artikel - Cogis

2
cogiscope
0114
Alledaagse Magie
Hans te Brake
Bouwen op bestaande veerkracht voor
optimale hulpverlening
Alledaagse Magie
In Cogiscope is de afgelopen tijd een aantal maal aandacht
geschonken aan het fenomeen veerkracht. Het concept blijkt
in velerlei vormen en contexten terug te vinden. De vraag rijst,
terecht, of het al deze aandacht wel verdient. In deze bijdrage rea­
geert Hans te Brake op deze vraag, waarbij hij zich richt op het
gebruik van veerkracht in de opvang van mensen na schokkende
gebeurtenissen. Naar zijn mening is het vermogen tot zelfherstel
‘iets wat er is,’ dat vooral benut moet worden.
Foto Lennert Rog/Nationale Beeldbank.
Veerkracht en hulpverlening
Bij de (psychosociale) opvang van mensen na
schokkende gebeurtenissen zijn er in grote
lijnen drie principes waar aan moet worden
voldaan: (1) het onderkennen en ondersteunen
van veerkracht als leidend principe na schok­
kende gebeurtenissen; (2) het bewustzijn dat
veerkracht niet oneindig is en dat een selecte
maar significante groep aanvullende hulpver­
lening nodig heeft; (3) het tijdig en zo goed
mogelijk doorverwijzen en ondersteunen van
deze groep mensen. Het eerste principe gaat
voor de meeste getroffenen op. Een minder­
heid ontwikkelt klachten, waarvan slechts een
deel trauma gerelateerde klachten laat zien die
behandeling behoeven.
Het is van groot belang dat hulpverleners be­
sef van en inzicht in veerkracht hebben. Het
onderkennen van het feit dat velen veerkrach­
tig zijn voorkomt een doorschieten in overdaad
aan zorg en ‘pampering’ (waar Helsloot (2013),
in een iets andere context, eerder tegen ageer­
de). Het is tevens wat Frerks (2013) bedoelt
als hij het heeft over de erkenning dat ‘… juist
betrokken actoren zelf beschikken over belang­
rijke capaciteiten die niet noodzakelijkerwijze
verloren hoeven te gaan bij een ramp en die
aangewend kunnen worden bij de rampvoorbe­
reiding, mitigatie, response en wederopbouw’
(p 12). Dückers (2013) stelt dat deze visie on­
werkbaar is als de grenzen van het herstelver­
Alledaagse Magie mogen niet goed kunnen worden bepaald, en
pleit daarmee voor meer sturingsinformatie.
Tot dusverre ontbreken hiertoe echter goed
bruikbare instrumenten. Dat is een terechte
constatering, maar het is geen reden om niets
met het gegeven ‘veerkracht’ te doen.
Wat is veerkracht eigenlijk?
Veerkracht kunnen we beschouwen als de ca­
paciteit om met onverwachte, vaak abrupte
veranderingen om te gaan. Deze omschrijving
bestrijkt een breed spectrum aan omstandig­
heden. Opvallend is dat iedere omstandigheid
waar auteurs zich op richten, uitnodigt tot het
formuleren van een eigen veerkrachtdefini­
tie. Zelfs als ik me beperk tot de individuele
veerkracht in het omgaan met schokkende ge­
beurtenissen zijn nog vele varianten mogelijk:
wij vonden in een eerder literatuuronderzoek
niet minder dan 37 verschillende definities
(Hoijtink e.a. 2011).
Bonanno (2012) spreekt van een ‘conceptu­
ele migratie’ van het construct veerkracht. Het
vindt zijn oorsprong in de ontwikkelingspsy­
chologie uit de vroege jaren ‘70, met name
waar het ging over het omgaan met tegenslag
(adversity) door kinderen. Later is onderzoek
zich ook gaan richten op volwassenen in het
omgaan met schokkende gebeurtenissen. Dit
heeft het onderzoek naar persoonlijkheids­
factoren aangewakkerd. Op haar beurt heeft
cogiscope 0114
3
dit allerlei instrumenten opgeleverd om per­
soonlijkheidstrekken in relatie tot veerkracht
te meten (Hoijtink e.a. 2011). Dan gaat het om
zaken als hardiness, zelfbekrachtiging, coping­
stijl, en positivisme (o.a. Bonanno 2004). Enige
evidentie is gevonden voor het belang van deze
disposities, maar we moeten beseffen dat veel
onderzoek cross-sectioneel van aard is en dat
het verband tussen persoonlijkheid en gedrag
notoir zwak is (zie Mischel 1969).
Twee discussies zie je vaak terugkeren. Door
de aandacht te verleggen naar (het meten van)
persoonseigenschappen, ontstaat de neiging
veerkracht zélf als persoonlijkheidstrek te zien.
Dat is het in mijn ogen niet. Veerkracht is in
essentie een uitkomst van het ondergaan van
verandering. Masten (1994) maakt om deze
reden een onderscheid tussen resiliency (refere­
rend aan persoonlijke kenmerken) en resilience
(de uitkomst: het weten te hervinden van een
nieuwe balans na de gebeurtenis). Daarnaast
is er discussie mogelijk over de vraag of veer­
kracht niet beter moet worden gezien als een
proces in plaats van een uitkomst. In de prak­
tijk komt het er op neer dat dit afhankelijk is
van de situatie. Als gekeken wordt naar de ef­
fecten van chronische stressoren (langdurige
verwaarlozing, socio-economische achterstand)
ligt het meer voor de hand veerkracht als een
proces (stapeling) te beschouwen dan bij (een­
malige) schokkende gebeurtenissen.
4
cogiscope
0114
Focus: van ziekte naar gezondheid
Met haar focus op positieve ontwikkeling
heeft het onderzoek naar veerkracht de aan­
dacht op het gebied van doelen, methoden en
modellen weten te verleggen van het aloude
medische disease model naar een paradigma
waarbinnen kracht, gezondheid en welzijn een
steeds nadrukkelijker rol krijgen. Dat werd tijd
ook: al in 1948 definieerde de World Health
Organization gezondheid als ‘… a state of complete physical, mental and social well-being and
not merely the absence of disease or infirmity’.
Met andere woorden, gezondheid is meer dan
(de afwezigheid van) pathologie. De psycholo­
gische literatuur richtte zich niettemin vooral
op negatieve uitkomsten. In 2000 vond Myers
dat de verhouding negatief-positief ongeveer
op 14:1 lag; een herhaling in OVID op het mo­
ment van schrijven levert een verhouding van
10:1 op.
Een verklaring voor deze preoccupatie voor het
negatieve is wellicht te vinden in een veronder­
stelde evolutionaire functie (angst maakt alert
op mogelijk gevaar en zet aan tot vluchten;
boosheid zet aan tot actie, vechten). Impliciet
werd minder waarde toebedeeld aan positieve
emoties, hoewel een theorie als de broaden and
build theory van Fredrickson (2004) daar wat
tegenover stelt. Positieve emoties leiden tot het
‘open staan’ voor nieuwe ervaringen waardoor
het gedragsrepertoire wordt verbreed (broaden),
wat leidt tot het opbouwen van hernieuwde
bronnen van energie (build). Positieve emoties
vormen zo een antiserum voor de negatieve
gevolgen van stressvolle gebeurtenissen. Het
wetenschappelijk onderzoek naar veerkracht
Alledaagse Magie
past in deze ontwikkeling (zie o.a. Shimazu en
Schaufeli 2008). Ten slotte is er ook vanuit psy­
chobiologische en genetische hoek steeds meer
aandacht voor veerkracht, hoewel deze invals­
hoek vooral moet worden beschouwd samen
met factoren op individuele en sociale niveaus.
Meten is weten?
Terug naar de in de inleiding genoemde be­
hoefte aan sturingsinformatie. Bijgaand figuur
geeft veel van het eerder genoemde schema­
tisch weer: de meeste mensen weten na een
schokkende gebeurtenis op eigen kracht te her­
stellen, grofweg wordt uitgegaan van 80%. De
overige 20% heeft (enige) klachten, waaronder
een selecte groep met (langdurige) klachten.
Sturingsinformatie zou zich moeten richten op
de grenzen tussen de verschillende groepen.
Instrumenten om direct hulpbehoevenden te
kunnen identificeren zijn voornamelijk ge­
richt op het vaststellen van een diagnose (veelal
PTSS of depressie) of het risico daarop. Terwijl,
zoals hierboven gesteld, de afwezigheid van pa­
thologie nog geen garantie is voor gezondheid.
Wat het denken over veerkracht kan toevoegen,
is om te gaan met de mensen die op dit soort
vragenlijsten onder de vastgestelde afkapwaar­
de scoren. Tussen niets doen (‘afwachten’) en
Anticiperen op behoeften en problemen na schokkende gebeurtenissen: drie groepen
Essentie kwalitatief hulpaanbod Groep
Praktische ondersteuning, informatie, trainingsprogramma's, informatiefolders, organisatie 1
Geen klachten,
Veerkrachtig
80%
Monitoring, screening
Diagnostiek en behandeling
(bewezen effectief, veilig etc.)
2
Enige klachten
3
Psychopathologie
15%
5%
(be)handelen (‘interveniëren’) ligt een scala aan
mogelijke vroegtijdige interventies. Literatuur
en expertkennis geven aanwijzingen: informa­
tievoorziening (normaliseren, feitelijke uitleg
van de situatie en omstandigheden, psycho-in­
formatie en adressen voor hulp) en het bieden
van een steunende context (hieronder vallen so­
ciale steun van familie en vrienden, maar ook
bv. praktische, geldelijke, juridische hulp). Ook
voor de veerkrachtige groep uit het schema is
deze ondersteuning mogelijk en nodig (Impact
2014; zie het artikel over de multidisciplinaire
richtlijn psychosociale hulp, elders in dit blad).
Alledaagse Magie Tot slot
Masten (2001) noemt veerkracht ‘ordinary
magic’ en illustreert daarmee zowel de kracht
als de alomtegenwoordigheid van het feno­
meen. Ook Mancini e.a. (2010) zien in het
cumulerende onderzoek steeds meer aan­
wijzingen dat veerkracht geen uitzonderlijk
fenomeen is, maar onderdeel is van normale
Literatuur
Bonanno, G.A., ‘Loss, Trauma, and Human Resilience.
Mancini, A.D., & G.A. Bonanno, ‘Resilience to Potential
Have We Underestimated the Human Capacity
Trauma: Toward a Lifespan Approach’, in : J.W.
to Thrive After Extremely Aversive Events?’, in:
Reich, A.J. Zautra & J.S. Hall (Eds.), Handbook of
American Psychologist vol. 59 (2004) 1, pp. 20-28.
Adult Resilience. New York: Guilford Press, 2010,
Bonanno, G.A.,’ Uses and abuses of the resilience
construct: Loss, trauma, and health-related adver-
pp. 258-282.
Masten, A.S., ‘Resilience in individual development:
sities’, in: Social Science & Medicine vol. 74 (2012)
Successful adaptation despite risk and adver-
pp.753-756.
sity’, in: In: M.C. Wang & E.W. Gordon (Eds.),
Dückers, M., ‘Veerkracht: Baken of dwaallicht?’, in:
Cogiscope vol 10 (2013) 3, pp. 16-19.
Fredrickson, B.L., ‘The broaden-and-build theory of
positive emotions’, in: Philosophical transactions Royal Society. Biological sciences 359, 1449 (2004)
Haalbaar lijkt mij op dit moment een ‘slim’
instrument dat niet alleen klachten uitvraagt,
maar ook behoeften op het gebied van veer­
kracht inventariseert en doorverwijst naar pas­
sende informatie, lotgenotenfora, juridische en
praktische steun, et cetera. Het is de gedachte
achter een instrument dat momenteel wordt
getest binnen het Arq-project Inpreze (de
MIRROR – Mobile Insight into Risk, Resilience
and Online Referral). Bij de ontwikkeling rich­
ten we ons op het inzichtelijk maken van pro­
blemen, risico’s, mate van veerkracht en feite­
lijke behoeften (Impact 2014).
cogiscope 0114
pp. 1367-78.
Frerks, G., ‘Veerkracht bij rampen vanuit internationaal
en lokaal perspectief. De laatste loot aan de stam’,
in: Cogiscope vol. 10 (2013), 1 pp. 9-13.
Helsloot, I., ‘Disproportionele investeringen in psychosociale veiligheid’, in: Cogiscope vol 10 (2013) 2,
pp. 10-13.
Hoijtink, L., H. te Brake & M. Dückers, Veerkracht
Educational resilience in inner-city America:
Challenges and prospects. Hillsdale, NJ: Hillsdale,
1994, pp. 3–25.
Masten A.S., ‘Ordinary Magic: Resilience processes
in development’, in: American Psychologist vol. 56,
(2001) pp. 227-238.
Mischel, W., ‘Continuity and change in personality’, in:
American Psychologist, vol. 24 (1969) 11, pp. 10121018.
Myers, D.G., ‘The funds, friends, and faith of happy
people’, in: American Psychologist vol. 55 (2000) 1,
pp. 56-67.
Shimazu, A. & W.B. Schaufeli, ‘Work engagement: An
monitor. Ontwikkeling van een meetinstrument voor
emerging concept in occupational health psycho-
psychosociale veerkracht. Amsterdam: Impact, 2011.
logy’, in: BioScience Trends vol. 2 (2008) 1, 171.
Impact, Multidisciplinaire richtlijn psychosociale hulp bij
rampen en crises. Diemen: Impact, 2014.
coping met tegenslag. Er is nog werk aan
de winkel in de ontwikkeling van praktische
instrumenten die veerkracht verder concretise­
ren. Dit is potentieel waardevol, en het is iets
om naar te streven. Tegelijkertijd is veerkracht
een fenomeen dat bestaat, dat er is. Er geen (of
te weinig) rekening mee te houden leidt tot een
onvolledige visie op de realiteit, en erger nog,
tot suboptimale hulpverlening.
Hans te Brake is senior beleidsadviseur bij
Stichting Impact, landelijk kennis- en adviescentrum psychosociale zorg en veiligheid na
schokkende gebeurtenissen. Tevens is hij programma coördinator Veerkracht en Interventie
bij Arq Psychotrauma Expert Groep.
5