosscheweg (bouwhoogte 12 meter); 4. Het vergroten van de huidige bouwmassa aan de Microweg (bouwhoogte maximaal 18 meter, met een beperkte verhoging tot maximaal 25 meter). De door Synthon gevraagde intensivering past in de voor dit gebied geformuleerde uitgangspunten. 12 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid 2.1 Rijksbeleid 2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn en deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd: 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; 2. de bereikbaarheid verbeteren; 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. 2.1.2 Conclusie De beoogde ontwikkelingen zijn niet in strijd met beleid uit de SVIR. In het rijksbeleid licht een sterke focus op herstel en versterking van de economie, de beoogde ontwikkelingen zullen hier aan bijdragen. De ontwikkelingen lijden tot een versterking van de economische positie van het bedrijf. Synthon is een van de economisch zeer sterke bedrijven in Nijmegen, voor de stad is het van belang dat het bedrijf verder kan ontwikkelen en groeien. De campus uitbreiding zal het werkklimaat verbeteren en lijden tot een excellente ruimtelijke economische structuur. 2.2 Provinciaal beleid 2.2.1 Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken (rode raamwerk), waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 13 2.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) In de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. De Provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De verordening voegt geen nieuwe beleid toe. De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. De meest actuele regeling van de Ruimtelijke Verordening is de geconsolideerde versie. Dit is de oorspronkelijke RVG met de goedgekeurde wijzigingen uit de eerste herziening daarin verwerkt. De Ruimtelijke verordening wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening. 2.2.3 Omgevingsvisie Gelderland Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De vaststelling door Provinciale Staten zal naar verwachting gebeuren in oktober 2014. Daarna zal dit document een vastgestelde status hebben en de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provincie Gelderland vervangen. Vooralsnog heeft dit document geen bindende status, en functioneert het als doorkijk naar toekomstig Provinciaal beleid. De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vast goedeigenaren en gemeenten. De Gelderse ladder voor duurzaam stedelijke ontwikkeling is een belangrijk instrument bij het motiveren van locatiekeuzes. Daarnaast is er meer aandacht voor de ontwikkeling van de kernregio's, zoals de Health Valley in Nijmegen. Aandacht voor steden Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken: a. Apeldoorn-Zutphen-Deventer b. Arnhem-Nijmegen c. Ede-Wageningen 14 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Stadsregio Arnhem-Nijmegen De provincie en haar partners streven in de regio naar inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie die nodig is om in te kunnen spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De belangrijkste speerpunten voor de stadsregio zijn: Innovatie en economische structuurversterking innovatie en economische structuurversterking; Topsector Health Valley en Creatieve Industrie; Clusters: Energie- en Milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme een goed bereikbare regio; verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water en spoor; voorkomen, benutten en bouwen; Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur; het belang van de bestaande woningvoorraad; het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk; voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren; Gebiedskwaliteiten benutten kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden. Conclusie De beoogde ontwikkelingen zijn niet in strijd met de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de RVG. Daarnaast zijn de beoogde ontwikkelingen niet in strijd met de omgevingsvisie van de provincie. In de omgevingsvisie ligt het accent op economische versterking, uitbreiding van Synthon zal tot concurrentieversterking lijden. In de vestiging van Nijmegen heeft momenteel 450 werknemers, en met de uitbreiding breidt dit aantal mogelijk uit. Daarnaast is het een vooruitstrevend en innovatief bedrijf dat past bij de bedrijven die Nijmegen graag faciliteert en in de stad houdt. 2.3 Gemeentelijk beleid In december 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers: Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling. Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 15 Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse). Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden. 16 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Figuur 9: Structuurvisie Nijmegen 2013 in kaart ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 17 Bedrijf / Bedrijventerrein Nijmegen kent een kwalitatief gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Onze ambitie is om voldoende en kwalitatief geschikte ruimte hebben voor bedrijvigheid zonder overaanbod te creëren. We kiezen ervoor om zoveel mogelijk bestaand bedrijventerrein eerst te benutten, dan wel te herstructureren voordat we overgaan tot de aanleg van nieuw bedrijventerreinen. Ook streven we naar goed bereikbare en zorgvuldig beheerde en onderhouden bedrijventerreinen. In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen van de stadsregio zijn afspraken gemaakt om het overaanbod aan bedrijventerreinen in de regio terug te dringen. Voor Nijmegen betekende dit het “on hold” zetten van de nieuwe uitleglocatie in de A73 zone en de prioriteit leggen bij ontwikkeling van bedrijventerrein de Grift mits de marktvraag voldoende onderbouwd wordt en de handreiking van de SER ladder wordt toegepast. De afgelopen jaren zien we de gevolgen van de economische crisis sterk terug in de uitgifte van bedrijventerreinen. Daarin is Nijmegen niet uniek. Hoewel er een trend is dat de kennisindustrie in opmars is ten koste van de (traditionele) maakindustrie, blijft deze laatste een belangrijk deel van de werkgelegenheid in Nijmegen uitmaken. Ons hoofddoel is behoud en groei van de werkgelegenheid in Nijmegen, waarbij de meer traditionele maakindustrie een belangrijk deel van de werkgelegenheid uitmaken. Verzoeken van bedrijven voor uitbreiding worden daarom ook zoveel mogelijk als kan gefaciliteerd en via accountmanagement worden signalen opgepikt van het bestaande bedrijfsleven om de relatie met het bedrijfsleven te onderhouden, verder uit te bouwen en daarmee de werkgelegenheid te stimuleren. Conclusie Het gemeentelijk beleid staat de ontwikkelingen niet in de weg. In de visie van Nijmegen is ruimte voor de ontwikkeling van Synthon. Een van de drie pijlers is economische structuur versterking. De beoogde ontwikkelingen zouden bijdragen aan de economische positie versterking. Een bedrijf als Synthon is een van de drijfveren van de Nijmeegse economie en werkgelegenheid. 18 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid 3.1 Economische zaken De ontwikkeling van Synthon is vanuit economisch perspectief gewenst. Synthon kan gezien worden als de meest succesvolle spinoff van de Radboud Universiteit en is een belangrijke speler binnen de Health Valley. Het is inmiddels het grootste onafhankelijke farmaceutisch bedrijf van Nederland en biedt werk aan meer dan 1400 mensen, waarvan 450 mensen in Nijmegen. Met name het feit dat alle development activiteiten van Synthon in Nijmegen zijn gesitueerd maakt dat Synthon een belangrijke bijdrage levert aan de kenniseconomie van Nijmegen. Met het oog op een gezonde toekomst van Synthon investeert Synthon de afgelopen en komende jaren stevig in de ontwikkeling van een eigen biotech-medicijn. Voor het vergoten van de innovatiekracht van de stad, de werkgelegenheid in de stad en het imago van de stad is het van groot belang dat deze ontwikkeling optimaal gefaciliteerd wordt. Het mogelijk maken hiervan door middel van het aanpassen van het bestemmingsplan vormt hier een belangrijk onderdeel van. Het feit dat hierdoor bestemmingsplantechnisch de mogelijkheid wordt geboden om activiteiten op het gebied van de ontwikkeling van farmaceutische producten uit te breiden past uitstekend bij de ambitie van gemeente Nijmegen om de verdere ontwikkeling van Health Valley vorm te geven. Dit zal een positieve impuls geven voor de Nijmeegse economie. Bovendien wordt het hierdoor mogelijk om aan een belangrijke invalsweg voor Nijmegen een economisch element zichtbaar te maken. Tot slot leidt de uitvoering van het plan waaraan de bestemmingsplanherziening ten grondslag ligt tot een opwaardering van het bedrijventerrein. Daarmee krijgt de vitaliteit van dit terrein een positieve impuls. 3.2 Verkeer 3.2.1 Beleid Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de nota “Nijmegen Duurzaam Bereikbaar”. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van het gemeentelijk beleid: De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woningbouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 19 De realisatie van De Oversteek heeft de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Ook door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) zal de doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek is door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. 3.2.2 Bereikbaarheid 3.2.2.1 Gemotoriseerd verkeer Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Het is van groot belang dat deze autowegen goed functioneren. Er is dan namelijk geen noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen moet zijn. Al het doorgaande verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen, doseren, overstappen. Doorstromen: dankzij De Oversteek ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te spreiden en kunnen we beter bijsturen in geval van calamiteiten. Het is een goed alternatief voor een deel van de verplaatsingen, om doorstromendverkeer om het centrum van de stad te leiden. De gemeente zet in op een goede doorstroming van het verkeer in de stad en heeft daarvoor de "Groene Route" (zie afbeelding) aangelegd: dit is een aaneengesloten route waarop de doorstroming optimaal is. De route is in gebruik genomen als S100. Figuur 10: “Groene route” 20 Doseren: als de doorstroming op deze route op piekmomenten onder druk staat, wordt het verkeer op de invalswegen naar de route toe “gebufferd”. De gemeente zet daarbij in op dynamisch verkeersmanagement: we monitoren het verkeer en waar nodig sturen we bij. Zo krijgen we steeds meer grip op verkeer. Overstappen: ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan waar automobilisten kunnen overstappen op het openbaar vervoer of de (elektrische) ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) fiets. Nu de Oversteek gereed is, zal de bereikbaarheid van de (binnen)stad verbeteren. Echter kan de aanpak van aanleg en renovatie van wegen in de Waalsprong tijdelijk de doorstroming beperken. Tevens zijn er nog werkzaamheden die de bereikbaarheid beïnvloeden, zoals de Dijkteruglegging en het groot onderhoud aan de Waalbrug. Daarom zal voor het autoverkeer in sterke mate worden aangestuurd op het zo goed mogelijk managen van de verkeersstromen en het stimuleren van het spitsmijden. Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer van en naar het terrein van Synthon ontsluit via de Microweg. Voorheen een ringstructuur maar nu doorbroken door de uitbreiding van Synthon. Vanaf de Hogelandswegweg is in westelijke richting de A73 snel te bereiken. In zuidelijke richting zijn de wijken Lindenholt en Dukenburg goed te bereiken via de Ijpenbroekweg. In oostelijke richting sluit de Neerbosscheweg direct aan op de S100 waarmee de rest van Nijmegen goed te bereiken is. 3.2.2.2 Langzaam verkeer In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 kilometer) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes wil de gemeente meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen. Ook werkt de gemeente de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen. Bij woningen moet dit op eigen terrein worden gerealiseerd. Het plangebied kan via de Microweg ontsloten worden door fiets en voetganger. De Microweg sluit aan op de Lagelandseweg die verbinding maakt met het vrijliggende fietspad langs de Hogelandseweg. Ook sluit de Lagelandseweg aan op het fietspad langs het Maas-Waalkanaal. 3.2.2.3 Openbaar vervoer (OV) Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 21 De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. StadsregioRail voorziet in meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. De stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd, waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Heijendaal Nijmegen Centraal - Centrum - Waalsprong worden ontwikkeld. Voor deze verbinding wordt gestreefd naar een tramverbinding, die wordt doorgetrokken naar Bemmel en aansluit op de verbinding Arnhem - Huissen - Bemmel - Nijmegen. De andere twee HOV-lijnen lopen van Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar Nijmegen-Dukenburg. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale, onderliggende lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto. Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de Hogelandseweg tegenover de Lagelandseweg. 3.2.3 Expeditie Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer. Expeditie van en naar het terrein van Synthon ontsluit via de Microweg. Voorheen een ringstructuur maar nu doorbroken door de uitbreiding van Synthon. Vanaf de Hogelandsweg is in westelijke richting de A73 snel te bereiken. In zuidelijke richting zijn de wijken Lindenholt en Dukenburg goed te bereiken via de IJpenbroekweg. In oostelijke richting sluit de Neerbosscheweg direct aan op de S100 waarmee de rest van Nijmegen goed te bereiken is. Het verkeer richting het noorden kan goed doorstromen via de S100. Routering van de gevaarlijke stoffen loopt vanaf de Neerbosscheweg over het gehele industriegebied Westkanaaldijk. 3.2.4 Parkeren De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere vervolmaking van de parkeerproducten. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden van maatwerk). 22 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de uitgangspunten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid: Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen; Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van de economische functies en voorzieningen. Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat verkeersdeelnemers gericht kiezen of zij met fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk, maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn essentiële randvoorwaarden. Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van parkeerartikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Rest Bebouwde kom”. De volgende normen zijn van toepassing op het plan: Functie Kantoor zonder baliefunctie Kantoor met baliefunctie Opslag Industrie Laboratorium Werkplaats Aantal parkeerplaatsen per 100m 1,55 parkeerplaatsen 2,75 parkeerplaatsen 0,75 parkeerplaats 2,25 parkeerplaatsen 2,25 parkeerplaatsen 2,25 parkeerplaatsen 2 Het benodigde aantal parkeerplaatsen moet en kan op eigen terrein worden opgelost. Aan de hand van CROW publicatie 291 'Leidraad fietsparkeren' worden het aantal fietsenklemmen bepaald voor het stallen van fietsen. 3.3 Milieu 3.3.1 Bedrijvigheid Bedrijvigheid is, in de zin van de Wet milieubeheer, die bedrijvigheid die vermeld staat in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt in principe de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 23 Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. Uitgangspunt voor het onderhavige bestemmingsplan is dat de bedrijvigheid, die is ingedeeld in de hindercategorieën SBI 3.1 en hoger ook passend geacht kan worden binnen het plangebied dat alleen bestaat uit bedrijfslocaties, groen en verkeer. Binnen het bestemmingsplan Haven- en industriegebied Nijmegen-West 1979 – 59 (Synthon) bevindt zich echter slechts één inrichting, Synthon B.V., een medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingsbedrijf dat zich, in het bijzonder door de ondersteunende activiteiten, in hinder categorie 3.1 bevindt en heeft een hindercirkel van 50 meter. Echter bevinden zich binnen deze 100 meter geen gevoelige bestemmingen, alleen bedrijven die op het industrieterrein West-Kanaaldijk aanwezig zijn. De beoogde bestemmingsplanherziening beïnvloedt daarmee niet de bedrijvigheid in de omgeving van het bestemmingsplan. Er zijn binnen de naaste omgeving van het perceel een aantal bedrijven/inrichtingen waarvan de hindercirkels reiken tot binnen het plangebied: Straat Huis Naam nr. Lagelandsewe 11 Smit Draad Bv g Lagelandsewe 40 Drukkerij Trioprint g Nijmegen BV Lagelandsewe 51 P. Jordens schuifdaken g Lagelandsewe 52 Autoschade Cloosterman g Nijmegen BV Lagelandsewe 58 Liander g Lagelandsewe 61 Auto Sevice Punt B.V. g Microweg 11 Rioolgemaal Microweg Microweg 22 Nuon Microweg 25 Hensgens Nijmegen B.V. Microweg 31 Medimmune Pharma BV Microweg 32 Microweg 35 Microweg 36 Microweg 37 Microweg 36 Microweg 40 24 SBI-C Activiteit ode 3130 Draadfabriek MilieuCat aspect 4.1 G200 2222. 4 5020. 3 5010. 4 4000. 3 5010. 4 9001 4000. 3 5010. 4 2442 3.2 Drukkerij G100 Schuifdaken inbouw 2 auto's Autoschadebedrijf 3.2 G30 Gasverdeelstation 3.1 G50 Garagebedrijf 2 G30 Rioolgemaal Gasdrukregel-/ meetstation Garagebedrijf 2 2 GE30 G30 2 G30 3.1 2 G-GE5 0 G30 2 G30 2 G30 3.1 2 G-GE5 0 G30 2 G30 Afvullen geneesmiddelen Auto Traa B. V. 5010. Garagebedrijf 4 Kien Nijmegen 5010. Garagebedrijf 4 Automobielbedrijf Terpstra 5010. Garagebedrijf B. V. 4 Medimmune Pharma BV 2442 Afvullen geneesmiddelen Automobielbedrijf Terpstra 5010. Garagebedrijf B. V. 4 Autoservicepunt 5010. Garagebedrijf 4 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) G100 Microweg 49 R.A. Car Cleaning Microweg 51 Garage Opgenoort Middenkampw 2 eg Mead Johnson B.V. 5020. Carcleaningbedrijf 5 5010. Garagebedrijf 4 1551 Melkpoederfabriek 2 G30 2 G30 4.2 G300 Hoewel de hindercirkels van de bovenstaande inrichtingen tot over het plangebied reiken, heeft dit voor de invulling van het plangebied geen consequenties, omdat binnen het plangebied geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. Voorts is er een inrichting buiten het plangebied die van invloed is op het plangebied vanuit Externe veiligheid. Straat De Vlotkampweg Huis Naam SBI-C Activiteit nr. ode 67 Broekman (voorheen TWO 6311. Op-/overslag gev. 2 stoffen Bevi/ Cat BRZO 5.1 Bevi Op deze inrichtingen wordt onder wordt onder de paragraaf 3.3.5 externe veiligheid nog nader ingegaan. 3.3.2 Bodem De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Verkennend en nader bodemonderzoek Microweg 20, Tebodin, d.d. 12-06-2008, nr. 38755.1/3415001 (NAZCA 4440) Dit onderzoek is via het internet te raadplegen door via: http://145.11.60.41/MAP/multimedia/bodemonderz/4440.pdf Uit het bodemonderzoek blijkt: In één boring is op de diepte van 100-120 cm een sterk verhoogd gehalte aan arseen aangetroffen. Deze verontreiniging is verder op de locatie in de grond niet aangetroffen. De grond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK (0 – 2,0 m diep); Het grondwater is plaatselijk sterk verontreinigd en arseen. Het arseen heeft mogelijk een natuurlijke oorsprong waardoor er geen nader onderzoek gedaan is. Het grondwater is plaatselijk sterk verontreinigd met benzeen. De oorzaak is een onbekende lozing of lekkage van een olieproduct. De omvang van de 3 benzeenverontreiniging is minder dan 100m . Op basis van het onderzoek blijkt sprake te zijn van een sterke grondwaterverontreiniging. 3 Omdat de omvang minder dan 100 m bedraagt en/of van natuurlijke oorsprong is, is er geen sprake van “een geval van ernstige bodemverontreiniging” (Wet Bodembescherming). Bij een eventuele onttrekking moet er bij de onttrekkingsvergunning/melding wel rekening met de grondwaterkwaliteit gehouden worden bij verplaatsing en lozing. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 25 3.3.3 Geluid Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals wonen en onderwijs, moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidhinder die wordt veroorzaakt door verkeer over weg, water en spoor en van gezoneerde industrieterreinen met als doel de geluidhinder te beperken. Aanvullend hierop wordt het Nijmeegs Geluidsbeleid gehanteerd. In de Wet zijn voorkeurswaarden opgenomen (zie onderstaande tabel). Geluidsbron Wegverkeerslawaai Railverkeerslawaai Industrielawaai Voorkeurswaarde (voor woningen) 48 dB (Lden) 55 dB (Lden) 50 dB (A) (LAeq) Bij geluidsbelastingen t/m deze voorkeurswaarden is er over het algemeen sprake van een prettig akoestisch klimaat. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een hogere geluidsbelasting toe te staan. De wet geeft deze mogelijkheid, maar kent ook maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte procedure is doorlopen: de hogere waarde procedure. De voorkeurswaarden gelden alleen binnen wettelijk vastgelegde zones langs verkeerswegen, waterwegen en spoorwegen en in de zone rond een gezoneerde industrieterrein. Deze zones zijn zogenaamde aandachtsgebieden waarbinnen de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen bekeken moet worden. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze zones is altijd een akoestisch onderzoek vereist als het gaat om geluidsgevoelige bestemmingen. Wegen waarop een 30 km/uur regime van toepassing is kennen geen wettelijke zone. Er is dan ook geen wettelijke plicht deze wegen in een akoestisch onderzoek te betrekken. 3.3.3.1 Wegverkeerslawaai Het bestemmingsplan laat geen gebouwen toe met een geluidsgevoelige bestemming. Er is dan ook geen akoestisch onderzoek nodig vanwege wegverkeerslawaai. 3.3.3.2 Railverkeerslawaai Het bestemmingsplan laat geen gebouwen toe met een geluidsgevoelige bestemming. Er is dan ook geen akoestisch onderzoek nodig vanwege railverkeerslawaai. 3.3.3.3 Industrielawaai In de huidige bestemmingsplannen worden bedrijven toegestaan (voorzover deze voorkomen) in categorie 1 tot en met 3 van de Staat van Bedrijfsactviviteiten. In het nieuwe bestemmingsplan kunnen deze categoriën blijven bestaan. Bij een melding of aanvraag in het kader van de Wet Milieubeheer is een zonetoets nodig om te onderzoeken of de activiteiten vanwege de bedrijven binnen de 50 dB(A) zonegrens vallen en of de bestaande hogere geluidswaarden binnen de zone gerespecteerd blijven. In deze zonetoets worden alle bedrijfsactiviteiten meegenomen van die inrichtingen die op het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West gevestigd zijn. De huidige industrieterreingrens van het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West wordt bij deze bestemmingsplanherziening niet gewijzigd. 26 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 3.3.4 Luchtkwaliteit Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken: het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO 2) en fijnstof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen. De normering voor NO 2 en PM10 is als volgt: Luchtkwaliteit Grenswaarde NO2 Jaargemiddelde grenswaarde PM10 Daggemiddelde grenswaarde PM10 Norm 3 40 ug/m 3 40 ug/m 3 max. 35 dagen/jaar > 50 ug/m Ingangsdatum 1 januari 2015 1 januari 2011 1 januari 2011 Bij de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling moet met deze normering rekening worden gehouden. Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat: de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit maximaal 3 %, of: de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of: bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beiden moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of: de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of; er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven dus niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. De verwachting is dat de personendichtheid op het terrein niet veel zal wijzigen en ook het type bestemming verandert niet significant. Derhalve zal de netto verkeersaantrekkende werking van het plan beperkt zijn. Daarmee zal het plan ruim onder bovenstaande grens blijven. Het plan is derhalve niet in betekenende mate (NIBM) en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 27 Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM 10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden. Het plan betreft geen van de bovengenoemde gevoelige bestemmingen. Het plan voldoet daarmee aan de regelgeving. 3.3.5 Externe veiligheid 3.3.5.1 Algemeen De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en transportroutes. De kans dat er een zwaar ongeval plaatsvindt, is voor alle genoemde risicobronnen klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter groot zijn. De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's (zie definitielijst).Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Hieronder worden de risico's die ontstaan door de nieuwe ontwikkeling verantwoord. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen: Het (Bevi-) bedrijf Broekman (voorheen TWO) (invloedsgebied 4250 meter), Het Maas-Waalkanaal (invloedsgebied 1500 meter), De route gevaarlijke stoffen Neerboscheweg, Hogelandseweg, Lagelandseweg en Microweg (invloedsgebied 1500 meter), De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch (invloedsgebied 1500 meter), Diverse hogedrukaardgastransportleiding. (invloedsgebied 45 meter). Verantwoording Plaatsgebonden risico (PR) Van alle genoemde risicobronnen ligt de PR contour niet over het plangebied. Het PR is dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling. Verantwoording Groepsrisico (GR) In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft hiernaast haar eigen beleidsvisie vastgesteld op 12 februari 2014. 28 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Bevi-inrichtingen Broekman Logistics B.V. ligt op ongeveer 800 meter van het plangebied aan de Vlotkampweg 67 in het industriegebied Westkanaaldijk. Dit plan veroorzaakt niet of nauwelijks een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. Gezien de afstand van meer 800 meter vanaf de inrichting zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet overschreden. Ondanks dat het plan niet zorgt voor een toe- of afname van het groepsrisico dient toch een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden omdat het niet uitgesloten is dat een giftige wolk het nieuw in te richten terrein bereikt. In onderstaande kader is de standaard verantwoording gegeven zoals die is opgenomen in de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen. Verantwoording groepsrisico Toxisch scenario Inleiding Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied. Ontwikkeling groepsrisico Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toe- of afname van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron niet goed mogelijk. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke -6 stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10 ). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch. De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 29 Vervoer over transportassen De rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden (1500 meter) van de rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal op respectievelijk 880 meter en 55 meter afstand. Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs, december 2009), blijkt dat zowel de Waal als het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). In de Circulaire wordt onderstaande risicoplafond weergegeven in aantal schepen met gevaarlijke stoffen in beide richtingen per jaar. Cat. stof en voorbeeld Waal Maas-Waalkanaal LF 1 Heptaan 9882 803 LF 2 Heptaan LT1 Ethyleenoxide 13958 146 2710 40 GF3 Ethyleenoxide 2135 289 GT3 Ammoniak 196 258 -6 Beide vaarwegen hebben geen PR 10 contour die buiten de oever ligt. Volgens het CRnvgs is een berekening van het groepsrisico alleen nodig indien het groepsrisico groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit is te bepalen volgens de vuistregels van de (concept) Handleiding Risicoanalyse Transport (nov. 2011). Hieruit blijkt dat bij de bevaarbaarheidsklasse 5 (Maas-Waalkanaal) de 10% maal de oriëntatiewaarde nergens wordt overschreven. Gezien de afstand van het plangebied tot de Waal en de toename van bevolking door het onderhavige project zal ook het totale groepsrisiconiveau door de Waal niet wijzigen. Wel is een groepsrisicoverantwoording nodig volgens niveau 2 uit de beleidsvisie externe veiligheid omdat het bestemmingsplan binnen de BLEVE contour ligt van het Maas-Waalkanaal. De dichtheid van het aantal personen in het invloedsgebied van het Maas Waal Kanaal ter plaatse is ongeveer 200 personen/ha. Het groepsrisico is lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en zal in de komende jaren ook niet toenemen. Het nieuwe bestemmingsplan staat geen verminderd zelfredzame personen toe. Het nieuwe object is vanwege de omvang wel kwetsbaar. De afstand tot het kanaal is in de huidige en toekomstige situatie gelijk. Veiligere alternatieven zoals het verplaatsen van de inrichting buiten de 90 meter contour van het kanaal zijn niet reëel in relatie tot niet significante veiligheidswinst die geboekt kan worden. De bestrijdbaarheid van het BLEVE scenario is namelijk gezien de overvloedig aanwezige hoeveelheid bluswater en de goede bereikbaarheid van het terrein voldoende. Ook de zelfredzaamheid is niet beperkt gezien de nieuwe bestemming en de vluchtmogelijkheden zijn voldoende aanwezig. De route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat Inleiding Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkelingen bevinden zich binnen het invloedsgebied van gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (afstand is ongeveer 70 meter). Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen, ontwerp april 2012). De route wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de route gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter. 30 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Het groepsrisico Het groepsrisico van de weg ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde. Het maatgevend scenario voor dergelijke wegen, gezien de zeer lage risico's hierop, niet de plasbrand maar een toxisch scenario. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom ook nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat binnen het plangebied uitgegaan wordt van een toxisch scenario en niet van een plasbrand. Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. -6 (10 ) Gezien het zeer beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch. Conclusie route gevaarlijke stoffen Energieweg/Kanaalstraat Externe veiligheid is, rekening houdend met de zeer lage risico's van de route gevaarlijke stoffen, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan. De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch Het plangebied ligt op een afstand van 1280 meter afstand van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch, en daarmee binnen het invloedsgebied (1500 meter) van deze spoorlijn. Dit plan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. In het bijzonder veroorzaakt door de beoogde bouw van een kantoorcomplex, een pick-up point en een restaurant. De invloed van deze verdichting zal slechts van beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet overschreden. Omdat het plan echter zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden. Hiervoor wordt verwezen naar het kader verantwoording groepsrisico toxisch scenario zoals eerder in deze paragraaf eerder is beschreven. Conclusie groepsrisico spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch Externe veiligheid is, gezien de afstand tot de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan. Hogedruk aardgastransportleiding Diverse hogedruk aardgastransportleiding hebben een invloedsgebied welke over het plangebied ligt. De leiding die door het plangebied zelf loopt heeft een diameter van slechts 11,4 cm en een druk van 40 bar. Het plangebied ligt dus binnen de 100% lethaalzone van deze leiding (=30 meter). Hierdoor kunnen dus bij enkele rampscenario's slachtoffers vallen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Btev) vereist een groepsrisicoverantwoording indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Conform art. 12.3b van het Bevb kan worden volstaan met een verkorte verantwoording indien het groepsrisico met minder dan 10% toeneemt (Regeling externe veiligheid buisleidingen). Van alle buisleidingen in de omgeving zijn groepsrisicoberekeningen gemaakt voor zowel de oude als de nieuwe situatie. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met CAROLA versie 1.0.0.51 (zie bijlage voor het resultaat). ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 31 In de nieuwe situatie zijn de populatiegegevens gebruikt (werken, wonen, etc.) aangevuld met een polygoon (150 personen extra) parallel aan de buisleiding N-576-68 in het plangebied (worst case benadering). Het groepsrisico van deze buisleiding gaat van 0 naar 13 slachtoffers in 2,8 maal 10 miljard jaar. Dit plan leidt dus niet tot een meetbare toename van het groepsrisico. De dichtheid van het aantal personen in het invloedsgebied van de buisleiding is na het onderhavige besluit ongeveer 150 personen per ha. Conclusie groepsrisico aardgasleidingen Externe veiligheid is, gezien de relatief kleine hogedruk aardgastransportleiding en gegeven bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan. Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) Op 12 juni 2013 heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) als wettelijk adviseur op daartoe strekkend verzoek advies uitgebracht met betrekking tot het plan. Het advies wordt hieronder in essentie weergegeven: De aanpassing van het bestemmingsplan zijn minimaal en de gevolgen voor de risico's ook zeer beperkt. De verwachting is dat de personendichtheid op het terrein niet veel zal wijzigen en ook het type bestemming verandert niet significant. Momenteel zijn in het gebied brandkranen aanwezig en kan eventueel gebruik worden gemaakt van het kanaal voor de bluswatervoorziening. Deze brandkranen dienen beschikbaar te blijven voor de openbaarheid. Om de zelfredzaamheid te verbeteren wordt de gemeente geadviseerd om een actieve risicocommunicatie te initiëren. Cumulatie groepsrisico Het berekenen van een cumulatief risico is niet mogelijk aangezien voor de diverse bronnen andere rekenmethoden worden gebruikt. Het groepsrisico van de afzonderlijke bronnen is echter laag. Cumulatie hiervan leidt niet tot nieuwe inzichten. De bestemming als potentiele risicobron Binnen het plangebied wordt een bestemming mogelijk gemaakt voor bedrijven die mogelijk met gevaarlijke stoffen gaan werken. Hierdoor zouden zich bedrijven kunnen vestigen, of kunnen bedrijven ontstaan, die onder het Bevi vallen. In de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen (februari 2014) is vastgelegd dat voor het bedrijventerrein Westkanaaldijk, waar dit plan onderdeel van uitmaakt, een restrictieniveau 2 geldt. Dat wil -6 zeggen dat een eventuele PR*10 contour van een Bevi bedrijf niet over naburige bedrijven mag vallen, en alleen eventueel buiten de inrichtingsgrens mag komen indien deze contour over infrastructuur of groenvoorziening valt. In de regels van dit bestemmingsplan is deze visie vertaald. Conclusie Externe Veiligheid Totaal Het bestemmingsplan Haven- en Industriegebied Nijmegen West 1979 – 59 is acceptabel vanwege de onderstaande redenen: 1. Het plan heeft nauwelijks tot geen verhogende invloed op het groepsrisico. 2. Het plangebied ligt als geheel weliswaar binnen de invloedsgebieden van een inrichting, een tweetal waterwegen, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, een spoorlijn, evenals een hogedrukaardgastransportleiding, echter kan geen van de risicobronnen 32 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) als relevant met betrekking tot het groepsrisico worden aangemerkt. Dit groepsrisico blijft (zeer) ruim onder de oriënterende waarde. 3. Ook cumulatie van de risico's leidt niet tot een enigermate significante verhoging van het groepsrisico. 3.3.6 Fysieke veiligheid 3.3.6.1 Algemeen Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. 3.3.6.2 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. 3.3.6.3 Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 33 3.3.6.4 Bluswatervoorziening Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van diverse gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de 3 panden in dit plangebied minimaal 60 m water per uur. Wanneer deze voorzieningen niet in de openbare ruimte beschikbaar of realiseerbaar zijn, dan kunnen ze op particulier terrein geeist worden. Indien de brandkranen die voorheen op de (openbare) Microweg lagen komen te vervallen, dan zullen alternatieven voorzieningen (op particulier terrein) getroffen moeten worden. Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen, behoudens het hierboven genoemde aandachtspunt. 3.3.6.5 Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen op eigen terrein en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier terrein tot deze brandweertoegang mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen, behoudens de hierboven genoemde aandachtspunten. 3.3.6.6 Conclusie De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'. 3.3.7 Klimaat De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. 34 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht. Het op hoog niveau renoveren van een deel van de gebouwen, het introduceren van nieuwe woonvormen en nieuwe functies en het hergebruiken van materialen uit de openbare ruimte dragen bij aan de duurzaamheid van dit plan. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen. 3.4 Water 3.4.1 De watertoets Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd: Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) Bestuursakkoord Water (mei 2011) Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) Waterplan 2010 – 2015 (WP4) Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009) Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014 3.4.2 Algemeen Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Westkanaaldijk. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) ” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming. 3.4.3 Oppervlaktewater Binnen de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Kwalitatief Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het regenwater wordt vertraagd en gefilterd aangeleverd aan de overstortvijver, welke via een duiker onder de Neerbosscheweg is gekoppeld met het oppervlakte-watersysteem van Lindenholt. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 35 Kwantitatief De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het regenwater wordt via de duiker op het oppervlaktewater van Lindenholt geloosd. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief gezien sprake is van een 2 toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd. De toekomstige plannen zijn nog in ontwikkeling. Er is voor gekozen om daar waar mogelijk te infiltreren, teneinde met het (toekomstig) verhard oppervlak de riolering zo min mogelijk te belasten. Voor de veiligheid is er uitgegaan meer verhard oppervlak dan er in de toekomst zal worden aangelegd. 2 In de toekomstige situatie komt er 9.226 m minder verhard oppervlak. Van de 2 2 geprojecteerde hoeveelheid verhard oppervlak, zijnde 84.097 m , wordt 25.552 m 2 aangesloten op aan te leggen infiltratievoorzieningen en 58.545 m op de riolering. 3.4.4 Grondwater Het plangebied bevindt zich buiten een grondwaterwin- en/of grondwaterbeschermingsgebied. De gemiddelde grondwaterstand bedraagt ca. 7,50 m +NAP. 3.4.5 Riolering / hemelwater De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de duiker bij de Neerbosscheweg. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. 3.5 Natuur & Landschap 3.5.1 Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'. Conclusie In een straal van drie kilometer liggen geen gebieden van Natura 2000. 36 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 3.5.2 Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort' Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter') In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd. Om te bepalen of de Natuurbeschermingsweg aan de orde is, moet er een quick scan gedaan worden. Conclusie Uit de quick scan (Tauw, 12 november 2012) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan. 3.5.3 Flora en faunawet Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van Economische Zaken. Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd (Tauw, 12 november 2012). Uit dat onderzoek blijkt het volgende: ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 37 Toetsing van de beoogde ingreep aan door de Flora- en faunawet beschermde natuurwaarden laat zien dat er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door beschermde soorten is daarom niet nodig. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is evenmin nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden daarom met uitzondering van de zorgplicht, geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is daarom reëel. Broedende vogels Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden. 3.5.4 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Conclusie Dit plan ligt op 2,5 km van de EHS en heeft geen invloed op de EHS. 3.5.5 Groenplan De groene draad (2007) Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling: inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang; een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad; vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen; de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma. De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. De hoofdgroenstructuur is in dit bestemmingsplan niet aan de orde. De groene zones rondom het terrein zijn echter wel van groot belang voor de groene uitstraling van het terrein. Deze zijn dan ook als groen bestemd in het bestemmingsplan en sluiten aan op de groenzone langs het kanaal. Tevens behoren deze zone en die langs de Neerbosscheweg tot een droge ecologische dooradering die in en langs de randen van de stad lopen. 38 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Figuur 11: Groenstructuur In het Groenplan wordt dit gebied als volgt omschreven: “Langs het kanaal is een afwisseling van open en gesloten groengebieden met een duidelijke bomenstructuur langs het kanaal. Deze groenzone is op de meeste plaatsen nog intact en schermt het gebied af van het veelal omliggende landelijke gebied. Binnen het gebied bestaat de groenstructuur uit brede groenstroken aan één zijde van de wegen. De bomen in deze groenstrook zijn de dragers van het groen op het bedrijventerrein.” Met dit bestemmingsplan komt een deel van de bedrijfsbestemming meer in het groen te liggen dan nu het geval is. Daar staat tegenover dat in de zuidoosthoek de groenbestemming wordt uitgebreid. Deze hoek wordt niet openbaar aangezien Synthon een hek om het gehele terrein gaat zetten. Het belang van het historische bomenlaantje op het terrein, zowel vanuit cultuurhistorie als vanuit groen en ecologie, komt naar voren in de groenbestemming op deze laan die als langzaamverkeer verbinding voor het personeel gaat fungeren. Het goed inpassen van de hekwerken in het landschap en de groenstroken is van belang om een groene uitstraling van het terrein en de aansluiting daarvan op de groene omgeving te waarborgen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 39 3.5.6 Handboek stadsbomen (2009) Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal: Optimale inzet van middelen. Waarborgen van een vitaal bomenbestand. Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren. Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. De Hogelandsweg, Neerbosscheweg en het kanaal behoren tot de hoofdbomenstructuur. Voor behoud van het groene karakter van Nijmegen is het van belang dat deze structuur zo veel mogelijk in tact blijft. Te kappen bomen dienen 1-op-1 vervangen te worden binnen de hoofdbomenstructuur. In dit bestemmingsplan blijft de hoofdbomenstructuur in stand. 40 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Figuur 12: Hoofdbomenstructuur 3.6 Archeologie 3.6.1 Archeologische uitgangsprincipes Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie zo op behoud is gericht. Behoud, bij voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid terug. De wens om archeologie in situ te behouden heeft verschillende achtergronden. Ten eerste het uitgangspunt dat de natuurlijke conservering de beste is, en ten tweede dat archeologie in zijn context begrepen moet worden. Een archeologische vondst, of het nu een voorwerp of een structuur is, is een drager van informatie, in relatie tot zijn omgeving. Het zal altijd iets kunnen zeggen over de lokale geschiedenis, vaak over de regionale geschiedenis en soms ook over de nationale geschiedenis of zelfs internationale geschiedenis. Archeologie zonder context heeft duidelijk aan waarde verloren. Een derde uitgangspunt is de aanname dat toekomstige generaties mogelijk betere vormen van archeologisch onderzoek zullen hebben. Typerend voor gravend archeologisch onderzoek is dat het onderzoek het onderzoeksobject vernietigd: je kunt het maar eenmaal onderzoeken. Dit verklaart de nadruk op het goed documenteren van wat er tijdens het onderzoek aangetroffen wordt, zowel in het veld als nadien bij de uitwerking. Vandaar de hoop dat door nieuwe technieken dit mogelijk zal veranderen. Zouden we nu alles opgraven dan kan men later nooit meer onderzoek doen. Een vierde en niet onbelangrijk punt is de economische kant van archeologisch onderzoek. Dit kan erg duur zijn, waardoor bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van een plan in het geding kan komen. Maatregelen om de bodem niet of maar beperkt te verstoren zijn dan ook economisch zinvol. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 41 3.6.2 Rijksbeleid Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). 3.6.3 Provinciaal beleid De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau. De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden. 3.6.4 Gemeentelijk beleid Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen. 42 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken. 3.6.5 Plangebied Het plangebied ligt in een waarde 2 gebied, wat wil zeggen dat er een hoge verwachting is op het aantreffen van archeologische waarden in de ondergrond. Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze 2 grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat. De hierna volgende tekst is uit de terreinbeschrijving van de Nijmeegse Archeologische Beleids- en Advieskaart (ABAK) afkomstig, waar dit terrein beschreven is onder Z-35 Lindenholt-Noord: Binnen dit terrein liggen zes terreinen van zeer hoge archeologische waarde Z-21, Z-22, Z-24, Z-25, Z-26 en Z-27. Omschrijving Het terrein maakt deel uit van een oost-west georiënteerde 'zandrug', waarover vroegere grondgebruikers / grondwerkers wordt gesproken. Over de genese van deze zandige opduiking is niets bekend; mogelijk betreft het een holocene stroomgordel. In het terrein liggen verschillende bekende vindplaatsen. Op grond hiervan geldt in het gehele terrein een hoge verwachting voor bewoningsresten van de vroege ijzertijd tot de Romeinse tijd. Bovendien liggen binnen dit terrein enkele ontginningsassen uit de late middeleeuwen, de periode waarin de Lindenholt in cultuur is gebracht. Archeologisch belang van het terrein Er zijn verschillende vindplaatsen die het archeologisch belang van het terrein onderstrepen. IJzertijd: in 1976 is van een terrein bij boerderij Bijsterhuizen de bovengrond afgegraven om daar weer grond te kunnen deponeren afkomstig van de verbreding van het Maas-Waalkanaal. Tijdens die afgraving constateerde de AWN afdeling Nijmegen e.o. in een oude riviermeander een grijze laag met aardewerkvondsten, die dateren uit de vroege midden-ijzertijd. Dit is een aanwijzing voor de aanwezigheid van een nederzetting uit die periode. Romeinse tijd: Aan het eind van de jaren veertig van de vorige eeuw voerde de Stichting Bodemkartering een booronderzoek uit. Tijdens dit onderzoek is aan de Bijsterhuizensestraat, op een natuurlijke verhoging in het landschap, een aantal scherven gevonden van potten uit de Romeinse tijd. De vondsten wijzen op bewoning in de Romeinse tijd. Op grond van die informatie is het terrein door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed aangemerkt als terrein met hoge archeologische waarde. Aan de andere kant van de straat, net buiten de gemeente Nijmegen heeft het terrein de status van archeologisch rijksmonument In 2001 zijn, tijdens de archeologische begeleiding van de werkzaamheden voor het leggen van een elektriciteitskabel langs de Energieweg, over de lengte van ongeveer 100 meter wat sporen uit de Romeinse tijd gevonden. Het ging daarbij om enkele greppels en ten minste een kuil, waarin terra sigillata is aangetroffen. Ook is een waterput gezien die vermoedelijk uit de Romeinse tijd stamt. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 43 In 2009 is op een kleiner deel van het gebied een niet representatief bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Daarbij is vastgesteld dat delen van het terrein verstoord (kunnen) zijn. Gezien de beperkingen van dat onderzoek kan het hier niet meegenomen worden. Bij ontwikkelingen die groter zijn dan de ondergrenzen zoals aangegeven in de bestemmingsplanregels, zal dus nader onderzoek nodig zijn. Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven. Figuur 13: Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoloige (KNA). 44 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden. Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd. 3.6.6 Benodigd onderzoek Er moet onderzoek komen waarin vastgesteld wordt hoe het met de archeologische waarde van het plangebied is gesteld. Archeologisch onderzoek waarbij geboord of gegraven wordt, kan alleen verricht worden door daartoe gecertificeerde bedrijven en instellingen. Voor een gravend onderzoek is een vooraf door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen verplicht. Door het opnemen van de gestandaardiseerde regels uit het facetbestemmingsplan archeologie van de gemeente Nijmegen, in het bijzonder die voor waarde 2 archeologie, wordt geborgd dat het benodigde onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit wordt vervolgens als voorwaarde aan de benodigde omgevingsvergunning gekoppeld. Met het indienen van het door de bevoegde overheid goedgekeurd onderzoeksrapport zal dan aan de gestelde voorwaarden vanwege de archeologie voldaan zijn. 3.6.7 Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. 3.7 Cultuurhistorie 3.7.1 Rijksbeleid Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren. De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 45 3.7.2 Gemeentelijk beleid Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het betreffende bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. Dit houdt in dat bij ruimtelijke plannen alleen gestreefd wordt naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis. 3.7.3 Cultuurhistorische waarden Het terrein van Synthon aan de Microweg ligt in een gebied dat vroeger tot het dorp Neerbosch behoorde. Het gebied is rond 1300 door de Graaf van Gelre voor ontginning uitgegeven. De structuur van deze ontginning is eeuwenlang bewaard gebleven in de verkavelingsstructuur van het agrarische gebied. De straten van Hees en Neerbosch, zoals de Kerkstraat, Dennenstraat en Dorpsstraat volgden de oude verkavelingsstructuur. In 1867 stichtte evangelist Johannes van 't Lindehout en zijn vrouw op een stuk grond van boerderij Het Spijkerhof aan de Nederheidseweg in Neerbosch een nieuw weeshuis, het latere Kinderdorp Neerbosch. Het weeshuis, dat vrij achteraf lag, was bereikbaar via een kilometerslang grindpad, dat begon nabij het witte kerkje aan de Dorpsstraat in Neerbosch. Dit pad volgde eveneens de middeleeuwse verkavelingsstructuur, zoals onder andere te zien is op de kaart van het gebied in de Gemeente Atlas Nijmegen uit 1866. Vanaf de jaren '20 voltrok zich de eerste grote verandering in de omgeving van Neerbosch: Het Maas-Waalkanaal wordt gegraven en de oprijlaan van de inrichting wordt afgesneden van de Dorpsstraat. Ook de Dorpsstraat zelf wordt in tweeën gesneden. Vanaf de jaren '70 van de twintigste eeuw wordt de nieuwe wijk Lindenholt gebouwd en het bedrijventerrein Westkanaaldijk aangelegd. Van de oude verkavelingsstructuur en het pad naar Kinderdorp Neerbosch is nog maar weinig zichtbaar, op een klein pad naast de kerk aan de Dorpsstraat, een stukje op het terrein van Synhton en de huidige Scherpenkampweg op het terrein van Kinderdorp Neerbosch. 46 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 3.7.4 Conclusie Voor dit plangebied, gelegen in gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart, geldt dat historische structuren behouden dienen te blijven. Met de voorgestelde bestemmingsplanherziening heeft het oude pad, dat leidde van de Dorpsstraat in Neerbosch naar Kinderdorp Neerbosch, een groenbestemming gekregen. Hiermee is gewaarborgd dat deze historische structuur behouden blijft en herkenbaar blijft. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie zijn er daarom geen bezwaren tegen het voorgestelde bestemmingsplan. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 47 48 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 4.1 Economische uitvoerbaarheid De betreffende locatie is grotendeels in eigendom van de ontwikkelaar, Synthon. Het overige deel is eigendom van de gemeente Nijmegen en wordt tegen vergoeding overgedragen aan de ontwikkelaar. Met de ontwikkelaar is een koopovereenkomst afgesloten waarin o.a. afspraken zijn gemaakt over te vergoeden grondkosten, door ontwikkelaar uit te voeren werkzaamheden en de grondoverdracht. In de planexploitatie G609 Microweg Synthon, zijn de kosten en de sluitende dekking opgenomen. De kosten bestaan hoofdzakelijk uit plankosten. De dekking bestaat uit: te verkopen grond. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aangegeven dekkingen is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro vastgesteld te worden. 4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Voor dit bestemmingsplan is op 3 september 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter visie worden gelegd. De kennisgeving van de terinzagelegging zal plaats vinden via de website van de gemeente Nijmegen (http://bekendmakingen.nijmegen.n) en de Staatscourant. De stukken zullen fysiek ter inzage worden gelegd bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 49 50 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 5 Vooroverleg 5.1 Provincie Gelderland Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. 5.2 Waterschap Bij brief van 16 september 2014 heeft het Waterschap Rivierenland geschreven dat zij geen opmerkingen hebben bij de Verbeelding en Regels van het bestemmingsplan. Wel merken zij op dat bij voor de uitvoering van het plan een watervergunning van het waterschap is vereist. 5.3 Gasunie Bij e-mail van 4 augustus 2014 heeft Gasunie geschreven dat zij geen opmerkingen hebben. 5.4 Rijkswaterstaat Bij e-mail van 26 augustus 2014 heeft Rijkswaterstaat geschreven dat zij geen opmerkingen hebben. 5.5 Alliander Bij e-mail van 3 september 2014 heeft Alliander geschreven dat zij geen opmerkingen hebben. 5.6 Ministerie Infrastructuur en Milieu In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf: Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten Grote rivieren Kustfundament IJsselmeergebieden IJsselmeergebied Regionale watersystemen Ecologische hoofdstructuur Nationale Landschappen Rijksbufferzones Recreatie Derde Nota Waddenzee Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Project Mainport Rotterdam Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen. Er is dus geen vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met het Ministerie noodzakelijk. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 51 52 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Bijlagen bij toelichting ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 53 Bijlage 1 54 berekening gasleiding ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Bijlage 2 Flora en Fauna onderzoek ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 55 Bijlage 3 56 advies Regionale Brandweer ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Bijlage 4 bodemonderzoek ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 57 58 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Regels ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 59 60 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1 Begrippen plan: het bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP41W59-ON01 van de gemeente Nijmegen. 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aanbouw een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 achtergevellijn de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan; 1.7 archeologische waarden Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan: 1.8 archeologische verwachtingswaarden; vastgestelde archeologische waarden of resten. archeologische verwachtingswaarde de kans op archeologische vondsten of informatie. 1.9 archeologisch deskundige de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 61 1.10 archeologisch onderzoek onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988. 1.11 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.12 bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.13 bedrijvigheid het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren. 1.14 beperkt kwetsbaar object verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden. Kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt. Hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt. Winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt. Sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen. Sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt. Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt. Objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval. 1.15 bestaand a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.16 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 62 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 1.17 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.18 BEVI-bedrijf bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. 1.19 bevoegd gezag bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.20 bijgebouw een in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.21 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.22 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.23 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.24 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.25 bouwperceelsgrens een grens van een bouwperceel. 1.26 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 63 1.27 bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.28 erf de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.29 escortbedrijf de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.30 gebieden met een hoge archeologische verwachting deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten. 1.31 gebieden van zeer grote archeologische waarde voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden. 1.32 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.33 geluidsgevoelige functies geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4. 5. 6. woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; kinderdagverblijven. geluidsgevoelige terreinen I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen); II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. 1.34 gevelbreedte de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 64 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 1.35 hoekovergang een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw. 1.36 hoofdbebouwing hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen. 1.37 hoofdgebouw(en) een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.38 hoogwaardig openbaar vervoer een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur. 1.39 kantoor een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.40 kwetsbaar object Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten: 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen; 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object; 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. 1.41 omgevingsvergunning vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 65 1.42 ondergronds bouwwerk a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.43 ondergeschikte kantoren kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.44 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.45 overkapping een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.46 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.47 parkeergarage onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren. 1.48 perceelsgrens de grens van een bouwperceel. 1.49 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.50 raamprostitutie een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 66 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 1.51 seksinrichting een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.52 straatmeubilair de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, abri's en dergelijke. 1.53 standplaats een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. 1.54 terras een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt. 1.55 uitbouw een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.56 verblijfsgebied binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer. 1.57 voorgevellijn de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.58 wadi voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.59 werk een werk, geen bouwwerk zijnde. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 67 1.60 wonen de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot. 1.61 woning een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen. 1.62 zeer kwetsbaar object een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg. 68 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2 de afstanden tussen lijnen afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. 2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7 de bouwhoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9 gevellijn de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 69 2.10 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm. 70 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 2.11 de hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.12 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 71 2.13 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14 het bebouwde oppervlakte de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.15 het bebouwingspercentage het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.16 het peil de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.18 het vloeroppervlak de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen. 72 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1 Bedrijf Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven zijn toegestaan voor zover -6 de 10 contour van het plaatsgebonden risico niet over andere bouwpercelen valt; b. ondergeschikte kantoren; c. opslag en uitstalling; d. ontsluitingswegen; e. opwekking van duurzame energie door middel van kleinschalige (urbane) windturbines; f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 3.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; 3. binnen de aanduiding 'sba-ba1' geldt dat tot maximaal 50% van het aanduidingsvlak 'sba-ba1' de goot- en bouwhoogte mag worden overschreden tot maximaal 25 meter; 4. binnen de aanduiding 'sba-ba2' geldt dat tot maximaal 50% van het aanduidingsvlak 'sba-ba2' de goot- en bouwhoogte mag worden overschreden tot maximaal 50 meter; 5. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding sba-lb" zijn loopbruggen toegestaan om de bebouwing aan weerszijden van deze gronden met elkaar te verbinden. De loopbruggen zijn toegestaan op het niveau van de tweede tot en met de hoogste bouwlaag van het naastgelegen gebouw, maar in ieder geval niet hoger dan 18 meter, onder de voorwaarden dat: de onderlinge verticale afstand tussen de loopbruggen minimaal 3 meter bedraagt; ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 73 de afstand tussen de onderzijde van de grondvloer van de loopbrug en het hoogste punt van de loopbrug mag maximaal 4 meter bedragen. 6. ten behoeve van de realisering van urbane windturbines de maximum bouwhoogte met maximaal 5 meter mag worden overschreden; c. op het bouwperceel buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen, doch uitsluitend aan de voorzijde van en aangrenzend aan het hoofdgebouw, worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, tot een maximum breedte van 60% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw en een maximum diepte van 2 meter; de goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 2. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, met een maximum diepte van 2 meter; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen. 3.3 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren; b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen; c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn. 3.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. 74 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 4 4.1 Groen Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden; c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' is een in- en uitrit voor gemotoriseerd verkeer mogelijk; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw van de naastliggende bestemming mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2 meter; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 75 Artikel 5 5.1 Verkeer Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen; e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 5.2.2 Specifieke bouwregels De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen 2 mag per fietsenstalling niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, hoger zijn. 76 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 6 6.1 Leiding - Gas Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 6.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 6.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 6.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning voor niet kwetsbare objecten kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad. 6.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 77 6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond; d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen). 6.4.2 Uitzonderingen Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 6.4.3 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad. 6.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 78 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 7 7.1 Leiding - Hoogspanningsverbinding Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding. 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 7.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat hoogspanningsmasten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij het gaat om bestaande bouwwerken. 7.3 Afwijken van de bouwregels 7.3.1 Afwijkingbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 7.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 7.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad. 7.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 79 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond; d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen). 7.4.2 Uitzonderingen Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 7.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad. 7.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 80 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 8 8.1 Leiding - Riool Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 ; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 8.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn. b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. 8.3 Afwijken van de bouwregels 8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 8.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. 8.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad. 8.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 81 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen, het planten of kappen van bomen en het indrijven van voorwerpen in de grond ; d. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; e. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming; f. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen). 8.4.2 Uitzonderingen Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 8.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de belangen van de leiding(en) hierdoor niet worden geschaad. 8.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 82 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 9 9.1 Waarde - Archeologie 2 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting). 9.2 Bouwregels 9.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 2 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd. 9.2.2 Specifieke bouwregels a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. er op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw; 4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld; 5. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen van het bouwperceel maximaal 100 m bedraagt; 6. het gaat om bestaande bouwwerken. 9.3 Afwijken van de bouwregels 9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 83 9.3.2 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 9.3.3 Adviesprocedure voor afwijkingen Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals: alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h van de Monumentenwet 1988; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige; d. het doen van nader archeologisch onderzoek. 9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 84 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 9.4.2 Uitzonderingen Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: a. op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de werken en werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; c. de oppervlakte van werken en werkzaamheden als bedoeld onder 9.4.1 onder d niet 2 groter is dan 100 m ; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 4. het archeologisch onderzoek betreffen. 9.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 9.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. 9.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 85 86 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 87 Artikel 11 11.1 Algemene bouwregels Beeldende kunst Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 11.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 11.3 Ondergronds bouwen Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen en buiten de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.2 is toegestaan; d. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 88 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 12 12.1 Algemene gebruiksregels Evenementen Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 12.2 Seksinrichting of escortbedrijf 12.2.1 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van: a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen; b. raam- en straatprostitutie. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 89 Artikel 13 13.1 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de geldende bestemmingen, geen bebouwing voor geluidsgevoelige functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld. 13.2 Overige zone - zichtas ter plaatse van de aanduiding overige zone - zichtas mag gebouwd worden, met dien verstande dat de gevel transparant wordt uitgevoerd. 90 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 14 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 91 Artikel 15 15.1 Overige regels Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; b. de ruimte tussen bouwwerken. 15.2 Parkeerregels bij gebruikswijzigingen 15.2.1 Algemene parkeerregels Het is verboden het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen. Deze regeling is alleen van toepassing voor zover de bouwverordening niet van toepassing is. 15.2.2 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen a. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels Parkeren. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen met dien verstande dat als de parkeerruimte tevens fungeert als toegang tot het gebouw de afmetingen ten minste 3,00 m bij 5,00 meter dienen te bedragen; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen; c. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. 15.2.3 Afwijken van de parkeerregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 en 15.2.2. Het bevoegd gezag neemt hierbij onder andere in overweging of: a. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien; b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast. c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld. 92 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 15.2.4 Strijdig gebruik Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik. 15.3 Voorrangsregeling bestemmingen Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden: a. b. c. d. in de eerste plaats de planregels van artikel Leiding - Gas; in de tweede plaats de planregels van artikel Leiding - Hoogspanningsverbinding; in de derde plaats de planregels van artikel Leiding - Riool; in de vierde plaats de planregels van artikel Waarde - Archeologie 2; ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 93 94 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 16 16.1 Overgangsrecht Overgangsrecht bouwwerken 16.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 16.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16.1.1 met maximaal 10%. 16.1.3 Uitzonderingen Artikel 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 16.2 Overgangsrecht gebruik 16.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 16.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 16.2.3 Uitzonderingen ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 95 Artikel 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 96 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Artikel 17 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)'. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 97 98 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Bijlagen bij de regels ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 99 Bijlage 1 Nijmegen) Staat van bedrijfsactiviteiten (model Staat van bedrijfsactviteiten 05 Visserij, kweken van vis en schaaldieren Cat 0502 Kweken van vis en schaaldieren 3.1 15 Milieuaspect G-GE30 Industrie Cat Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 3.2 1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 3.1 1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige 3.1 vleesverwerking 1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2 Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 4.2 2 1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m 2 2 Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m 3.2 1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u 4.1 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 4.2 1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u 4.1 Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 4.2 1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u 4.1 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 4.2 1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1 1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg 2 meel/week Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg 3.2 meel/week 1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 3.2 2 1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m 2 2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m 3.2 2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m 5.1 1585 Vervaardiging van deegwaren 3.1 1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 4.1 1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 1596 Bierbrouwerijen 4.2 Milieuaspect G-GE100 G-GE50 G-GE50 17 Vervaardiging van textiel en textielproducten 1771 1772 Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 3.1 Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en 3.1 pullovers Milieuaspect G50 G50 18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont 1822 1823 1824 Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding 2 van leer) Vervaardiging van onder- en nachtkleding 2 Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. 2 20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, Cat 100 Cat Cat ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) G100 G100 G30 G100 G200 G300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE300 G-GE200 G-GE30 G-GE100 G-GE100 G-GE30 GE100 GE500 GE50 GE200 GE300 GE300 Milieuaspect G30 G30 G30 Milieu- riet e.d. 2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2 3.2 21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; Cat uitgeverijen en drukkerijen e.d. 2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren 22 4.1 4.2 3.2 3.2 3.2 aspect G-GE100 G100 Milieuaspect G-GE-S5 0 G200 G300 G100 G100 G100 2222.1 2222.2 2222.3 2222.5 2222.6 2223 2224 2225 2231 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen Cat media Drukkerijen van boeken e.d. 3.2 Drukkerijen van tijdschriften 3.2 Drukkerijen van reclame 3.2 Drukkerijen van formulieren 3.2 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2 Grafische afwerking en binderijen 1 Grafische reproductie en zetten 2 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2 Reproductie van geluidsopnamen 1 Milieuaspect G100 G100 G100 G100 G30 G10 GE30 G-GE30 G10 24 Vervaardiging van chemische producten Cat 2416 Vervaardiging van kunststof in primaire vorm 5.2 Milieuaspect GE700 2430 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 4.2 GE300 2442 Formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1 G-GE50 2466 Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken 3.1 G-GE50 Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. 4.1 G-GE200 25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof Cat 2522 Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage 3.1 kunststofbouwmaterialen Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen 4.1 Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen 4.2 Vervaardiging van overige producten van kunststof 4.1 Milieuaspect G-GE50 2524 26 2612 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en Cat gipsproducten Vormen en bewerken van vlakglas 3.1 2613 2621 Vervaardiging van holglas 3.2 Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens 2 < 40 kW Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens 3.2 = 40 kW 2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 5.2 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) GE200 GE300 GE200 Milieuaspect G50 G100 G30 G100 G700 101 2663 3.2 G100 Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d 4.2 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 3.1 2 2.000 m Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 3.2 2 2.000 m G300 G50 Milieuaspect G-GE700 2751 Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van Cat producten van metaal Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 5.2 1.000t/j Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j 4.2 2754 Gieten van overige non-ferrometalen G300 28 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en Cat transportmiddelen) Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw 3.1 2 p.o.= 200 m Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw 3.2 2 p.o.> 200 m Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 3.1 2 m Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 3.2 2 m Oppervlaktebehandeling, Algemeen 3.2 Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren 3.2 2 Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m 3.1 2 Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m 3.2 Vervaardiging van hang- en sluitwerk 3.2 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 3.1 2 m Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 3.2 2 m Milieuaspect G50 29 Vervaardiging van machines en apparaten 2911 Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren 4.1 2 voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m 2 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m 4.1 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, 4.1 2 p.o. > 2.000 m Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen 4.1 tractoren), 2 p.o. > 2.000 m Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van 4.1 2 papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor 4.1 2 specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m Milieuaspect G200 2670 27 2710 2811 2812 2851 2852 2863 2875 2921 2922 2932 2955 2956 30 3002 31 102 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d 4.2 Cat G100 G300 G100 G50 G100 G100 G-GE100 G50 G100 G100 G50 G100 G200 G200 G200 G200 G200 Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en Cat instrumenten Vervaardiging van computers 2 Milieuaspect G-GE30 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten Cat en benodigdheden Milieuaspect ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 3110 G-GE200 3130 Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en 4.1 transformatoren Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 3162 Vervaardiging van koolelektroden GE1500 32 Vervaardiging van audio-, videoen Cat telecommunicatieapparaten en benodigdheden Vervaardiging van elektronische componenten 3.1 Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van 3.1 apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie Milieuaspect G50 G50 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, Cat orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken 3310.1 Tandtechnische bedrijven 2 3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en 2 overige orthopedische en protheseartikelen 3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor 2 de bewaking van industriële processen) 3350 Vervaardiging van uurwerken 2 Milieuaspect 34 Milieuaspect G200 G200 3210 3220 6 33 Vervaardiging van transportmiddelen 3420.1 Carrosseriebouw 3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 35 Cat 4 4 G200 G-GE30 G-GE30 G30 G30 Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, Cat aanhangwagens en opleggers) 1 Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m , 5.1 baggermaterieel, booreilanden e.d. Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, 4.1 1 metaal < 25 m Vervaardiging van fietsen 3.2 Vervaardiging van invalidenwagens 3.2 Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. 3.2 Milieuaspect G500 3611 3612.1 3612.2 3615 3622 3630 3663.1 3663.2 Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige Cat goederen n.e.g. Vervaardiging van zitmeubels 3.2 Interieurbouw 3.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3.2 Vervaardiging van matrassen 3.2 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) 2 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 Sociale werkvoorziening 2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1 Milieuaspect G100 G100 G100 G100 GE30 G-GE30 G-GE30 G50 37 Voorbereiding tot recycling Cat 3720 Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) 4.2 Milieuaspect G300 40 Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water Cat 3511 3512 3542 3543 3550 36 4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 5.1 5.1 4.2 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) G200 G100 G100 G100 Milieuaspect G500 G500 G300 103 41 Winning en distributie van water Cat 4100 Winning en distributie van water 3.1 45 Bouwnijverheid Cat 2 4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m 3.1 2 Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m 3.2 2 4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m 3.1 2 Grondverzet b.o. > 2000 m 3.2 2 4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m 3.1 2 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m 3.2 2 4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m 3.1 2 Leggen van kabels en buizen > 2000 m 3.2 2 4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m 3.1 2 Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m 3.2 4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en 3.1 2 sportterreinen < 2000 m Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en 3.1 2 sportterreinen > 2000 m 2 4523.2 Stratenmaken < 2000 m 3.1 2 Stratenmaken > 2000 m 3.2 2 4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m 3.1 2 Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m 3.2 2 4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m 3.1 2 Vlechten van betonstaal > 2000 m 3.2 4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 3.1 2 2000 m Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 3.2 2 2000 m 2 4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m 3.1 2 Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m 3.2 2 4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m 3.1 2 Isolatiewerkzaamheden > 2000 m 3.2 2 4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m 3.1 2 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m 3.2 4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 3.1 2 2000 m Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 3.2 2 2000 m 2 4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m 3.1 2 Overige bouwinstallatie > 2000 m 3.2 2 4541 Stukadoren < 2000 m 3.1 2 Stukadoren > 2000 m 3.2 2 4542 Timmeren < 2000 m 3.1 2 Timmeren > 2000 m 3.2 2 4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m 3.1 2 Schilderen en glaszetten > 2000 m 3.2 2 4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m 3.1 2 Overige afwerking van gebouwen > 2000 m 3.2 50 Reparatie van consumentenartikelen en handel 5020.1 Auto-onderdelenservicebedrijven 5020.2 Bandenservicebedrijven 5020.3 Reparatie van specifieke auto-onderdelen 104 Cat 2 2 2 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) Milieuaspect G50 Milieuaspect G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G50 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G100 Milieuaspect G30 G30 G30 5020.4 Carrosserieherstel 3.2 5020.5 Overig onderhoud en slepen van auto's 2 5030.1 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en 2 -accessoires 5030.2 Groothandel en handelsbemiddeling in banden 2 5040.1 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en 2 onderdelen en accessoires daarvan G100 G30 G30 51 Milieu-as pect G50 5121.5 5121.8 5122 5123.1 5123.2 5124.1 5131.1 5132 5133.1 5134 5136 5137 5138.1 5138.3 5139 5142.1 5142.3 5142.6 5143.2 5143.3 5143.4 5143.5 5146.2 5147.1 5147.4 5147.5 5147.8 5147.9 5148.1 5148.3 5148.4 5148.5 5148.6 5148.7 5151.2 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en Cat motorfietsen) Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 3.1 500 t/u Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 4.2 500 t/u Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u 3.1 Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u 4.2 Groothandel in bloemen en planten 2 Groothandel in levend vee 3.2 Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 3.2 Groothandel in huiden en vellen 3.1 Groothandel in groenten en fruit 3.1 Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet 3.1 levend) Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten 3.1 Groothandel in dranken 2 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 2 Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische 2 producten) Groothandel in snacks 2 Gespecialiseerde groothandel in overige 2 voedings-/genotmiddelen n.e.g. Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen 2 assortiment Groothandel in bovenkleding 2 Groothandel in onderkleding 2 Groothandel in textielwaren algemeen assortiment 2 Groothandel in audio- en videoapparaten 2 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2 Groothandel in verlichtingsartikelen 2 Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten 2 Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, 2 verpleegen orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) 2 Groothandel in speelgoed 2 Groothandel in optische artikelen 2 Groothandel in muziekinstrumenten 2 Groothandel in huismeubilair 2 Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking 2 Groothandel in papieren kartonwaren (geen 2 verpakkingsmateriaal) Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 2 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen 2 schoolboeken, kantoormeubels en -machines) Groothandel in fietsen en bromfietsen 2 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 2 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 4.1 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) G30 G30 G300 G50 G300 G30 G100 G100 GE50 GV50 GV50 GV50 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 G30 GV200 105 3 5151.3 5152.2 5152.3 5153.1 5153.2 5153.3 5153.4 5153.5 5153.6 5153.7 5153.8 5154.1 5154.2 5155.1 5155.2 100.000 m Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 5.1 3 100.000 m Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) 3.2 Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 2 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m 3.1 2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m 3.1 2 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m 3.1 2 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m 2 2 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m 3.2 2 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m 3.1 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 2 2 m Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 3.1 2 m Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2 2 2000 m Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 3.1 2 2000 m Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2 2 2000 m Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 3.1 2 2000 m 2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m 3.1 2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m 2 2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m 3.1 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor 3.2 industriële toepassing Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen 2 5156.2 Groothandel in papier en karton 2 2 5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m 3.1 2 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m 3.2 5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen 3.1 2 b.o. < 1000 m Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen 3.2 2 b.o. > 1000 m 5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 3.1 2 1000 m Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 3.2 2 1000 m 5161 Groothandel in gereedschapswerktuigen 3 5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d. 3.1 5164.3 Groothandel in kantoormeubels 3.1 5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en 3.1 genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) 5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel 3.1 5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en 3.1 vriestechniek 5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 3.1 5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. 3.1 106 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) GV500 GE100 G100 G100 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G100 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G50 G30 G50 GV100 GR-S-GGV100 G30 G50 G100 G50 G100 G50 G100 G50 G50 G50 G50 G50 G50 G50 G50 5165.7 Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en 3.1 elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal 5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten 3.1 5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ 3.1 handel 5166 Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren 3.1 5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen 2 5171.3 Groothandel in emballage 2 5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. 2 5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. 2 5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen 2 G50 52 Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen Cat auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) 5261 Postorderbedrijven 3.1 5263.1 Colportage 3.1 5263.2 Straathandel 3.1 5271 Reparatie van schoeisel en lederwaren 1 5272 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 1 5273 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 1 5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 1 Milieu-as pect G50 G50 G50 G10 G10 G10 G10 60 Vervoer, opslag en communicatie 6010 6021.1 6021.2 6022 6023 6024.1 Vervoer per spoor 4.2 Openbaar personenvervoer over de weg 3.2 Geregeld besloten personenvervoer over de weg 3.2 Ongeregeld personenvervoer per taxi 2 Ongeregeld personenvervoer per autobus 3.2 2 Verhuisvervoer b.o, < 1000 m 3.1 2 Verhuisvervoer b.o, > 1000 m 3.2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 3.1 2 1000 m Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 3.2 2 1000 m Milieuaspect G-GV300 G100 G100 G30 G100 G50 G100 G50 6024.2 Cat 63 Dienstverlening voor het vervoer 6311.2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 4.2 2 2000 m Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 5.2 2 2000 m Opslag in tanks 3.1 Opslag in koelhuizen e.d. 3.1 Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) 3.1 Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. 3.2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 6312.1 6312.2 6312.3 6321 Cat 64 Post en telecommunicatie Cat 6411 6412.1 6412.2 Nationale postdiensten Lokale postdiensten Koeriersdiensten 2 2 2 71 Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van Cat roerende goederen en zakelijke dienstverlening ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) G50 G50 G50 G30 G30 G30 G30 G30 G100 Milieuaspect G300 G700 G50 G50 G50 G100 Milieuaspect G30 G30 G30 Milieuaspect 107 7110.1 7110.2 7121 G30 G30 G30 7122 7123 7132 7133 7134.2 7140.3 7140.4 7140.5 Verhuur van personenauto's (geen operational lease) 2 Operational lease van personenauto's 2 Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen 2 personenauto's) Verhuur van schepen 3.1 Verhuur van vliegtuigen 3.1 Verhuur van bouwmachines en -werktuigen 3.1 Verhuur van computers en kantoormachines 3.1 Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. 3.1 Verhuur van leesportefeuilles 2 Verhuur van kleding, huisraad e.d. 2 Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. 2 72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. Cat 7250 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1 Milieuaspect G10 73 Speur- en ontwikkelingswerk Cat 7310.1 7310.3 7310.4 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en 2 visserij Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk 2 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2 74 Overige zakelijke dienstverlening Cat 7470.1 7470.2 7481.1 7481.3 Reiniging van gebouwen Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. Fotografie Ontwikkelcentrales 3.1 3.1 2 2 90 Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige Cat dienstverlening Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 Afvalinzameling 3.1 Afvalverwerking - kabelbranderijen 3.2 - Vuilstorten 4.2 - Vuiloverslagstations 4.2 - Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 v.c. 5.000 tot 20.000 5.2 ton/jr. v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1 Milieuaspect GE200 GE300 GE500 G-GE50 92 Cultuur, sport en recreatie Cat 9211.1 9220.1 Productie van (video)films (geen televisiefilms) Omroeporganisaties 2 2 Milieuaspect G30 G30 93 Overige dienstverlening Cat 9301.1 9301.2 9301.3 9301.3 Wasserijen en linnenverhuur Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wassalons, wasserettes 3.1 2 2 1 108 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 9000.1 9000.2 9000.3 G50 G50 G50 G50 G50 G30 G30 G30 Milieuaspect G-GE30 G-GE30 G-GE30 Milieuaspect GE50 GE50 G30 G30 GE100 G-GE300 G-GE300 GE300 GE700 GE-S200 Milieuaspect G50 G-GE30 G30 G10 Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten Inleiding In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (vooral brand en explosiegevaar); verkeer; visuele aspecten. Gebruikte bronnen Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten. In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken. Model Nijmegen De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie. De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 109 Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn: bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen; dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven; activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming; garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan. Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan: categorie 1 categorie 2 categorie 3 categorie 4 categorie 5 categorie 6 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. komen in Nijmegen niet voor. In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven: milieucategorie richtafstanden gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 rustige wijk 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 110 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 5.1 5.2 5.3 500 m 700 m 1000 m 300 m 500 m 700 m De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden. Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie. ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon) 111 112 ontwerp bestemmingsplan Haven- en Industrieterrein Nijmegen West 1979 - 59 (Synthon)
© Copyright 2024 ExpyDoc