Hagelands Neerhof v.z.w. Tweemaandelijks Clubblad Editie Januari - Februari 2014 VOORWOORD Beste leden, Vooreerst wensen wij jullie namens het bestuur het allerbeste toe voor het nieuwe jaar. Onze tentoonstelling komt nu écht wel dichtbij. De inschrijvingen komen druppelsgewijs binnen, de sponsor- en reclameacties lopen op volle toeren, de catering wordt voorbereid, kortom we staan niet stil! Dit clubblad is dan ook iets beperkter, gezien het vele werk dat er naar de voorbereiding van de tentoonstelling gaat. Wij willen zeker nog de tentoonstellers onder ons feliciteren met hun mooie resultaten die gedurende de laatste maanden behaald zijn. U hebt ons allen trots gemaakt ;-) Wij hopen dat jullie in 2014 deze trend kunnen verderzetten en hopelijk zien we jullie allen op onze TT. Groetjes Het bestuur ONGEDIERTE IN HET VOER Met dank aan Garvo voor deze zeer leerrijke tekst! Misschien is het u al wel eens overkomen dat u naar de winkel terug ging met uw voer omdat er ongedierte in zat. De meest voorkomende soorten ongedierte in voeders zijn klander, voermot en voedermijt. Met name graanmengsels zoals kippengraan en duivenvoer zijn gevoelig voor deze diertjes. Voer is en blijft natuurlijk een natuurproduct en al is bovengenoemd ongedierte niet voor alle dieren direct even nadelig, ze horen simpelweg niet in het voer! Graag vertellen wij wat meer over deze diertjes, hoe het risico erop te beperken is, en wat Garvo er aan doet om een plaag te voorkomen. KLANDER Dit is een zespotig roestbruin tot zwart kleurig kevertje met een lengte van ca. 4mm, die met zijn scherpe kaken een gaatje in het voer vreet. Klander behoort tot de meest gevreesde voorraadinsecten. Dit komt omdat de larven van deze kever de kiemen van graan opeten en ze in ongehoord grote aantallen kunnen voorkomen (tot 4000 per kilo graan). Het eitje overwintert in het voer of in voerruimtes en komt uit wanneer het vochtigheidsgehalte en de temperaturen hoog zijn. Het is dan volop zomer of nazomer en het voer zit verwerkt in grote silo’s of in de voerzak. De kleine kevertjes vermeerderen zich snel en leggen vooral in naden en kieren hun eieren. Klandereitjes kunnen dus onopgemerkt op voer of in uw winkel aanwezig zijn. Klander kan worden bestreden met de spuitbus, maar de eieren niet! Als er eenmaal eieren in kieren en naden zitten, komen ze het volgende jaar weer tevoorschijn als de temperaturen binnen hoger zijn als buiten (dus na de warme zomer). De kevers willen overleven en zullen het voer wat er ligt gaan opzoeken. Het is verstandig de voerruimte steeds goed schoon te houden en bij de geringste besmetting de naden en kieren uit te branden. De eieren gaan alleen kapot na verhitting boven 100 graden C. Indien de fabrikant de granen zou verhitten tot boven de 100 graden, zou dat ten koste gaan van de kiemkracht. Het voer is dan ‘dood’. Dit kan natuurlijk niet en dus moeten we deze ellende proberen te voorkomen. VOEDERMIJT OF MEELMIJT Mijt is een spinachtig klein diertje dat met het blote oog nauwelijks te zien is. Het diertje houdt zich vooral op in stof of meel. De eitjes komen uit bij hoge temperaturen in combinatie met een hoge luchtvochtigheid. Ze komen vaak voor in oude voerresten die veel stof bevatten en verspreiden een vieze zoete geur. Vaak zitten ze in stoffig oud voer. Meelmijt kan zich ook bij een lage temperatuur ontwikkelen, het gaat dan niet zo snel, maar het gebeurt wel. Meelmijt ontwikkelt zich van ei en larve via twee nymphe-stadia (jonge mijtjes) tot een volwassen mijt. In het tweede nymphe-stadium kan de mijt in het zogenaamde hypopus-stadium overgaan, ze houden dan een soort "winterslaap" die ze beschermt tegen uitdrogen, als de luchtvochtigheid hierna toeneemt, kunnen ze er weer tegenaan. Mijten komen in vele granen voor en kunnen omdat ze in voedsel leven, heel moeilijk bestreden worden met een insecticide, het enige juiste dat men kan doen is dan ook het zo droog en koel mogelijk opslaan van het voer. Heeft men voermijt ontdekt, dan moet het direct worden verwijderd en de voerplaats moet ontsmet worden. Het voer kunt u eventueel verpakken in kleinere hoeveelheden en daarna in de diepvries gooien. Na enkele dagen eruit halen en heel goed zeven, zodat er geen „stofje“ (dode mijten) meer in zit. U kunt dit doen, u moet dit niet doen. Ieder zijn eigen keuze. Kenmerken Formaat: 0,5 millimeter Kleur: Kleurloos met geel tot rode poten Vorm: Ovaal zonder vleugels met 6 poten Aantal eieren: 500 Ontwikkelingsduur: 17 tot 140 dagen Ontwikkeling: volledige gedaanteverwisseling Voorkeurtemperatuur: ca. 25 graden Voorkeurvoedsel: Meel en granen DE VOERMOT Dit is een vlinderachtige, die haar eieren in het voer legt. Het eitje ontpopt zich in een spinsel van draden en komt daarna tevoorschijn als een larve. Uiteindelijk ontpopt zich deze larve weer in een motje en het hele verhaal kan weer opnieuw beginnen. VOORKOMEN VAN ONGEDIERTEPLAAG Indien u voeders bewaart in een vochtige omgeving, waar de temperaturen hoog kunnen oplopen is dat vragen om moeilijkheden. Bewaar voer daarom altijd op een droge, koele, stofvrije en mogelijk donkere plaats en sluit open zakken altijd goed af. Orde en netheid is het behoud van uw voer en dan zult u ook de minste problemen hebben. Bewaar geen oude kliekjes voer en neem niet teveel in voorraad. Indien u geen koele droge plaats kunt vinden, is het verstandig het voer in een goed ventilerende ruimte te plaatsen. Als je 2 raampjes tegen elkaar een heel klein beetje loszet, ontstaat er een luchtstroom (tocht) waar mijten een enorme hekel aan hebben. De eitjes ontwikkelen zich dan niet of nauwelijks. SCHADELIJK VOOR DIEREN? Het zal u wel duidelijk zijn dat ongedierte altijd ongewenst is. Bij duiven bijvoorbeeld gaat het zelfs ten kosten van de conditie van de duiven. De duiven zullen er niet direct dood aan gaan, maar de vorm is weg, de ontlasting vaak dun. Het ongedierte kan de duif verzwakken en daardoor kunnen weer andere darmbacterie een kans krijgen om duiven ziek te maken. Een lichte besmetting kan heel snel een zware besmetting worden, bij duiven dus absoluut ongewenst. Voor kippen is een klanderbesmetting geen ramp, maar ideaal is het beslist niet. Voorkomen is beter dan genezen, en daar gaan we als voerfabrikant ook voor! WIE IS VERANTWOORDELIJK? Wettelijk is het als volgt geregeld: de handelaar die het voer ontvangt is verplicht binnen 2 tot 3 dagen na ontvangst het voer te controleren op ongedierte en dient dit te melden bij de fabrikant. De fabrikant is dan aansprakelijk. De eindverbruiker dient het gekochte voer te controleren op ongedierte etc. en kan binnen een (redelijke) termijn van 8 dagen de handelaar aansprakelijk stellen. Daarna is de winkelier en de fabrikant in principe niet meer aansprakelijk. Veel fabrikanten zijn echter bereid in sommige voorkomende gevallen dat zij zelf niet aansprakelijk zijn, toch op basis van de goede onderlinge verstandhouding iets te doen, afhankelijk van de omstandigheden (zoals opslag, netheid, temperatuur, vochtigheid van de ruimte waar het voer is opgeslagen). De fabrikant is dit echter niet verplicht. Voer is een natuurproduct en dient door alle partijen, van fabrikant t /m liefhebber, met de nodige zorg te worden behandeld. Een houdbaar - tot datum geeft dus geen enkele garantie dat er in die tussentijd niets mis kan gaan. Houdt daarom u opslag goed in de gaten en controleer de zakken die al wat langer liggen regelmatig. Want voorkomen is beter dan genezen! Tekst: Garvo bv. "bron: www.garvo.nl" WINTER: DE GEVOLGEN VOOR ONZE HOENDERS (BRAKELS) Met dank aan Peter Golsteyn voor dit artikel Het tentoonstellingsseizoen zit er voor dit jaar weer bijna op en gaan we de dieren de nodige rust en goede verzorging geven om ze zo goed mogelijk de winter te laten doorkomen. De kortste dagen van het jaar zijn in aantocht en de kippen moeten, wanneer het weer het toelaat, verplicht worden, nog zoveel mogelijk buiten rond te scharrelen. Toch zullen ze geneigd zijn nog voor valavond de nachthokken op te zoeken om weg te dommelen op de zitstokken. Indien er geen bijverlichting wordt gegeven duurt de periode waarin de hoenders niet meer kunnen eten en drinken erg lang ( van 16 uur in de vooravond tot 8.30 uur de volgende morgen.). Het is dus van groot belang dat de dieren vooraleer op stok te gaan, nog de gelegenheid krijgen hun krop te vullen. Indien u niet thuis bent op het ogenblik van de avondvoedering, doet u er goed aan op voorhand, voldoende hardvoer ter beschikking van de hoenders te stellen. We gebruiken bij voorkeur hardvoer (= een goede graanmengeling, rijk aan oliehoudende zaden, met voldoende gerst, haver, tarwe en liefst zo weinig mogelijk maïs. ) omdat dit soort voer langzamer verteert en dus langer in de krop en het spijsverteringsstelsel van de kip blijft. Het hongergevoel zal niet zo vlug optreden bij dit soort voeding. Geef ‘s avonds geen legmeel of korrel.! Hou er ook rekening mee dat de dieren nog eens goed moeten kunnen drinken. Indien het vriest en u zelf niet in staat bent om rond 16 uur vers drinkwater aan de dieren te verstrekken, ontwerpt u best een systeem dat belet dat het drinkwater kan bevriezen. Wanneer sneeuw en vorst hun intrede doen is het nodig dat de dieren een goede huisvesting hebben. Tochtige en vochtige nachtverblijven zijn uit den boze en zullen uw dieren veel last, ongemakken en ziekten bezorgen. Ook al beschikken de hoenders over een degelijk hok, toch zal u dan nog moeten letten op de ventilatie. Waarom zal u zeggen. Stel dat u de dieren niet buiten kunt laten lopen omwille van te strenge vorst, ijs of sneeuw en dat ze dus de ganse dag opgesloten in de binnenhokken moeten verblijven. De luchtvochtigheid zal oplopen in de hokken. De condens die veroorzaakt wordt door deze vocht zal mogelijk tijdens de dag, maar zeker ‘s nachts, wanneer de dieren op de slaapstokken zitten, neerslaan op de kammen van de dieren. Indien de temperatuur te ver onder nul daalt zal dit vocht op de weke lichaamsdelen aanvriezen ( kam, kinlellen...) en daar schade aanrichten. ( Afvriezen van de kam leidt tot onvruchtbaarheid) Zeker dient men erop te letten dat het drinkwater aangeboden wordt in drinkbakken, die zo vervaardigd zijn dat de kinlellen en de kam niet nat kunnen worden tijdens het drinken. Om de condensvorming tegen te gaan kan men de drinkbakken ‘s avonds uit de hokken nemen om ze ‘s morgens, goed gereinigd en weer gevuld, ter beschikking van de dieren te stellen. Om het bevriezen een beetje te vertragen kan men een weinig suiker aan het water toevoegen. De conditie van dieren, die voortdurend of voor een langere tijd binnen worden gehouden, loopt sterk achteruit. Het is dus van het allergrootste belang dat we in deze periode zeker om de dag een portie groenvoer aan de dieren verstrekken. Alle soorten kool zijn hier welkom. Fijngeraspte of kleingesneden stukjes wortel ( peentjes ) en biet zijn ook goed. Beschikt men niet over groenten dan kan men ook fruit geven. Appelen en peren zijn zeer gegeerd. Het probleem kan zijn dat de kippen dit voer niet aanraken indien ze er vroeger nooit mee in contact zijn geweest of het helemaal niet kennen. Door het meerdere malen aan te bieden zullen ze er na een tijdje toch wel gaan in pikken. Verwijder ‘s avonds de niet opgepikte restanten omwille van de vervuiling in het hok en de besmetting ervan met uitwerpselen. Zo voorkomt u ook opnieuw verdamping van vocht en op die manier gaat u weer de condensvorming tegen. GEEF UW PLUIMVEE BESCHUTTING TEGEN HET GURE WEER. Geef uw pluimvee in het gure jaargetijde een deugdelijke beschutting tegen regen en wind. Rietmatten vormen hiervoor een uitstekend middel. Zij dienen aan de hoeken flink omhoog te staan en moeten een versterking hebben tegen storm. Wij zagen voor kleine tomen een praktische bescherming in de vorm van een 5 of 6 meter lange en ruim 1 meter hoge rietmat, schuin geplaatst naar de richting van de wind. Voor rennen in open vlakten gelegen en met jonge fruitboombeplanting, vormde een binnen de omheining geplante rij brem een eenvoudige, blijvende en goedkope beschutting. Denk er aan dat stormwind wel het slechtste element is voor uw kippen. Een goede beschutting is daarom niet onbelangrijk. ( Avicultura 1928 ) Januari en februari zijn gekend om hun sterk afwisselende temperaturen. Ook de hoeveelheid neerslag kan zeer variabel zijn. Al deze factoren hebben een ongunstige invloed op de ei- productie. Veel fokkers, die in de maanden september en oktober dieren willen tentoonstellen zullen echter genoodzaakt zijn hun kippen ten laatste in de maand februari aan de leg te krijgen om op dat moment de waardevolle broedeieren te kunnen verzamelen en te kunnen broeden. Welke voorzorgsmaatregelen kunnen we nemen om de hoenders al in januari of februari aan de leg te krijgen? Om op deze vraag een antwoord te geven moeten we terug naar de maanden september en oktober van het jaar voordien. Waarom? Wel, alles begint met een vlotte rui van de overjaarse dieren vlak na de zomer ( augustus, september, oktober ). Normaal begint het vervangen van het vederkleed in deze periode. Iedereen weet dat dieren, die in de rui zijn, niet leggen. De energie die ze opdoen langs hun voeding hebben ze volledig nodig om zich een nieuw “ pakje “ aan te meten. Ruien is dan ook een zeer arbeidsintensieve bezigheid voor de kippen. Geleidelijk aan zullen de hoenders tegen het eind van de zomer minder gaan leggen en treedt de rui dan in. Dieren die echter tot in oktober goed blijven leggen zullen die ruiperiode pas doormaken tijdens de maanden november, december en januari. Dit is natuurlijk niet zo goed, want de dieren hebben hun nieuw verenpakje broodnodig wanneer de eerste koude dagen en nachten er aan komen in november... of soms al vroeger. Het is dus goed dat we er als hoenderhouder op toezien dat onze kippen op het juiste ogenblik in de rui komen. Kunnen wij dat beïnvloeden? Ja, maar hoe dienen we tewerk te gaan? Door de dieren vlak na de zomer van hok te verwisselen, door hun voeding te veranderen, door ze een dag geen drinken te geven... brengen we een verandering in hun leefpatroon, wat er bijna zeker zal toe leiden dat ze in de rui vallen. Dit is natuurlijk wel een geforceerde methode, maar we kunnen niet anders, willen we in de winter broedeieren rapen. Als men er rekening mee houdt dat een volledige rui wel 8 tot 10 weken kan duren, is het geen overbodige luxe, het ruiproces in de beste periode van het jaar te laten plaatsgrijpen en ervoor te zorgen dat alles zo goed en vlug mogelijk verloopt. De ruiperiode is een tijd waarin de voeding een zeer belangrijke rol speelt. Alleen het beste is dan goed genoeg voor de dieren. Geef ze een goede graanmengeling, verstrek veel oliehoudende zaden en geef de dieren af en toe een vitaminepreparaat. Er bestaan ook middeltjes in de handel die men “ ruihulp “ noemt. Ze zijn erop gebaseerd dat het vervangen van de veren vlugger en vlotter verloopt. Bij een uitgebalanceerde voeding en een goede verzorging van de dieren is het echter niet nodig om zijn toevlucht tot deze middelen te nemen. Naast het ruiproces komt er nog een tweede element kijken indien we in januari broedeieren willen verzamelen : de verlichting. De hypofyse ( een kliertje in de kop van de kip ) geeft de stimulans om de eiproductie op gang te brengen. Deze klier moet geprikkeld worden door licht om haar taak te kunnen starten. Wanneer de dagen kort zijn en er weinig licht is komt de hypofyse niet op gang. Daarom moeten wij, als fokker, ervoor zorgen dat de uren licht per dag opgedreven worden op een kunstmatige manier. Indien er minder dan 12 uur licht is zal de leg bijna niet of uiterst traag op gang komen. Dit kunnen we ons niet veroorloven indien we vroeg broedeieren willen hebben. Persoonlijk zorg ik er altijd voor dat mijn dieren ten laatste tegen de maand november in hun nieuw verenpak zitten. Na de beoordeling van de dieren, na de rui, plaats ik de fokhaan al in de toom. Dat gebeurt begin december. Vanaf dat ogenblik ( rond Sint Niklaas, 6 december ) begin ik met de bijverlichting. Heel geleidelijk aan geef ik, door gebruik te maken van tijdklokken, dagelijks, enkele minuten licht bij en verleng ik op die manier kunstmatig de dag. Sommige fokkers verkiezen deze bijverlichting ‘s avonds te geven, anderen, waarbij ik behoor, beginnen liever ‘s morgens bij te lichten. Elk systeem heeft zijn voor - en nadeel. Voordeel van ‘s morgens licht bij te geven. De dieren beginnen vroeger aan de dag en kunnen eerder drinken en eten. Een nadeel is wel dat de hanen vroeger beginnen te kraaien en zo voor meer overlast kunnen zorgen. De dieren blijven natuurlijk wel opgesloten in het hok tot het buiten klaar genoeg wordt om de nachthokken open te zetten. Zo men ‘s avonds bijlicht heeft men wel minder klachten over gekraai, maar indien men niet over een automatische dimschakelaar beschikt, zal het licht plots uitvallen en op dat moment zitten misschien niet alle dieren op de slaapstokken. Heel belangrijk is dat de bijverlichting mondjesmaat moet bijgegeven worden. Een te bruske overgang kan anders weer leiden tot het in de nekrui vallen van bepaalde dieren. Indien alles geleidelijk verloopt komen de dieren na enkele weken in conditie. De kammen worden roder, de legbeentjes, die men kan voelen wanneer men een hen in de hand neemt, gaan verder uit elkaar staan en het ogenblik waarop de hen haar eerste ei zal leggen is in aantocht. Eens de dieren in deze gure wintermaanden aan de leg zijn moet men de eieren meermaals per dag verzamelen, zeker bij vorst. De eitemperatuur mag niet onder de vier graden dalen omdat de kans dat de kiem dan nog tot ontwikkeling zal komen , erg klein wordt. Zo men de eieren alleen ‘s avonds kan verzamelen dient men er rekening mee te houden dat de temperatuur in het hok niet te laag mag worden. Dit wordt erg moeilijk indien men de dieren tijdens de dag wel buiten laat lopen. Een dikke laag stro of schavelingen in de legnesten kan hier nog enig soelaas bieden, hoewel we ons daar toch niet te veel mogen van voorstellen. Indien de dieren binnen blijven tijdens de dag zorg ik ervoor dat een klein ventilatortje op een lage warmtestand ingesteld, ervoor zorgt dat de binnentemperatuur niet onder de zeven graden daalt. De temperatuur binnen mag niet hoger oplopen omdat het verschil met de buitentemperatuur te groot zou zijn indien de dieren een dag later wel weer in open lucht zouden komen. Vastgesteld werd immers dat kippen beter een constante koude verdragen dan wisselende temperaturen. Voorzichtigheid is hier dus geboden. De eerste eieren die de kippen in het nieuwe seizoen leggen moet men nog niet bewaren om te laten bebroeden. Na veertien dagen aan de leg te zijn zullen de eieren pas hun optimaal gewicht hebben. Wil men nu weten van welke hen een bepaald ei is, dan moet men technieken gaan toepassen om dit aan de weet te komen. ( Valnesten, koppelkweek,... ) Zij, die niet gehaast zijn om vroeg in het jaar kuikentjes te hebben kunnen gerust de natuur haar gang laten gaan. De rui kan in dat geval later gebeuren, hoewel de hoenders natuurlijk veel warmte en energie zullen verliezen indien ze tijdens de koude periode nog niet hun nieuw, goed isolerend en mooi verenkleed hebben. De meeste dieren zullen dan volgens hun biologisch ritme aan de leg komen en eieren gaan produceren in maart of april. In alle gevallen zou ik er toch willen op wijzen dat men best zijn kuikens heeft voor 1 mei. Veel is natuurlijk afhankelijk of men een zwaar, een licht of een krielras kweekt. Vergeet niet dat een brakelhen minstens 5 à 6 maanden nodig heeft alvorens ze een topconditie heeft en het volledige stadium van volwassenheid bereikt, terwijl dit bij de haan minstens 8 à 9 maanden in beslag neemt. Fok in functie van uw behoefte. Dieren die we gaan gebruiken voor vroege en late tentoonstellingen worden zeker niet in dezelfde maand gefokt. Veel kippenhouders willen wel vroeg in het jaar consumptieeieren. Anderen zullen dan weer liever later in het seizoen kweken om de jonge dieren de hele winter door te laten leggen. Hoe later in het seizoen u wil broeden, hoe meer kans u heeft om een broedse hen te vinden die dat klusje voor u wil klaren P. G. Wat zegt een kip die tegen een muur loopt? TOK!
© Copyright 2024 ExpyDoc