Risico-index natuurbranden brengt impact van natuurbrand per

Risicobeh eersi ng
Risico-Index Natuurbranden
brengt impact van natuurbrand
per gebied in kaart
Als de risico’s in kaart zijn gebracht kunnen passende maatregelen worden genomen.
Door het aanleggen van een zandpad bijvoorbeeld kan de impact worden verlaagd.
Veel regio’s met grote natuurgebieden in ons land hebben een Risico-Index Natuurbranden
(RIN) opgesteld. Op basis van vaste en variabele gegevens wordt inzichtelijk hoe groot de impact
in een gebied is als brand uitbreekt. Om de RIN dynamischer te maken, wordt gewerkt aan een
koppeling met de landelijke risicokaart en zijn er ideeën om een koppeling te maken met het
natuurbrandverspreidingsmodel. ‘Uiteindelijk willen we met een app kunnen zien hoe groot de
impact op een bepaald moment van het jaar in een bepaald gebied is en wat de handelingsperspectieven zijn voor burgers’, aldus projectleider Wim Verboom.
Door Jolanda Haven
D
e aanpak van natuurbranden zit in de lift. Zowel de
preventieve aanpak als de bestrijding ervan. Twee jaar
geleden ging het Landelijk Werkprogramma Natuurbranden van start. Elf partijen uit het hele land zijn
erbij betrokken en diverse werkprogramma’s zijn gestart. Een van
de programma´s is de Risico-Index Natuurbranden (RIN). Maar de
RIN is niet nieuw. In 2002 hebben de regio’s Gelderland-Midden
(VGGM) en Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) samen met het IFV
voor het Veluwemassief een RIN opgesteld. ‘Dit model kon echter
niet optimaal gebruikt worden voor andere gebieden, onder
andere door de diverse vegetaties’, vertelt Verboom.
Aanpassing
‘De grote brand op 2 juli 2010 op de Strabrechtse Heide heeft veel
los gemaakt in Nederland’, vervolgt Verboom. ‘Er zijn Kamervragen gesteld over hoe veiligheidsregio’s voorbereid zijn op
natuurbranden. Vanuit een studieonderzoek is bekend dat de
kans op het ontstaan van een onbeheersbare brand op de Veluwe
in droge perioden 40% is.’ Hoe is dat in de rest van Nederland?
26
nummer 6 juni 2014
En hoe groot is de impact ervan? Een RIN geeft daar een goed
beeld van. ‘In 2012 is een werkgroep gevormd en hebben we
de RIN zo aangepast dat iedere veiligheidsregio het model kon
gebruiken’, aldus Verboom. ‘Naast het uitbreiden van vegetatie
hebben we een uitgebreidere toelichting gegeven en omschrijvingen gefinetuned. Het gaat niet alleen om de aanrijroute van
voertuigen, maar ook om de bereikbaarheid van gebieden met
boten of vanuit de lucht. In geval van branden in rietkragen kan
de effectiviteit met boten groter zijn dan natuurbrandbestrijdingsvoertuigen.’
Combinatie van factoren
De RIN zegt niks over de kans op het ontstaan van een brand,
maar wel over hoe groot de impact in een gebied kan zijn. De
risico’s daarop worden in beeld gebracht door een combinatie
van verschillende vaste en variabele parameters. Zoals vegetatie, kans op uitbreiding, hoeveel mensen in het gebied zijn,
vaste bewoners of bezoekers, welke preventieve en preparatieve
voorzieningen er zijn en de opkomsttijden van de brandweer.
Verboom: ‘Aan al deze gegevens zijn scores gekoppeld. Hoe hoger
een gebied scoort, des te groter de impact kan zijn. De scores zijn
Sdu Uitgevers
Risicobeh eersi ng
Een risico-index van een bepaald gebied. Op basis
van vaste en variabele factoren wordt aan een
bepaald gebied een kleur toegekend. Daarmee
wordt inzichtelijk hoe groot de impact in een
gebied is als brand uitbreekt.
gekoppeld aan een kleur. Van groen tot en met rood. Groen is
weinig impact en rood een grote impact. Maar rood wil niet zeggen dat het altijd een probleem hoeft op te leveren. Het kan rood
zijn omdat de opkomsttijd van de brandweer lang is, omdat er
veel brandbaar natuurgebied is of vanwege een slechte bluswatervoorziening, maar het zegt niets over de kans. De Waddeneilanden bijvoorbeeld scoren overwegend rood. Dat heeft te maken
met de slagkracht op het eiland.’ De RIN is een totaalscore, maar
belangrijker is volgens Verboom om naar de deelscores te kijken.
‘Het is vaak een combinatie van factoren waarom een gebied
rood is. Je hebt vaste factoren en variabele factoren. Met de
paasdagen is het drukker in een gebied en kan de score rood zijn,
omdat de impact groter is. Daarom willen we de RIN digitaliseren en dynamisch maken. We moeten ervoor zorgen dat het
document niet in de kast verdwijnt. Het zou onderdeel moeten
uitmaken van natuurbranden binnen het regionaal risicoprofiel.’
Dynamisch
Bij de RIN moet dus worden gekeken naar de variabele factoren. Het kan zijn dat een gebied in het voorjaar groen is terwijl
het twee weken later rood is. Door een toename van het aantal
bezoekers in een gebied, maar ook weersverandering speelt een
grote rol. Daarom wil Verboom de RIN graag koppelen aan het
natuurbrandverspreidingsmodel. ‘Dit model kan op basis van
gegevens over vegetatie en meteo-gegevens uitrekenen hoe een
brand zich naar verwachting ontwikkelt. De brand- en onbrandbaarheid van natuur in dit model is nauwkeurig doordat er
wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag ligt in de vorm
van brandstofonderzoek in verschillende typen natuur. De scores
van de RIN zijn niet wetenschappelijk van aard, maar wel in
samenwerking met natuurbeheerders tot stand gekomen. Door
een koppeling te maken met het natuurbrandverspreidingsmodel kunnen we het systeem finetunen. De RIN is op dit moment
niet aan meteo gebonden.’
Daarnaast wil Verboom verbinding maken met de landelijke
risicokaart. Daarvoor is een tool ontwikkeld die een koppeling
kan maken tussen de RIN en de analoge risicokaart. We zijn aan
het kijken waar we de tool kunnen onderbrengen om het ook te
beheren. ‘Daar worden nu gesprekken over gevoerd. Uiteindelijk
willen we alle gegevens koppelen en met een app inzichtelijk
maken hoe de situatie er in een bepaald gebied voor staat met
bijbehorende handelingsperspectieven voor de burger.’
Gebiedsgerichte aanpak
Het in beeld brengen van risicogebieden is één. Maar daarmee
ben je er nog niet. Pas als de gevolgen en impact inzichtelijk zijn,
kunnen passende maatregelen genomen worden. Bij het geografische deel van de RIN hoort ook een uitvoeringsprogramma.
Hierin wordt bijvoorbeeld aangegeven welke maatregelen nodig
Brand&Brandweer
zijn om de impact te verminderen, maar ook de kosten die hieraan verbonden zijn. Het zou goed zijn als hierover bestuurlijke
besluitvorming plaatsvindt binnen de verschillende regio’s om
de uitvoering ook te effectueren. Binnen Gelderland-Midden
loopt zo’n programma met een gebiedsgerichte multidisciplinaire aanpak. Verboom: ‘We willen de kans op en het effect
door natuurbranden verminderen. Daarbij is het van belang dat
de risico’s in het gebied bekend zijn bij alle relevante partijen.
Effectieve preventieve maatregelen moeten gezamenlijk in
beeld worden gebracht en worden vastgelegd in een gezamenlijk
natuurbrandbeheersingsplan.’
Gelderland-Midden heeft vijf thema’s opgesteld. Gezondheidszorg, vitale infrastructuur, camping en recreatie, musea en
pretparken en wonen. ‘We zijn begonnen met de aanpak van
een zorginstelling midden in de natuur’, vervolgt Verboom. ´Zij
zitten in een gebied dat deels geel en deels oranje is. We hebben
gezamenlijk met de zorginstelling de risico’s in beeld gebracht
en een maatregelenpakket opgesteld. Daardoor zijn ze zich ook
meer bewust van de gevolgen.´
‘De RIN is een totaalscore, maar
het is belangrijker om naar de
deelscores te kijken’
Per gebied heeft de brandweer een analyse gemaakt en acht
maatregelen opgesteld. Te weten: Bewustwording creëren
bij bewoners, personeel en andere gebruikers op het terrein.
Landschap dusdanig inrichten naar minder brandbare bomen.
Opvang op locatie en zorgcontinuïteit. Verkeerscirculatieplan.
Vitale infrastructuur op locatie beter beschermen. Vroegtijdige
detectie en alarmering. Brandonderzoek en bluswatervoorziening. Verboom: ´Met dit plan benaderen we het onderwerp
brandveiligheid op een andere manier. Hun reactie was: “Fijn dat
jullie met ons meedenken.” In tegenstelling tot vroeger nemen
we mensen meer mee in het project en maken we ze meer
bewust van de risico’s vanuit de omgeving. Door met elkaar in
gesprek te gaan creëer je commitment. De werkmethode is vergelijkbaar met het project Geen nood bij brand!. Af van de regels
en meer gezamenlijk kijken naar de risico’s. Samen met het
IFV kijken we naar de trends die eruit te halen zijn. Die kunnen
immers gelden voor elke zorginstelling in een natuurgebied. Zo
proberen we onze kennis te delen. ■
nummer 6 juni 2014
27