Handreiking van de training r e i z e l p g e B ewe va n a f 4 Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar Handreiking van de training r e i z e l p g e e w e B va n a f 4 Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar Een training van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) waarin professionals werkend met de doelgroep 4-12 jarigen en studenten worden geschoold en ondersteund in het ontwikkelen en uitvoeren van een uitdagend en op de kinderen (4-12 jarigen) afgestemd speels beweegaanbod. De training richt zich op het aanleren van vaardigheden zoals creativiteit, begeleiding en spelinzicht. Voorwoord Van nature vinden kinderen het heerlijk om te bewegen. Stilzitten moeten ze leren, bewegen niet. Bewegen is goed voor de gezondheid en de totale ontwikkeling van kinderen. Recente maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een toename van de vraag naar leuke en geschikte beweegactiviteiten voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Zo zijn scholen verplicht om voor- en naschoolse opvang te bieden tussen 7.30 uur en 18.30 uur, of hiervoor ten minste faciliteiten te bieden en randvoorwaarden te stellen waarbinnen anderen dat doen. Soms gebeurt dat via formele kinderopvang, soms via het aanbieden van naschoolse activiteiten. Sport, spel en bewegen spelen hierin een grote rol. Ook het toenemende aantal kinderen met overgewicht vraagt om meer bewust bewegen en niet alleen om aanpassing van het eetpatroon. Leerkrachten, groepsleiding, spelleiding en iedereen die werkt met kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, zouden over een uitgebreid repertoire aan spel- en beweegideeën moeten beschikken. Helaas wordt daaraan (binnen de huidige opleidingen) veel te weinig aandacht besteed. Reden genoeg voor NISB om een training te ontwikkelen met als titel ‘Beweegplezier vanaf 4’. De training ondersteunt en schoolt professionals die (willen gaan) werken met de doelgroep 4 tot 12 jarigen in het ontwikkelen en uitvoeren van uitdagend op de leeftijd afgestemd spel- en beweegaanbod. De training is bijzonder omdat uitgebreid wordt ingegaan op heel diverse spel- en beweegvormen. Er is veel aandacht voor het opdoen van inspiratie om zelf beweegspelen te bedenken en om bestaande beweegactiviteiten aan te passen aan de groep. Deelnemers verwerven vaardigheden zoals creativiteit, begeleiding en spelinzicht. Het stimuleren van kinderen om te bewegen en te spelen is een belangrijke basis voor een gezond en gelukkig kind. Binnen het onderwijs, de opvang en op andere plekken waar gewerkt wordt met kinderen, behoren spelen en bewegen een vast onderdeel te zijn van het dagelijkse programma. Uit de praktijk blijkt dat de training ‘Beweegplezier vanaf 4’ inspireert en enthousiasmeert om in de dagelijkse praktijk de kinderen lekker te laten bewegen. Aan de hand van korte spelletjes of juist grotere ingewikkelde spelvormen. Binnen of buiten, op scholen, binnen de opvang, tijdens schoolkampen, tijdens sportdagen, in buurthuizen of tijdens sportkampen. Alles kan! Dat kinderen plezier beleven aan wat ze doen staat voorop, want iets wat je leuk vindt, wil je steeds weer doen. Ik wens je veel ‘beweegplezier’. Anderé van Schaveren Directeur NISB Inhoud Voorwoord Deel 1: Inleiding 1. 2. 3. 4. 5. Waarom bewegen Bewegen voor, tussen, op én na school De uitgangspunten van de training Beweegplezier vanaf 4 Leeswijzer bij de handreiking Leeswijzer bij de training Deel 2: Thema’s Thema 1: Spelbeleving 1.1 1.2 69 75 Samenwerkingsvormen Spelen met vertrouwen Thema 8: Spelen met andersoortig materiaal 8.1 8.1.1 8.2 8.2.1 8.3 8.3.1 8.4 60 Spelletjes aan tafel Thema 7: Lijf aan lijf spelen 7.1 7.2 40 Spannende beweegspelen buiten Speurtochten Thema 6: Gezelschapsspelen 6.1 33 Varen op zee Piraten en zeerovers Thema 5: Buiten spelen 5.1 5.2 30 Basisestafettevormen Andere estafettevormen Opdracht deelnemers Thema 4: Thematisch werken 4.1 4.2 21 Het uitleggen van een spel Het analyseren van een spel Opdracht deelnemers Thema 3: Estafettes 3.1 3.2 3.3 19 Kennismakingsspelen en sfeer creëren Spelplezier met wasknijpers Thema 2: Speluitleg en spelanalyse 2.1 2.2 2.3 7 Spelen met wasknijpers Opdracht deelnemers Spelen met bierviltjes Opdracht deelnemers Spelen met kranten Opdracht deelnemers Spelen met de parachute 81 Inhoud Thema 9: Grote organisatievormen 9.1 106 999 Thema 10: Aan (de) slag met sporten in de BSO 108 10.1 Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’ Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 111 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Speels indelen van groepjes Speluitleg Stormanalyse Organisatievormen Vrij spel en geleid spel Wenken voor de praktijk Veiligheid Thematische activiteiten Andersoortig materiaal Literatuur Interessante websites Leveranciers spel- en beweegmaterialen Deel 4: Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage 127 1. Voorbeeld intekenlijst opdrachten deelnemers 2. Opdrachtformulier 3. Kaarten speluitleg 4. Letterestafette levens / matroos 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover 6. Indelingskaarten piraat / zeerover 7. Zeerovers en piraten ren je rot 8. Geheime code piratenspel 9. Kaartjes uitbeeldspel zeerovers en piraten 10. Een hoed vouwen 11. Scoreformulier 999 Colofon 142 1 IN DEEL 1 E L DE ID ING E L r e i z e l p g B e we e vanaf 4 Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar 7 Deel 1: Inleiding 1. Waarom bewegen Bewegen in het belang van een goede ontwikkeling Bewegen is van essentieel belang voor kinderen. Door veel en gevarieerd te bewegen, leren kinderen veel verschillende bewegingen onder de knie te krijgen. Door mee te doen aan beweegspelen kunnen kinderen contact maken met leeftijdsgenootjes. Ze leren samen spelen, plezier te hebben, maar ook ruzie te maken en teleurstellingen te verwerken. Kinderen die veel (buiten) spelen zijn beter toegerust om gezond en evenwichtig op te groeien. Ze hebben relatief minder kans op ongevallen en herstellen bij ziekte sneller. Ze zijn mentaal sterker. Al met al lopen ze minder gezondheidsrisico’s. De kwaliteit van leven van kinderen wordt in grote mate bepaald door de mogelijkheden die ze krijgen om te bewegen en te spelen. Binnen en buiten, alleen en samen, vertrouwd en nieuw, rustig en spannend, met en zonder volwassenen om zich heen. Het is dus van belang om kinderen veel te laten bewegen, te laten spelen en te laten ontdekken. Binnen én buiten. 2. Bewegen voor, tussen, op én na school Bewegen op verschillende momenten gedurende de dag Iedereen die tijdens school- of opvanguren werkt met kinderen van 4-12 jaar heeft de unieke mogelijkheid spel- en beweegactiviteiten aan te bieden. Kinderen vinden het heerlijk om te spelen en te bewegen, op verschillende momenten gedurende de dag. Op school en bij de opvang zijn vaak goede ruimtes beschikbaar en is er meestal voldoende materiaal om leuke beweegspelen te doen. Belangrijk is wel, dat je als spelleiding beschikt over voldoende deskundigheid en ideeën om spel- en beweegactiviteiten vorm te geven. Kan ik dat ook? Niet iedereen die werkt met kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar, weet voldoende over hoe je kinderen kunt stimuleren tot bewegen. De vraag die vaak wordt gesteld, is: ‘Wat kan ik doen? Ik heb niet voldoende ideeën en weet niet goed hoe ik dat moet organiseren’. In de bibliotheek kun je veel boeken vinden waarin beweegspelletjes staan. Maar soms heb je niet voldoende mogelijkheden om een beweegspel vooraf goed voor te bereiden. Tijd dus om ideeën op te doen én om vaardigheden te ontwikkelen zodat je zelf in korte tijd activiteiten kunt verzinnen of bestaande activiteiten kunt aanpassen om aan te sluiten bij wat de kinderen op dat moment doen of willen. De training Beweegplezier vanaf 4 Om kennis te krijgen, inspiratie op te doen, creatiever te worden en het aan te durven spel- en beweegactiviteiten te doen met kinderen in de basisschoolleeftijd, heeft NISB de training Beweegplezier vanaf 4 ontwikkeld. Een training waarbij je in de praktijk aan de slag gaat met andere deelnemers. Waarin je spel- en beweegactiviteiten ervaart, uitvoert en begeleidt. De handreiking, waarin je nu leest, ondersteunt de training. Bijzonder aan de training is dat ook aandacht wordt besteed aan het opdoen van inspiratie voor het zelf bedenken van nieuwe beweegactiviteiten, en om bestaande beweegactiviteiten aan te passen aan de groep. Je verwerft vaardigheden zoals creativiteit, begeleiding en spelinzicht. Deel 1: Inleiding Wat kun je als je de training Beweegplezier vanaf 4 hebt gevolgd? Als je de training hebt gevolgd, heb je veel ideeën opgedaan voor beweegactiviteiten die je kunt doen met kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar: korte spelletjes, grote spelen, spelen voor binnen, voor buiten, voor jonge kinderen en voor de bovenbouw leeftijd. Je hebt geleerd hoe je kinderen een activiteit uitlegt. Je weet hoe je ervoor kunt zorgen dat een activiteit goed verloopt of hoe je een activiteit tussendoor kunt aanpassen. Je kunt op basis van wat je hebt geleerd een bestaande activiteit creatief omvormen tot een andere uitdagende activiteit. Je hebt ideeën gekregen voor materialen die je kunt gebruiken. Wat je kunt doen met bewegen zit in je hoofd. Kortom, je hebt handvatten gekregen voor het doen én zelf bedenken van geschikte, uitdagende en verantwoorde spel- en beweegactiviteiten. 3.D e uitgangspunten van de training Beweegplezier vanaf 4 Voor wie is de training bedoeld? De training Beweegplezier vanaf 4 is bedoeld voor iedereen die tijdens school- of opvanguren werkt met kinderen van 4-12 jaar, én voor iedereen die geïnteresseerd is in bewegen en spelen met kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar. Hieronder staat in schema wie de handreiking training Beweegplezier vanaf 4 voor welke doelgroep kan gebruiken. Wie Doelgroep Trainer Groepsleiding, spel- en sportbegeleiders, leerkrachten van 4-12 jarigen (training) Docent beroepsopleiding Studenten Student Stages Groepsleiding, leerkrachten 4-12 jarigen Eigen werkveld Het doel van de training De training leert je om aantrekkelijke en verantwoorde spel- en beweegactiviteiten voor kinderen van 4-12 jaar op te zetten, uit te voeren en te begeleiden. De training Beweegplezier vanaf 4 is gebaseerd op vijf uitgangspunten: plezierbeleving, andersoortig materiaal en creativiteit, de combinatie van theorie en praktijk, de volgorde van speluitleg en het loslaten van een vaste activiteitenstructuur. Plezierbeleving Het ervaren van plezier aan bewegen en spelen staat bij de training Beweegplezier vanaf 4 voorop. Plezier voor de kinderen, maar ook voor de deelnemers tijdens de training en later in de eigen praktijk situatie. Als je zelf geen plezier hebt in bewegen, kun je activiteiten niet goed overbrengen op kinderen. Kinderen spiegelen zich aan volwassenen en zullen nog meer opgaan in hun spel als een volwassene echt meespeelt en hun stimuleert in hun spel en bewegingsdrang. 10 Deel 1: Inleiding Andersoortig materiaal en creativiteit Ook andersoortig materiaal en creativiteit staan centraal in de training. Kinderen spelen graag met alles wat los en vast zit. Niet alleen speciaal ontworpen speelgoed spreekt kinderen aan. Integendeel juist. Alledaagse dingen als kranten, bakjes, dozen, ballen, bierviltjes, wasknijpers en linten worden gebruikt om mee te spelen. In de training leer je met dit soort materiaal activiteiten te verzinnen om de kinderen uit te dagen tot bewegen. Creativiteit is hierbij van essentieel belang. Het loslaten van standaard spelmateriaal geeft je als spelleiding meer vrijheid om leuke en uitdagende activiteiten te bedenken. Ook zul je zelf steeds meer materialen gaan ontdekken waarmee kinderen kunnen bewegen en spelen. In de training word je gestimuleerd om creatief aan de slag te gaan. Combineren van praktijk en theorie De training gaat uit van ervaringsleren. Dit betekent dat in de training voornamelijk praktische opdrachten en werkvormen aan de orde komen. Je speelt samen met andere deelnemers, ontwerpt, ervaart, ontdekt én leert activiteiten uit te leggen en te begeleiden. Door zelf deel te nemen aan de activiteiten, nieuwe activiteiten te verzinnen én deze te begeleiden maak je je de informatie en activiteiten sneller eigen. Je leert door te doen. Je ziet je eigen successen en fouten en ook die van andere deelnemers. De sfeer in de groep die ontstaat, stimuleert om samen te komen tot nieuwe, leuke en geschikte beweegspelen. Theoretische uitgangspunten over spelbegeleiding en spelanalyse komen in de praktijk steeds weer aan de orde. Volgorde van speluitleg Een belangrijk onderdeel van de training is het aanleren van een goede speluitleg. Kinderen (maar eigenlijk ook volwassenen) leren vooral door te kijken en minder door alleen maar te luisteren. Het is belangrijk in je uitleg veel aandacht te besteden aan je voorbeeld. Kinderen zien dan wat er moet gebeuren. Tijdens de training komt de evaluatie van speluitleg met regelmaat aan de orde. Dit loopt als een rode draad door de training heen. Loslaten van een vaste activiteitenstructuur Spel- en beweegactiviteiten met kinderen kun je doen binnen bestaande kaders van een vooraf geplande activiteit. Je voert de activiteit uit zoals die is beschreven. Maar soms wil de groep ineens een andere activiteit dan jij hebt bedacht of ze verzint zelf een variant. Het is dan handig als je over vaardigheden beschikt om in te gaan op de wensen van de groep. Vaak betekent dit dat je de bestaande structuur moet loslaten. Bijvoorbeeld de kinderen niet netjes in een rijtje zetten, maar kris kras door elkaar. Of, de kinderen niet laten wachten op elkaar of om de beurt laten spelen, maar de kinderen zoveel mogelijk tegelijkertijd laten bewegen. Het loslaten van een vaste structuur kan ook van belang zijn als je bijvoorbeeld merkt dat een activiteit te moeilijk is voor jongere kinderen, of te makkelijk voor kinderen in de bovenbouw leeftijd. Het is dus belangrijk dat je leert kansen te zien om een vaste structuur los te laten. In de training leer je hoe je dat kunt doen. 11 Deel 1: Inleiding 4. Leeswijzer bij de handreiking De handreiking De handreiking van de training Beweegplezier vanaf 4 ondersteunt de training. De handreiking bestaat uit vier delen. In het eerste deel, de inleiding, staat waarom de training en de bijbehorende handreiking is ontwikkeld. In het tweede deel staan alle thema’s uitgewerkt die tijdens de training aan de orde komen. Per thema is een (groot) aantal voorbeeldactiviteiten opgenomen. Deze activiteiten worden uitgevoerd tijdens de training en kunnen ook later gebruikt worden in de eigen praktijksituatie. In het derde deel staat belangrijke (theoretische) achtergrondinformatie. Het vierde deel van de handreiking bestaat uit bijlagen met ondersteunend materiaal. De thema’s kort toegelicht De handreiking is opgebouwd uit 10 thema’s. In het eerste thema staat het ervaren van plezier centraal. Met elkaar kennismaken, zelf weer even kind zijn en op kunnen gaan in de aangeboden activiteiten is het hoofddoel van dit thema. Het tweede thema is gericht op het uitleggen van een spel en op spelanalyse. De thema’s daarna bestaan uit steeds andere soorten beweegspelen, zoals thematisch werken, buitenspelen, gezelschapsspelen, andersoortig materiaal, grote organisatievormen en sportactiviteiten. Alle thema’s in deel 2 van de handreiking zijn beschreven in een vaste volgorde. Hieronder staat een voorbeeld van de opbouw van een thema. Titel van het thema: Waar gaat het thema over en waarom is het geschikt? Deel 2: Thema 1: Spelbeleving Thema 1 Spelbeleving De eerste bijeenkomst van de training staat in het teken van kennismaken met de andere deelnemers aan de training én het ervaren van plezier aan spelen en bewegen. Het is belangrijk om eventuele belemmeringen los te laten zodat je vrij en met plezier kunt bewegen en spelen. De sfeer in de groep is van grote invloed op de spel- en plezierbeleving. Zelf (weer) plezier beleven aan bewegen en spelen is nodig als je met kinderen aan het werk gaat. Je kunt beweegspelen op kinderen pas echt goed overbrengen als je zelf enthousiast bent en plezier hebt in wat je doet. Leerdoelen: Wat kun je na afronding van het thema? Leerdoelen Na afronding van dit thema ken je verschillende beweegspelen gericht op kennismaking en het creëren van sfeer in de groep. Je ziet mogelijkheden om binnen je eigen praktijksituatie ruimte te maken voor deze activiteiten en je hebt nieuwe ideeën opgedaan voor kennismakingsspelen. Door het creëren van een veilige sfeer ben je in staat de kinderen vrij en met plezier te laten deelnemen aan de activiteiten. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • BRES Spelenboek, 2003: Kennismakingsspelen, pagina 65 ev. • Deel 3: 1. Speels indelen van groepjes Aan de orde komen • Kennismakingsspelen en sfeer creëren • Spelplezier met wasknijpers Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen: Welke theorie, achtergrond informatie en bijlagen ondersteunen het thema? Benodigd materiaal • Karton voor naamkaartjes • Stiften • Flap-over / groot vel papier • Stopwatch • Ballen • Veel wasknijpers in ten minste 4 verschillende kleuren • Dozen, bakken of emmers • Pylonen Aan de orde komt: Wat wordt er behandeld? Benodigd materiaal: Welk materiaal heb je nodig om de beweegspelen van dit thema uit te voeren? 21 BP Deel 2.indd 21 12 06-02-2007 15:04:52 Deel 1: Inleiding De voorbeeldactiviteiten Elke voorbeeldactiviteit in deel 2 van de handreiking is ook beschreven volgens een bepaald stramien. Hieronder staat een voorbeeld van één van de activiteiten met een toelichting erbij. Doelgroep: Voor welke leeftijdsgroep is dit spel geschikt? Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 3. Wie ben ik? doelgroep: • deelnemers training SPELTIP Het spel ‘wie ben ik’ kun aantal deelnemers: je ook met kinderen spelen als je • alle deelnemers aan de training kaartjes gebruikt met bijvoorbeeld Dismateriaal: ney-figuren, beroepen of dieren. Je kunt • karton voor naamkaartjes, evenveel als er deelals spelleider deze kaartjes vooraf zelf maken (voor nemers zijn de jongste kinderen) of ieder kind een dier, beroep • 10 stiften of disneyfiguur laten opschrijven / tekenen. Verder • 1 flap-over / groot vel papier speel je het spel zoals beschreven. • wasknijpers, evenveel als er deelnemers zijn opstelling: • geef iedereen een kaartje en laat daarop in 1 of 2 woorden opschrijven waaraan hij/zij denkt als je zegt: spelen in jouw kindertijd. Neem de kaartjes weer in. • schud de kaarten door elkaar • knijp bij alle deelnemers met een wasknijper een kaartje op de rug • laat iedereen in 2-tallen tegenover elkaar gaan staan doel van het spel: • er achter komen wat er op het kaartje op de eigen rug staat uitleg: • laat elk 2-tal elkaar 2 vragen stellen en er achter zien te komen welk woord er op het kaartje op de eigen rug staat. Vragen mogen alleen beantwoord worden met ja en nee. • wissel steeds na 2 vragen van 2-tal net zolang totdat iedereen weet wat op het kaartje op de eigen rug staat • als het woord geraden is, tekent (dus niet schrijft) de deelnemer het woord op een groot vel papier / flap-over variatie: • gebruik de naamkaarten uit het vorige naamkaartenspel. Laat op de achterkant de tekst voor dit spel schrijven. Keer na dit spel de kaartjes om zodat er een naam van iemand uit de groep komt te staan. Doe nu hetzelfde spel. Laat deelnemers erachter komen van welke deelnemer de naam op de rug staat. Aantal deelnemers: Hoeveel kinderen heb je minimaal nodig om dit spel te kunnen spelen? Materiaal: Welk materiaal heb je nodig om dit spel te kunnen uitvoeren? Opstelling: Wat moet je doen voordat je kunt beginnen met dit spel (waar ligt het materiaal, waar staan de kinderen)? Doel van het spel: Waar gaat het om bij dit spel? Uitleg: Wat gaan de kinderen doen? Variatie: Wat kun je doen om dit spel uitdagender te maken? SPELTIPS • • • Stel de vraag: waar denk je aan bij spelen toen je klein was? Geef dat weer in 1 woord. Dit kan ook een kreet zijn bijvoorbeeld ‘plezier’. • Bespreek de tekeningen die op de flap-over staan met de groep, wat valt op? Vaak zijn de meeste tekeningen buitenactiviteiten. Stel de vraag: wat denk je dat kinderen van tegenwoordig zullen tekenen als je hun over 15 jaar vraagt om dit spel te spelen? Geef aan dat het doel van de cursus is dat we hopen door kinderen verschillende beweegactiviteiten aan te bieden, zij later ook met dit soort tekeningen komen en niet met tekeningen van computerspelletjes, DVD, playstation en televisie. Geef ruimte om te praten en vraag eventueel hoe dat bij deelnemers in hun praktijksituatie is. 24 BP Deel 2.indd 24 06-02-2007 14:57:19 Het BRES Spelenboek en Aan (de) slag met sporten in de BSO De training is ontwikkeld met als basis het BRES Spelenboek. Veel ideeën voor beweegspelen in de handreiking zijn ontleend aan dit Spelenboek. Bij een aantal thema’s wordt verwezen naar het BRES Spelenboek, 2003. Dit is onder andere het geval bij estafettes, kringspelen, tikspelen, teamspelen en speurtochten. Aanbevolen wordt dit BRES Spelenboek voorafgaand aan de training aan te schaffen of te lenen bij de bibliotheek. Het BRES Spelenboek is te koop bij diverse boekhandels. Het laatste thema behandelt sportactiviteiten uit het activiteitenboek ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’. Tijdens de training is het voor de deelnemers niet noodzakelijk om over deze map te beschikken. Wel is gebleken dat activiteiten uit deze map in de praktijk heel goed bruikbaar zijn. Je kunt overwegen het aan te schaffen. Dit kan via de website van NISB: www.nisb.nl. Trainer Voor trainers is het essentieel om over het BRES Spelenboek en het activiteitenboek Aan (de) slag met sporten in de BSO te beschikken. 13 Deel 1: Inleiding 5. Leeswijzer bij de training Trainingsbijeenkomsten Een training bestaat uit een aantal trainingsbijeenkomsten. Tijdens sommige trainingsbijeenkomsten komen meerdere thema’s aan de orde. Een trainingsbijeenkomst is dus niet gelijk aan één thema. Het behandelen van de meeste thema’s neemt ongeveer twee uur in beslag. Sommige thema’s vragen iets meer tijd, sommige thema’s nemen minder tijd in beslag. Als richtlijn kan worden aangehouden: in totaal zeven bijeenkomsten van 2,5 uur. De trainer bepaalt zelf, afhankelijk van de beschikbare tijd per bijeenkomst, hoeveel en welke thema’s tijdens een bijeenkomst behandeld worden. Hierbij is het wel verstandig om rekening te houden met een bepaalde volgorde waarin de thema’s aan de orde komen. De volgorde van de thema’s in de training De trainer kan tijdens de bijeenkomsten de volgorde van de thema’s aanhouden zoals in de handreiking. De thema’s staan in een bewust gekozen thematische volgorde. Een voorbeeld: van kennismaking en plezierbeleving (makkelijker) naar grote organisatievormen (moeilijker) en van speluitleg (theoretische invalshoek) naar uiteenlopende spelvormen (praktisch). De plaats van het thema ‘speluitleg’ tijdens de trainingsbijeenkomsten, is van belang. In de handreiking is dit het tweede thema. De manier waarop een activiteit wordt uitgelegd, bepaalt in grote mate het succes van de activiteit. Omdat tijdens de training met regelmaat aandacht wordt besteed aan evaluatie van speluitleg, is het van belang dit thema in het begin van de training te geven. Hieronder staat een voorbeeld van de training Beweegplezier vanaf 4 zoals deze is gegeven tijdens verschillende trainingen. Bijeenkomst 1: thema 1, 2 en 3 Bijeenkomst 2: thema 4 Bijeenkomst 3: thema 5 Bijeenkomst 4: thema 6 Bijeenkomst 5: thema 7 en 8 Bijeenkomst 6: thema 9 Bijeenkomst 7: thema 10 en afsluiting Als de trainer kiest voor een andere volgorde van de thema’s, dan is het verstandig rekening te houden met: • De opbouw van makkelijker-moeilijker • Het thema ‘speluitleg’ aan het begin van de training •De afname van de concentratie bij een hele dag training Mogelijke opzet van de training De trainingsbijeenkomsten kunnen op verschillende manieren worden gekoppeld. Er kan gekozen worden voor: a)Hele cursusdagen waarbij twee bijeenkomsten worden gehouden op één dag. Een bijeenkomst in de ochtend gevolgd door een pauze en een bijeenkomst in de middag. In deze vorm zal de training drieëneenhalve dag omvatten. Deze vorm is voornamelijk geschikt als er meerdere deelnemers van ver komen. b)Halve cursusdagen waarbij de trainingsbijeenkomst wordt gehouden in de ochtend of in de middag. Voor deze vorm kan gekozen worden als een training lokaal plaatsvindt en deelnemers in de omgeving wonen van de locatie van de training. De training omvat op deze manier zeven halve dagen. c)Cursusavonden als de deelnemers de training niet overdag kunnen volgen. De training omvat op deze manier zeven avonden. 14 Deel 1: Inleiding TIP Trainer Soms is het niet de bedoeling dat alle onderwerpen in de cursus aan de orde komen of wordt gevraagd op basis van één thema een workshop te geven. Dat kan! Houd dan wel rekening met de hiervoor geschetste mogelijke combinaties van thema’s binnen één (of meer) bijeenkomst(en). Probeer altijd in te gaan op aspecten uit thema 2. Speluitleg en spelanalyse. Dit heeft namelijk veel invloed op het succes van de uit te voeren activiteiten. Je kunt tijdens een workshop bijvoorbeeld altijd activiteit nummer 1, van thema 2. Speluitleg en spelanalyse, doen. Opbouw van een trainingsbijeenkomst Zoals gezegd, kan het aantal thema’s dat binnen één trainingsbijeenkomst wordt behandeld variëren. Echter, elke bijeenkomst kent een vaste structuur, met een ‘kop en een staart’. 1.Aankondiging van de thema’s (en eventuele onderwerpen daarbinnen) die tijdens de bijeenkomst worden behandeld 2. Uitvoeren eigen opdracht deelnemers (dit geldt niet voor de eerste bijeenkomst) 3. Evaluatie eigen opdracht deelnemers 4. Uitvoering thema a. Toelichting op de voor het betreffende thema belangrijke theoretische achtergrondinformatie b.Uitvoering activiteiten waarbij de trainer de rol heeft van spelleider en de deelnemers zelf de activiteit doen en ervaren 5. Volgend thema Tijdens de laatste bijeenkomst wordt de training afgerond door deze met de groep te evalueren en certificaten uit te reiken. De deelnemersmap Aan het begin van de eerste bijeenkomst ontvangen deelnemers de deelnemersmap: de handreiking van de training Beweegplezier vanaf 4. De inhoud van de deelnemersmap is gelijk aan de map van de trainer. De trainer heeft als taak te zorgen dat de deelnemers hierover de beschikking krijgen door de map te kopiëren of het pdf-bestand te downloaden. Informatie over het pdf-bestand kan via NISB worden verkregen. 15 Deel 1: Inleiding De eigen opdrachten Vanaf het tweede thema moeten deelnemers beweegspelen voorbereiden en uitvoeren. Dit gebeurt aan de hand van een intekenlijst. Op de intekenlijst staat de soort opdracht, en de datum waarop de activiteit moet worden uitgevoerd. In de bijlage staat een voorbeeld van een intekenlijst opdrachten deelnemers (deel 4, bijlage 1). De meeste activiteiten worden individueel voorbereid en uitgevoerd. De voorbereiding en uitvoering van een aantal opdrachten gebeurt in tweetallen. De opdrachten worden steeds als eerste activiteit tijdens de bijeenkomsten uitgevoerd. Deelnemers beschrijven de door hun voorbereide activiteit altijd op een opdrachtformulier (deel 4, bijlage 2). De deelnemer die de activiteit heeft voorbereid, speelt en begeleidt de activiteit. De andere deelnemers voeren de activiteit uit. Daarna wordt geëvalueerd. Bij de voorbereiding van de opdrachten wordt gebruik gemaakt van het BRES Spelenboek. Dit betekent dat deelnemers die de eigen opdracht voor de volgende bijeenkomst gaan voorbereiden het BRES Spelenboek mee naar huis moeten nemen. 16 Deel 1: Inleiding Bij een aantal thema’s verzinnen deelnemers ook tijdens de trainingsbijeenkomst activiteiten, om ze vervolgens uit te voeren tijdens de bijeenkomst. Deze opdrachten staan in de handreiking bij de betreffende thema’s als opdracht beschreven. TIP Trainer Kopieer de eigen opdrachten van deelnemers en deel ze uit in de groep. Zo krijgen de deelnemers een nog uitgebreider repertoire aan beweegspelen. De evaluatie van de eigen opdracht Er zijn verschillende manieren om de eigen opdrachten van deelnemers in de cursus te evalueren: de plenaire evaluatie, direct coachen en microteaching. Plenaire evaluatie Elke door de deelnemers voorbereide en begeleide activiteit, wordt geëvalueerd. De trainer bespreekt samen met de deelnemers de volgende punten: a) Wordt het materiaal goed gebruikt? b) Zit er voldoende beweging in? c) Is het haalbaar voor de doelgroep? d) Zijn er eventuele aanpassingen? e) Hoe was de (volgorde van) speluitleg? Een evaluatie van de wijze waarop een deelnemer het spel uitlegt, kan door sommige deelnemers als bedreigend worden ervaren. Daarom is het belangrijk altijd eerst het woord aan de persoon zelf te geven. Laat daarna de groep de goede punten benadrukken en samen de verbeterpunten zoeken. Deze wijze van evaluatie levert voor de hele groep directe feedback op. Het stimuleren van het geven van positieve feedback moet centraal staan. Direct coachen Een andere manier voor (bij)sturing en evaluatie is ‘direct coachen’. Deze evaluatie richt zich voornamelijk op degene die op dat moment de activiteit uitlegt en begeleidt. Direct coachen is een vorm waarbij de trainer achter de deelnemer staat. De trainer geeft alleen aanwijzingen daar waar dat nodig is, zodat de deelnemer direct zelf kan bijsturen, herstellen en/of veranderen. Deze directe ervaring blijkt voor de deelnemer vaak beter te beklijven dan achteraf evalueren. Het geeft ook een positieve ervaring: ‘ik kan het zelf’! Belangrijk is dat de trainer deze vorm wel vooraf bespreekt met de groep en uitlegt wat het voordeel van deze directe bijsturing is. Het is belangrijk dat alleen op kernpunten gestuurd wordt en op onderdelen die op dat moment aan de orde zijn. Micro-teaching Evalueren kan ook via de vorm ‘micro-teaching’ waarbij de deelnemer leert te begeleiden door de activiteit twee keer achter elkaar te geven. Na de eerste lesbeurt kan de deelnemer met alle tips uit de evaluatie zichzelf herstellen in een tweede lesbeurt. 17 18 E L DE 2 E TH A M ’S DEEL 2 r e i z e l p g B e we e vanaf 4 Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar 19 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving Thema 1 Spelbeleving De eerste bijeenkomst van de training staat in het teken van kennismaken met de andere deelnemers aan de training én het ervaren van plezier aan spelen en bewegen. Het is belangrijk om eventuele belemmeringen los te laten zodat je vrij en met plezier kunt bewegen en spelen. De sfeer in de groep is van grote invloed op de spel- en plezierbeleving. Zelf (weer) plezier beleven aan bewegen en spelen is nodig als je met kinderen aan het werk gaat. Je kunt beweegspelen op kinderen pas echt goed overbrengen als je zelf enthousiast bent en plezier hebt in wat je doet. Leerdoelen Na afronding van dit thema ken je verschillende beweegspelen gericht op kennismaking en het creëren van sfeer in de groep. Je ziet mogelijkheden om binnen je eigen praktijksituatie ruimte te maken voor deze activiteiten en je hebt nieuwe ideeën opgedaan voor kennismakingsspelen. Door het creëren van een veilige sfeer ben je in staat de kinderen vrij en met plezier te laten deelnemen aan de activiteiten. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • BRES Spelenboek, 2003: Kennismakingsspelen, pagina 65 ev. • Deel 3: 1. Speels indelen van groepjes Aan de orde komen • Kennismakingsspelen en sfeer creëren • Spelplezier met wasknijpers Benodigd materiaal • Karton voor naamkaartjes • Stiften • Flap-over / groot vel papier • Stopwatch • Ballen • Veel wasknijpers in ten minste 4 verschillende kleuren • Dozen, bakken of emmers • Pylonen 21 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 1.1 Kennismakingsspelen en sfeer creëren Door kennismakingsspelen gericht op bewegen en plezier maakt de (nieuwe) groep op een speelse manier kennis met elkaar. Beweegspelen gericht op kennismaken zijn leuk, uitdagend en het voorkomt dat kinderen zittend aan tafel moeten vertellen wie ze zijn. Door middel van geschikte beweegspelen worden alle namen op een speelse wijze geleerd en herkend. Door het herhalen van de namen tijdens het spel leren kinderen de namen snel en op een leuke manier kennen. Activiteiten 1. Leer de namen kennen (naamkaarten-estafette 1) doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •karton voor naamkaartjes, evenveel als er kinderen zijn •4 stiften opstelling: •geef iedereen een stukje karton en laat iedereen zijn eigen naam daarop schrijven •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •leren kennen van de namen van de andere kinderen uitleg: •laat de kinderen met het eigen naamkaartje in de hand, door elkaar lopen •geef een teken, waarop iedereen het kaartje op de grond legt, met de naam naar beneden •geef weer een teken, waarop iedereen een willekeurig naamkaartje van de grond raapt en het brengt naar diegene van wie het naamkaartje is •speel het spel een paar keer achter elkaar SPELTIP Dit spel kan ook worden gedaan met jongere kinderen. Spreek dan af dat kinderen die nog niet kunnen lezen naar de spelleider mogen komen, zodat die de naam kan voorlezen. 22 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 2.Verzamel de namen (naamkaarten-estafette 2) doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •karton voor naamkaartjes, evenveel als er kinderen zijn •4 stiften opstelling: •geef iedereen een stukje karton en laat iedereen zijn eigen naam daarop schrijven •verzamel de naamkaartjes en schud ze door elkaar •leg alle naamkaartjes op de kop in het midden van de zaal •verdeel de kinderen in groepjes van 3-4 kinderen •plaats de groepjes op 2 tot 3 meter afstand van de kaartjes achter een pylon doel van het spel: •het in estafettevorm verzamelen van de namen van de eigen groep uitleg: •laat de eerste van elke groep naar het midden rennen, een naamkaartje pakken en zonder daarop te kijken terugrennen naar de eigen groep •kijk welke naam erop staat. Is het een naam van iemand uit de eigen groep dan mag de tweede van de groep een nieuw naamkaartje gaan halen •is de naam niet van iemand uit de eigen groep, dan neemt de volgende van de groep het kaartje mee naar het midden, legt die op de kop op de grond en neemt een nieuw naamkaartje mee •laat doorgaan tot alle namen van de eigen groep zijn verzameld variatie: •verzamel de naamkaartjes van de groep links van je TIP Gebruik zoveel mogelijk van de ruimte zodat de kinderen veel kunnen bewegen en er veilig gerend kan worden. 23 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 3. Wie ben ik? doelgroep: •deelnemers training SPELTIP Het spel ‘wie ben ik’ kun aantal deelnemers: je ook met kinderen spelen als je •alle deelnemers aan de training kaartjes gebruikt met bijvoorbeeld Dismateriaal: ney-figuren, beroepen of dieren. Je kunt •karton voor naamkaartjes, evenveel als er deelals spelleider deze kaartjes vooraf zelf maken (voor nemers zijn de jongste kinderen) of ieder kind een dier, beroep •10 stiften of disneyfiguur laten opschrijven / tekenen. Verder •1 flap-over / groot vel papier speel je het spel zoals beschreven. •wasknijpers, evenveel als er deelnemers zijn opstelling: •geef iedereen een kaartje en laat daarop in 1 of 2 woorden opschrijven waaraan hij/zij denkt als je zegt: spelen in jouw kindertijd. Neem de kaartjes weer in. •schud de kaarten door elkaar •knijp bij alle deelnemers met een wasknijper een kaartje op de rug •laat iedereen in 2-tallen tegenover elkaar gaan staan doel van het spel: •er achter komen wat er op het kaartje op de eigen rug staat uitleg: •laat elk 2-tal elkaar 2 vragen stellen en er achter zien te komen welk woord er op het kaartje op de eigen rug staat. Vragen mogen alleen beantwoord worden met ja en nee. •wissel steeds na 2 vragen van 2-tal net zolang totdat iedereen weet wat op het kaartje op de eigen rug staat •als het woord geraden is, tekent (dus niet schrijft) de deelnemer het woord op een groot vel papier / flap-over variatie: •gebruik de naamkaarten uit het vorige naamkaartenspel. Laat op de achterkant de tekst voor dit spel schrijven. Keer na dit spel de kaartjes om zodat er een naam van iemand uit de groep komt te staan. Doe nu hetzelfde spel. Laat deelnemers erachter komen van welke deelnemer de naam op de rug staat. SPELTIPS • S tel de vraag: waar denk je aan bij spelen toen je klein was? Geef dat weer in 1 woord. Dit kan ook een kreet zijn bijvoorbeeld ‘plezier’. • Bespreek de tekeningen die op de flap-over staan met de groep, wat valt op? Vaak zijn de meeste tekeningen buitenactiviteiten. •Stel de vraag: wat denk je dat kinderen van tegenwoordig zullen tekenen als je hun over 15 jaar vraagt om dit spel te spelen? Geef aan dat het doel van de cursus is dat we hopen door kinderen verschillende beweegactiviteiten aan te bieden, zij later ook met dit soort tekeningen komen en niet met tekeningen van computerspelletjes, DVD, playstation en televisie. • Geef ruimte om te praten en vraag eventueel hoe dat bij deelnemers in hun praktijksituatie is. 24 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 4. Rugtekenen doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 2 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •raden wat op de rug is getekend uitleg: •laat van elk 2-tal 1 kind iets op de rug tekenen van het andere kind. Het andere kind moet raden wat op zijn rug is getekend. •wissel een paar keer van 2-tal variatie: •maak gebruik van een thema, laat bijvoorbeeld iets tekenen van de lente of een dier 5. Interviewspel doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 2 materiaal: •1 stopwatch opstelling: •2-tallen doel van het spel: •zoveel mogelijk van elkaar te weten komen in 1 minuut uitleg: •laat de kinderen elkaar 1 minuut lang vragen stellen •laat de kinderen daarna met de ruggen tegen elkaar gaan staan en stel als spelleider een aantal vragen die de kinderen over elkaar moeten beantwoorden. Voorbeelden van vragen zijn ‘wat is de achternaam van de ander?’, ‘welke kleur ogen heeft de ander?’. •bij een goed antwoord krijgt het kind 1 punt •wissel na elk interview van 2-tal •wie heeft de meeste punten na 3 interviews? Interviewvragen 1.Weet je hoe oud de ander is? 2.Heeft de ander broers of zussen? 3.Wat voor kleur schoenen heeft de ander aan? 4.Draagt de ander een sieraad? 5.Welke kleur ogen heeft de ander? 6.Heeft de ander huisdieren? 25 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 6.Naambal (kringspel met bal) doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: TIP Trainer Geef de bruikbaarheid •minimaal 6 van dit spel aan voor de praktijk van materiaal: je deelnemers. De eerste vorm gebruik je •1 bal voor jonge kinderen, de variatie voor oudere •1 stopwatch, zie variatie kinderen. opstelling: •kringopstelling •geef 1 kind de bal doel van het spel: •de namen van de andere kinderen leren kennen uitleg: •laat het kind met de bal, de bal naar een ander kind gooien en daarbij zeggen ‘alsjeblieft …naam ontvanger…’ •de ontvanger antwoordt ‘dank je wel …naam gooier…’ en gooit daarna de bal naar een ander kind en zegt ‘alsjeblieft …naam ontvanger…’ •laat de bal op deze manier de hele kring rondspelen zodat de kinderen de namen leren kennen variatie: •de bal in vaste volgorde rond gooien: gooi de bal naar iemand tegenover je, je mag niet terug gooien naar de gooier en er moet een vaste volgorde in zitten. Na een poosje proberen, neem je als spelleider de tijd op. Laat de kinderen nog even oefenen om het nog sneller te laten gaan. Er hoeft nu niet meer ‘alsjeblieft…naam ontvanger….’ en ‘dank je wel…naam gooier….’ gezegd te worden. •als je dit spel met twee groepen speelt, kun je er een wedstrijd van maken. Welke groep gooit de bal het snelste rond? 26 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 1.2 Spelplezier met wasknijpers Spelen met wasknijpers is leuk. Het is vrolijk en voor veel kinderen nieuw materiaal. Doordat het materiaal onbekend is, is het handig te gebruiken om sfeer te creëren in de groep. Activiteiten met wasknijpers zijn uitdagend en gezellig. Kinderen komen in contact met elkaar en kunnen samenwerken tijdens de activiteiten waardoor ze elkaar ontmoeten en leren kennen. Activiteiten 1. Knijperspel doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •veel knijpers in verschillende kleuren •4 pylonen opstelling: •maak een groot vierkant met behulp van 4 pylonen •leg een hoop gekleurde knijpers bij elke pylon •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kleren versieren door van de ene pylon naar de andere te lopen uitleg: •laat de kinderen bij elke pylon 1 wasknijper pakken en op hun eigen kleding vastmaken •laat de kinderen zolang doorgaan tot ze mooi versierd zijn met de wasknijpers •praat met de kinderen over wat ze gedaan hebben: waar maken ze de wasknijpers vast, welke kleuren pakken ze? •maak daarna 2-tallen. Laat de 2-tallen samen de plaatsen met wasknijpers aflopen en bij elkaar een wasknijper opknijpen. Ook achter op de kleding kunnen wasknijpers komen. •maak 4-tallen en loop met de groep naar een pylon en knijp eerst een knijper op je eigen kledingstuk en vervolgens bij ieder ander van de groep. Iedereen van de groep doet dit. Loop vervolgens naar een volgende pylon en doe hetzelfde. Laat de knijpers zitten. •kijk naar wat de groep doet. De knijpers worden nu overal op vastgemaakt. 27 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 2. Knijperestafette (sluit aan op 1. Knijperspel) doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •veel knijpers in verschillende kleuren •bak, doos, of emmer (zie variatie) opstelling: •groepen van ten minste 3 kinderen vrij in de ruimte, duidelijk als groep zichtbaar •geef elk kind van de groep een nummer doel van het spel: •knijpers van de kleren afhalen door middel van een wedstrijd uitleg: •op teken van de spelleider begint nummer 1 van elke groep alle knijpers van zijn kleding af te halen, waarbij de andere kinderen alleen aanwijzingen mogen geven waar de knijpers zitten, maar niet mogen helpen om de knijpers te verwijderen. De knijpers mogen gewoon op de grond vallen. •als nummer 1 klaar is, mag nummer 2 enzovoort •laat de groep zitten op de grond als de hele groep klaar is zodat de spelleider kan zien welke groep als eerste klaar is variatie: •laat nadat iedereen versiert is, de kinderen de wasknijpers weer bij de pylonen leggen. Bij elke pylon mag steeds maar 1 wasknijper worden teruggelegd. Wie heeft er na een bepaalde tijd de minste wasknijpers aan de kleren hangen? •laat alle kinderen bij de bak komen. Laat de kinderen de wasknijpers in de bak doen door eerst alle blauwe wasknijpers van zich af te halen, daarna de rode, enzovoort. •laat de kinderen bij elkaar de wasknijpers eraf halen en in de bak gooien TIP Als één groep groter is dan de andere groepen, kun je in de grootste groep twee nummers 1 aanwijzen, waarbij beide nummers 1 tegelijk beginnen met de knijpers van de kleding te halen. Zo is er altijd sprake van een gelijke strijd tussen de groepen. 28 Deel 2: Thema 1: Spelbeleving 3. Knijper opruim spel (sluit aan op 2. Knijperestafette) doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •1 bak of emmer voor wasknijpers •veel wasknijpers in verschillende kleuren opstelling: •knijpers verspreid in de ruimte •de bak of emmer voor de wasknijpers in het midden van de ruimte •de groepen uit het vorige spel doel van het spel: •knijpers opruimen uitleg: •geef elke groep een kleur, in de kleuren van de wasknijpers •op teken van de spelleider moet elke groep zo snel mogelijk zijn kleur in de knijperbak doen •wie is het eerste klaar? variatie: •laat de jongste kinderen zo snel mogelijk alle knijpers in de bak gooien. Speel daarna het spel nog eens en kijk of het sneller kan. •verdeel de ruimte in 2 vakken en verspreid hierin de knijpers. Laat 2 groepen tegen elkaar strijden. SPELTIP Kinderen vinden het erg leuk als ze zelf de knijpers in de ruimte mogen gooien. Laat de kinderen om de beurt de bak met knijpers leeg gooien terwijl de rest van de groep aan de kant zit. TIP Vertel je groep niet dat je een spel gaat spelen om op te ruimen. De kinderen hebben niet door dat ze opruimen als het in een spel gebeurt. 29 Deel 2: Thema 2: Speluitleg en spelanalyse Thema 2 Speluitleg en spelanalyse De manier waarop een spel of activiteit wordt uitgelegd én de volgorde waarin, bepaalt in grote mate het succes van de activiteit. Kinderen moeten de activiteit begrijpen om die goed te kunnen spelen. (Jonge) kinderen kunnen niet teveel informatie tegelijkertijd opnemen. Het is moeilijk voor hen, om de activiteit zonder dat een voorbeeld is gegeven, uit te voeren. Kinderen kunnen niet zo lang wachten en stilstaan. Ze willen zo snel mogelijk beginnen. Hoe doe je dat? Soms loopt een spel niet zoals je zou willen. Hoe komt dat nou? Stop je met het spel of probeer je het spel aan te passen? Aan de hand van een ezelsbruggetje kun je erachter komen waarom een spel niet loopt. Met een kleine aanpassing kun je een spel weer nieuw leven inblazen. Leerdoelen Na afronding van dit thema weet je hoe je op een juiste manier een beweegspel uitlegt aan kinderen zodat je snel kunt beginnen. Je leert je de juiste speluitleg eigen te maken. Je leert welke elementen er zijn waardoor een spel wel of niet goed loopt. Je leert hoe je een spel kunt aanpassen zodat het weer interessant en uitdagend wordt. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • Deel 3: 2. Speluitleg • Deel 4: Bijlage 3. Kaarten speluitleg • Deel 3: 3. Stormanalyse Aan de orde komen • Het uitleggen van een spel • Het analyseren van spel • Opdracht deelnemers Benodigd materiaal • Pylonen met een rechte bovenkant • Kaartjes met volgorde speluitleg 30 Deel 2: Thema 2: Speluitleg en spelanalyse 2.1 Het uitleggen van een spel Om een spel goed, kort en duidelijk uit te leggen kun je gebruik maken van een bepaalde methode van speluitleg. Het is belangrijk om tijdens de uitleg van het spel direct te laten zíen wat de kinderen gaan doen. Wanneer laat je wat zien, en wanneer vertel je wat? Belangrijk is om de speluitleg duidelijk en kort te geven, zonder veel te praten, maar door te laten zíen wat de kinderen gaan doen. De vaste volgorde van speluitleg geeft je houvast bij het uitleggen van een spel. Hierdoor zullen kinderen eerder aan de slag kunnen en zullen ze beter onthouden wat er moet gebeuren. Activiteiten 1. Volgorde speluitleg activiteit voor: •deelnemers aan de training aantal deelnemers: •alle deelnemers aan de training materiaal: •pylonen met rechte bovenkant, per groep 2 pylonen •kaartjes met volgorde speluitleg, evenveel setjes kaarten als er groepen zijn (zie Deel 4: bijlage 3. Kaarten speluitleg) opstelling: •zet evenveel pylonen aan 1 kant in de ruimte als er groepen zijn. Doe dit ook aan de overkant, recht tegenover de andere pylonen. •leg onder elke pylon aan de overkant een stapel bij elkaar horende kaartjes met speluitleg, door elkaar gehusseld •maak groepjes van 4-5 deelnemers •plaats achter elke pylon zonder kaartjes eronder 1 groepje doel van het spel: •alle kaartjes ophalen aan de overkant en de kaartjes daarna in de juiste volgorde leggen uitleg: •laat de eerste van elke groep naar ‘zijn’ pylon rennen, een kaartje pakken, dit bovenop de pylon leggen en weer terugrennen. Het kaartje mag niet vallen anders moet de deelnemer terug om het kaartje er opnieuw bovenop te leggen. •de tweede van de groep doet hetzelfde, dan de derde, enzovoort •zorg dat alle kaartjes onder de pylon vandaan zijn en bovenop de pylon liggen •speel hierna nog een keer de estafette, en laat de eerste van elke groep 1 kaartje van de stapel kaartjes op de pylon pakken en deze mee terug nemen naar zijn eigen groep, dan nummer 2 enzovoort, totdat alle kaartjes zijn opgehaald •laat de groep de kaartjes in de goede volgorde op de grond leggen: ‘welke volgorde gebruik je om een spel uit te leggen aan kinderen’? SPELTIP Geef, nadat de groepen de kaartjes hebben neergelegd in de volgorde zoals het volgens hen moet, twee keer een uitleg van hoe je aan een groep kinderen een estafette uitlegt. Geef de eerste uitleg totaal fout: leg alles meteen uit, zonder materiaal, zonder veld, zonder indeling van de groep, praat veel en geef geen voorbeeld. Geef in de tweede uitleg het goede voorbeeld: zet het materiaal vast klaar, deel de groepen in, geef het speelveld aan en laat in een voorbeeld zíen wat moet gebeuren. Zorg dat jouw twee vormen van uitleg veel van elkaar verschillen. Laat hierna de groepen terug gaan naar hun kaartjes om eventueel de volgorde waarin ze de speluitlegkaartjes hebben gelegd, te veranderen. 31 Deel 2: Thema 2: Speluitleg en spelanalyse 2.2 Het analyseren van een spel Een stormachtig spel verloopt snel, goed, is uitdagend en biedt voldoende variatie. Zorg er dus voor dat er altijd STORM zit in je spel. STORM is het ezelsbruggetje voor het aanpassen van een spel. In een spel zitten verschillende elementen die je tijdens het spel kunt aanpassen om het spel beter te laten lopen. Met het ezelsbruggetje STORM kun je deze elementen makkelijk onthouden. S = Spelers T = Tijd O = Organisatie R = Regels M = Materiaal Trainer Bespreek met de deelnemers de tekst van de STORM-analyse in Deel 3: 3. Stormanalyse. Geef de deelnemers daarna de opdracht hieronder. 2.3 Opdracht deelnemers Verzin in 2-tallen een beweegspel en voer dit uit met de groep. Pas twee elementen van de STORManalyse aan tijdens het spel. 32 Deel 2: Thema 3: Estafettes Thema 3 Estafettes Estafettes zijn zeer geschikt om te doen met kinderen. Een simpele estafette is uit te voeren voor de kleinste kinderen, een moeilijkere, uitdagende estafette is geschikt voor de bovenbouw leeftijd. Bij een estafette staan de kinderen achter elkaar in een rij met een gelijk aantal kinderen. Het basisprincipe van een estafette is dat de nummers 1 van elke groep naar een bepaald punt rennen, een opdracht vervullen, terug rennen waarna de nummers 2 naar het punt rennen enzovoort. Kinderen vinden een estafette spannend en de estafette zit vol actie. Een estafette kun je op veel manieren aanpassen zodat het voor kinderen een heel ander spel wordt. De aanpassingen kunnen klein zijn. Estafettes zijn er in veel verschillende vormen en organisaties. Ook kun je een estafette combineren met andere activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan een estafette waarbij aan de overkant een puzzel moet worden opgelost, een woord moet worden uitgebeeld of een toren moet worden gebouwd. Leerdoelen Na afronding van dit thema ken je verschillende estafettevormen. Je hebt ideeën opgedaan voor nieuwe en op de leeftijd afgestemde estafettes. Je weet hoe je de organisatievorm van een estafette kunt veranderen zodat het een ander spel wordt. Je bent creatiever geworden in het bedenken van nieuwe estafettes. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • BRES Spelenboek, 2003: Estafettevormen, pagina 43 ev. • Deel 3: 4. Organisatievormen • Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette levens Aan de orde komen • Basisestafettevormen • Andere estafettevormen • Opdracht deelnemers Benodigd materiaal • Pylonen • Kranten • Papier • Pennen • Alle letters van het woord levens, apart op een vel papier • Een kaart met de woorden die je kunt maken met het woord levens • Ballen • Dobbelstenen • Krijt • Eventueel vier banken 33 Deel 2: Thema 3: Estafettes 3.1 Basisestafettevormen In een basisestafette wordt gerend van punt A naar punt B. Bij punt B kan een opdracht worden gedaan, er kan op verschillende manieren worden voortbewogen of er kan onderweg een hindernis moeten worden genomen. Activiteiten 1. Heen en weer doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •pylonen, per groep 2 opstelling: •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon doel van het spel: •zo snel mogelijk naar de overkant rennen en terug uitleg: •op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk naar de pylon aan de overkant, lopen om de pylon heen en rennen zo snel mogelijk terug. •de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en tikken de nummers 2 aan. Die mag dan gaan rennen, enzovoort. •laat de groep als iedereen klaar is juichend gaan zitten •welke groep is als eerste klaar? SPELTIP Laat de loper achter de eigen groep langs rennen om te voorkomen dat het volgende kind te vroeg vertrekt of dat de eerstvolgende loper al halverwege het veld staat te wachten tot hij wordt aangetikt. 34 Deel 2: Thema 3: Estafettes 2.Treinestafette doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •pylonen, per groep 2 opstelling: •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon doel van het spel: •zo snel mogelijk met de groep naar de overkant en terug rennen, in treinvorm uitleg: •op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk naar de pylon aan de overkant, lopen om de pylon heen en rennen zo snel mogelijk terug •de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en pakken de hand van de nummers 2 •laat de kinderen vervolgens in een 2-tal, daarna 3-tal enzovoort om de pylon aan de overkant heen rennen. De handen worden vastgehouden. •laat de groep als iedereen is geweest juichend gaan zitten •welke groep is als eerste klaar? TIPS Het gaat bij een estafette om het groepsgebeuren en niet om het individu. Zorg ervoor dat je gelijke groepen maakt die ongeveer even sterk zijn. Zet snelle en minder snelle, jonge en oudere kinderen samen in een groep. Laat de kinderen nooit tot aan een muur lopen omdat ze misschien niet op tijd kunnen stoppen. Zet de pylon ruim van de muur af. Maak je een streep, zet dan ruim voor de muur een eindstreep. 35 Deel 2: Thema 3: Estafettes 3. Kranten estafette doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •pylonen, per groep 2 •kranten, per kind 1 grote pagina opstelling: •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon •geef elk kind een grote pagina van een krant doel van het spel: •met de krant op de buik en zonder de handen te gebruiken naar de overkant rennen uitleg: •op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk met de krant tegen hun buik naar de pylon aan de overkant, lopen om de pylon heen en rennen zo snel mogelijk terug. Door de snelheid van het rennen, blijft de krant tegen de buik plakken. •de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en tikken de nummers 2 aan. Die mag nu gaan rennen met de krant tegen de buik aan, enzovoort. •laat de groep als iedereen klaar is juichend gaan zitten •welke groep is als eerste klaar? 4.ABC - estafette doelgroep: •7-12 jaar SPELTIP De letters moeten goed aantal kinderen: leesbaar opgeschreven worden. •minimaal 8 materiaal: •pylonen, per groep 2 •papier, per groep 1 vel •pennen, per groep 1 opstelling: •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon doel van het spel: •zo snel mogelijk (een deel van) het alfabet bij de pylon aan de overkant leesbaar op een papier schrijven uitleg: •vertel de kinderen tot welke letter zij het alfabet moeten opschrijven (bijvoorbeeld tot de P) •op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk naar de andere pylon, schrijven daar op een vel papier de letter A en rennen zo snel mogelijk terug naar de groep •de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en tikken de nummers 2 aan. Die mag nu gaan rennen en de letter B opschrijven, enzovoort. •laat de groep juichend gaan zitten, als ze tot de juiste letter is gekomen •welke groep is als eerste klaar? 36 Deel 2: Thema 3: Estafettes 5. Letter estafette doelgroep: SPELTIP De jongste kinderen kun•4-12 jaar nen vaak nog niet (goed) lezen. Geef aantal kinderen: de oudere kinderen de opdracht de jon•minimaal 8 gere kinderen te helpen. materiaal: •pylonen, per groep 1 •alle letters van het woord levens, apart op een vel papier •een kaart met de woorden die je kunt maken met het woord levens (zie Deel 4: Bijlage 4. Letter estafette levens) •krijt opstelling: •maak 2 groepen • plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep •trek aan de andere kant van de ruimte een lijn •geef elke kind 1 letter van het woord levens (bij kleine groepjes per kind meerdere letters) doel van het spel: •aan de overkant van de ruimte het woord vormen dat de spelleider roept. De letters moeten voor de buik worden gehouden. uitleg: •noem als spelleider een woord van de kaart met de woorden die je kunt maken met het woord levens •laat de kinderen die de letters van dat woord in hun handen hebben zo snel mogelijk naar de lijn toe rennen en daar het woord vormen in de goede volgorde met de letters voor de buik •na goedkeuring van de spelleider mag iedereen weer terug naar zijn plaats en roept de spelleider een ander woord variatie: •laat als laatste het woord ZES maken. De N kan op zijn kant als Z worden gebruikt. 37 Deel 2: Thema 3: Estafettes 3.2 Andere estafettevormen Andere estafettevormen zijn vormen waarbij de organisatie anders is dan de basisestafette van A naar B. Voorbeelden hiervan zijn een estafette op de plaats en een estafette in een spaakwiel. Activiteiten 1. Koningsbalestafette, een estafette op de plaats doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •pylonen, per groep 2 •ballen, per groep 1 opstelling: •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en op 4 meter afstand 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon •wijs per groep 1 kind aan als ‘koning’, plaats de ‘koning’ bij de pylon aan de overkant, en geef elke koning een bal in de handen doel van het spel: •zo snel mogelijk de bal naar de kinderen uit de eigen groep spelen terwijl iedereen op de plaats blijft staan uitleg: •op teken van de spelleider gooit de koning de bal naar de voorste van de eigen groep bij de andere pylon. Deze vangt de bal, gooit de bal terug en gaat zitten op zijn eigen plek. •de koning gooit nu naar de volgende in de rij, deze gooit terug en gaat ook zitten op zijn eigen plek, enzovoort •de groep die als eerste zit, heeft gewonnen •laat de kinderen om de beurt koning zijn SPELTIP Als de groepen niet even groot zijn laat je in de kleinste groep voor een tweede keer naar de eerste in de rij gooien om zo het spel eerlijker te maken. 38 Deel 2: Thema 3: Estafettes 2.Spaakwiel estafette, in de vorm van een spaakwiel doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •5 pylonen, of 4 banken •dobbelstenen, per groep 1 •pennen, per groep 1 •papier, per groep 1 vel opstelling: •zet 4 banken in een spaakwiel of zet 1 pylon in het midden en 4 pylonen eromheen op ongeveer 4 meter afstand van de middelste pylon. Maak dus een kruisfiguur, het spaakwiel. •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •laat de kinderen zitten in een rijtje tussen de middelste en hun eigen pylon in, of op de bank doel van het spel: •zo snel mogelijk de estafette lopen en zoveel mogelijk punten halen uitleg: •op teken van de spelleider gooien de nummers 1 met een dobbelsteen •het aantal ogen dat met de dobbelsteen gegooid wordt, moet om het spaakwiel heen worden gerend. Bij een 5 worden 5 rondjes gelopen, bij een 1 maar 1. •als nummer 1 aan het lopen is, mag nummer 2 alvast gooien zodat hij weet hoeveel rondjes hij straks moet gaan lopen •als nummer 1 zijn rondjes heeft gelopen dan gaat hij zitten en gooit opnieuw met de dobbelsteen. Het aantal ogen dat dan is gegooid, wordt opgeschreven op een papier. •nummer 2 gaat meteen lopen als nummer 1 binnen is •elk kind gooit dus 2 keer met de dobbelsteen. 1 keer voor het aantal te lopen rondjes en 1 keer om het getal op te schrijven. •ga door totdat alle kinderen aan de beurt zijn geweest •laat de groep als iedereen binnen is juichend gaan zitten •tel per groep alle cijfers die op papier staan bij elkaar op •de groep die als eerste binnen is krijgt 2 punten extra. Welke groep heeft de meeste punten? SPELTIPS Let op dat iedereen om de buitenste pylonen heen rent in verband met de veiligheid van de zittende kinderen in het midden. Bij dit spel gaat het niet alleen om snelheid, maar ook om geluk. Als je als groep als eerste klaar bent, is het nog niet zeker of je daadwerkelijk gewonnen hebt. De andere groep kan meer punten hebben gegooid. 3.3 Opdracht deelnemers Verzin in 2-tallen een estafette en voer die met de hele groep uit. De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten: • Wordt het materiaal goed gebruikt? • Zit er voldoende beweging in? • Is het haalbaar voor de doelgroep? • Zijn er eventuele aanpassingen? • Hoe was de (volgorde van) speluitleg? 39 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken Thema 4 Thematisch werken Bij thematisch werken gaat het om het aanbieden van beweeg- en spelactiviteiten aan de hand van een thema. Vaak wordt er binnen school, buitenschoolse opvang of buurthuis met projecten en thema’s gewerkt. Ook beweegactiviteiten kunnen thematisch worden uitgevoerd. Heel makkelijk eigenlijk. Hiervoor hoef je geen nieuwe spelletjes te bedenken of te maken. Bestaande spelen worden door een kleine aanpassing een ander spel voor kinderen. Denk maar eens aan krantenproppen die sneeuwballen worden, hoepels die tijgerkooien worden en kinderen die bomen zijn en met hun takken in de wind zwieren. Met enige creativiteit kun je thema’s bedenken die passen bij de leeftijd van de kinderen of aansluiten bij het seizoen of een project op school. Leerdoelen Na afronding van dit thema kun je binnen een thema verschillende beweegactiviteiten verzinnen. Je weet hoe je thematisch werken aanpakt, welke thematische spelen uitdagend zijn en passen bij de doelgroep. Je weet waar je aan moet denken tijdens je voorbereidingen en waarom je kiest voor een bepaald thema. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • Deel 3: 8. Thematische activiteiten • Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette matroos • Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover • Deel 4: Bijlage 6. Indelingskaarten piraat / zeerover • Deel 4: Bijlage 7. Zeerovers en piraten ren je rot • Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel • Deel 4: Bijlage 9. Kaartjes uitbeeldspel zeerovers en piraten • BRES Spelenboek, 2003: Spelweek in het thema Indianen, pagina 334 ev. • BRES Spelenboek, 2003: In het dierenbos, pagina 317 ev. Aan de orde komen • Varen op zee, thematisch beweegverhaal voor kinderen in de leeftijd van 4-8 jaar • Piraten en zeerovers, thematisch beweegverhaal voor kinderen in de leeftijd van 8-12 jaar Benodigd materiaal • Bal • Stopwatch • (Kapiteins)hoed • Matten / hoepels •Klein materiaal, van alles 4 stuks (tennisballen, blokjes, lintjes, pylonen, ringen, enzovoort.) • Afzetlint of krijt • Blinddoeken / theedoeken • Pylonen • Letters letterestafette matroos • Kaart met woorden letterestafette matroos •Indelingskaartjes met de woorden piraat en zeerover erop •Papier, scharen, lijm, plakband, viltstiften, kleurpotloden •Aluminiumfolie: zilverklompjes met gedeeltes van de code erin • Code en codesleutel • Foamballen • Kaarten met vak JA, vak Nee, vak Put • Ren je rot vragen met de antwoorden • Knijpers • Lintjes • Fluitje • Kaartjes uitbeeldspel zeerovers en piraten in 2-voud • Tennisballen • Certificaten matroos, piraat, zeerover 40 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 4.1 Varen op zee (leeftijd 4-8 jaar) In dit thema worden (bekende) beweegspelen uitgevoerd binnen het thema: varen op zee. Het verhaal gaat over een kapitein en zijn matrozen. De kapitein en de matrozen varen op zee en komen onderweg langs verschillende eilanden waar ze aan land gaan. Op elk thema-eiland worden beweegspelen uitgevoerd. TIP De activiteiten in dit thema kun je combineren met knutselactiviteiten. Laat de kinderen een verrekijker maken van wc-rolletjes om de eilanden te zoeken. Of maak samen een matrozenhoed, om het echte matrozengevoel te krijgen. Activiteiten 1. Naambal (kringspel met bal) VERHAALLIJN De groep wordt bij elkaar geroepen. De spelleider is de kapitein. De kapitein vertelt dat hij een reis gaat maken op zee. Hij is op zoek naar goede matrozen. De kinderen kunnen met de kapitein mee als matroos, maar ze moeten wel activiteiten uitvoeren om te laten zien dat ze als matroos op het schip kunnen werken. Maar …. matrozen kunnen pas goed samenwerken als ze elkaars namen goed kennen. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •1 bal opstelling: •kringopstelling •geef 1 kind de bal doel van het spel: •de namen van de andere matrozen leren kennen uitleg: •laat alle kinderen voor zichzelf een matrozennaam verzinnen en die vertellen •het kind met de bal gooit de bal naar een andere matroos en zegt daarbij ‘alsjeblieft …matrozennaam ontvanger…’ •de ontvanger antwoordt ‘dank je wel …matrozennaam gooier…’ en gooit daarna de bal naar een ander kind en zegt ‘alsjeblieft …naam matrozenontvanger…’ •laat de bal op deze manier de hele kring rond spelen zodat iedereen een keer de bal heeft gegooid en ontvangen •herhaal het rondje en paar keer zodat iedereen de matrozennamen kent variatie: •als gooien en vangen nog niet lukt dan kun je de kinderen de bal naar elkaar toe laten brengen of laten rollen SPELTIP Bij de jongste kinderen is het slim om als spelleiding de kinderen een naam te geven. Het zelf bedenken van een naam kan soms moeilijk zijn. 41 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 2.Interviewspel VERHAALLIJN De kapitein en de matrozen kennen nu elkaars namen. Dan is het tijd om elkaar beter te leren kennen. doelgroep: •4-8 jaar Voorbeelden van vragen zijn: aantal kinderen: Wat is de achternaam van de andere matroos? •minimaal 6 Welke kleur ogen heeft de andere matroos? materiaal: Welke hobby’s heeft de andere matroos? •1 stopwatch Hoe oud is de andere matroos? opstelling: Welke huisdieren heeft de andere matroos? •2-tallen Wat is de lievelingskleur van de andere matroos? doel van het spel: •kom zoveel mogelijk van elkaar te weten uitleg: •zet de matrozen in 2-tallen bij elkaar •laat de matrozen elkaar vragen stellen. Ze moeten zoveel mogelijk van elkaar te weten komen. De gesprekken duren 1 minuut. •laat na 1 minuut de matrozen met de rug tegen elkaar staan en stel als kapitein een aantal vragen die de matrozen over elkaar moeten beantwoorden •wissel na een gesprek van partner, doe dit meerdere malen SPELTIP Jonge kinderen vinden het vaak moeilijk om zelf vragen te verzinnen. Laat jonge kinderen met de gezichten naar elkaar toe staan en stel als spelleiding zelf de vragen. TIP Spel 1 en 2 zijn dezelfde spelen als in thema 1 spel 5 en 6. Nu zijn de spelen in een thema geplaatst. Voor kinderen is het hierdoor een ander spel. 42 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 3. Bumpity bump bump bump VERHAALLIJN De matrozen kennen elkaars namen en weten al veel van elkaar. Nu moeten ze proberen de namen van de andere matrozen goed te onthouden om elkaar snel te kunnen roepen. Want als het stormt op zee en de zeilen moeten vlug naar beneden worden gehaald… doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •geen opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •vlug kunnen opnoemen van de namen van alle matrozen uitleg: •noem als kapitein een naam van een matroos •zeg daarna gelijk ‘links’ of ‘rechts •de matroos die zijn naam hoort, moet de naam van de matroos noemen die links of rechts van hem staat, afhankelijk van wat de kapitein heeft gezegd •probeer het spel in een redelijke snelheid te spelen zodat het spannend blijft variatie: •verander regelmatig de kring zodat iedereen naast iemand anders komt te staan •breng er spanning in door na de naam van de matroos ‘links, bumpity bump bump bump’ of ‘rechts, bumpity bump bump bump’ te zeggen. De matroos die zijn naam hoort, moet in de tijd dat de kapitein ‘bumpity bump bump bump’ zegt, de naam van de juiste matroos noemen. •laat de matroos waarvan de naam is genoemd de volgende naam zeggen TIP Als kinderen nog niet weten wat links of rechts is, kan met kleuren worden gewerkt. Een rode stip op de linker hand en een blauwe stip op de rechterhand. Zeg dan in plaats van ‘links’ ‘rood’ of in plaats van ‘rechts’ ‘blauw’. 43 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 4.Aan boord gaan VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen kunnen eindelijk vertrekken. De matrozen en de kapitein gaan aan boord van het schip. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: Mogelijkheden liedjes: •1 (kapiteins)hoed Varen varen over de baren opstelling: Schuitje varen theetje drinken •rij achter elkaar doel van het spel: •in een rij zingend aan boord van het schip gaan uitleg: •laat de kapitein voorop lopen met de matrozen achter zich aan •verzin een lied over varen op zee •bij het volgende lied mag een matroos voorop lopen. Die matroos mag de kapiteinshoed op. •zien de matrozen het schip al? 5. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet…… VERHAALLIJN De matrozen moeten goed opletten. Denk maar eens aan gevaar door rotsen in zee, andere schepen, zandbanken en piraten. De kapitein bedenkt een oefening voor de matrozen zodat ze goed op blijven letten tijdens de reis. Terwijl de matrozen op het schip zijn, speelt de kapitein het volgende spel. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •1 (kapiteins)hoed opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •de matrozen moeten leren opletten uitleg: •wijs 1 kind aan als kapitein en geef die de kapiteinshoed •laat de kapitein iets uit de ruimte in zijn gedachten nemen en zeggen ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet en de kleur is …’noem een kleur-…’ •laat de matrozen om de beurt 1 keer raden wat de kapitein in zijn gedachten heeft •de matroos die het geraden heeft, mag de kapiteinshoed op en het volgende raadsel verzinnen 44 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 6.De schat zoeken VERHAALLIJN Eindelijk is het zover. Eén van de matrozen ziet land. LAND IN ZICHT! Het blijkt schateiland te zijn! De kapitein en de matrozen gaan van boord om het schateiland te onderzoeken. De matrozen zien een plek met veel schatten en mooie dingen. De matrozen moeten proberen de schatten mee terug te nemen naar het schip. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •matten / hoepels, minimaal 4 •klein materiaal (tennisballen, blokjes, lintjes, pylonen, ringen, enzovoort) opstelling: •maak 2 groepen van 4 •geef elke groep een eigen mat / hoepel •leg op de mat / in de hoepel verschillende kleine materialen (de schatten) doel van het spel: •proberen de schatten te stelen van de mat / hoepel zonder getikt te worden door de schatbewaarder uitleg: •wijs 1 matroos van de groep aan als schatbewaarder. Laat deze op de eigen mat staan. Hij moet ervoor zorgen dat de schatten niet van de mat worden gepakt. •laat de andere matrozen uit de groep proberen om de schatten te stelen door de schatten van de eigen mat af te pakken •als de schatbewaarder een matroos aantikt tijdens het stelen van een schat, moet de schat worden teruggelegd op de mat •heeft een matroos een schat gestolen dan mag hij het aan de kant neerleggen •zorg ervoor dat de matrozen genoeg ruimte hebben om rondom de mat te lopen variatie: •begin met weinig materialen, en voeg steeds meer materialen toe 45 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 7. Levend kwartet (sluit aan op vorige activiteit) VERHAALLIJN De matrozen weten nu hoe ze de schatten moeten stelen. Maar er blijken van elke schat 4 dezelfde te zijn. De kapitein vertelt dat de schatten met zijn 4-en bij elkaar (een kwartet) veel waard zijn. De matrozen moeten proberen een kwartet bij elkaar te stelen van dezelfde voorwerpen. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 12 materiaal: •matten / hoepels (minimaal 4) •klein materiaal, van elk 4 (tennisballen, blokjes, lintjes, pylonen, enzovoort) •afzetlint of krijt opstelling: •maak 3 groepen van 4 •geef elke groep een eigen mat / hoepel •leg op elke mat verschillende voorwerpen, van elk soort 1 doel van het spel: •proberen om samen met de groep een kwartet te stelen uitleg: •wijs 1 matroos van de groep aan als schatbewaarder. Laat deze op de mat staan. Hij moet ervoor zorgen dat de schatten niet van de mat worden gepakt. •laat de groep met elkaar afspreken welk voorwerp ze bij de andere groep gaan stelen •laat de matrozen bij de andere groepjes proberen voorwerpen te stelen •als een voorwerp is gestolen van een andere groep moet het op de eigen mat worden neergelegd •als de groep een kwartet heeft, wordt het kwartet uit het spel gehaald en is van de groep die het heeft gestolen •de schatbewaarder mag vanaf zijn eigen mat matrozen van de andere groep proberen te tikken •als de schatbewaarder spelers aantikt tijdens het stelen van een schat moet de schat worden teruggelegd •is een matroos getikt door de schatbewaarder, ook al steelt die niet, dan moet hij eerst bij een andere groep proberen iets te stelen voordat hij het weer mag proberen bij dezelfde groep 46 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 8.Commando pinkelen VERHAALLIJN De matrozen zijn heel snel geworden in het vorige spel. Maar hun reactievermogen is nog niet getest. De kapitein heeft een spel bedacht waarmee hij dit kan testen. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 Opdrachten: materiaal: Hoog = armen hoog •geen Zij = armen zijwaarts opstelling: Voor = armen voor •kringopstelling Pinkelen = op de plaats dribbelen doel van het spel: Spreid = staan met benen gespreid •luisteren naar de kapitein (spelleider) en de opdracht juist uitvoeren uitleg: •de kapitein heeft opdrachten voor verschillende bewegingen (zie kader) •noem als kapitein 1 van de opdrachten en doe deze voor. De matrozen moeten de opdracht zo snel en zo nauwkeurig mogelijk opvolgen. variatie: •de kapitein kan de kinderen misleiden door andere bewegingen uit te voeren dan de opdracht die hij geeft. De kinderen moeten uitvoeren wat de kapitein zegt, niet wat hij doet. •de kinderen mogen alleen reageren als de kapitein het woord ‘commando’ voor de opdracht zegt. Bij bijvoorbeeld ‘commando hoog’ moeten de kinderen de opdracht uitvoeren. Bij alleen ‘hoog’ mogen ze niet reageren. •welke kinderen doen het heel lang goed? VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen gaan weer aan boord om verder te varen op zoek naar het volgende eiland. Dit doen ze in spelvorm. De kapitein loopt voorop met de matrozen achter zich aan, ze zingen een lied over varen (zie activiteit 4). 47 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 9. Ik zie een spook VERHAALLIJN Na een tijdje varen ziet één van de matrozen een eiland. LAND IN ZICHT! Het schip komt aan op spokeneiland. De kapitein en matrozen gaan heel voorzichtig van boord. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •geen opstelling: •halve cirkel, in een rij naast elkaar doel van het spel: •elkaar vertellen dat er een spook is uitleg: •de kapitein begint en zegt tegen degene die naast hem staat ‘ik zie een spook’ •de ander vraagt ‘waar’?, waarop de kapitein antwoord ‘daar’ en met zijn rechter arm naar voren wijst •degene die naast de kapitein staat, doet en zegt hetzelfde tegen degene die naast hem staat. Ga zo de hele rij af. •de laatste matroos zegt tegen de kapitein ‘ik zie een spook’ •de kapitein neemt het weer over, begint opnieuw en wijst nu met zijn linker arm naar voren. Ga zo weer de hele rij af. •Als laatste beweging gaat de kapitein op de hurken zitten. Weer wordt de hele rij afgegaan. •als iedereen op de hurken zit, zegt de kapitein weer ‘ik zie een spook’. De ander vraagt ‘waar’? Als de kapitein antwoordt ‘daar’, dan laat hij zich vallen tegen degene die naast hem zit. Als het goed gaat, valt de hele rij als dominostenen om. SPELTIP Laat telkens iemand anders de kapitein spelen, want iedereen vindt het leuk om de groep om te duwen. 48 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 10. Blindemannetje VERHAALLIJN Op het spokeneiland is het erg donker. De matrozen moeten proberen hun weg te vinden op het donkere eiland. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •4 blinddoeken / theedoeken •eventueel klein materiaal (tennisballen, blokjes, lintjes, pylonen, enzovoort) opstelling: •2-tallen doel van het spel: •vertrouwen op de partner als je in het donker loopt uitleg: •blinddoek 1 matroos van het 2-tal en laat de ander leiden door de geblinddoekte matroos vast te pakken •laat de 2-tallen vrij in de ruimte rond lopen •na een poosje wordt gewisseld variatie: •laat de kinderen verschillende materialen en voorwerpen voelen en herkennen •laat meerdere kinderen geblinddoekt lopen met 1 leider SPELTIP De kinderen moeten elkaar kunnen vertrouwen. Het is dus niet erg als er vriendjes bij elkaar gaan staan. VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen gaan weer aan boord om verder te varen op zoek naar het volgende eiland. Dit doen ze in spelvorm. De kapitein loopt voorop met de matrozen achter zich aan, ze zingen een lied over varen (zie activiteit 4). 49 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 11. Schipper mag ik over varen VERHAALLIJN Als de matrozen weer aan boord zijn gegaan, komen ze onderweg een ander schip tegen. Dit schip wil de matrozen niet zomaar langs laten gaan. De matrozen moeten eerst een opdracht uitvoeren. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: Lied: •krijt Schipper mag ik over varen ja of nee? opstelling: Moet ik dan nog geld betalen ja of nee? •maak een lijn en trek aan de overkant ook Schipper: ja een lijn Kinderen: hoe? •plaats de kinderen in een rij naast elkaar achSchipper: zoals ik dat doe! ter de lijn doel van het spel: •naar de overkant proberen te komen zonder getikt te worden uitleg: •de schipper (spelleider) staat voor de groep •laat de matrozen het lied ‘schipper mag ik overvaren’ zingen •als de schipper ‘nee’ antwoordt op de vraag mogen alle matrozen naar de overkant lopen •als de schipper ‘ja’ antwoordt, vraagt de groep ‘hoe’? •de schipper antwoordt ‘zoals ik dat doe’ •doe als schipper voor met welke beweging alle matrozen naar de overkant moeten gaan. Als de matrozen op die manier naar de overkant gaan, mag de schipper proberen om matrozen te tikken. •de schipper moet ook met dezelfde beweging proberen te tikken •wie getikt is, gaat bij de schipper staan en wordt ook schipper TIP Zorg voor een opbouw in dit spel: laat eerst alleen overlopen. Laat dan overlopen zoals de schipper aangeeft, maar zonder tikken. Speel later met een tikker. 50 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 12. Lopen als een…… doelgroep: •4-8 jaar VERHAALLIJN De matrozen zijn het andere schip aantal kinderen: gepasseerd. Ze varen weer verder. Opeens ziet een •minimaal 4 matroos een eiland. LAND IN ZICHT! De kapitein en de materiaal: matrozen gaan aan land op diereneiland. Op het eiland •geen komen ze verschillende dieren tegen. opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •lopen zoals de dieren lopen uitleg: •de kapitein vraagt ‘wie weet hoe een tijger loopt?’ •de matrozen laten het zien door te lopen als een tijger •laat verschillende dieren uitbeelden •laat de matrozen zelf ook dieren verzinnen 13. Alle vogels vliegen VERHAALLIJN De matrozen hebben allerlei dieren gezien. Sommige dieren kunnen vliegen en andere weer niet. De kapitein wil wel eens zien of de matrozen weten welke dieren kunnen vliegen. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •geen opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •alleen met de armen vliegen als een dier wordt genoemd dat kan vliegen uitleg: •zeg als kapitein ‘alle vogels vliegen’ waarop alle matrozen met hun armen zwaaien alsof ze vliegen •zeg daarna ‘alle –ander dier- vliegen’. De matrozen mogen alleen vliegbewegingen maken als het dier dat genoemd wordt, kan vliegen. Als het dier niet kan vliegen moeten de armen stil hangen langs het lichaam. variatie: •de spelleider kan de kinderen misleiden door vliegbewegingen te maken als het dier niet kan vliegen •gebruik andere bewegingsvormen zoals sluipen of springen •laat de kinderen een dier bedenken VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen gaan weer aan boord om verder te varen op zoek naar het volgende eiland. Dit doen ze in spelvorm. De kapitein loopt voorop met de matrozen achter zich aan, ze zingen een lied over varen (zie activiteit 4). 51 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 14. Letter estafette VERHAALLIJN De matrozen zijn weer aan boord gegaan en varen rustig verder. Na enige tijd komt er een eiland in zicht. LAND IN ZICHT! Het schip komt aan bij lettereiland. Er moeten voldoende matrozen op het schip zijn die kunnen lezen, anders kunnen ze niet al het werk uitvoeren. Op lettereiland moeten de matrozen woorden leren maken. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •2 pylonen •alle letters van het woord matroos, apart op een vel papier •een kaart met de woorden die je kunt maken met het woord matroos (zie Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette matroos) •krijt opstelling: •maak 2 groepen •zet de groepen bij een pylon aan de ene kant van de ruimte •trek aan de andere kant van de ruimte een lijn •geef elk kind 1 of meerdere letter(s) van het woord matroos doel van het spel: •aan de overkant van de ruimte het woord vormen dat de kapitein roept uitleg: •roep als kapitein een woord van de kaart met de woorden die je kunt maken met het woord matroos •laat de matrozen die de letters van dat woord in hun handen hebben zo snel mogelijk naar de lijn rennen en daar het woord vormen in de goede volgorde met de letters voor de buik •na goedkeuring van de kapitein mag iedereen weer terug naar zijn plaats en roept de kapitein een volgend woord SPELTIP De jongste kinderen kunnen vaak nog niet (goed) lezen. Geef de oudere kinderen de opdracht de jongere kinderen te helpen. VERHAALLIJN De matrozen hebben ontzettend goed hun best gedaan. Ze hebben een matrozendiploma verdiend! Sluit het thema af door de matrozen te feliciteren met het behalen van hun matrozen diploma (zie Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover). 52 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 4.2 Piraten en zeerovers (leeftijd 8-12 jaar) In dit thema worden (bekende) beweegspelen uitgevoerd binnen het thema: zeerovers en piraten. Het verhaal gaat over twee groepen die tegen elkaar strijden, de piraten en de zeerovers. Dit thema kun je spelen met een grote groep kinderen. Maak dan 4 (of meer) groepen. Bijvoorbeeld: een groep rode piraten, een groep groene piraten, een groep rode zeerovers en een groep groene zeerovers. De groepen zeerovers en piraten strijden tegen elkaar in een thematisch spel, in 4 verschillende groepen. Activiteiten 1. Indeling groepen VERHAALLIJN Er zijn piraten en zeerovers, maar wie is wie? doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •4 kaarten met het woord piraat en 4 kaarten met het woord zeerover (zie Deel 4: Bijlage 6. Indelingskaarten piraat/zeerover) opstelling: •rij naast elkaar doel van het spel: •indelen van de groepen zeerovers en piraten uitleg: •deel kaartjes uit met hierop de woorden piraat en zeerover •laat de kinderen met dezelfde kaartjes elkaar op zoeken variatie: •om meerdere groepen te vormen, kan gewerkt worden met verschillende kleuren. Kaartjes met piraat in het rood geschreven en piraat in het groen geschreven. Hetzelfde doe je voor de zeerovers. TIP Voor meer ideeën voor het indelen van groepen op een speelse manier, zie Deel 3: 1. Speels indelen van groepjes. 53 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 2. Verzin een yell en maak een vlag doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) materiaal: •4 vellen papier (A4) •2 scharen •2 lijmpotten •2 rollen plakband •meerdere viltstiften •meerdere kleurpotloden opstelling: •kinderen in hun groepen bij elkaar doel van het spel: •groepen herkenbaar maken uitleg: •laat elke groep een eigen naam bedenken •geef elke groep 1 of 2 vel(len) A4-papier om een vlag te maken die betrekking heeft op de naam van hun groep •laat elke groep een yell verzinnen •laat de groepen om de beurt hun vlag tonen en VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten zich van elkaar onderscheiden om tegen elkaar te kunnen strijden. De groepen maken een vlag en een yell. hun yell horen 3. Ontcijfer de code VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten een estafette spelen waarin een opdracht zit. Ze gaan proberen de andere groep te verslaan met het ontcijferen van een code. doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) materiaal: •4 pylonen •aluminiumfolie: 26 zilverklompjes met gedeeltes van de code erin •code en codesleutel (zie Deel 4: bijlage 8. Geheime code piratenspel) opstelling: •basisestafette opstelling •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun eigen pylon •geef elk kind van de groep een nummer doel van het spel: •zo snel mogelijk ontcijferen van een code uitleg: •op teken van de spelleider rennen de nummers 1 naar de pylon aan de overkant, pakken daar een zilverklompje en rennen terug naar de groep, rennen achter hun groep langs en tikken de nummer 2 aan •nummer 2 rent naar de overkant enzovoort, net zo lang totdat alle zilverklompjes zijn opgehaald •in elk zilverklompje zit een papiertje verborgen met een gedeelte van een te ontcijferen code • nadat het laatste zilverklompje is opgehaald mag de ontcijfercode worden opgehaald bij de spelleider •laat de piraten en zeerovers hun code ontcijferen •welke groep is als eerste klaar? 54 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 4.Het schaduw spel VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten elkaar goed kunnen schaduwen. Hierin worden ze getraind in het volgende spel. doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) materiaal: •4 pylonen opstelling: •zet 4 pylonen in een vierkant, neem zoveel mogelijk ruimte •zet de groepen diagonaal tegen over elkaar bij een pylon (aan beide kanten van de groepen is dus steeds 1 pylon vrij) doel van het spel: •schaduwen van de tegenstander uitleg: •oefen het spel. De spelleider roept een cijfer, bijvoorbeeld 3, waarna door elke groep, met de klok mee, 3 pylonen wordt opgeschoven. Roep verschillende cijfers. Er mag ook -2 gezegd worden. Dit betekent 2 pylonen terug (dus tegen de klok in). •speel het spel. De piraten zijn de leiders. De zeerovers moeten nadoen wat de piraten doen. Lopen de piraten 3 pylonen verder, dan moeten de zeerovers dat ook doen. •wissel na een paar keer van rol variatie: •in plaats van lopen mogen ook andere vormen van bewegen worden gebruikt •de groepen moeten precies tegelijkertijd bij de pylon zijn 5. Help, we liggen onder vuur doelgroep: VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers zijn in •8-12 jaar gevecht en vallen elkaar aan. Ze moeten zich tegen aantal kinderen: elkaar verdedigen. •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) materiaal: •1 foambal opstelling: •piraten: kringopstelling •zeerovers: in een rij achter elkaar, met de handen op elkaars schouders, in het midden van de kring doel van het spel: •de eigen groep verdedigen tegen een aanval van buitenaf uitleg: •geef de piraten een kanonskogel (foambal) en laat hun proberen de achterste van de rij zeerovers af te gooien op de rug •de zeerovers proberen dit te voorkomen door snel rond te draaien en daardoor de kanonskogel te ontwijken •is de achterste zeerover geraakt, dan komt deze vooraan te staan •speel het spel totdat alle zeerovers 1 keer zijn geraakt •wissel de groepen. Welke groep is het snelst af? 55 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 6.Het grote zeerovers en piraten ren je rot VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten een test doen. Ze gaan vragen beantwoorden over piraten en zeerovers. doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) materiaal: •ren je rot vragen met de antwoorden, (zie Deel 4: Bijlage 7. Zeerovers en piraten ren je rot) •kaarten voor vak JA, vak NEE, vak PUT •goudklompjes (knijpers) opstelling: •zet de groepen achter een lijn in de ruimte •leg aan de overkant van de ruimte aan de linkerkant een kaart met JA •leg aan de overkant van de ruimte aan de rechterkant een kaart met NEE •leg aan de zijkant van de ruimte een kaart met PUT doel van het spel: •vragen beantwoorden door in het juiste vak te gaan staan uitleg: •de spelleider stelt de zeerovers en piraten een vraag. In de tijd dat de spelleider zegt ‘ren je rot’, rennen de zeerovers en piraten naar het vak met volgens hen het juiste antwoord •de zeerovers en piraten die het antwoord goed hebben mogen een goudklompje (knijper) ophalen bij de spelleider •degenen die het antwoord fout hebben moeten 1 vraag overslaan in de put •welke piraat of zeerover heeft de meeste goudklompjes verzameld en welke groep heeft uiteindelijk gewonnen? TIP Dit spel kun je ook spelen met jongere kinderen. Stel dan eenvoudige vragen, eventueel binnen een ander thema of als losse activiteit. 56 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 7. De gouden staart stelen VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers weten van elkaar dat ze gouden linten in bezit hebben. De groepen proberen elkaars gouden lint te bemachtigen. doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) materiaal: •lintjes, minimaal 16 •1 fluitje opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •gouden linten van de andere groep stelen uitleg: •geef alle zeerovers en piraten een gouden lint, die ze in hun kleding stoppen alsof ze een staart hebben. Het gouden lint moet zichtbaar zijn en lang genoeg om te kunnen pakken. Het gouden lint mag niet vastzitten aan de kleding. •op teken van de spelleider mag iedereen een lint gaan stelen door aan de linten van de andere groep te trekken •iedereen moet proberen zoveel mogelijk linten te stelen •de gestolen linten moeten in de hand vastgehouden worden, maar er moet altijd een lint aan de kleding hangen. Wordt het eigen lint gestolen dan moet een lint uit de hand aan de broek worden vastgemaakt. Heeft het kind geen lint in de hand, dan kan het een nieuw lint halen bij de spelleider. variatie: •speel het spel eerst met 1 ‘steler’. De rest van de groep mag niet stelen. Speel daarna met meerdere ‘stelers’, en tot slot gaat iedereen stelen. 57 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 8.Het uitbeeldspel VERHAALLIJN Het is belangrijk dat de zeerovers en piraten elkaar met weinig woorden goed begrijpen. Daarom gaan ze voor hun eigen groep woorden uitbeelden. Welk groep is sneller klaar? doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: SPELTIP Laat de groepen tegenover•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) gesteld rennen, de piraten van A naar B materiaal: en de zeerovers van B naar A. Zo horen •kaartjes met woorden die moeten worden uitde groepen elkaar niet tijdens het raden van gebeeld in 2-voud (zie Deel 4: Bijlage 9. Kaartjes wat wordt uitgebeeld. uitbeeldspel zeerovers en piraten) •4 pylonen opstelling: •basisestafette opstelling •plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun eigen pylon •geef elk kind van de groep een nummer •leg aan de andere kant van de ruimte bij de pylon de uitbeeldkaartjes, voor elke groep eigen kaartjes doel van het spel: •uitbeelden van de woorden op de kaartjes uitleg: •op teken van de spelleider rennen de nummers 1 naar de pylon aan de overkant, pakken een kaartje, kijken naar het woord, leggen het kaartje opzij (niet op de stapel), rennen terug naar de groep en gaan voor de groep staan •nummer 1 probeert uit te beelden wat op het kaartje staat. Er mag niet worden gepraat. •de andere groepsleden proberen te raden wat wordt uitgebeeld. Doe dit zachtjes, want de andere partij heeft dezelfde kaartjes. •bij een goed antwoord rent nummer 2 naar de overkant, enzovoort •als alle woorden zijn geraden, gaat de hele groep op de grond zitten en juichen •welke groep is het eerste klaar? 58 Deel 2: Thema 4: Thematisch werken 9. Op zoek naar de schat VERHAALLIJN De zeerovers en piraten weten dat ergens een schat ligt verborgen. Maar waar? Ze gaan op zoek. doelgroep: •8-12 jaar TIP Bij de bovenbouw leeftijd kun je aantal kinderen: de score per groep per spel bijhouden •minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers) op een flap-over. Aan het eind van de activimateriaal: teiten wordt gekeken welke groep de meeste •10 pylonen spelen heeft gewonnen. •8 schatten (tennisballen) •2 blinddoeken (theedoeken) opstelling: •2 groepen •maak een parcours met pylonen, voor iedere groep een eigen parcours •leg aan het eind van het parcours de 4 tennisballen (de schat) doel van het spel: •geblinddoekt op zoek gaan naar een schat uitleg: •doe uit elke groep 1 piraat en 1 zeerover een blinddoek om •draai deze piraat en zeerover een paar maal in het rond •laat de geblinddoekte piraat en zeerover een parcours lopen op zoek naar de schat •de andere kinderen uit de eigen groep mogen de geblinddoekte piraat en zeerover helpen, maar mogen hun niet aanraken. Ze mogen wel praten. •alle kinderen krijgen een beurt •welke groep heeft het snelst alle schatten gevonden? variatie: •er mag alleen gepraat worden met behulp van de windstreken: noord = rechtdoor, oost = rechts, zuid = achteruit en west = links SPELTIP Zorg ervoor dat de kinderen serieus blijven. Als er niet goed wordt geleid kan een kind ergens tegenaan lopen. Let dus altijd goed op de veiligheid. VERHAALLIJN De piraten en zeerovers hebben ontzettend goed hun best gedaan. Ze hebben door het uitvoeren van deze moeilijke opdrachten een diploma verdiend! Sluit het thema af door de piraten en zeerovers te feliciteren met het behalen van hun diploma en reik de diploma’s uit (zie Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover). 59 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen Thema 5 Buiten spelen In elk jaargetijde is het heerlijk om met de kinderen buiten te spelen. Buiten kunnen kinderen zich uitleven en lekker rennen. Buiten spelen biedt andere beweegmogelijkheden dan binnen. Je speelt andere beweegspelen en je kunt andere beweegvormen aanbieden. Buiten spelen is goed en leuk. Leerdoelen Na afronding van dit thema ken je verschillende beweegspelen voor buiten en kun je in korte tijd leuke en uitdagende activiteiten uitvoeren als je met de kinderen buiten bent. Ook kun je op verschillende manieren speurtochten uitzetten, afgestemd op de leeftijd van de kinderen. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • BRES Spelenboek, 2003: Nog meer ideeën voor spelen in het bos, pagina 271 ev. • BRES Spelenboek, 2003: Tochten, pagina 222 ev. • BRES Spelenboek, 2003: Speedplay, pagina 201 en 202 Aan de orde komen • Spannende beweegspelen buiten • Speurtochten Benodigd materiaal • Verschillende kleuren viltstiften • Fluitje • Stopwatch • Bounce ball set • Pylonen • 2 setjes speelkaarten 60 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen 5.1 Spannende beweegspelen buiten Het is handig om verschillende spelen voor buiten te kennen die in korte tijd kunnen worden opgezet en uitgevoerd. Spelen die voor spanning en plezier zorgen. Spelen die mét of zonder materiaal worden gespeeld, waarbij iedereen kan meedoen en waarbij je gebruik maakt van de ruimte om je heen. De spelen kunnen worden gespeeld in een wijk, op een plein, in een park of bos. Activiteiten 1. Stippenspel doelgroep: •7-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 12 materiaal: •6 verschillende kleuren viltstiften opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •zoveel mogelijk verschillende kleuren stippen verzamelen uitleg: •geef ongeveer 6 kinderen ieder een andere gekleurde stift en laat deze kinderen zich verstoppen voor de rest van de groep •laat de overige kinderen de kinderen met de stiften gaan zoeken •zodra een kind iemand met een stift gevonden heeft, krijgt het van diegene een stip op de hand •de kinderen die zoeken, moeten proberen om alle 6 kleuren stippen te krijgen door de 6 kinderen te zoeken •de kinderen die verstopt zitten, mogen maar een beperkt aantal stippen zetten (minder dan dat er kinderen zijn) •als een kind ergens komt waar alle stippen al zijn uitgedeeld, heeft het pech en krijgt hij geen stip meer •zodra het aantal stippen van de kinderen die verstopt zitten bereikt is, komen ze terug naar de verzamelplaats •welk kind heeft alle (of de meeste) kleuren stippen op zijn hand? SPELTIP Pas het aantal verstoppers met stiften aan, aan de grootte van de groep. Hoe meer kinderen gaan zoeken hoe meer stippen er mogen worden uitgedeeld en hoe meer verstoppers er zijn. 61 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen 2.Zoek je partner doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •je partner zoeken uitleg: •maak 2-tallen en spreek af wie nummer 1 en wie nummer 2 is •de nummers 1 gaan zich verstoppen en blijven zitten op de plaats waar ze zich verstopt hebben •de nummers 2 gaan zoeken •wissel van rol variatie: •nummer 1 mag zich verplaatsen terwijl nummer 2 zoekt •wijs een buutplaats aan. Nummer 1 mag zich verplaatsen naar de buutplaats. Als hij de buutplaats weet te bereiken zonder gezien te worden is hij vrij. 3. Roep je partner doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •je partner zoeken door zijn naam te roepen uitleg: •maak 2-tallen en spreek af wie nummer 1 en nummer 2 is •de nummers 1 gaan zich verstoppen en blijven zitten op de plaats waar ze zich verstopt hebben •de nummers 2 gaan zoeken en mogen de naam van nummer 1 roepen •nummer 1 roept de naam van nummer 2 terug •alle kinderen roepen door elkaar, dus er moet goed geluisterd worden 62 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen 4.Besluip je partner doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •je partner zoeken door naar elkaar toe te sluipen uitleg: •maak 2-tallen en spreek af wie nummer 1 en nummer 2 is •de nummers 1 gaan zich verstoppen aan de ene kant van het veld, de nummers 2 aan de andere kant •nummer 1 zoekt nummer 2 en andersom door elkaar te besluipen •als je je partner ziet roep je heel hard zijn naam •wie ziet wie het eerst? 5. Luisteren naar de geluiden doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 3 materiaal: •stopwatch opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •luisteren hoeveel geluiden je kunt horen uitleg: •laat de kinderen hun ogen dicht doen •laat de kinderen 1 minuut luisteren naar de geluiden die er zijn •bespreek na 1 minuut hoeveel geluiden de kinderen gehoord hebben en welke geluiden dit waren SPELTIP Dit spel kun je gebruiken als rustspel tussen actievere vormen in of als afsluiting na wat drukkere activiteiten. Het spel is erg leuk om in een bos te spelen omdat daar veel verschillende geluiden te horen zijn. 63 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen 6.Bounce ball doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: SPELTIP Speel met zo weinig moge•minimaal 6 lijk regels. Laat het spel vrij verlopen materiaal: en grijp alleen in als er gevaarlijk spel •1 bounce ball set ontstaat. •4 pylonen opstelling: •maak 2 groepen •maak 2 doelen in de ruimte •geef elk team een doel om te verdedigen doel van het spel: •scoren bij de tegenstander met de bal uitleg: •laat elk team zoveel mogelijk goals maken en zoveel mogelijk tegengoals voorkomen •speel met een zachte bal •de sticks moeten laag bij de grond blijven. variatie: •er mag gescoord worden via zowel de voor- als de achterkant van het doel 64 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen 7. Bosjassen doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: Rangorde: •minimaal 8 van hoog naar laag: joker, aas, heer, vrouw, materiaal: boer, 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2. De 2 verslaat •1 set spelkaarten, gesplitst in rood en zwart de joker. opstelling: •maak 2 groepen •van elke groep is 1 kind de ‘post’ •geef de ‘post’ van elke groep een stapel rode of zwarte kaarten •laat de groepen allebei een andere kant op gaan en een plek zoeken voor hun eigen ‘post’ doel van het spel: •met de eigen groep zoveel mogelijk kaarten bemachtigen door kinderen van de andere groep te tikken uitleg: •laat de post elk kind uit de eigen groep 1 kaart geven •laat elke groep de tegenpartij zoeken en proberen deze te tikken •als een kind getikt is, laten de kinderen elkaar hun kaart zien. Wie de hoogste kaart heeft, heeft gewonnen en krijgt de kaart van de ander erbij. •een kind dat geen kaart meer heeft, haalt een nieuwe kaart bij zijn eigen ‘post’ •een kind dat een kaart heeft gewonnen, moet eerst een kaart inleveren bij de eigen post. Er mag niet met meerdere kaarten worden gelopen. •probeer zoveel mogelijk kaarten van de tegenpartij te verzamelen variatie: •maak het makkelijker door alleen de cijfers 2 tot en met 10 te gebruiken •maak voor de jongste kinderen gebruik van dierenkaarten: leeuw, olifant en muis. De olifant is bang voor de muis, de muis is bang voor de leeuw en de leeuw is bang voor de olifant. SPELTIP Dit spel is leuk om te spelen in een groot gebied waarvan een gedeelte is afgezet en waar naar de tegenpartij gezocht moet worden, bijvoorbeeld in een bos. 65 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen 5.2 Speurtochten Bij een speurtocht speuren kinderen in groepjes naar een spoor. Het accent ligt op het volgen van het spoor. De kinderen verplaatsen zich via een vooraf bepaalde en aangegeven route. Een speurtocht kan opdrachten bevatten die onderweg moeten worden uitgevoerd. Speurtochten zijn geschikt voor verschillende leeftijden. De jongste kinderen vinden alleen het volgen van een spoor al spannend, terwijl kinderen in de bovenbouw leeftijd het leuk vinden met opdrachten te werken. Een speurtocht kan worden uitgezet van punt A naar B of bij hetzelfde punt beginnen en eindigen. Het uitzetten van het spoor kan op verschillende manieren. Op de plek zelf, bijvoorbeeld met pijlen op de grond. Maar ook kan gebruik worden gemaakt van kaarten, plattegronden, beschrijvingen of andere materialen die duidelijk maken welke kant het spoor op gaat. Een tocht organiseren is uitdagend, spannend en leerzaam. Wel vraagt het organiseren ervan veel voorbereiding. Het kost tijd om een goede, duidelijke route te zoeken, deze te noteren en er opdrachten bij te bedenken. Op de volgende pagina’s staan verschillende manieren om een tocht uit te zetten. In het BRES Spelenboek wordt uitgebreid ingegaan op de voorbereiding, het organiseren en uitzetten van speurtochten. Op de volgende pagina’s staan enkele voorbeelden van speurtochten opgenomen, die ook zijn beschreven in het BRES Spelenboek. 66 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen Mogelijkheden voor speurtochten • Natuurspoor Zet een speurtocht uit met voorwerpen uit de natuur, zoals dennenappels, veren, takken of eikels. Het natuurspoor geeft de richting aan waar de kinderen naar toe moeten. Je moet wel zeker weten dat de voorwerpen blijven liggen, anders is de kans groot dat de kinderen de verkeerde richting uit gaan of niet meer weten waar ze heen moeten. • Draadje om boom tocht Maak een speurtocht door met een draadje aan boomtakken de richting aan te geven. De kinderen moeten de bomen volgen waar een draadje aan zit. Vul de tocht aan met opdrachten, bijvoorbeeld tel - bij de vijfde boom met draadje - met elkaar hardop tot 100. • De rebus tocht Maak rebussen waarbij de oplossing de richting aangeeft waarin de kinderen moeten lopen. De speurtocht begint met het ontcijferen van een rebus. Tijdens de tocht, bij een kruispunt waar een verandering is, moeten de kinderen steeds weer een rebus oplossen. • Klokkentocht Maak klokken waarbij de wijzers aangeven welke richting de speurtocht op gaat. De klokken kunnen worden meegegeven in een boekje of onderweg worden opgehangen. De klok staat op 12.00 uur = rechtdoor. De klok staat op 14.45 uur = linksaf. De klok staat op 15.15 uur = rechtsaf. Je kunt met andere tijden, andere richtingen aangeven. • Symbolentocht Een symbolentocht is een tocht op papier. Bepaalde tekens of symbolen geven de richting aan. Elke keer dat van richting veranderd kan worden, moet op papier gekeken worden welk symbool er voor dat kruispunt staat aangegeven. Geef de symbolen in een boekje mee aan de groep(en). Bijvoorbeeld voetbal = rechtdoor, fluitje = links, vlag = rechts. Je kunt nog meer voorwerpen, dus richtingen, opnemen. Een symbolentocht kun je koppelen aan een thema. Je kunt ieder thema nemen en de voorwerpen die in het thema passen koppelen aan een richting. Denk bijvoorbeeld eens aan een EK of WK voetbal, een muzieknotentocht, of een verkeersbordentocht. • Kralentocht Maak een ketting met kralen, waarbij de kleuren van de kralen de richting aangeven. Het begin en het einde moeten duidelijk zijn aangegeven in de ketting door middel van bijvoorbeeld een knoop of lintje. Elke kleur kraal heeft zijn eigen richting. Bijvoorbeeld blauw = rechtdoor, rood = rechts en geel = links. • Overtrekkaart tocht Geef op overtrekpapier aan welke route moet worden gelopen. De route is gemaakt door op een plattegrond van het gebied waar de tocht gelopen gaat worden, overtrekpapier te leggen en de route op dit overtrekpapier te tekenen. De groep moet het overtrekpapier op de plattegrond leggen en er achter komen welke route ze moet lopen. 67 Deel 2: Thema 5: Buiten spelen • Kruispuntentocht • Bolletje-pijltje tocht • Strippenkaarttocht Teken alle kruispunten die je tegenkomt in de route op papier, met de kruispunten op volgorde achter elkaar. In elk kruispunt geef je met een pijl aan welke richting de kinderen op moeten. Maak een boekje waarin op volgorde de kruispunten weergegeven zijn aan de hand van bolletjes en pijltjes. Het bolletje geeft aan waar je vandaan komt, het pijltje geeft aan waar je naar toe moet. Alle wegen of paden zijn teruggebracht tot lijnen. Bij elk kruispunt moeten de kinderen kijken wat in het boekje staat. Deze weergave van een tocht lijkt op een strippenkaart. De tocht is alleen te lopen als de kinderen er van tevoren mee geoefend hebben. De tocht is voornamelijk te gebruiken bij de bovenbouw leeftijd. De route wordt weergegeven door een verticale rechte lijn. De start is onderaan. Bij elk kruispunt stellen de kinderen de vraag: als ik naar het kruispunt kijk, op de weg waar ik nu sta, hoeveel wegen tel ik dan links van de weg waar ik sta, en hoeveel wegen tel ik rechts van de weg waar ik nu sta? De dwarsstreepjes op de verticale lijn geven de wegen of paden aan op het kruispunt die NIET ingeslagen moeten worden. Die laat je dus liggen. Trainer Laat bij voldoende tijd de deel nemers een speurtocht uitzetten voor elkaar. Maak groepjes van 4 en geef opdracht een korte speurtocht voor te bereiden. De speurtocht wordt door een andere groep gelopen. Op deze manier kunnen deelnemers leren van wat goed of juist fout ging. • Opdrachttocht Bij opdrachttochten lopen kinderen van de ene naar de andere opdracht. De opdrachten kunnen gevarieerd zijn maar je kunt ook kiezen voor opdrachten in dezelfde categorie. De keuze wordt voornamelijk bepaald door de mogelijkheden die de omgeving biedt. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de opdrachten. De route hoeft dan ook niet moeilijk te zijn. De groepjes mogen niet fout lopen. 68 Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen Thema 6 Gezelschapsspelen In gezelschapsspelen staat de speelruimte centraal. In de speelruimte worden allerlei verschillende gezelschapsspelen in groepjes aan tafel uitgevoerd. De groepjes bestaan uit vier tot zes spelers. De activiteiten kun je onder andere gebruiken als programma bij slecht weer. Gezelschapspelen kunnen ook worden gespeeld als er veel kinderen zijn. Je maakt dan meerdere kleine groepjes die tegelijkertijd spelletjes aan tafel doen. Leerdoelen Na afronding van dit thema ken je verschillende gezelschapsspelen die je aan tafel in groepjes kunt spelen. Je weet hoe je de groepen van samenstelling en van spel kan laten veranderen door het gebruik van een vakopschuifsysteem. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • BRES Spelenboek, 2003: Tafelspelen, pagina 68 ev. • BRES Spelenboek, 2003: Vakopschuifsysteem, pagina 15 Aan de orde komt • Spelletjes aan tafel Benodigd materiaal • Opgerolde krant • Dobbelstenen • Een vel papier waar de kinderen hun hand op kunnen leggen • Speelkaarten • Pen • Papier • Knopen of munten • Pokerbeker of andere beker • Bierviltje • Houten kralen met touwtje eraan • Plastic bekertjes 69 Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen 6.1 Spelletjes aan tafel Er zijn vele verschillende spelletjes die aan tafel in groepjes gespeeld kunnen worden. De spelletjes kunnen uitgevoerd worden met gebruik van slechts enkele kleine materialen. Als er gespeeld wordt met meerdere groepen, is het leuk om de verschillende spelletjes in verschillende groepssamenstellingen te spelen. Dit kun je als volgt doen: • Maak groepjes • Geef binnen een groepje elk kind een nummer •Na het eerste spelletje schuiven de kinderen met een even nummer naar de tafel rechts en de kinderen met een oneven nummer naar de tafel links. Op deze manier verander je steeds de samenstelling van een groep bij een nieuw spel. Activiteiten 1. Wees op je hoede doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •1 opgerolde krant •2 dobbelstenen •papier A4-formaat opstelling: •kinderen rond de tafel doel van het spel: •zo veel mogelijk punten halen uitleg: •leg een papier in A4-formaat op tafel •laat elk kind hierop 1 hand leggen •geef 1 kind een opgerolde krant in zijn hand én de dobbelstenen. Dit kind is de werper. De werper noemt vóór het gooien 2 cijfers, bijvoorbeeld 2 en 4. •laat de werper de dobbelstenen gooien. Als één van de door hem genoemde cijfers wordt gegooid (in het voorbeeld 2 of 4), moeten de kinderen hun hand van het A4-tje trekken. De werper moet proberen de kinderen met de krant op hun handen te tikken, binnen het A4-tje. •elke geraakte hand levert een punt op voor de werper •als een kind zijn hand terugtrekt terwijl er geen 2 of 4 wordt gegooid, krijgt de werper ook een punt •wissel van werper na 1 keer gooien •slaat de werper terwijl er geen 2 of 4 wordt gegooid, dan krijgen de andere spelers een punt •wie heeft de meeste punten? variatie: •laat de werper 1 cijfer kiezen in plaats van 2 70 Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen 2. Ezelen doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •1 set speelkaarten •1 pen •1 vel papier per kind •3 knopen of munten, 1 minder dan er kinderen zijn opstelling: •kinderen rond de tafel, met ieder een vel papier voor zich doel van het spel: •met kaarten een kwartet vormen en proberen niet de ezel te zijn uitleg: •geef ieder kind 1 kwartet kaarten: 4 boeren, 4 vrouwen, enzovoort, zodat je weet dat je voldoende kwartetten hebt om het spel te spelen •neem als spelleider de kwartetten in, schud de kaarten en deel ze uit aan de kinderen •leg in het midden van de tafel knopen of munten, één minder dan er kinderen zijn •vertel de kinderen dat ze een kwartet moeten vormen •laat de kinderen uit hun eigen kaarten een kaart kiezen die ze niet willen hebben •op teken van de spelleider worden de kaarten die ze niet willen hebben, met de afbeelding naar beneden, doorgeschoven naar de linker buurman. Ieder kind krijgt dus een nieuwe kaart van de rechter buurman. •als 1 van de kinderen een kwartet heeft, wordt het kwartet op tafel gelegd en mag het kind uit het midden een knoop pakken. De andere kinderen moeten reageren door ook een knoop uit het midden te pakken. •het kind dat geen knoop heeft kunnen pakken, krijgt als straf de letter ‘E’ op zijn papier •herhaal het spel •als een kind al een ‘E’ op zijn kaart heeft staan, krijgt het de letter ‘Z’, daarna weer een ‘E’ en tot slot een ‘L’ •wie als eerste het woord ‘EZEL’ op zijn kaart heeft staan, heeft verloren variatie: •de kinderen kunnen een opdracht verzinnen voor degene die als eerste het woord ‘EZEL’ op zijn kaart heeft staan •het werken met kleine voorwerpen zoals munten of knopen is niet noodzakelijk. Je kunt ook een vuist op tafel laten leggen, of een duim. Wie het laatst is, krijgt dan één van de letters van het woord ‘EZEL’. 71 Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen 3. Van 1 tot 15 en weer terug doelgroep: •7-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •3 dobbelstenen •1 pen •1 vel papier per kind opstelling: •kinderen rond de tafel doel van het spel: •door te rekenen naar 15 komen en weer terug naar 1 uitleg: •laat om de beurt gooien met 3 dobbelstenen •het kind moet proberen met de geworpen ogen door middel van optellen, vermenigvuldigen, aftrekken en delen van 1 tot en met 15 te tellen •elke dobbelsteen mag maar eenmaal voor hetzelfde getal gebruikt worden •het is niet noodzakelijk alle drie de dobbelstenen te gebruiken •wanneer een speler niet ineens tot de 15 komt, dan schrijft hij op tot hoever hij gekomen is en gaat de volgende beurt met het volgende getal verder. Bij 15 aangekomen tel je terug naar 1. Je moet twee keer 15 gooien. •wie is het eerste terug bij 1? Voorbeeld: Een speler gooit 3, 6 en 4. Kijk hieronder tot hoever hij kan komen. 1 = 4 - 3 2 = 6 - 4 3 = ligt op tafel 4 = ligt op tafel 5 = (3 + 6 = 9) - 4 6 = ligt op tafel 7 = 3 + 4 8 = (6 : 3 = 2) x 4 9 = 6 + 3 10 = 6 + 4 Verder kan deze speler niet komen. Hij schrijft 10 op zijn blaadje. 72 Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen 4. Dag Boer doelgroep: •7-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •1 set speelkaarten opstelling: •kinderen rond de tafel doel van het spel: •zo weinig mogelijk kaarten krijgen uitleg: •schud de kaarten en leg ze omgekeerd neer op de tafel •draai de eerste kaart om •is dit het cijfer 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10 dan gebeurt er niets. Is dit 1 van de plaatjes boer, vrouw, heer, aas of joker dan gebeurt het volgende: boer = dan zegt de groep ‘dag boer’ vrouw = iedereen slaat met zijn hand op de tafel heer = iedereen brengt de soldatengroet, saluut aas = iedereen legt zo snel mogelijk een vuist op tafel joker = iedereen brengt de carnavalsgroet ‘alaaf’ •het kind dat zich vergist in het teken dat moet worden gemaakt, of dat als laatste reageert, krijgt alle kaarten die er tot dan toe zijn omgekeerd •na afloop van het spel, als alle kaarten zijn omgekeerd, telt elk kind hoeveel kaarten hij heeft gekregen. Degene met het minste aantal kaarten is de winnaar! 5. Weg of ik heb je doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •1 dobbelsteen •1 pokerbeker of andere beker •1 bierviltje •4 houten kralen, elk aan een touwtje opstelling: •kinderen rond de tafel doel van het spel: •zo weinig mogelijk punten krijgen uitleg: •geef 1 van de kinderen de (poker)beker met de dobbelsteen erin. De andere kinderen hebben een houten kraal met een touwtje eraan. •leg midden op de tafel een bierviltje •laat de kinderen hun kralen op het bierviltje leggen en het touwtje vasthouden •het kind met de beker gooit de dobbelsteen met de (poker)beker en tilt de beker op •ligt er een 1 of een 6, dan zet hij zo snel mogelijk de beker op alle kralen die op het bierviltje liggen en probeert ze te vangen. De andere kinderen proberen de kralen zo snel mogelijk van het bierviltje af te trekken. •ligt er een 2, 3, 4 of 5 boven, dan mag er niet gevangen worden •om beurten mag ieder kind 3 keer gooien met de dobbelsteen •wie gevangen wordt, krijgt een strafpunt •wie heeft de minste punten? variatie: •laat de kinderen zelf 2 cijfers kiezen 73 Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen 6. Geef dat ding eens door doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •12 plastic bekertjes opstelling: •kinderen rond de tafel doel van het spel: •de bekertjes goed doorgeven zonder fouten te maken uitleg: •geef ieder kind een plastic bekertje en zorg dat het op de kop voor zich wordt geplaatst op de tafel •het bekertje wordt steeds aan het kind aan de linkerkant doorgegeven op het liedje ‘geef dat ding eens door’ •je ontvangt steeds een nieuw bekertje van je rechter buurman •de bekers worden telkens doorgegeven op het woordje ding en door •bij de laatste regel houden alle kinderen de beker vast op ‘niet, zetten het weer voor zichzelf neer en geven het weer door op ‘hoor’. •hierna begint het lied weer van voren af aan •hoe lang kan de groep het volhouden zonder fouten te maken? variatie: • voer het tempo op zodra het lukt om een aantal rondjes foutloos achter elkaar te spelen •geef het bekertje niet aan de linker, maar aan de rechter buurman door Geef dat ding eens door, Geef dat ding eens door, Geef dat ding eens door, Maar niet vergissen hoor. 74 Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen Thema 7 Lijf aan lijf spelen Lijfelijk contact is waar het bij deze spelvormen om gaat. Kinderen moeten aan elkaar zitten. Houd er rekening mee dat niet elke groep deze werkvormen aan kan en dat de activiteiten dus niet geschikt zijn voor iedere groep. Werk je met een nieuwe onbekende groep, laat de lijf aan lijf spelen dan nog even achterwege en begin er pas mee als je de groep kent en ook de kinderen in de groep elkaar kennen. Bij lijf aan lijf spelen gaat het niet om winnen of verliezen maar om samenwerken. Je moet elkaar helpen, steunen en rekening houden met elkaar. Vertrouwen hebben in en respect hebben voor elkaar is de basis van deze activiteiten. Plezier hebben in de spelen staat voorop, maar de spelen moeten serieus worden uitgevoerd willen ze kans van slagen hebben. Bij de lijf aan lijf spelen leg je eerst duidelijk uit wat de bedoeling is van de spelen en wat je van de kinderen verwacht. Als kinderen niet aan alle activiteiten willen deelnemen, laat ze dan ook de vrijheid om alleen te kijken, dwing kinderen niet mee te doen aan de spelen als ze echt niet willen. Leerdoelen Na afronding van dit thema ken je verschillende lijf aan lijf spelen en weet je wanneer en hoe je deze kunt gebruiken. Je kent en hebt verschillende samenwerkingsspelen ervaren en kunt deze in de praktijk veilig en verantwoord uitvoeren. Je kent nieuwe spelen waarbij kinderen op elkaar moeten vertrouwen en je weet met welke groep je deze spelen het best kunt uitvoeren. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • Geen Benodigd materiaal • Geen Aan de orde komen • Samenwerkingsvormen • Spelen met vertrouwen 75 Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen 7.1 Samenwerkingsvormen Bij de volgende activiteiten is het belangrijk dat er goed wordt samengewerkt. De spelen kunnen alleen slagen als samen wordt nagedacht over hoe de activiteit kan worden uitgevoerd. Laat bij de spelen de kinderen die elkaar kennen en vertrouwen met elkaar werken. Door in tweetallen te beginnen, krijg je een vorm van gewenning aan de eigenheid van deze activiteiten. Voordat de kinderen het door hebben, ben je met de hele groep bezig aan het oplossen van een spel. Activiteiten 1. Duwbakken doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •wennen aan lijfelijk contact •samen proberen verschillende bewegingen uit te voeren uitleg: •plaats de 2-tallen met de ruggen tegen elkaar aan en laat ze al leunend tegen elkaar aan door de ruimte lopen •laat de 2-tallen met de ruggen tegen elkaar op de grond gaan zitten en opstaan zonder de handen te gebruiken •laat 4-tallen met de ruggen tegen elkaar op de grond gaan zitten en opstaan zonder de handen te gebruiken •bij meer kinderen, de kinderen in 2 rijen met de ruggen tegen elkaar op de grond laten zitten en opstaan zonder de handen te gebruiken 2.Tik de knie doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •punten scoren door de knie van de ander te tikken uitleg: •laat de kinderen 1 hand op de rug houden •de kinderen moeten proberen de knie van hun tegenstander aan te tikken •als de knie van de tegenstander wordt geraakt heb je een punt •wissel van 2-tal variatie: •probeer een ander lichaamsdeel te tikken, bijvoorbeeld rug of schouder 76 Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen 3. Chinees worstelen doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •de ander uit balans brengen uitleg: •plaats elk 2-tal tegenover elkaar met de handen plat tegen elkaar aan •de voeten staan iets uit elkaar en moeten op de plaats blijven staan •probeer elkaar uit balans te krijgen •wie zijn voet het eerst verplaatst, is af SPELTIP De kinderen moeten gebruik maken van elkaars gewicht. Er moet niet getrokken en geduwd worden maar gevoeld worden of je de ander uit balans kunt brengen. 4. De Knoop doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •geen opstelling: •kringopstelling met handen los doel van het spel: •uit de knoop komen uitleg: •laat de kinderen de ogen dicht doen en met de handen omhoog langzaam naar het midden van de kring lopen •de kinderen moeten twee handen vinden en deze vast pakken •als elk kind twee handen vast heeft, mag iedereen zijn ogen open doen •probeer zonder elkaar los te laten uit de knoop te komen SPELTIP Het zal niet altijd lukken om uit de knoop te komen. Als het niet lukt maak dan één paar handen los. 77 Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen 5. Vliegtuig doelgroep: •7-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •geen opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •bij elkaar op schoot gaan zitten zonder te vallen uitleg: •zet de kinderen in een kring met de schouders tegen elkaar aan •laat alle kinderen een kwartslag naar links draaien •laat nog een stap naar binnen zetten •laat de kinderen langzaam naar beneden zakken en op de knieën van het kind achter zich gaan zitten. Iedereen zit op schoot bij iemand en de kring is gesloten. variatie: •laat iedereen de handen in de lucht houden SPELTIP Let erop dat een kind niet opeens uit de kring stapt. De kring valt dan in elkaar en de kinderen vallen allemaal om! Vertel dit vooraf aan de kinderen. 6. In de knoop doelgroep: •6-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 2 materiaal: •geen opstelling: •2-tallen doel van het spel: •uit de knoop proberen te komen uitleg: •maak 2-tallen •1 kind vouwt zijn vingers in elkaar en houdt de armen voor zich uit. Het andere kind gaat met zijn armen door de armen van de ander heen en pakt de ander achter zijn rug vast. •probeer uit de knoop te komen zonder de handen van elkaar los te maken TIP De oplossing: het kind met de handen achter de rug van het andere kind moet hurken en de armen over de billen van de ander naar beneden schuiven. Het andere kind stapt uit de handen van het gehurkte kind. 78 Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen 7.2 Spelen met vertrouwen Zoals de naam spelen met vertrouwen al zegt gaat het hier om het kunnen vertrouwen op elkaar. Bij spelen met vertrouwen begin je in kleine groepjes van minimaal 5 kinderen. Na het oefenen van de activiteit in een kleine groep kunnen de activiteiten met de hele groep of met een grotere groep worden gespeeld. Het gaat hierbij om het kunnen vertrouwen op je vriendjes en vriendinnetjes. Als spelleiding moet je dit proces goed in de gaten houden. Bij het niet serieus uitvoeren van de activiteiten moet worden gestopt. Zonder serieuze inzet zijn de activiteiten niet veilig uit te voeren. Speel deze activiteiten alleen als je weet dat de groep dit aankan. Het gaat er hier om dat de kinderen zich veilig voelen om deel te nemen aan het spel. Als de veiligheid en het vertrouwen in elkaar er is, zullen de kinderen plezier beleven aan deze spannende activiteiten. Activiteiten 1. Houten Klaas doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 5 materiaal: •geen opstelling: •kringopstelling dicht bij elkaar, met 1 kind in het midden doel van het spel: •elkaar leren vertrouwen, je laten rondduwen als een houten Klaas uitleg: •alle kinderen pakken het kind dat in het midden staat vast, en bewegen deze voorzichtig de groep rond •het kind in het midden moet zich zo stijf als een plank maken variatie: •als het goed gaat en het vertrouwen is er dan kunnen de kinderen in de kring de handen iets verder weg houden zodat de bewegingsuitslag groter wordt TIP Let bij deze activiteiten goed op de aandacht van de kinderen. Als de aandacht verslapt, kan het kind in het midden niet goed worden vastgehouden en vallen. 79 Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen 2. De hoogte in doelgroep: •8-12 jaar SPELTIP Als kinderen niet durven aantal kinderen: deelnemen, dwing ze dan niet. Laat •minimaal 6 de kinderen die worden opgetild zelf materiaal: aangeven of ze hoger willen of niet. •geen opstelling: •kringopstelling dicht bij elkaar doel van het spel: •elkaar leren vertrouwen, je in de lucht laten tillen door de andere kinderen uitleg: •zet 1 kind in het midden. Kies hiervoor het kind dat zelf aangeeft dat het durft •laat iedereen om het kind in het midden staan •laat de kinderen het kind in het midden ondersteunen vanaf de voeten tot en met het hoofd •laat het kind in het midden zachtjes naar achteren leunen, hij leunt hierbij op de handen van de andere kinderen •als iedereen het kind in het midden vast heeft, tillen ze hem langzaam omhoog. Als het kind dat ligt het durft en zelf aangeeft dat het verder wil, kunnen de andere kinderen hem optillen tot boven het hoofd. •laat het middelste kind weer langzaam zakken met de voeten naar beneden •zet zijn voeten als eerste op de grond neer 80 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal Thema 8 Spelen met andersoortig materiaal Er worden vaak activiteiten uitgevoerd met bekend en standaard spelmateriaal zoals ballen of hoepels. Vaak is het niet makkelijk zelf nieuwe materialen te bedenken waarmee je leuke activiteiten kunt doen. Toch is er veel materiaal beschikbaar dat je kunt gebruiken om leuke en uitdagende spelen te organiseren. Kinderen spelen met alles om hun heen. Niet alleen het bekende spelmateriaal daagt kinderen uit tot bewegen. Grote, dure materialen zijn niet per definitie het leukst om mee te spelen. Met andersoortig materiaal zoals linten van crêpepapier, linten van lakens, half opgeblazen luchtbedden, bierviltjes, plastic bakjes, lakens, wc-rolletjes, dozen, bellenblaas, frisdrankflessen of tapijttegels, kun je vele leuke en uitdagende beweegspelen verzinnen. Door kinderen te laten spelen met andersoortig materiaal zullen er nieuwe activiteiten ontstaan. Ze ontdekken steeds weer nieuwe dingen om te doen. Leerdoelen Na afronding van dit thema kun je activiteiten bedenken met verschillende soorten andersoortig materiaal. Je leert materialen te zien als potentieel spelmateriaal. Je weet hoe je nieuw materiaal tot leven brengt als je er creatief mee omgaat. Je ervaart verschillende nieuwe beweegactiviteiten met verschillende materialen. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • Deel 3: 5. Vrij spel en geleid spel • Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen Aan de orde komen •Spelen met wasknijpers, met opdracht deelnemers •Spelen met bierviltjes, met opdracht deelnemers • Spelen met kranten, met opdracht deelnemers • Spelen met de parachute Benodigd materiaal • Veel gekleurde wasknijpers • Bakken om knijpers in te doen • 1 touw of waslijn • Kranten • Krantensnippers • Hoepels • 4 gekleurde linten • Bierviltjes (met 2 verschillende kanten) • Muziek • Krijt • Doos, krat of bak • Pylonen (met open bovenkant) • Tafels • Krantenrol • Kranten in stukjes gescheurd als een puzzel • Lijst met zinnen uit erbij horende kranten • Stiften • Parachute of groot laken • Bal 81 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8.1 Spelen met wasknijpers Spelen met wasknijpers is leuk. Het is vrolijk materiaal en voor veel kinderen is het nieuw materiaal. Knijpers dagen uit om er van alles mee te doen: te ontdekken, te spelen, te bewegen. Door creatief te zijn en naar de kinderen te kijken, zul je zien dat er heel veel verschillende (beweeg)spelen zijn te verzinnen met wasknijpers. Wasknijpers zijn kleurrijk. Veel wasknijpers bij elkaar zorgt voor een vrolijk en lekker chaotisch gezicht. Het is goedkoop materiaal waardoor je een grote hoeveelheid wasknijpers kunt aanschaffen voor weinig geld. Met een heleboel wasknijpers is er voor ieder kind genoeg materiaal en zelfs van het opruimen kun je een leuk spel maken. Activiteiten met wasknijpers zijn geschikt voor kinderen van verschillende leeftijden. TIPS Om de kinderen kennis te laten maken met het nieuwe materiaal wasknijpers, is het leuk en leerzaam om de kinderen eerst door vrij spel te laten ontdekken wat ze met de wasknijpers kunnen doen. Later in de training gaan we daar nog op in. Door vrij te spelen, krijgen de kinderen de kans om te exploreren en het materiaal te leren kennen. Als je direct met spelactiviteiten begint, zullen de kinderen nog te veel gefascineerd zijn door het nieuwe materiaal en daardoor meer moeite hebben te luisteren naar de uitleg van het spel. Laat de kinderen zoveel mogelijk tegelijk spelen en bewegen. Zorg dus voor meerdere speelplekken met knijpers of voor een spel waarbij alle kinderen tegelijk met de knijpers kunnen spelen en bewegen. Gaan de wasknijpers kapot dan kun je de twee plastic kanten gebruiken om mee te knutselen. Met de plastic kanten kun je mooie figuren maken door ze op een vel papier te plakken. Het ijzeren tussenstuk gooi je weg. Door de kleuren van de wasknijpers kun je inspelen op het (her)kennen van de verschillende kleuren. Ook de jongste kinderen kunnen dit als ze nog geen kleuren kunnen benoemen, maar wel de verschillende kleuren kunnen zien. Activiteiten 1. Het grote beginspel doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •veel wasknijpers in verschillende kleuren opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •de kinderen vrij laten spelen en het materiaal laten ontdekken uitleg: •gooi de hele bak met wasknijpers door de ruimte en maak er een ‘rotzooi’ van. Alleen het maken van ‘rotzooi’ vinden de kinderen al geweldig. •laat de kinderen met de wasknijpers doen wat ze willen. Ze zullen erin gaan liggen, zwemmen, doorheen schaatsen, de wasknijpers ergens opknijpen of iets gaan bouwen. •stimuleer de kinderen door ze te wijzen op de spelletjes die andere kinderen doen en door hun eventueel zelf ideeën aan te reiken 82 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 2. Gooien en smijten doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •1 bak of emmer voor wasknijpers •veel wasknijpers in verschillende kleuren opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •wasknijpers in de bak doen uitleg: •laat de kinderen de wasknijpers door de ruimte gooien of laat twee kinderen dat samen doen •zorg dat de andere kinderen op veilige afstand staan •laat de kinderen de bak door middel van een spel weer vullen •voorbeeld: raap eerst met de kinderen de blauwe wasknijpers op, dan alle rode, de gele, enzovoort variatie: •laat verschillende kinderen verschillende kleuren oprapen en in de bak doen •geef opdracht alle witte wasknijpers zo snel mogelijk in de bak te doen •laat alle rode wasknijpers verzamelen en neem de tijd op hoe snel je dat met z’n allen kunt doen •maak 2 groepen, spelleiding en kinderen. Wie is sneller met het oprapen van de wasknijpers, de spelleiding (rood en wit) of de kinderen (groen en blauw)? •laat de kinderen van een afstand de wasknijpers in de bak gooien. Zet hiervoor pylonen om de bak heen, waar de kinderen achter moeten staan bij het gooien. Zo houden ze voldoende afstand bij het gooien en kunnen ze elkaar niet raken. •maak 3 groepen en geef elke groep een kleur. Op teken van de spelleider moet elke groep zijn eigen kleur zo snel mogelijk in de grote wasknijperbak doen. •verdeel de wasknijpers in 2 of 3 vakken. Plaats in elk vak een gelijk aantal kinderen. Laat de kinderen met hun eigen groep de wasknijpers zo snel mogelijk opruimen. SPELTIP Kinderen vinden het erg leuk als ze zelf de knijpers door de ruimte mogen gooien. Laat de kinderen om de beurt de bak met knijpers leeg gooien terwijl de rest van de groep aan de kant zit. 83 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 3. De juiste kleur doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •4 bakken of emmers in de kleur van de wasknijpers •wasknijpers in 4 verschillende kleuren •pylon met open bovenkant (zie variatie) opstelling: •plaats aan één kant in de ruimte de 4 bakken in de kleuren van de wasknijpers •leg aan de andere kant van de ruimte een hoop wasknijpers op de grond •zet de kinderen bij de hoop wasknijpers doel van het spel: •kinderen de juiste kleur wasknijpers in de daarbij behorende bak laten doen uitleg: •laat alle kinderen een wasknijper pakken, naar de overkant rennen en de knijper in de juiste kleur bak aan de andere kant van de ruimte doen •laat de kinderen zo vaak heen en weer lopen dat alle wasknijpers van de grond zijn en in de bakken liggen variatie: •plaats pylonen in plaats van bakken. Zet op elke pylon een wasknijper waarmee wordt aangegeven welke kleur in die pylon moet. Laat de kinderen de wasknijpers door de open bovenkant van de pylon doen. Maak het spannend door met z’n allen de pylon op te tillen en te kijken of alle wasknijpers goed zijn weggebracht. TIP Zijn er geen bakken in de kleur van de wasknijpers, geef dan aan welke kleur de bak heeft door er (een paar) wasknijpers in de bedoelde kleur op te knijpen. Zo kunnen de kinderen zien welke kleur in welke bak hoort. 84 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 4. Zoek de goede kleur doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •bak met wasknijpers in verschillende kleuren •voorwerpen in de ruimte met verschillende kleuren, eigen speelruimte opstelling: •groepje kinderen bij de bak met wasknijpers doel van het spel: •kinderen een wasknijper op voorwerpen van dezelfde kleur laten knijpen uitleg: •deel de wasknijpers één voor één uit aan de kinderen. Elk kind krijgt 1 wasknijper per keer. Deel eerst alle kinderen een rode knijper uit en laat de kinderen in de speelruimte de wasknijper vastknijpen op een voorwerp van die kleur. •deel vervolgens de blauwe wasknijpers uit enzovoort •laat de kinderen daarna de wasknijpers ophalen door eerst alle rode wasknijpers te verzamelen, dan de blauwe, enzovoort. Een kind mag niet zijn eigen wasknijper ophalen. Zo zorg je ervoor dat alle knijpers weer worden verzameld. variatie: •deel meerdere wasknijpers tegelijkertijd uit aan elk kind en laat ze de wasknijpers knijpen op een voorwerp in dezelfde kleur als de wasknijper. Laat dan alle wasknijpers verzamelen en maak het spannend door de kinderen te stimuleren goed te zoeken: ‘wie ziet er toch nog een wasknijper’? 5. Verstop de wasknijper doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •veel wasknijpers in verschillende kleuren opstelling: •2-tallen doel van het spel: •kinderen wasknijpers laten verstoppen en zoeken uitleg: •geef 1 kind van elk 2-tal 2 wasknijpers •laat het andere kind van het 2-tal zijn ogen dicht doen •laat het kind met de wasknijpers de wasknijpers ergens in de ruimte verstoppen •als de wasknijpers verstopt zijn, mag het andere kind de wasknijpers gaan zoeken variatie: •laat twee kinderen wasknijpers verstoppen voor de groep. Geef hun evenveel wasknijpers om te verstoppen als er kinderen zijn die moeten zoeken. Dus voor elk kind 1 wasknijper. TIP Geef elk 2-tal een eigen kleur: 2 kinderen krijgen 2 blauwe wasknijpers, weer 2 andere 2 gele wasknijpers. Zo weet elk kind welke wasknijpers hij moet zoeken. 85 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 6. De was ophangen doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •1 touw of waslijn •1 mand met kranten •wasknijpers in verschillende kleuren opstelling: •span aan de ene kant van de ruimte een touw op schouderhoogte van de kinderen en zet daarnaast een mand met kranten •plaats aan de andere kant van de ruimte een hoop wasknijpers •zet de kinderen bij de hoop wasknijpers doel van het spel: •kinderen de was op laten hangen uitleg: •laat de kinderen aan de ene kant van de ruimte 2 wasknijpers pakken •laat de kinderen naar de overkant lopen en een krant uit de mand halen, en deze met de wasknijper ophangen aan het touw •de kinderen moeten steeds opnieuw 2 wasknijpers halen variatie: •speel op tijd, hoe lang doen de kinderen erover om alle kranten (netjes) op te hangen? •speel het spel in twee groepen in estafetteopstelling, welke groep is het eerste klaar? 7. Even rust: bouwen met wasknijpers doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 2 materiaal: •wasknijpers in verschillende kleuren opstelling: •leg op verschillende plekken hoopjes wasknijpers op de grond doel van het spel: •kinderen rust geven en laten bouwen met wasknijpers uitleg: •laat de kinderen bouwen met de wasknijpers, ze kunnen er van alles van maken: letters, cijfers, eigen bouwwerkjes variatie: •laat de kinderen een hele hoge toren bouwen •laat de kinderen een lange slang maken: hoe lang kan de slang worden die we maken, kunnen we die samen optillen? 86 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8. Knutselen met wasknijpers doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 2 materiaal: •wasknijpers in verschillende kleuren •2 hoepels opstelling: •leg 1 hoopje wasknijpers in het midden van de ruimte •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kinderen laten knutselen met wasknijpers uitleg: •geef elk kind een hoepel •laat kinderen van een hoepel een mooie zon maken door er wasknijpers op te knijpen •laat kinderen een eigen variatie maken met de hoepel en de wasknijpers 9. Versier het lint doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •4 linten, in 4 verschillende kleuren •wasknijpers, in dezelfde 4 kleuren als de linten opstelling: •leg 1 hoopje wasknijpers in het midden van de ruimte •kinderen in vrije opstelling uitleg: •hang bij 4 kinderen 1 gekleurd lintje om de borst: 1 kind rood, 1 kind blauw, enzovoort •laat deze kinderen door de ruimte lopen. Ze mogen niet stil staan. •laat de kinderen die geen lintje om hebben, een wasknijper van de hoop pakken en deze vastmaken op het lintje van het kind met het lintje van dezelfde kleur. Een gele wasknijper moet op een geel lintje, een rode op een rood lintje. •ga door tot de hoop wasknijpers op is variatie: •hang de lintjes ergens op in de ruimte en laat die lintjes door de kinderen versieren •geef elk kind een eigen lintje, zodat ze het eigen lintje kunnen versieren met de goede kleur. Leg dan verschillende hopen wasknijpers verspreid in de ruimte zodat de kinderen lekker bewegen. TIP Zorg ervoor dat de linten niet alleen om de nek en de keel van de kinderen hangen, maar aan de ene kant over de schouder en aan de andere kant in de zij, dus schuin. Dit is veiliger. 8.1.1 Opdracht deelnemers Verzin, in groepjes, een beweegspel met wasknijpers. Voer het spel uit met de groep. De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten: • Wordt het materiaal goed gebruikt? • Zit er voldoende beweging in? • Is het haalbaar voor de doelgroep? • Zijn er eventuele aanpassingen? • Hoe was de (volgorde van) speluitleg? 87 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8.2 Spelen met bierviltjes Bierviltjes zijn leuk om mee te spelen. Er zijn heel veel verschillende beweegactiviteiten te verzinnen met bierviltjes. Vraag bij een café of restaurant of je een stapel bierviltjes kunt krijgen om mee te spelen met de kinderen. Vaak krijg je de bierviltjes zo mee. Bierviltjes hebben niet het eeuwige leven in de handen van kinderen. Gelukkig is de aanschaf ervan gemakkelijk en kost het niet veel. Voor kinderen is het nieuw materiaal en je zult zien dat de kinderen zelf met leuke en nieuwe ideeën komen als je ze de ruimte geeft om te ontdekken wat met de bierviltjes allemaal kan. TIPS Schaf bierviltjes aan met twee verschillende kanten. Hiermee kun je nog meer leuke spelactiviteiten doen. Laat de bierviltjes door de kinderen beschilderen in verschillende kleuren. Dit is een leuke knutselactiviteit en je kunt de bierviltjes gebruiken voor je spel. Activiteiten 1. Het grote beginspel doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •bierviltjes opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kinderen zelf laten ontdekken wat ze met bierviltjes kunnen doen uitleg: •gooi de hele zak bierviltjes in de ruimte of laat de kinderen er een ‘rotzooitje’ van maken •laat de kinderen ontdekken wat ze met bierviltjes kunnen doen. Gaan ze stapelen, rollen, rondlopen? Speel in op activiteiten die je ziet. TIP Laat niet voluit gooien. Oudere kinderen kunnen hard gaan gooien. Dat kan gevaarlijk zijn. Let op de kinderen bij deze activiteit! • Wat doen ze? • Waar maken ze gebruik van? • Hoe gebruiken ze het materiaal? •Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten? •Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren. 88 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 2. Lichaamsdelen doelgroep: •4-10 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •bierviltjes opstelling: •bierviltjes kris kras door elkaar op de grond •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •de bierviltjes aanraken met verschillende lichaamsdelen uitleg: •laat de kinderen lopen over de bierviltjes •zeg ‘2 voeten’ en de kinderen moeten met 2 voeten op een bierviltje blijven staan •zeg ‘voeten en handen’ en de kinderen moeten met de voeten en handen op de bierviltjes staan •zeg ‘bil’ en de kinderen moeten met de billen op het bierviltje gaan zitten, enzovoort variatie: •maak gebruik van gekleurde, geverfde bierviltjes. Geef de kinderen de opdracht een hand op een geel bierviltje te zetten en een voet op een rood bierviltje. Zo creëer je het spel ‘twister’ waaraan iedereen kan meedoen. 3. Bierviltjes op de eigen kant draaien doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •bierviltjes, met 2 verschillende kanten opstelling: •bierviltjes kris kras door elkaar op de grond •maak 2 groepen doel van het spel: •bierviltjes op de ‘eigen’ kant draaien uitleg: •geef de ene groep de opdracht alle bierviltjes met de tekst omhoog te leggen, geef de andere groep de opdracht alle bierviltjes met de blanco kant omhoog te leggen •stop na een minuut en tel van welke groep er de meeste bierviltjes liggen SPELTIP Laat de kinderen op hun knieën de viltjes omdraaien. Als ze lopen bukken ze zich waardoor ze met het hoofd tegen een ander kunnen aankomen. 89 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 4. Stoelendans met bierviltjes doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •bierviltjes •muziek (zie variatie) opstelling: •bierviltjes kris kras door elkaar op de grond •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kinderen laten lopen op de bierviltjes en reageren op een teken uitleg: •laat de kinderen naast de bierviltjes lopen. Op teken van de spelleider moeten ze met beide voeten op een bierviltje staan. variatie: •maak er een stoelendans van door muziek te gebruiken. Als de muziek stopt moeten de kinderen met beide voeten op een bierviltje staan, is de muziek aan, dan moeten ze bewegen. Haal steeds een aantal bierviltjes weg. Wie blijft er als laatste over? 5. Witte kant naar boven doelgroep: •4-10 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •bierviltjes opstelling: •bierviltjes kris kras door elkaar op de grond •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •de witte kant naar boven draaien uitleg: •laat de kinderen zo snel mogelijk alle bierviltjes met de witte kant naar boven draaien •hoe lang doen ze erover? variatie: •maak 2 groepen. Laat de groepen om de beurt de activiteit doen. Welke groep is het snelst? 90 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 6.Bierviltjes opruimen doelgroep: •4-10 aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •bierviltjes opstelling: •bierviltjes kris kras door elkaar op de grond •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kinderen de bierviltjes laten opruimen in een spelvorm uitleg: •geef als opdracht: ‘als ik ja zeg gaan we zo veel mogelijk bierviltjes oppakken’ •laat de kinderen alle bierviltjes in het midden van de zaal opstapelen. Hoe hoog kan de toren worden zonder dat hij omvalt? variatie: •Voor de oudere kinderen: laat de kinderen ieder voor zich bierviltjes rapen. Wie heeft de hoogste toren? SPELTIP Vertel de kinderen niet dat je een spel gaat spelen om op te ruimen. Het spel op zich is al leuk en dat ze ondertussen opruimen is handig. 7. Een weg leggen doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •bierviltjes opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kinderen een weg laten leggen om erover te lopen uitleg: •geef de helft van de kinderen een stapel bierviltjes en laat ze daarmee een weggetje leggen op de grond •laat de neergelegde weggetjes door de andere kinderen volgen •wissel van rol variatie: •maak 2-tallen en laat nummer 1 voor nummer 2 een weg leggen •wissel van rol 91 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8. Over de lijn doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •bierviltjes •krijt opstelling: •zet de kinderen in een rij naast elkaar aan de ene kant van de ruimte •trek met krijt een lijn aan de andere kant van de ruimte doel van het spel: •de bierviltjes over een lijn gooien uitleg: •laat de kinderen proberen de bierviltjes één voor één achter de lijn te gooien •hoeveel viltjes komen er achter de lijn te liggen? variatie: •maak 2 groepen, welke groep gooit de meeste bierviltjes over de lijn? •laat de kinderen gooien in verschillende cirkels, hoepels of in een doos •maak verschillende afstanden tot de cirkels, hoepel of doos, zodat er moeilijke en makkelijke doelen bijzitten 8.2.1 Opdracht deelnemers Verzin, in groepjes, een beweegspel met bierviltjes. Voer het spel uit met de groep. De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten: • Wordt het materiaal goed gebruikt? • Zit er voldoende beweging in? • Is het haalbaar voor de doelgroep? • Zijn er eventuele aanpassingen? • Hoe was de (volgorde van) speluitleg? 92 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8.3 Spelen met kranten Een krant is leuk materiaal waarmee je kunt spelen en bewegen. Geef een kind een krant, en het gaat direct op onderzoek uit. Er kan worden gescheurd, gevouwen, gewapperd, gelopen. Je kunt er een prop van maken en erop zitten. Er zijn heel veel leuke spelen te bedenken met kranten. Activiteiten 1. Het grote beginspel TIP Als je vindt dat krantenpapier teveel afgeeft, kun je ook gebruik maken van tijdschriften. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten opstelling: •alle kranten op een hoop •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •kinderen hun eigen spel laten spelen met kranten uitleg: •laat de kinderen zelf ontdekken wat ze met kranten kunnen doen. Ze mogen lopen, rennen, scheuren, enzovoort. •speel in op de activiteiten die je ziet •vraag de kinderen wat een krant allemaal kan zijn. Een handdoek? Een hoedje? Een boek of een raam? Trainer De activiteiten 2 tot en met 9 op de volgende pagina’s worden in een thema uitgevoerd. Het thema is: een kapitein op zee. De activiteiten volgen elkaar op. De activiteiten kunnen ook als losse spelactiviteit worden uitgevoerd of worden gebruikt in Thema 4: 4.1 Varen op zee. Let op de kinderen bij deze activiteit! • Wat doen ze? • Waar maken ze gebruik van? • Hoe gebruiken ze het materiaal? •Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten? •Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren. 93 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 2.Krant dragen zonder handen VERHAALLIJN We zijn allemaal matrozen. We lopen lekker op het strand. Ik heb een krantje in mijn handen en ik kan die krant op heel veel verschillende manieren dragen. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten opstelling: •leg kranten op de grond (groot formaat krant) •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •de krant dragen zonder de handen te gebruiken uitleg: •laat alle kinderen een krant pakken die bestaat uit twee delen van een grote krant •vouw de krant twee keer dubbel (dus een keer over de aanwezige vouw, en dan nog een keer) •laat de kinderen de krant dragen zonder de handen te gebruiken (onder de arm, op het hoofd, tussen de kin, tussen de knieën) variatie: •laat de kinderen de krant in 2-tallen dragen, zonder hun handen te gebruiken •op welke manieren kan dat? 3. Krant op de buik houden VERHAALLIJN De kapitein wordt moe van het vasthouden van de krant. Hij wil de krant niet meer dragen maar de krant moet wel mee. Weet een andere kapitein misschien hoe we de krant kunnen dragen zonder hem vast te houden? doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten (helemaal uitgevouwen) opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •de krant op je buik houden zonder dat de krant met de handen wordt vastgehouden uitleg: •geef de kinderen een krant •laat de kinderen de krant op de buik houden, zonder die vast te houden. Vouw de krant helemaal uit en laat de krant tegen je buik plakken door snel te lopen / rennen. 94 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 4.Even uitrusten op het strand VERHAALLIJN De kapitein is moe geworden. Hij wil even lekker uitrusten op het strand in het zonnetje. Hij legt zijn handdoek neer op het strand en gaat lekker liggen in de zon. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten (helemaal uitgevouwen) opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: • de krant als handdoek gebruiken op het strand uitleg: •geef ieder kind een krant in de hand • laat de kinderen de handdoek open vouwen en neerleggen op de grond. Ze gaan liggen op de krant en doen net of ze op het strand in de zon liggen. •kun je helemaal op de krant zitten als je hem 1 maal dubbelvouwt? •hoe klein kun je de krant maken zodat je er nog helemaal op kunt zitten? 5. Hoofdpijn van de zon VERHAALLIJN De kapitein krijgt hoofdpijn van die felle zon. Wat moeten we daar nou aan doen? We kunnen een hoedje maken! Let op, en doe maar eens mee. Kijk eens, nu heb ik een echte kapiteinshoed en ben ik een echte kapitein en kijk mij eens lopen. Ik ben een echte trotse kapitein. Wie weet er een leuk liedje over de zee, matrozen of varen? doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten •Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •van de krant een hoed maken uitleg: •vouw een hoed van de krant en laat de kinderen meteen meevouwen •laat de kinderen de hoedjes op doen, ze zijn nu allemaal echte kapiteins •laat de kinderen rondlopen met de hoed •zing een liedje met de kinderen over het thema Varen varen over de baren, varen varen over de zee, varen varen over de baren, varen varen over de zee, hoezee! Schuitje varen, theetje drinken, varen wij naar de Overtoom, drinken wij zoete melk met room, zoete melk met brokken, kindje mag niet jokken! 95 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 6. Een kapitein moet ook een schip hebben VERHAALLIJN De kapitein loopt over het strand en kijkt naar de zee. Hij ziet allemaal schepen op het water. De kapitein zou zelf ook wel zo’n schip willen hebben want zonder schip ben je ook geen echte kapitein. Maar hé, kijk eens wat ik kan. Ik maak gewoon van mijn hoed een schip. Zie je dat? Met mijn schip kan ik varen over zee. doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten •Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •van de krant een schip maken uitleg: •vouw van het hoedje een schip en laat de kinderen meteen meevouwen •laat de kinderen rondlopen en varen met het schip 7. Het gaat stormen VERHAALIJN Het gaat stormen op zee. Het schip gaat heen en weer. O jee, mijn schip botst tegen een ander schip. De voorkant van mijn schip valt eraf. Even later botst mijn schip weer en valt de achterkant eraf. Het waait zo hard dat ook de mast afbreekt. O nee, mijn schip is weg en ik sta dan toch maar mooi in mijn hemd! doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten •Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen opstelling: •kringopstelling doel van het spel: •van de krant een hemd maken uitleg: •maak van het schip een hemd door eerst de voorkant van het schip eraf te scheuren, daarna de achterkant en als laatste de mast •laat de kinderen meteen meedoen •laat de kinderen het hemd over hun hoofd doen 96 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8. Scheuren Jan doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •kranten •Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen opstelling: •kringopstelling met handen vast •ieder kind heeft een hemd van kranten aan doel van het spel: •tijdens het zingen van een liedje plezier maken met kranten uitleg: •laat de kinderen met het hemd aan in de kring lopen •zing met de kinderen de volgende tekst op de melodie van ‘heb je wel gehoord van de zeven, de zeven’ heb je wel gehoord van scheuren Jan, scheuren Jan, heb je wel gehoord van die rare man, hij zegt dat ik niet scheuren kan, maar ik kan scheuren als de beste man, en dat is 1 (scheur het kranten hemd van je af), en dat is 2 (scheur de krant doormidden), en dat is 3 (scheur de krant weer doormidden) en dat is 4.....5.... totdat je bij 6 heel veel krantensnippers hebt, en dat is 7 (gooi de krantensnippers in de lucht) 9. Opruimen! doelgroep: •4-8 jaar aantal kinderen: •minimaal 4 materiaal: •de krantensnippers uit het vorige spel •doos, krat of bak voor het opruimen opstelling: •krantensnippers op de grond •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •met de kinderen de gemaakte ‘troep van krantensnippers’ opruimen uitleg: •maak van het opruimen van de krantensnippers een spel •opdracht: ‘kunnen we heel snel alle snippers in de vuilniszak doen?’, of ‘wie kan heel snel alle stukjes krant in de doos doen?’ variatie: •maak 2 groepen. De ene groep zijn de kinderen, de andere groep is de aanwezige spelleiding. Ieder krijgt een eigen doos, krat of bak voor het opruimen. Welke doos is straks het volst? •maak 2 groepen van de kinderen, welke groep heeft als eerste zijn deel van het veld leeg? 97 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 10. Proppen gooien doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •kranten •lijn / krijt •2 tafels opstelling: •trek aan één kant van de ruimte een lijn •zet 2 tafels aan de andere kant van de ruimte op ongeveer 5 meter afstand •maak 2 groepen •zet de kinderen in een rij naast elkaar achter de lijn doel van het spel: •zoveel mogelijk proppen op tafel gooien uitleg: •geef iedereen 3 pagina’s van een krant en laat daar proppen van maken •laat de kinderen om de beurt een prop vanaf de lijn op hun eigen tafel gooien •zijn alle proppen gegooid dan wordt er gekeken welke groep de meeste proppen op de tafel heeft gegooid variatie: •laat de gegooide proppen op de tafel liggen en probeer met nieuwe proppen de proppen van de andere groep van de tafel te gooien 11. Kranten tikspel doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •1 krantenrol opstelling: •kinderen in vrije opstelling doel van het spel: •probeer een ander kind te tikken met de krantenrol uitleg: •wijs 1 tikker aan die de krantenrol krijgt •laat de tikker een ander kind proberen te tikken met de krantenrol •een kind dat is getikt, wordt de tikker en krijgt de krantenrol •wie is nooit de tikker geweest? 98 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 12 Krantenpuzzel doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •kranten in stukken gescheurd als een puzzel, minimaal 6 stukken •pylonen opstelling: •basisestafette opstelling •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon voor de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon •leg bij de pylonen aan de overkant de gescheurde stukken krant doel van het spel: •zo snel mogelijk de krantenpuzzel in elkaar zetten uitleg: •laat de kinderen om de beurt naar de overkant rennen en een stuk krant ophalen •als alle stukken zijn opgehaald moet de krant in elkaar gepuzzeld worden •wie heeft als eerste de puzzel af? 13. Zoek de zin doelgroep: •7-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •kranten •lijst met zinnen uit de kranten •2 stiften •pylonen opstelling: •basisestafette opstelling •maak 2 groepen •geef elk kind van de groep een nummer •plaats bij iedere groep 1 pylon voor de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte •zet de groep in een rij achter hun pylon •leg bij de pylonen aan de overkant de kranten met de zinnen erin doel van het spel: •zo snel mogelijk alle zinnen opzoeken in de krant uitleg: •geef de groepen zinnen op papier die in de krant staan die aan de overkant ligt •laat de kinderen om de beurt naar de overkant rennen en zo snel mogelijk 1 van de zinnen opzoeken in de krant •als de zin gevonden is dan wordt die omcirkeld met de stift •wie heeft als eerste alle zinnen gevonden? 99 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 14. Krantendans doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •kranten opstelling: •2 kringen, een binnenkring en een buitenkring doel van het spel: •zo snel mogelijk je partner zoeken en samen op de krant gaan zitten uitleg: •maak 2-tallen •geef 1 kind van elk 2-tal een krant •plaats nummer 1 in de buitenkring en nummer 2 in de binnenkring •zet de muziek aan, en laat de kinderen in de kring op de muziek rondlopen in tegenovergestelde richting •stop de muziek en laat de 2-tallen hun eigen partner opzoeken, de krant neerleggen en zo snel mogelijk samen op de krant gaan zitten •wie zit als laatste? variatie: •laat na elke poging elk 2-tal een stukje van hun krant afscheuren, het 2-tal moet helemaal, dus met de billen en met de voeten, op de krant zitten. Van het verliezende 2-tal wordt een groter stuk krant afgescheurd. 8.3.1 Opdracht deelnemers Verzin, in groepjes, een beweegspel met kranten. Voer het spel uit met de groep. De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten: • Wordt het materiaal goed gebruikt? • Zit er voldoende beweging in? • Is het haalbaar voor de doelgroep? • Zijn er eventuele aanpassingen? • Hoe is de (volgorde van) speluitleg? 100 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 8.4 Spelen met de parachute Spelen met een parachute betekent voor kinderen altijd plezier. Het is spannend om onder de parachute te zitten, er onder door te lopen of er een bal op te laten rollen. De parachute beweegt en maakt wind. Kinderen vinden een parachute geweldig spelmateriaal. TIPS Als je niet de beschikking hebt over een parachute, maak dan gebruik van oude lakens aan elkaar genaaid. Je kunt ook parachutestof kopen waar je zelf een groot doek (diameter ten minste 2,5 meter) van kunt maken. Kijk naar mogelijkheden om samen met anderen een parachute aan te schaffen. Activiteiten 1. Windkracht doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •de parachute in de storm laten wapperen uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •zorg dat de kinderen wind maken door hun handen in op- en neergaande richting te bewegen •geef de sterkte van de ‘windkracht’ duidelijk aan, bijvoorbeeld windstil, windkracht 2, dan 8 of 9 en ten slotte orkaankracht 2. De wolk doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •de parachute op de wind laten vliegen uitleg: •laat de kinderen vanuit hurkzit de parachute vastpakken •zorg dat ze de parachute zo hoog mogelijk opheffen, de parachute vult zich met lucht •herhaal dit verschillende malen •hoe hoog kan de parachute? •hoe lang kan de parachute in de lucht blijven? 10 1 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 3. Onder de wolk doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •onder de parachute doorlopen uitleg: •geef elk kind een nummer •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •laat de kinderen de parachute omhoog brengen •geef een teken waarop nummer 1 als de parachute hoog is onder de parachute door mag lopen variatie: •laat meerdere nummers tegelijk onder de parachute doorlopen, let hierbij goed op de andere kinderen in verband met botsingen •maak gebruik van de kleuren van de parachute. De kinderen die bij het rode gedeelte staan, mogen onder de parachute doorlopen naar een ander rood stuk van de parachute. Doe hetzelfde voor de andere kleuren. 4. Bol en hol doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •de parachute zo in beweging brengen dat hij hoog en bol staat, dan hol en vervolgens weer vlak uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •laat de kinderen de parachute omhoog brengen •laat de kinderen tegelijkertijd snel naar het midden lopen (gesloten) en direct daarna weer naar buiten lopen (open). De parachute gaat hoog en bol staan, dan hollen en vervolgens is de parachte weer vlak. •doe dit een paar keer achter elkaar 102 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 5. Iglo doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •van de parachute een iglo maken uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •zorg dat de kinderen de parachute omhoog brengen met uitgestrekte arm •loop met alle kinderen enkele stappen naar het midden, trek de parachute over het hoofd, achter de rug langs en ga op de rand van de parachute zitten. Je maakt zo een iglo. 6. Een vluchtig contact doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •de parachute de lucht in brengen, loslaten, er even onder lopen en de parachute weer opvangen uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen laag bij de grond vasthouden •zorg dat de parachute krachtig omhoog wordt gebracht •laat de parachute op het hoogste punt los •loop daarna allemaal snel naar het midden, onder de parachute, tik iemand aan en loop terug om de parachute nog net voordat hij op de grond valt op te vangen SPELTIP Geef een teken als de parachute op het hoogste punt is, zodat iedereen de parachute tegelijkertijd los laat. 103 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 7. Carrousel doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •4 pylonen rondom de parachute •kinderen rondom parachute doel van het spel: •de parachute in beweging omhoog en omlaag bewegen uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •loop met z’n allen rond •laat de parachute bij de pylonen omhoog of juist omlaag bewegen 8. Hollen en nog eens hollen doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •een rondje om de parachute rennen uitleg: •geef elk kind een nummer •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •zorg dat de parachute door de hele groep hoog in de lucht wordt gebracht en gehouden •op teken van de spelleider laat nummer 1 de parachute los, rent om de groep en de parachute heen, en pakt de parachute weer vast op zijn eigen plaats •daarna is nummer 2 aan de beurt enzovoort 10 4 Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal 9. Over de parachute lopen doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •lopen over de wolken uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen op de grond vasthouden •zorg dat ze met hun handen de parachute laten bewegen, omhoog en omlaag (wapperen). De parachute gaat op sommige plekken bollen. De wind komt eronder. •laat steeds 3 kinderen over de bewegende parachute lopen •wissel van kinderen •de kinderen die wapperen, mogen niet aan de parachute trekken 10. De bal rondspelen doelgroep: •4-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 6 materiaal: •parachute •1 bal opstelling: •parachute uitgevouwen op de grond •kinderen rondom parachute doel van het spel: •een bal rondspelen op de parachute uitleg: •laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden •leg de bal op de parachute •probeer de bal rond te spelen door de parachute van hoog naar laag te bewegen in een wave-vorm 10 5 Deel 2: Thema 9: Grote organisatievormen Thema 9 Grote organisatievormen Grote organisatievormen zijn gezelschapsspelen, gericht op beweging. Ze bieden mogelijkheden voor gezellig samen bezig zijn. De spelen zijn heel geschikt om te doen met grotere groepen, bijvoorbeeld in een wijk, een buurthuis, binnen de opvang of bij een verjaardagsfeest. Grote organisatievormen vragen om goede voorbereiding en nemen meer tijd in beslag dan kleinere spelen. Voorbeelden van grote organisatievormen zijn: spelenkermis, levend toto, levend ganzenbord, levend bingo, 999 en de volgordeloop. Tijdens de bijeenkomst wordt het spel 999 uitgevoerd. Trainer Tijdens de training kunnen in de eigen opdrachten die door de deelnemers moeten worden uitgevoerd de volgende grote organisatievormen aan de orde komen: spelenkermis, volgordeloop en levend ganzenbord. Leerdoelen Na afronding van dit thema weet je wat grote organisatievormen zijn en hoe je met grote groepen kunt werken binnen deze grote organisatievormen. Je kunt de organisatievormen verschillende inhoud geven en aanpassen aan de leeftijd van de kinderen. Je hebt geleerd dat je door het veranderen van de inhoud een organisatievorm kunt aanpassen aan bijvoorbeeld een thema. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • BRES Spelenboek, 2003: Organisatievormen, pagina 12 ev. • BRES Spelenboek, 2003: Speels bingo, pagina 78 tot en met 114 • Deel 4: Bijlage 11. Scoreformulier 999 Aan de orde komt • 999 Benodigd materiaal • Tennisballen • Stopwatch • Zinnen met dierennamen en antwoorden • Scoops • Dobbelstenen • Pennen • Papier • Scoreformulier 999 • Pittenzakken • Ander klein materiaal • Uitleg kaarten van de 5 spelen • Doos 10 6 Deel 2: Thema 9: Grote organisatievormen 9.1 999 In het spel 999 moeten 9 verschillende kleine spelletjes worden gespeeld. Alle spelletjes worden gespeeld in 2-tallen die steeds van samenstelling wisselen. De kinderen moeten elkaar uitdagen. Elk spel wordt gespeeld met een nieuwe partner. Activiteit 1. 999 doelgroep: •8-12 jaar aantal kinderen: •minimaal 8 materiaal: •tennisballen •stopwatch •zinnen met dierennamen •antwoorden van de dierennamen •scoops •dobbelstenen •pennen •papier •scoreformulier 999 •pittenzakken •ander klein materiaal •uitleg kaarten van de 5 spelen •doos opstelling: •kinderen in vrije opstelling •spelletjes verspreid in de ruimte doel van het spel: •je scoreformulier vol maken met cijfers en na optellen zo dicht mogelijk bij het getal 999 komen uitleg: •maak 2-tallen om te beginnen •laat alle kinderen 9 spelletjes spelen •er zijn 5 spelletjes klaargezet, 4 spelletjes moeten de kinderen zelf verzinnen •een nieuw spel verzin je samen met je speelpartner •de kinderen moeten elkaar uitdagen bij elk spel •laat elk kind na elk spel een andere tegenstander zoeken •bij elk spel is er een winnaar en een verliezer •de winnaar mag 2x gooien met de dobbelsteen en een getal uitkiezen dat hij opschrijft op zijn formulier Voorbeeld: •de verliezer mag 1 x gooien met de dobbelsteen en moet dat getal op zijn formulier schrijven Spel 999 •er zijn 9 vakjes op het formulier, voor elk spel 1 vakje 1 4 3 •in elk vakje moet een getal komen te staan. Je mag zelf kiezen in welk vakje je het getal invult. Je moet rekenen om zo dicht mogelijk bij het getal 999 te komen. 4 5 4 •aan het einde van de activiteiten tel je per kolom de getallen van boven naar beneden bij elkaar op, als een rekensom van 3 3 1 2 cijfers + 9 0 9 •wie komt het dichtste bij het getal 999? 107 Deel 2: Thema 10: Aan (de) slag met spor ten in de BSO Thema 10 Aan (de) slag met sporten in de BSO Kinderen willen actie, willen bewegen. Dat kan door het doen van leuke, uitdagende en recreatieve spelactiviteiten zoals beschreven in de vorige thema’s. Maar kinderen laten bewegen, kan ook door het doen van korte, eenvoudige en leuke sportactiviteiten. Voor groepsleiding van de BSO is een activiteitenboek ontwikkeld: ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’. In het activiteitenboek zijn voor 10 verschillende sporttakken sportactiviteiten beschreven, die je als spelleiding kunt gebruiken voor de groep waarmee je werkt. De activiteiten zijn afgestemd op de basisschoolleeftijd en snel en eenvoudig uit te voeren. Leerdoelen Na afronding van dit thema weet je hoe je kunt werken met het activiteitenboek ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’. Je kunt speelse sportactiviteiten voor kinderen in de basisschool leeftijd begeleiden en je weet waarop je moet letten als je kinderen sportactiviteiten laat doen. Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen • Geen Aan de orde komt • Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’ Benodigd materiaal • Activiteitenboek ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’ • Sport- en spelmateriaal uit het activiteitenboek 108 Deel 2: Thema 10: Aan (de) slag met spor ten in de BSO 10.1 Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’ Door in deze werkvorm te werken met het activiteitenboek, merk je dat het makkelijk is om de activiteiten te gebruiken in de praktijk. Door te werken met het activiteitenboek kun je kinderen op een leuke en uitdagende manier kennis laten maken met verschillende takken van sport én wat heel belangrijk is, veel (sport)plezier laten beleven. Activiteit 1. Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’ doelgroep: •deelnemers training aantal deelnemers: •alle deelnemers aan de training materiaal: •activiteitenboek •sport- en spelmateriaal uit het activiteitenboek opstelling: •groepjes van 4 doel van de activiteit: •kennismaking met het activiteitenboek uitleg: •elke groep kiest 1 activiteit uit het boek •de activiteit wordt in 5 minuten voorbereid •de activiteit wordt met de andere groepen gespeeld •alle activiteiten worden nabesproken •herhaal dit enkele malen TIP Zorg ervoor dat de groepen ieder een andere tak van sport kiezen voor de activiteiten zodat er verschillende sporten worden behandeld. Trainer Gebruik de aandachtspunten uit het activiteitenboek om de activiteiten na te bespreken. Welke aanpassingen kun je doen? Hoe maak je het makkelijker of moeilijker? 10 9 110 E L DE 3TH I R O E E DEEL 3 r e i z e l p g B e we e vanaf 4 Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar 111 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 1. Speels indelen van groepjes Veel activiteiten worden uitgevoerd in groepjes. Het is handig om verschillende varianten te kennen van de manier waarop je groepjes op een speelse wijze kunt indelen. Hieronder staan een paar werkvormen om groepjes in te delen. De tekst is opgesteld door de Stichting Bewegingsrecreatie en Spel (BRES), sinds 1999 opgegaan in het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). 1. Zoek de personen met dezelfde kaartjes a) Zing tot je elkaar vindt Geef iedere deelnemer een kaartje met de titel van een (voor de groep bekend) lied. Het aantal titels is gelijk aan het aantal groepjes dat je wilt hebben. Van iedere titel zijn evenveel kaartjes als het aantal deelnemers per groepje. Heeft iedereen een kaartje ontvangen, geef dan het startsein. Iedere deelnemer begint ‘zijn’ lied te zingen en wandelt luid zingend rond. Wanneer hij of zij iemand tegenkomt die hetzelfde zingt, geven ze elkaar een arm. Zijn alle groepjes compleet, laat iedereen zijn lied nog een keer zingen. b) Piep tot je elkaar vindt Geef de deelnemers een kaartje met een dier erop: kat, hond, ezel, haan… c) Vind je familie Geef de deelnemers een kaartje met de naam van een familie erop: familie Huppel, familie Ski, familie van de Langzame, familie Treurnis, familie Pas op de plaats, familie Lachebak. De deelnemers beelden, zonder geluid te maken, de naam van de familie uit, terwijl ze door de ruimte bewegen. Vooral in groepen met honderd of meer deelnemers is deze werkvorm heel plezierig, omdat het een werkvorm is, zonder geluid. d) Het grote orkest Geef de deelnemers een kaartje met een instrument erop: viool, trombone, slagwerk, trompet, vleugel… e) Zo emotioneel Geef de deelnemers een kaartje met een emotie erop: blij, boos, bang, verlegen, verliefd, verdrietig… f) Op het sportveld Geef de deelnemers een kaartje met een sport erop: hockey, volleybal, turnen, basketbal, golf, zwemmen, boksen… g) Beroepenspel Geef de deelnemers een kaartje met een beroep erop: tuinman, detective, glazenwasser, tandarts, piloot… 2. Pak de kaart Leg willekeurig kaarten in de ruimte op de grond. Het kunnen kaarten zijn van verschillende kleuren of speelkaarten, zoals azen, boeren, vrouwen, heren. De deelnemers lopen door de ruimte en pakken een kaart. Deelnemers met een kaart in dezelfde kleur of met dezelfde afbeelding vormen een groepje. 3. Op 1 been Vraag aan de deelnemers om op 1 been te gaan staan. Doorgaans gaat de helft op het linker been staan en de andere helft op het rechter been. Laat de ‘linkerbenen’ en de ‘rechterbenen’ ieder een groep vormen. Zijn er vier groepjes nodig, zet dan de twee groepen apart en vraag iedereen om 1 arm op te steken. Nu splits je de groep nog een keer in ‘rechterarmen’ en ‘linkerarmen’. Deze werkvorm is geschikt als je 2 of 4 groepen wilt vormen. 113 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 4. Kleur bekennen Speel met ballen in zoveel kleuren als je groepen wilt hebben. Begin met, bijvoorbeeld, een rode bal. Laat de deelnemers de bal naar elkaar overgooien en hierbij in beweging blijven. Gooi even later een blauwe bal in de groep. Daarna een witte enzovoort. Uiteindelijk ontstaan er rondom de ballen groepjes. 5. Lintjesregen Speel een tikspel. Wijs 1 tikker aan. Elke speler die getikt wordt, krijgt een lintje van een bepaalde kleur. De spelers die getikt zijn helpen de tikker mee. Uiteindelijk heeft iedereen een lintje gekregen en ontstaan groepjes van deelnemers met een lintje in dezelfde kleur. 6. Zomer, herfst, winter, lente Laat deelnemers die geboren zijn in hetzelfde seizoen een groepje vormen. Als je meer groepjes wilt vormen, neem dan telkens twee maanden. 7. Wie de schoen past… Laat elke deelnemer een schoen uittrekken. Leg alle schoenen op een hoop en maak er zoveel groepjes van als je hebben wilt. Nu moet iedereen zijn/haar eigen schoen weer opzoeken en met de ‘andere schoenen’ een groepje vormen. 8. Welke kleur heb ik Stop verschillende gekleurde papiertjes in een zak of doos. Neem zoveel kleuren als je groepen wilt hebben, bijvoorbeeld 4. Neem van iedere kleur zoveel papiertjes als je kinderen in het groepje wilt hebben. Laat de deelnemers een papiertje pakken zonder te kijken. Dezelfde ‘kleuren’ vormen een groepje. 9. Touwtje trekken Zorg voor evenveel touwtjes als er deelnemers zijn. Knoop steeds zoveel touwtjes aan elkaar als je deelnemers in een groep wilt hebben. Neem de touwtjes in je hand en zorg ervoor dat de knopen niet te zien zijn en de uiteinden vrij hangen. Nu pakt iedereen een uiteinde van een touwtje vast en de begeleider laat de touwtjes los. De deelnemers die ‘aan elkaar vast zitten’ vormen een groepje. 10. Aantal (g)roepen Bepaal hoeveel groepen je wilt vormen. Laat de deelnemers door elkaar lopen. Roep een getal bijvoorbeeld 2. De deelnemers moeten zo snel mogelijk met dit aantal bij elkaar gaan staan. Roep daarna weer een getal, waarop de deelnemers met dit aantal bij elkaar gaan staan. Roep als laatste het getal van het aantal mensen dat je in een groep wilt hebben. 11. Tweetallen Laat de deelnemers een kring vormen. Iedereen sluit de ogen. Laat de deelnemers een stap naar voren doen, een arm uitsteken en de hand of arm van een ander vastpakken. De mensen die elkaar vasthouden vormen een tweetal. 114 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 2. Speluitleg Het is belangrijk dat een activiteit voor (jonge) kinderen snel en duidelijk wordt uitgelegd. De manier waarop een spel of activiteit wordt uitgelegd én de volgorde waarin, bepaalt namelijk in grote mate het succes van de activiteit. Kinderen moeten de activiteit begrijpen. Kinderen kunnen niet veel informatie tegelijkertijd opnemen. Het is moeilijk voor hen om de activiteit uit te voeren zonder dat er een voorbeeld is gegeven. Kinderen kunnen ook niet zo lang wachten en stilstaan. Ze willen zo snel mogelijk beginnen. Het is dus belangrijk om de speluitleg snel en duidelijk te geven, en tijdens de uitleg direct te laten zíen wat de kinderen straks gaan doen. Hiervoor bestaat een vaste volgorde. 1. Indelen van de groep Het is belangrijk dat kinderen snel weten wat straks hun taak wordt. Je deelt dus eerst de groep in, waarbij je aangeeft wie wat is. Speel je tikkertje, dan zeg je direct wie wat is, zodat de kinderen weten wat hun taak gaat worden. Zijn ze tikker of loper? Doordat de kinderen een ‘taak’ hebben, zullen ze beter opletten omdat ze willen weten wat ze als tikker of loper moeten doen. Door vooraf in te delen voorkom je ook het ‘ikke ikke ikke’ effect omdat iedereen de tikker wil zijn. 2. Opstelling kinderen Je zorgt dat de kinderen op de plaats staan van waaruit straks gespeeld wordt. Dat kan zijn in rijtjes, in een kring of vrij in de ruimte. Stel de kinderen op voordat je gaat uitleggen. 3. Aangeven van het speelveld Hierna geef je aan binnen welke ruimte wordt gespeeld, of welke materialen erbij horen. Dit doe je door te laten zien wat het speelveld is. Zo is voor de kinderen meteen duidelijk waar het spel zich gaat afspelen. 4. Doel van het spel en hoe te spelen / voorbeeld Zonder een doel heb je geen spel. Dus geef altijd het doel van het spel aan. Niet door uit te leggen dat het doel is: ‘we gaan straks bewegen’, maar door te laten zien wat de kinderen moeten doen: ‘zo meteen gaat de tikker op deze manier tikken’. Geef dus tijdens de uitleg van het doel direct het voorbeeld. Kinderen zijn visueel ingesteld, ze leren het snelst door te kijken naar wat er moet gebeuren. Kortom, wat je uitlegt, laat je meteen zien! Maak alles visueel met je voorbeeld. 5. Belangrijkste spelregels Geef zo min mogelijk regels aan het begin. Vertel alleen wat ze moeten weten om het spel te kunnen spelen. Later kun je regels toevoegen als dat nodig blijkt te zijn. 6. Spelen Ga zo snel mogelijk aan de slag. Kinderen willen bewegen. Begin dus direct met het spel als je bovenstaande hebt gedaan. 7. Stoppen – onderbreken / nieuwe regels / inbreng groep / rustmoment Stop het spel na een tijdje. Dit geeft je de mogelijkheid een nieuwe regel in te voeren of om even rust te houden. Je kunt de kinderen vragen hoe ze het vinden en of het goed gaat. Het is leuk om te vragen naar de ‘rol’ die de kinderen hadden: ‘hoe ging het tikker?’, ‘wat waren de lopers snel, hè?’. 115 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 3. STORManalyse Soms loopt een spel niet zoals je zou willen. Stop dan niet meteen met het spel maar probeer het spel aan te passen. Aan de hand van een ezelsbruggetje kun je erachter komen waarom een spel niet goed loopt. Met een kleine aanpassing kun je een spel weer nieuw leven inblazen. Een stormachtig spel verloopt snel, goed, is uitdagend en biedt voldoende variatie. Zorg er dus voor dat er altijd STORM zit in je spel, elementen die je kunt aanpassen om het spel anders te laten verlopen. Met het toepassen van STORM kun je een spel eenvoudig veranderen. S Hoe kan ik de Spelers aanpassen? Het aanpassen van de spelers in een spel kan ervoor zorgen dat een spel evenwichtiger verloopt. Denk bijvoorbeeld aan: teveel tikkers, waardoor een spel steeds te snel is afgelopen. Of andersom, als er te weinig tikkers zijn en de tikker de lopers niet kan tikken. Denk ook eens aan: maken van gelijke groepen. Wint de ene groep elke keer, wissel dan enkele spelers of deel de groepen opnieuw in. T Hoe kan ik spelen met de Tijd? Zorg ervoor dat je een spel niet te lang laat duren. Stop het spel als het nog leuk is, maar zorg er ook voor dat je een spel niet te snel stopt als de kinderen nog enthousiast aan het spelen zijn. Je kunt ook grenzen stellen aan de tijd bij een spel. Maak het spannend om binnen een bepaalde tijd te spelen. Wie heeft na 5 minuten de meeste doelpunten gemaakt? Of wie heeft na 1 minuut de meeste kinderen getikt? O Hoe pas ik mijn Organisatie aan? Let goed op de organisatie van je spel. Met het aanpassen van je organisatie kun je een spel eenvoudig beter laten verlopen. Denk bijvoorbeeld aan: Is je veld niet te groot voor het aantal spelers? Moet de tikker niet teveel gebied bewaken in zijn eentje? Is de afstand van de estafette niet te klein? Hoe zorg ik er voor dat de kinderen in het bos weten waar ze mogen spelen? Hoe kan ik ervoor zorgen dat de kinderen niet op elkaar hoeven te wachten? Kan ik het spel meerdere keren uitzetten? R Welke Regels pas ik toe? Zorg ervoor dat je een spel niet stil laat vallen doordat er teveel regels zijn waarop gelet moet worden. Probeer alleen de belangrijkste regels uit te leggen en kom pas later met andere (minder belangrijke) regels. Voeg regels pas in als blijkt dat die regels ook daadwerkelijk nodig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: je mag niet trekken aan kleding, als blijkt dat dit wel wordt gedaan. M Hoe kan ik door Materiaal het spel aanpassen? Door gebruik te maken van ander materiaal in hetzelfde spel kun je dat spel een andere wending geven. Soms zijn maar kleine aanpassingen nodig. Denk bijvoorbeeld aan spelen met een kleinere of zachtere bal met 4-jarigen in plaats van een grote harde basketbal. Maak het spel uitdagender door met twee ballen te spelen. Biedt, als dat kan, zoveel materiaal aan dat alle kinderen hun eigen spel kunnen spelen. Of maak eens met ander materiaal een nieuwe estafettevorm. 116 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 4. Organisatievormen Veel bewegingsspelen worden uitgevoerd in een bepaalde vaste organisatie. Vaak is deze vaste organisatie bruikbaar voor meerdere bewegingsspelen. Een voorbeeld: Een wasknijperspel wordt uitgevoerd in een organisatievorm van de ene kant van de ruimte naar de andere kant van de ruimte, van A naar B (basisestafette). Binnen dit spel moet het materiaal, de wasknijpers, naar de overkant worden gebracht. De wasknijpers moeten in de juiste bak worden gestopt. Gebruik je nu geen wasknijpers maar krantenknipsels die aan de overkant over een lijn moeten worden opgehangen dan is de inhoud van het spel, dat wil zeggen het materiaal en wat je ermee doet anders, maar de organisatie: van A naar B (basisestafette) is hetzelfde. De basisestafette van A naar B kun je doen in de lengte van de ruimte maar ook in de breedte of zelfs door schuin over te steken. De organisatievorm blijft hierdoor hetzelfde maar je gebruikt de ruimte steeds anders. Voor de kinderen is het hierdoor elke keer weer een ander spel terwijl je dezelfde organisatievorm gebruikt. Zo zijn er vele soorten organisatievormen die je keer op keer kunt gebruiken. Door het materiaal te veranderen of de plek aan te passen, maak je in korte tijd een nieuw spel. Vaste organisatievormen waarvan je de inhoud kunt aanpassen zijn bijvoorbeeld: • 999 (zie Deel 2: Thema 9. Grote organisatievormen) • Levend toto • Levend bingo • Levend ganzenbord • Overloopspelen • Estafettespelen • Spelenkermis 5. Vrij spel en geleid spel Er is een groot verschil tussen vrij spel en geleid spel. Bij ‘vrij spel’ wordt geen gebruik gemaakt van opdrachten. Wel bied je als begeleider het materiaal aan. Een kind doet met dat materiaal wat het zelf wil en zelf kan. ‘Geleid spel’ is een spel met opdrachten en verloopt dus volgens een min of meer vast stramien. 117 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie In het schema hieronder staan de verschillen tussen ‘vrij en geleid spel’. Bijvoorbeeld waar je op moet letten bij het begeleiden van ‘vrij spel’, en welke ruimte je de kinderen biedt. Spelvormen Vrij spel Wat is het Vrij spel is spel zonder opdrachten en zonder dat een kind op zijn beurt hoeft te wachten. Kinderen krijgen materiaal aangeboden en bepalen zelf wat ze ermee gaan doen en ontdekken zelf wat ze ermee kunnen doen. De kinderen zijn zelfstandig bezig en ieder kind speelt op zijn eigen niveau. Als je nieuw materiaal gebruikt, is het altijd slim om kinderen eerst vrij te laten spelen. Je kunt dan goed observeren wat kinderen doen en hun stimuleren in het spel. Elk kind mag met het materiaal doen wat hij / zij kan. Je laat kinderen dus kennismaken met het materiaal. Ieder kan zo zijn eigen mogelijkheden ontdekken. Nadat je vrij spel hebt gedaan kun je overgaan naar geleid spel. Vrij spel kan binnen maar ook heel goed buiten plaatsvinden. Met wie Vrij spel kan gespeeld worden door alle leeftijdsgroepen. Vooral kinderen tot een jaar of 6 vinden het fijn om via vrij spel de wereld te ontdekken. Taak spelleider De spelleider heeft als taak beweegmogelijkheden te creëren. Dit betekent dat je ervoor zorgt dat er voldoende ruimte is en voldoende materiaal, afgestemd op de leeftijd van het kind. Ook ben je observator en de persoon die alles coördineert. Als kinderen je hulp nodig hebben of die inroepen dan help je ze. Je hebt de tijd de kinderen individueel te ondersteunen. Je bent tevens verantwoordelijk voor de veiligheid tijdens het bewegen en spelen. Als spelleider moet je dus waakzaam zijn en alles in de gaten houden, ook als je zelf niet mee doet. Bij kinderen tot een jaar of 6 kun je in beperkte mate ook opdrachten geven ‘wat kun je met deze flessen allemaal doen’, ‘probeer zelf eens iets te bedenken.’ Je bent stimulator en inspirator. Waar moet je op letten Bij vrij spel is het belangrijk dat je vooraf bedenkt welk materiaal je wilt gebruiken. Bij de nog wat jongere kinderen kun je één soort materiaal aanbieden. Bij oudere kun je ook verschillende materialen aanbieden. Zorg dat er voor ieder wat wils is. Bij vrij spel is het ook belangrijk dat er voor elk kind materiaal is om mee te spelen! Drie ballen voor acht kinderen kan vervelende situaties met zich meebrengen. Zorg ervoor dat ten minste elk kind een bal heeft, maar het is nog beter om meer materiaal te hebben dan er kinderen zijn. Bij vrij spel is van alles mogelijk. Kinderen kunnen met het materiaal gaan zitten, springen, lopen en rennen. Zorg er dus voor dat er voldoende veilige ruimte is om te bewegen. Let op de kinderen bij vrij spel: - Wat doen ze? - Waar maken ze gebruik van? - Hoe gebruiken ze het materiaal? - Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten? - Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren! Materialen Voor vrij spel kan zeer uiteenlopend materiaal gebruikt worden. Voor klein materiaal valt te denken aan wasknijpers, ballonnen, (tennis)ballen, hoepels, bierviltjes, lege plastic flessen, blokken, pittenzakjes, doeken, dozen, touwen. Geschikt als groot materiaal zijn matrassen, matten, karren, banken en tunnels. 118 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie Geleid spel Spelvormen Bij geleid spel biedt de spelleider een spel aan waaraan in principe alle kinderen deelnemen. De spelleider bepaalt de lijnen van het spel. Kinderen kunnen wel meedenken. Geleid spel is gebonden aan regels. Geleid spel vindt bij voorkeur plaats in een grote ruimte zoals een speelplaats of speelzaal. Je kunt het doen tijdens een buitenspeeluurtje of bijvoorbeeld tijdens beschikbaarheid van een speelzaal of sporthal. Geleid spel kan elke dag uitgevoerd worden. Je kunt de kinderen laten kiezen of ze mee willen doen, meestal komen ze er vanzelf bij als je begint met de kinderen die meteen willen meespelen. Door het uitdagend aanbieden van de activiteiten zullen de kinderen worden geprikkeld om mee te doen. Wat is het Geleid spel kan gespeeld worden door alle leeftijdsgroepen. Als je nieuw materiaal introduceert, kun je ook de oudere kinderen voorafgaand aan geleid spel met vrij spel laten beginnen. Ze ontdekken en exploreren dan zelf. Met wie Als spelleider heb je de taak het spel voor te bereiden en daarna te begeleiden. Je zorgt voor de aanwezigheid van materiaal en een veilige speelomgeving. Je leidt het spel waarbij je let op de regels van het spel, samenspel, veiligheid en plezier. Als je het spel leidt, is het van belang op een aantal punten te letten. Vertel zo min mogelijk. Wat je vertelt, vergeten (jongere) kinderen heel snel. Kinderen leren door te kijken en niet door te luisteren. Herhaal het spel meerdere keren. Kinderen leren van herhaling. Maak gebruik van de fantasiewereld van de kinderen. Maak gebruik van aanwezige materialen, dat scheelt tijd. Als spelleider heb je ook de taak aan te moedigen. Dat kan vanaf de zijlijn, maar door zelf mee te spelen daag je de kinderen eerder uit om mee te doen. Om het begin en eind van een activiteit aan te kondigen kun je gebruik maken van een trommel, ratel of fluitje of je klapt in je handen. Als je klaar bent met de activiteit, kun je de kinderen laten helpen met opruimen. Vaak kan dat in de vorm van een spelletje, ‘kunnen we heel snel…?’ Taak spelleider Geleid spel speel je volgens een vaste opzet. Je deelt de groep in (als nodig) en je geeft aan wat het speelveld is. Als er veel kinderen zijn laat iedereen dan in een kring staan of zitten. Ga zelf niet in het midden staan, want dan sta je met je rug naar sommige kinderen toe. Ga dus zelf ook in die kring staan of zitten zodat iedereen je kan zien. Gebruik de methode van speluitleg die is behandeld in Deel 2: Thema 2. Speluitleg en spelanalyse. Doe met de jongste kinderen niet alleen maar spelletjes die gericht zijn op winnen en verliezen. Het belang van samen spelen en plezier hebben, staat voorop. Waar moet je op letten Omdat je bij geleid spel vaak van te voren bedenkt welke activiteit je wilt doen, weet je welk materiaal je nodig hebt. Materiaal is echter niet altijd nodig, denk bijvoorbeeld aan kringspelletjes, tikspelletjes, verstopspelletjes en zangspelletjes. Materialen 119 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 6. Wenken voor de praktijk Hieronder staan enkele wenken voor de praktijk voor spelleiders die aan de slag gaan met spel- en beweegactiviteiten. Wat heb je nodig? Ruimte om te bewegen. Dit hoeft geen aparte zaal of kamer te zijn. Vaak kunnen activiteiten gewoon in de groepsruimte gedaan worden als spelmateriaal en meubilair aan de kant wordt geschoven. Verder is materiaal nodig, zoals ballen, kranten, bierviltjes of wasknijpers. Het materiaal dat wordt gebruikt, hoeft niet veel geld te kosten. In de handreiking staan verschillende spel- en beweegactiviteiten met materiaal dat vrijwel direct beschikbaar of waar je makkelijk aan kunt komen, zoals bierviltjes of kranten. Maak gebruik van de beschikbare ruimte, ga niet in een hoekje spelen maar gebruik zoveel mogelijk ruimte om te spelen. Welke activiteit kies je? De keuze die je maakt voor een spel- en beweegactiviteit heeft vooral te maken met kenmerken van de groep. Sommige beweegspelen zijn uitermate geschikt voor jongere kinderen tot een jaar of zes à zeven. Andere beweegspelen zijn juist meer geschikt voor de bovenbouw leeftijd. Voor welke leeftijd beweegspelen geschikt zijn, staat bij de activiteiten in de handreiking geschreven. Je kunt eventueel zelf proberen de activiteit makkelijker te maken of juist moeilijker. Op die manier kun je de activiteit aanpassen aan een andere leeftijdsgroep, maar ook aan kinderen die bijvoorbeeld motorisch minder sterk zijn. Verder hangt de activiteit die je kiest af van de mogelijkheden die je hebt qua tijd en ruimte en aanwezig materiaal. Je moet bijvoorbeeld ruimte vrijmaken om te kunnen spelen en de ruimte daarna eventueel weer geschikt maken voor andere activiteiten. Niet altijd beschik je over voldoende materiaal of is er geen materiaal voor handen. Probeer dan beweegactiviteiten te doen waarvoor je geen materialen nodig hebt. Ook de grootte van de groep speelt een rol. De meeste spelen kunnen door veel kinderen tegelijkertijd worden gedaan. Bij veel activiteiten in de handreiking staat een minimaal aantal kinderen. Soms is de groep waarmee je aan de slag wilt kleiner of groter. Je kunt het beste zelf bekijken wat er dan mogelijk is door bijvoorbeeld een variant te verzinnen. Het aantal kinderen waarmee je kunt bewegen, is afhankelijk van de ruimte die je hebt, het materiaal, je eigen ervaring als spelleider met het uitvoeren van beweegactiviteiten, de leeftijdsopbouw van de groep kinderen en het aantal aanwezige spelleiders. Voor sommige activiteiten moet je groepen maken waarbij de ene groep tegen de andere speelt. Vaak heb je dan vier kinderen per groep nodig. Maar er zijn ook activiteiten die je niet in groepjes speelt en die je met veel meer of juist minder kinderen kunt doen. Zelfs met twee kinderen kun je beweegspelletjes doen. Het is dan wel verstandig op te letten of de kinderen het leuk blijven vinden. Dat kinderen plezier beleven aan wat ze doen staat voorop, want iets wat je leuk vindt, wil je steeds weer doen. De rol van de spelleider Het is van belang dat je de activiteit goed voorbereidt en dat je met enthousiasme aan de slag gaat. Als spelleider van de activiteit ben je organisator, stimulator en observator. Je moet ervoor zorgen dat al het benodigde materiaal aanwezig is en dat de ruimte speelklaar is. Je moet het spel duidelijk en beknopt kunnen uitleggen en de kinderen, als nodig, begeleiden tijdens het spel. Hoe beter de voorbereiding, hoe beter de beweegspelen zullen kunnen worden uitgevoerd. Als stimulator ben je gangmaker. Soms is het nodig de kinderen een duwtje in de rug te geven of om zelf mee te spelen. Als observator houd je in de gaten of de beweegspelen aanslaan en of de activiteit in de ruimte niet leidt tot onveilige situaties. Je kijkt of alle kinderen aan bod komen, of ze de activiteit begrijpen en natuurlijk of ze er plezier aan beleven. 120 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 7. Veiligheid Kinderen letten niet of maar beperkt op veiligheid. Als spelleider van een spel- en beweegactiviteit heb je de taak kinderen te stimuleren om te bewegen, maar je hebt ook een rol in het zorgen voor veiligheid. Veiligheid moet onophoudelijk aandacht hebben. Kinderen kunnen zo in hun spel opgaan of zo enthousiast worden, dat ze obstakels niet zien. Ongelukken zijn nooit helemaal te voorkomen. Maar door als spelleider van tevoren een inschatting te maken van wat mis kan gaan, kun je sommige ongelukken voor zijn. Het is belangrijk aandacht te hebben voor veiligheid als je de activiteit voorbereidt én tijdens het uitvoeren van de spel- en beweegactiviteiten. Bij de voorbereiding zorg je ervoor dat de speelruimte zo veilig mogelijk is gemaakt en dat materiaal wordt gebruikt dat veilig is. Als je gaat spelen en bewegen, beoordeel je vooraf de veiligheid om te voorkomen dat door vallen, struikelen, snijden, glijden, botsen, enzovoort blessures ontstaan. Speel je binnen, bijvoorbeeld in een groepsruimte of (gym)lokaal, let dan op: • Scherpe voorwerpen • Uítstekende voorwerpen • Voldoende uitloopruimte • Rondslingerende spullen en materiaal Ga je naar een veld of plein in de buurt, let dan op: • Kuilen • Obstakels • Rondslingerende spullen en materiaal • Scherpe voorwerpen op de grond Als je buiten gaat spelen is het verstandig om een EHBO-set mee te nemen, een telefoon en een lijst met belangrijke telefoonnummers. Dan kun je snel helpen en handelen als dat nodig is. 8. Thematische activiteiten Hieronder staan voorbeelden voor het uitvoeren van thematische activiteiten (zie ook Deel 2: Thema 4. Thematisch werken). Deze kunnen je ideeën geven voor het bedenken, voorbereiden en uitvoeren van thematische activiteiten. Sommige voorbeelden zijn meer geschikt voor jongere kinderen, zoals het thema ‘welkom’ met een kennismakingsliedje. Andere voorbeelden zijn (ook) geschikt voor kinderen in de bovenbouwleeftijd. Wees creatief en probeer aan de hand van een thema beweegactiviteiten op te zetten. Thema herfst: •Zakdoekje leggen met herfstblaadjes. Welke activiteiten kun je nog meer doen met ‘natuurlijk herfstmateriaal’? Denk eens aan dennenappels overbrengen van de ene kant naar de andere kant van de ruimte, vergooien met takken, enzovoort. Thema dieren: •De ratten en raven moeten elkaar tikken, afhankelijk van of je als spelleider ‘ratten’ of ‘raven’ zegt. Dan zien ze roodkapje lopen door het bos. Oh jee, de wolf komt eraan. Die wil roodkapje wel opeten, maar ook de ratten en raven. De wolf wordt nu de tikker die de ratten en raven tikt. Roodkapje mag de kinderen verlossen door te tikken. Thema water: •Maak met kranten een weg over de rivier. De kranten zijn de stenen in de rivier. Waar gaan jullie naar toe? Het regent daar! Pak een paraplu, hou de kranten boven je hoofd. We gaan schuilen bij de rotsen. Er komt een beer achter de rotsen vandaan. Snel… terug over de rivier. 12 1 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie Thema kleur: • Spelen met crêpepapier • Spelen met gekleurde knijpers (zie ook Deel 2: Thema 8. Spelen met andersoortig materiaal) Thema welkom: • Zing een kennismakingsliedje dat je kunt uitbeelden Ik heb een brilletje al voor mijn ogen (handen voor de ogen als brilletje) Om te zien wie er dansen mogen Ik heb een brilletje al voor mijn ogen O, ik zie het al ik dans met jou (Liedje herhalen in tekst lalalalalala en de kinderen dansen met iemand uit de groep) Thema vakantie: •Pak de koffers in, stap in de auto of het vliegtuig en ga op reis. Wat doe je allemaal op vakantie? Ken je vakantieliedjes die je kunt uitbeelden terwijl je zingt? Verzin zelf eens iets bij de volgende thema’s, laat je creativiteit de vrije loop: • Toveren • Politie • Brandweer • Vreugde en verdriet • Popgroep • Afrika • Sinterklaas 9. Andersoortig materiaal Veel activiteiten worden uitgevoerd met bekend en standaardmateriaal zoals ballen, pylonen, papier, kaarten en hoepels. Je kunt ook andersoortig materiaal gebruiken voor het uitvoeren van uitdagende beweegactiviteiten. Kinderen worden door alles wat ze om zich heen zien geprikkeld. Door kinderen te laten spelen met andersoortig materiaal zullen er nieuwe beweegactiviteiten ontstaan en kom je steeds weer op nieuwe ideeën. • Legen dozen • Wc-rolletjes • Stukjes touw •Lege frisdrankflessen gevuld met kralen, macaroni, zeepsop, maïs • Bladeren van bomen • Tissues • (Schoonmaak)doekjes • Plastic bekertjes • Stapplaten Ikea • Half opgeblazen luchtbedden • Lakens • Hoepels • Linten 122 • • • • • Stokken Tapijttegels Plastic bloempotten Fietsbanden Tennisbalkokers Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 10. G ebruikte literatuur en aanbevolen literatuur Boeken met theoretische informatie Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Titel: Jaar: Organisatie: Editie: Uitgever: ISBN: Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: Nummer: ISBN: Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Alles wat u wilt weten over kinderen en eten: dé gezonde voedingsgids voor ouders Karin Amstutz (1964-) cop. 2006 Utrecht [etc.]: Lifetime 90-215-4109-2 Eerste hulp bij kinderongevallen: een handleiding voor acute hulp 2001 Opleidingsinstituut Rescue 3e opl Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg 90-352-2190-7 Kind in ontwikkeling: een handreiking bij de observatie van jonge kinderen R.A.C. Bilo (1954-); Hendrik Willem Adriaan Voorhoeve (1926-); Johannes Maria Koot (1950-) cop. 1999 5e herz. dr Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom 90-352-2064-1 Kinderen en gezondheid : praktisch en medisch handboek van 0 tot 12 jaar Hanneke Molenaar (1952-); Nienke ten Hoor 2006 1e dr Utrecht : Spectrum (Brinkman) B0720080 90-274-2545-0 geb., 978-90-274-2545-4 geb. Titel: Opvoeden door stoeien: tolerantie en sociaal gedrag door contact en ontdekkend bewegen Auteur: Yos Lotens (1957-) Jaar: cop. 2004 Uitgever: Rijswijk : Elmar ISBN: 90-389-1562-4 Nummer: (Brinkman) B0416813 Samenvatting: Didactische handleiding voor leerkrachten in met name het basisonderwijs. Titel: Vallen en opstaan: valoefeningen voor kinderen: leren voor later Auteur: Yos Lotens (1957-) Jaar: cop. 2005 Uitgever: Rijswijk: Elmar ISBN: 90-389-1656-6 Samenvatting: Handleiding voor docenten bewegings onderwijs die werken met (kleine) kinderen. Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Nummer: Vrij buiten: buitenspeelruimten voor 4- tot 12-jarigen: werkboek voor buiten schoolse opvang en basisscholen E.K. Hoekstra; H.M.J.A. van Liempd; Fiona de Vos; M.G.J. Julien cop. 2000 [Den Haag]: Elsevier bedrijfsinformatie 90-5749-649-6 in ringband (Brinkman) B0205355 Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht S.I. de Vries 2005 Leiden: TNO Kwaliteit van Leven 90-5986-165-5 Titel: Kleuterstappen in beweging: bewegingszorg voor het jonge kind Auteur: Els Bertrands; Christine De Medts; Gisèle Descheppere Jaar: 2003 Uitgever: Leuven ; Leusden: Acco ISBN: 90-334-5067-4 Samenvatting: Handboek voor leerkrachten in het basisonderwijs. 123 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie Boeken met activiteiten Titel: Auteur: Aan (de) slag met sporten in de BSO Brig Duesmann-Oosterlaan, Yrsa Wagemaker, Corine van Esch Jaar: 2005 Uitgever: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) Samenvatting: Kinderen willen actie, bewegen op de BSO. In dit activiteitenboek zijn voor 10 sporten speelse activiteiten beschreven waarmee je als groepsleiding aan de slag kan óp of in de buurt van je eigen BSO-locatie Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: Bijlage: ISBN: Nummer: Bewegingsonderwijs in het speellokaal Chris Hazelebach cop. 2001 [4e dr.] Nijverdal : ‘t Web cd-rom 90-73218-08-X in ringband (Brinkman) B0142087 Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Nummer: Samenvatting: BRES spelenboek Frank Neefs; Co Velthuis 2003 [11e] geheel herz. dr Haarlem: De Vrieseborch 90-6076-506-0 geb. (Brinkman) B0317541 Een verzameling zeer gevarieerde spellen om binnen en buiten te gebruiken voor alle leeftijden. Bevat duidelijke instructies en situatietekeningen. Titel: Buitengewoon: hoe je de buitenruimte en het buitenspelen op het kinderdagverblijf leuk en bijzonder maakt Marjoke van de Plassche; Jenny van Herrewegen; Jan Kersten cop. 2002 Nijmegen: SOM onderwijs- en milieuprojecten Heilig Landstichting: Bureau Niche 90-72716-25-6 Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Titel: Uitgever: Artikelnr.: Samenvatting: Titel: Uitgever: Artikelnr.: Speelkriebels voor kleuters: een ontwikkelingsgerichte kijk op bewegingsspelen Auteur: Veerle Florquin; Els Bertrands Jaar: 1995 Uitgever: Leuven; Amersfoort: Acco Bijlage: symbolenkaart ISBN: 90-334-1426-0, 90-334-3104-1 pbk Samenvatting: Verzameling bewegingsspelletjes voor kinderen van ca. 2 tot 6 jaar. Tevens wordt in een theoretisch deel het belang ervan voor de ontwikkeling van het kind uiteengezet. Titel: Speelkriebels voor kleuters: didactische map Auteur: Veerle Florquin; Els Bertrands Jaar: 1996 Uitgever: Leuven; Amersfoort: Acco ISBN: 90-334-3678-7 Samenvatting: Vergrote tekeningen uit het boek Speelkriebels voor kleuters Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Nummer: Spel en recreatiesport Huib van den Bergh; Hans Westhoff cop. 1975 Amsterdam : Stichting Spel en Sport Geb : f. 22.50 (Brinkman) B7605920 Titel: Auteur: Spel en spelen Frea R. Janssen-Vos; Nellie den Dikken; Hanneke Verkleij 2001 5e dr Assen: Van Gorcum Kleuters in de basisschool 90-232-2510-4 Jaar: Editie: Uitgever: Reeks: ISBN: Titel: Jaar: Editie: Uitgever: Nummer: Het nieuwe spelenboek 1993 11e dr Amsterdam: Stichting Spel en Sport (Brinkman) B9627352 Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Nummer: Titel: Kleuter in beweging: voor school en vereniging Ans Göring-Lamers; Han van Dijk cop. 2002 Meppel: Edu’Actief cd 90-6053-004-7 geb. Auteur: Jaar: Uitgever: Bijlage: ISBN: 12 4 Peuter in Beweging, Boek + CD KNGU (www.kngu.nl) 01006009 Titel: Feestelijke lessen met bewegen en voeding Auteur: Linda Willemsen Jaar: 2006 Uitgever: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) Samenvatting: Ideeënboek voor de basisschool Titel: Kleutergym alternatieve materialen KNGU (www.kngu.nl) 1006007 Een boek over alternatieve materialen die gebruikt kunnen worden bij kleutergym Titel: Sporten en spelen voor iedereen : MBO Welzijn W.M.F.M. Oehlen 2002 1e dr., 6e opl Utrecht [etc.]: ThiemeMeulenhoff 90-238-3701-0 (Brinkman) B0211310 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie Boeken met bewegen op muziek Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: Bijlage: Bewegen op muziek, Boekje + CD Benny Vreden 1989 Hilversum: Benny Vreden Producties Boekje met beweegideeën Titel: Auteur: Boem-ra-ta-ka-ta, CD Jolet Leenhouts; Ria Visch; Lydi Groenewe-gen; Herman Johannes Broekhuizen (1922) Jaar: 2004 Uitgever: Bussum, Van Waarden Producties ISBN: 90-77455-16-7 geb. Samenvatting: Verzameling bekende liedjes die worden gezongen in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en de onderbouw van de basisschool, voorzien van spelideeën, kleurige tekeningen en cd. Titel: Auteur: Jaar: Uitgeversnr: De liedjesspeeltuin 4, CD Dirk Scheele 2000 EMI: 5 29037 Titel: Hinkel de pinkel: spelliedjes voor peuters en kleuters, Boek Auteur: Jolet Leenhouts; Jean van Vugt; Herman Johannes Broekhuizen (1922-) Jaar: cop. 2001 Uitgever: Bussum: Trude van Waarden Produkties ISBN: 90-75564-55-4 geb. Samenvatting: Min of meer bekende liedjes, voorzien van muzieknotatie en aanwijzingen voor spelletjes. Met kleurrijke, paginagrote illustraties. Vanaf ca. 2 jaar. Titel: Titel: Stap maar in: rij-, vaar- en vliegliedjes voor peuters en kleuters, CD Auteur: Jolet Leenhouts; Ageeth de Haan; Stefan Terpstra Jaar: cop. 2002 Uitgever: Bussum: Van Waarden Produkties ISBN: 90-75564-62-7 Samenvatting: Achttien liedjes, voorzien van muzieknota-tie en spelsuggesties, waarbij de thema’s rijden, varen en vliegen centraal staan. Met kleurrijke paginagrote illustraties. Vanaf ca. 3 jaar. Titel: Vallen en opstaan: liedjes voor peuters en kleuters, Boek Auteur: Herman Link; Sjoerd Kuyper (1952-); Theo Olthuis (1941-); Jolet Leenhouts; Stefan Terpstra Jaar: 2003 Uitgever: Bussum: Van Waarden Produkties ISBN: 90-75564-65-1 geb. Samenvatting: Verzameling van twaalf liedjes voor peuters en kleuters met achterin het boek de muzieknotaties. Met vrolijk gekleurde tekeningen. Vanaf ca. 3 jaar. Titel: Vallen en opstaan: liedjes voor peuters en kleuters, CD Auteur: Sjoerd Kuyper (1952-); Herman Link; Theo Olthuis (1941-) Jaar: 2003 Uitgever: Bussum: Trude Van Waarden Produkties Omvang: 1 compactdisc (ca. 41 min.) Uitgeversnr.: CD 08039 Samenvatting: Veertien liedjes over gevoelens Hinkel de pinkel: spelliedjes voor peuters en kleuters, CD Auteur: Jolet Leenhouts; Jean van Vugt; Herman Johannes Broekhuizen (1922-) Jaar: cop. 2001 Uitgever: Bussum: Trude van Waarden Produkties ISBN: 90-75564-54-6 geb. Samenvatting: Min of meer bekende liedjes, voorzien van muzieknotatie en aanwijzingen voor spelletjes. Vanaf ca. 2 jaar. Titel: Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Samenvatting: Titel: Muzikaal spelenboek Ger Storms 1989 9e dr Katwijk: Servire 90-6325-107-6 Stap maar in: rij-, vaar- en vliegliedjes voor peuters en kleuters, Boek Auteur: Jolet Leenhouts; Ageeth de Haan; Stefan Terpstra Jaar: cop. 2002 Uitgever: Bussum: Van Waarden Produkties ISBN: 90-75564-62-7 Samenvatting: Achttien liedjes, voorzien van muzieknotatie en spelsuggesties, waarbij de thema’s rijden, varen en vliegen centraal staan. Met kleurrijke paginagrote illustraties. Vanaf ca. 3 jaar. Vier, drie, twee, één....zing maar mee: 16 kinderliedjes van Dirk Scheele met meezing-/karaoke-CD Auteur: Dirk Scheele Jaar: cop. 2003 Uitgever: [S.l.]: UniSong ISBN: 90-808027-1-9 Samenvatting: Cd is een meezing-cd. Met aanwijzingen voor gebuik als zangspelletjes in klasverband. Voor zang met gitaarakkoorden. Zingen is leuk!, Boekje + CD Jolet Leenhouts; Ageeth de Haan 2004 Bussum: Trude van Waarden Producties 90-77455-30-2 geb. Achttien liedjes die worden gezongen in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en de onderbouw van de basisschool, voorzien van kleurige tekeningen. 12 5 Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 11. Interessante websites www.akta.nl Onderzoeks- en adviesbureau dat de invloed van de gebouwde omgeving op mensen onderzoekt. Akta adviseert toekomstige gebruikers bij het ontwikkelen van plannen die leiden tot ‘passende’ accommodaties. www.beweegkriebels.nisb.nl Beweegkriebels geeft ouders en professionals ideeën, tips en informatie over bewegen met baby’s, dreumesen en peuters www.boink.info Belangenvereniging Ouders In de Kinderopvang (BOINK) www.bureauniche.nl Begeleiding en stimuleren van organisaties in de kinderopvang, overheden en bedrijven om natuur te integreren in werk en leefomgeving www.catalpa.nl Landelijke organisatie voor kinderopvang www.gezondebasis.nl Alles over gezonde voeding en waarom bewegen zo belangrijk is www.marktplan.nl Marktplan helpt geïnteresseerden bij de conceptontwikkeling van multifunctionele accommodaties en op het gebied van stimuleren van sport en bewegen binnen de kinderopvang www.minidisco.nl Moderne kindermuziek en mini-discomuziek om op te dansen www.nisb.nl Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen www.nizw.nl Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn www.peuterplace.nl Veel informatie voor ouders, peuters en kleuters www.pinkelotje.nl/kinderliedjes.html Kinderliedjes met muzieknotatie en spelmogelijkheden www.skon.nl Stichting Kinderopvang Nederland www.kinderinfo.nl Informatie over jonge kinderen www.voedingscentrum.nl Eerlijk over eten: uitgebreide informatie over gezond en veilig eten met baby’s, dreumesen en peuters www.kngu.nl Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (informatie over ouder- en kindgym) www.30minutenbewegen.nl Website van de campagne 30 minuten bewegen (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen) 12. Leveranciers spel- en beweegmaterialen Nijha, sterk in beweging Hanzeweg 2 Postbus 3 7240 AA Lochem T 0573-288555 W www.nijha.nl E [email protected] Rolf b.v. Mercuriusweg 14 4051 CV Ochten T 0344-647645 W www.rolf.nl E [email protected] Janssen Fritsen Nederland b.v. Rakthof 14 Postbus 110 5700 AC Helmond T 0492-530930 W www.janssen-fritsen.nl E [email protected] Heutink Nijverheidstraat 45 7461 AD Rijssen T 0548-336666 W www.heutink.nl E [email protected] 12 6 E L DE 4 BI G A L J EN DEEL 4 r e i z e l p g B e we e vanaf 4 Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar 12 7 Deel 4: Bijlage 1. V oorbeeld intekenlijst opdrachten deelnemers DATUM bijeenkomst OPDRACHT NAAM 10 minuten: Reactiespel 1) 10 minuten: Tikspel 2) 10 minuten: Estafette spel 1) 10 minuten: Kringspel 2) 10 minuten: Overloop spel 1) 10 minuten: Tikspel 2) 10 minuten: Reactiespel 3) 20 minuten: Zweedsloop spel/ vraag ren spel 1) 2) 20 minuten: Levend ganzenbord 1) 2) 20 minuten: Spelenkermis 1) 2) 12 9 Deel 4: Bijlage 2. Opdrachtformulier Opdracht: Naam activiteit: Activiteit voor: Aantal deelnemers: Doel van het spel: Uitleg: Opstelling (tekenen): Materiaal: Let op: Opmerkingen: 130 Datum: Deel 4: Bijlage 3. Kaar ten speluitleg Doel van het spel en hoe te spelen Voorbeeld # # Indelen groep Opstelling spelers Aangeven speelveld Spelen # # Belangrijkste spelregels # Stoppen – onderbreken Nieuwe regels Inbreng groep Rustmoment 13 1 Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette levens en matroos Hieronder staan de woorden die gemaakt kunnen worden bij de letterestafette levens. Hieronder staan de woorden die gemaakt kunnen worden bij de letterestafette matroos. 2 letters 2 letters • EN • OS • MA • RA 3 letters • • • • • ELS LES EEN VEL VEN 4 letters • • • • • • • • • • VEEL SLEE LEEN LENS SNEL LEES EVEN SNEE EENS VEEN 3 letters • • • • • • • • • • • • ROS MOS MAT TAM SOM TOR ROT RAT OMA OOM RAS TAS 4 letters 6 letters • • • • • • • • • • NEVELS • LEVENS 5 letters Woorden met de Z erin, dit is de N op zijn zijkant • STRAM • MORST • SOORT • EZEL • ZES 6 letters 5 letters • • • • NEVEL LEVEN VELEN VLEES MAST STAM STOM ROOS OOST STRO TRAM TROM TROS • STROOM 7 Letters • MATROOS 132 Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover Op deze pagina staan voorbeelden van de certificaten voor: Matroos, Piraat en Zeerover. C e rti f icaat Naam Piraat van het jaar G efe l cite e rd Met het beha len van je ma o l p i d n e z o r t a M Namens de Ka pitein Van Datum Voor Datum C e rti f icaat Zeerover van het jaar Van Voor Datum 133 Deel 4: Bijlage 6. Indelingskaar ten piraat / zeerover Hieronder staan kaartjes met de tekst piraat en zeerover. De kaarten kun je uitknippen en aan de kinderen geven voor het indelen van de groepen. De piraten horen bij elkaar en de zeerovers horen bij elkaar. Bij het indelen in 4 groepen zet je gekleurde strepen onder het woord piraat of zeerover. Dezelfde kleuren horen bij elkaar. PIRAAT PIRAAT PIRAAT PIRAAT PIRAAT PIRAAT PIRAAT ZEEROVER ZEEROVER ZEEROVER ZEEROVER ZEEROVER ZEEROVER ZEEROVER ZEEROVER # PIRAAT Deel 4: Bijlage 7. Zeerovers en piraten ren je rot Hieronder staan vragen die horen bij het spel ‘het grote zeerovers en piraten ren je rot’. Vragen: 1. Hebben piraten en zeerovers vaak een rode zakdoek bij zich? JA 2. Is de walvis het mascottedier van de zeerovers en piraten? NEE 3. Behoren flensjes, augurken en kokos tot een piratenlunch? JA 4. Zijn een afgeknipte spijkerbroek en een rood wit gestreept shirt de kleding van zeerovers en piraten? JA 5. Hebben zeerovers en piraten vaak een houten arm? NEE 6. Ligt het zuiden aan de andere kant van het noorden? JA 7. Is de papegaai het mascottedier van de zeerovers en piraten? JA 8. Bestaan piraten en zeerovers nog steeds? JA 9. Zijn zeerovers en piraten meestal op het land actief? NEE 10. Heeft kapitein Haak een hekel aan Peter Konijn? NEE 13 4 Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel ZILVEREILAND (12) DIAMANTEILAND (13) ! =Z ‘ =D % =I % =I v =L T =A p =V • =M û =E T =A & =R F =N û =E Ñ =T % =I û =E v =L % =I T =A v =L F =N T =A ‘ =D F =N ‘ =D 13 5 Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel GOUDENEILAND (12) 13 6 BRONZENEILAND (13) “ =G M =B O =O & =R J =U O =O ‘ =D F =N û =E ! =Z F =N û =E û =E F =N % =I û =E v =L % =I T =A v =L F =N T =A ‘ =D F =N ‘ =D Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel CODESLEUTEL T =A F =N M =B O =O ) =C h =P ‘ =D % =Q û =E & =R 6 =F ¶ =S “ =G Ñ =T ¡ =H J =U % =I p =V # =J © =W Ñ =K ± =X v =L Ü =Y • =M ! =Z ! 13 7 Deel 4: Bijlage 9. Kaar tjes uitbeeldspel zeerovers en piraten Dit zijn uitbeeldwoorden die je kunt gebruiken. Je hebt per uit te beelden woord net zoveel kaartjes nodig als er groepen zijn. HOUTEN POOT OP DE UITKIJK STAAN ENTEREN (AANVALLEN) ZWAARD KAPITEIN 1-OOG # PIRATENVLAG MAN OVERBOORD SCHIP KIELHALEN PAPAGAAI PIRAAT MAST 13 8 Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen 13 9 Deel 4: Bijlage 11. Scoreformulier 999 SCOREFORMULIER SPEL 999 # Naam: + Totaal 140 Deel 4: Bijlage 11. Scoreformulier 999 Spel 1 Aan de ene kant van de ruimte liggen 5 tennisballen. Aan de andere kant ligt een mat / hoepel. Wie brengt het snelst de ballen naar de overkant? De ballen moeten op de mat liggen. Spel 2 In elke zin zitten 2 dierennamen. Wie heeft de meeste dierennamen na 5 minuten? Controleer de gevonden dieren bij elkaar! Zoek de dieren: Antwoorden dieren namen zoeken: 1. De pastoor at veel mosterd 1. Rat en os 2. Ze zitten onder een paar dekens 2. Ree en paard 3. Deze late lui schijnen dronken 3. Ezel en luis 4. Zijn ko en kobe ernstige jongens? 4. Koe en beer 5. Louize brak een schenkbord 5. Zebra en hen 6. Ze behandeling een rapenveld 6. Eland en apen 7. Wat een middeleeuwse vlegel toch 7. Leeuw en egel 8. Zijn broek vloog in een hoek 8. Roek en vlo 9. Gans zijn leven was een drama 9. Gans en eend 10.Palermo ligt langs een vuile stroom 10.Mol en uil 11.De ladder week sterk uit 11.Adder en ekster 12.De rook walmde over de kotter 12.Kwal en otter 13.We spijkerden hesp in een schouw 13.Wesp en spin 14.Eli belde soms langer dan nodig 14.Libel en slang 15.De spade brak onder zijn schoen 15.Pad en hoen 16.Alle landen waren geschonden 16.Eland en hond 17.Heeft dr. Sam u gemeesterd? 17.Mug en mees 18.Ik ga zelden uit en versnipper geen tijd 18.Gazel en snip 19.Maria moest er prei en sla kopen 19.Oester en slak 20.Ik bedreig er hem schertsend mee. 20.Reiger en hert Spel 3 Er wordt met scoops en een tennisbal over de bank / lijn heen gespeeld. Elke keer als de bal bij de ander op de grond komt heeft degene die gooide een punt. Is een bal uit gegooid dan heeft de ander een punt. Wie het eerst 10 punten heeft, heeft gewonnen. Spel 4 Er wordt met de dobbelsteen gegooid. Als je 6 gooit, pak je de pen en schrijf je zo snel mogelijk, maar wel leesbaar, de cijfers 1 t/m 100 op. De ander gooit intussen door. Gooit de ander 6 dan wordt de pen afgepakt en gaat de ander schrijven. Het gaat erom wie het eerst bij het getal 100 is. De dobbelsteen moet goed rollend worden gegooid! Spel 5 Aan de ene kant van de ruimte liggen pittenzakjes. Aan de andere kant staat een korf (doos). Er zijn 5 pittenzakjes. Ieder mag twee keer met de 5 zakjes gooien. Wie heeft er de meeste pittenzakjes in de korf (doos)? 141 Colofon Colofon Uitgave Fotografie Deze handreiking is een uitgave van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en is tot stand gekomen met medewerking van Grontmij | Marktplan. Voermans Van Bree fotografie Jaap Oosterlaan Yrsa Wagemaker Met dank aan kinderen van de Anne-Frank school te Arnhem Training De training Beweegplezier vanaf 4 is ontwikkeld door Yrsa Wagemaker, projectleider Sportieve Opvang, NISB. Projectleiding Yrsa Wagemaker, NISB Tekst en eindredactie Yrsa Wagemaker, NISB Brig Duesmann-Oosterlaan, Grontmij | Marktplan Lotte Jansen, NISB Vormgeving en productie VUURWERK communicatie en vormgeving, Arnhem Redactieadres Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen Postbus 64, 6720 AB Bennekom T (0318) 49 09 00 F (0318) 49 09 95 E [email protected] W www.nisb.nl © NISB, februari 2007 Yrsa Wagemaker en Lotte Jansen 142 Brig Duesmann-Oosterlaan
© Copyright 2024 ExpyDoc