vanaf 4 vanaf 4 - Huis voor Beweging

Handreiking van de training
r
e
i
z
e
l
p
g
e
B ewe
va n a f 4
Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar
Handreiking van de training
r
e
i
z
e
l
p
g
e
e
w
e
B
va n a f 4
Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar
Een training van het Nederlands Instituut voor Sport en
Bewegen (NISB) waarin professionals werkend met de doel­groep
4-12 jarigen en studenten worden geschoold en ondersteund
in het ontwikkelen en uitvoeren van een uitdagend en op de
kinderen (4-12 jarigen) afgestemd speels beweegaanbod.
De training richt zich op het aanleren van vaardigheden zoals
creativiteit, begeleiding en spelinzicht.
Voorwoord
Van nature vinden kinderen het heerlijk om te bewegen. Stilzitten moeten ze leren, bewegen niet. Bewegen is goed voor de gezondheid en de totale ontwikkeling van kinderen.
Recente maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een toename van de vraag naar leuke en geschikte beweegactiviteiten voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Zo zijn scholen verplicht om voor- en
naschoolse opvang te bieden tussen 7.30 uur en 18.30 uur, of hiervoor ten minste faciliteiten te bieden
en randvoorwaarden te stellen waarbinnen anderen dat doen. Soms gebeurt dat via formele kinderopvang, soms via het aanbieden van naschoolse activiteiten. Sport, spel en bewegen spelen hierin een
grote rol. Ook het toenemende aantal kinderen met overgewicht vraagt om meer bewust bewegen en
niet alleen om aanpassing van het eetpatroon. Leerkrachten, groepsleiding, spelleiding en iedereen die
werkt met kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, zouden over een uitgebreid repertoire aan spel- en
beweegideeën moeten beschikken. Helaas wordt daaraan (binnen de huidige opleidingen) veel te weinig
aandacht besteed.
Reden genoeg voor NISB om een training te ontwikkelen met als titel ‘Beweegplezier vanaf 4’. De training ondersteunt en schoolt professionals die (willen gaan) werken met de doelgroep 4 tot 12 jarigen
in het ontwikkelen en uitvoeren van uitdagend op de leeftijd afgestemd spel- en beweegaanbod. De
training is bijzonder omdat uitgebreid wordt ingegaan op heel diverse spel- en beweegvormen. Er is
veel aandacht voor het opdoen van inspiratie om zelf beweegspelen te bedenken en om bestaande
beweegactiviteiten aan te passen aan de groep. Deelnemers verwerven vaardigheden zoals creativiteit,
begeleiding en spelinzicht.
Het stimuleren van kinderen om te bewegen en te spelen is een belangrijke basis voor een gezond en
gelukkig kind. Binnen het onderwijs, de opvang en op andere plekken waar gewerkt wordt met kinderen,
behoren spelen en bewegen een vast onderdeel te zijn van het dagelijkse programma.
Uit de praktijk blijkt dat de training ‘Beweegplezier vanaf 4’ inspireert en enthousiasmeert om in de
dagelijkse praktijk de kinderen lekker te laten bewegen. Aan de hand van korte spelletjes of juist grotere
ingewikkelde spelvormen. Binnen of buiten, op scholen, binnen de opvang, tijdens schoolkampen, tijdens
sportdagen, in buurthuizen of tijdens sportkampen. Alles kan! Dat kinderen plezier beleven aan wat ze
doen staat voorop, want iets wat je leuk vindt, wil je steeds weer doen.
Ik wens je veel ‘beweegplezier’.
Anderé van Schaveren
Directeur NISB
Inhoud
Voorwoord
Deel 1: Inleiding
1.
2.
3.
4.
5.
Waarom bewegen
Bewegen voor, tussen, op én na school
De uitgangspunten van de training Beweegplezier vanaf 4
Leeswijzer bij de handreiking
Leeswijzer bij de training
Deel 2: Thema’s
Thema 1: Spelbeleving
1.1
1.2
69
75
Samenwerkingsvormen
Spelen met vertrouwen
Thema 8: Spelen met andersoortig materiaal
8.1
8.1.1
8.2
8.2.1
8.3
8.3.1
8.4
60
Spelletjes aan tafel
Thema 7: Lijf aan lijf spelen
7.1
7.2
40
Spannende beweegspelen buiten
Speurtochten
Thema 6: Gezelschapsspelen
6.1
33
Varen op zee
Piraten en zeerovers
Thema 5: Buiten spelen
5.1
5.2
30
Basisestafettevormen
Andere estafettevormen
Opdracht deelnemers
Thema 4: Thematisch werken
4.1
4.2
21
Het uitleggen van een spel
Het analyseren van een spel
Opdracht deelnemers
Thema 3: Estafettes
3.1
3.2
3.3
19
Kennismakingsspelen en sfeer creëren
Spelplezier met wasknijpers
Thema 2: Speluitleg en spelanalyse
2.1
2.2
2.3
7
Spelen met wasknijpers
Opdracht deelnemers
Spelen met bierviltjes
Opdracht deelnemers
Spelen met kranten
Opdracht deelnemers
Spelen met de parachute
81
Inhoud
Thema 9: Grote organisatievormen
9.1
106
999
Thema 10: Aan (de) slag met sporten in de BSO
108
10.1 Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie 111
1.
2.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Speels indelen van groepjes
Speluitleg
Stormanalyse
Organisatievormen
Vrij spel en geleid spel
Wenken voor de praktijk
Veiligheid
Thematische activiteiten
Andersoortig materiaal
Literatuur
Interessante websites
Leveranciers spel- en beweegmaterialen
Deel 4: Bijlagen
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
127
1. Voorbeeld intekenlijst opdrachten deelnemers
2. Opdrachtformulier
3. Kaarten speluitleg
4. Letterestafette levens / matroos
5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover
6. Indelingskaarten piraat / zeerover
7. Zeerovers en piraten ren je rot
8. Geheime code piratenspel
9. Kaartjes uitbeeldspel zeerovers en piraten
10. Een hoed vouwen
11. Scoreformulier 999
Colofon
142
1
IN
DEEL 1
E
L
DE
ID ING
E
L
r
e
i
z
e
l
p
g
B e we e vanaf 4
Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar
7
Deel 1: Inleiding
1. Waarom bewegen
Bewegen in het belang van een goede ontwikkeling
Bewegen is van essentieel belang voor kinderen. Door veel en gevarieerd te bewegen, leren kinderen
veel verschillende bewegingen onder de knie te krijgen. Door mee te doen aan beweegspelen kunnen
kinderen contact maken met leeftijdsgenootjes. Ze leren samen spelen, plezier te hebben, maar ook
ruzie te maken en teleurstellingen te verwerken. Kinderen die veel (buiten) spelen zijn beter toegerust
om gezond en evenwichtig op te groeien. Ze hebben relatief minder kans op ongevallen en herstellen
bij ziekte sneller. Ze zijn mentaal sterker. Al met al lopen ze minder gezondheidsrisico’s. De kwaliteit van
leven van kinderen wordt in grote mate bepaald door de mogelijkheden die ze krijgen om te bewegen en
te spelen. Binnen en buiten, alleen en samen, vertrouwd en nieuw, rustig en spannend, met en zonder
volwassenen om zich heen.
Het is dus van belang om kinderen veel te laten bewegen, te laten spelen en te laten ontdekken. Binnen
én buiten.
2. Bewegen voor, tussen, op én na school
Bewegen op verschillende momenten gedurende de dag
Iedereen die tijdens school- of opvanguren werkt
met kinderen van 4-12 jaar heeft de unieke
mogelijkheid spel- en beweegactiviteiten aan te
bieden. Kinderen vinden het heerlijk om te spelen en te bewegen, op verschillende momenten
gedurende de dag. Op school en bij de opvang zijn
vaak goede ruimtes beschikbaar en is er meestal
voldoende materiaal om leuke beweegspelen te doen. Belangrijk is wel, dat je
als spelleiding beschikt over voldoende
deskundigheid en ideeën om spel- en
beweegactiviteiten vorm te geven.
Kan ik dat ook?
Niet iedereen die werkt met kinderen in de leeftijd
van 4-12 jaar, weet voldoende over hoe je kinderen kunt
stimuleren tot bewegen. De vraag die vaak wordt gesteld,
is: ‘Wat kan ik doen? Ik heb niet voldoende ideeën en weet
niet goed hoe ik dat moet organiseren’. In de bibliotheek kun
je veel boeken vinden waarin beweegspelletjes staan. Maar
soms heb je niet voldoende mogelijkheden om een beweegspel
vooraf goed voor te bereiden. Tijd dus om ideeën op te doen én om
vaardigheden te ontwikkelen zodat je zelf in korte tijd activiteiten kunt verzinnen of bestaande activiteiten kunt aanpassen om aan te sluiten bij wat de kinderen op dat moment doen of willen.
De training Beweegplezier vanaf 4
Om kennis te krijgen, inspiratie op te doen, creatiever te worden en het aan te durven spel- en beweegactiviteiten te doen met kinderen in de basisschoolleeftijd, heeft NISB de training Beweegplezier vanaf
4 ontwikkeld. Een training waarbij je in de praktijk aan de slag gaat met andere deelnemers. Waarin je
spel- en beweegactiviteiten ervaart, uitvoert en begeleidt. De handreiking, waarin je nu leest, ondersteunt de training. Bijzonder aan de training is dat ook aandacht wordt besteed aan het opdoen van
inspiratie voor het zelf bedenken van nieuwe beweegactiviteiten, en om bestaande beweegactiviteiten
aan te passen aan de groep. Je verwerft vaardigheden zoals creativiteit, begeleiding en spelinzicht.
Deel 1: Inleiding
Wat kun je als je de training Beweegplezier vanaf 4 hebt gevolgd?
Als je de training hebt gevolgd, heb je veel ideeën opgedaan voor beweegactiviteiten die je kunt doen
met kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar: korte spelletjes, grote spelen, spelen voor binnen, voor buiten,
voor jonge kinderen en voor de bovenbouw leeftijd. Je hebt geleerd hoe je kinderen een activiteit uitlegt.
Je weet hoe je ervoor kunt zorgen dat een activiteit goed verloopt of hoe je een activiteit tussendoor
kunt aanpassen. Je kunt op basis van wat je hebt geleerd een bestaande activiteit creatief omvormen tot
een andere uitdagende activiteit. Je hebt ideeën gekregen voor materialen die je kunt gebruiken. Wat
je kunt doen met bewegen zit in je hoofd. Kortom, je hebt handvatten gekregen voor het doen én zelf
bedenken van geschikte, uitdagende en verantwoorde spel- en beweegactiviteiten.
3.D e uitgangspunten van de training
Beweegplezier vanaf 4
Voor wie is de training bedoeld?
De training Beweegplezier vanaf 4 is bedoeld
voor iedereen die tijdens school- of opvanguren
werkt met kinderen van 4-12 jaar, én voor iedereen die geïnteresseerd is in bewegen en spelen
met kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar. Hieronder staat in schema wie de handreiking training
Beweegplezier vanaf 4 voor welke doelgroep
kan gebruiken.
Wie
Doelgroep
Trainer
Groepsleiding, spel- en sportbegeleiders, leerkrachten van
4-12 jarigen (training)
Docent beroepsopleiding
Studenten
Student
Stages
Groepsleiding, leerkrachten 4-12 jarigen
Eigen werkveld
Het doel van de training
De training leert je om aantrekkelijke en verantwoorde spel- en beweegactiviteiten voor kinderen van
4-12 jaar op te zetten, uit te voeren en te begeleiden.
De training Beweegplezier vanaf 4 is gebaseerd op vijf uitgangspunten: plezierbeleving, andersoortig
materiaal en creativiteit, de combinatie van theorie en praktijk, de volgorde van speluitleg en het loslaten van een vaste activiteitenstructuur.
Plezierbeleving
Het ervaren van plezier aan bewegen en spelen staat bij de training Beweegplezier vanaf 4 voorop.
Plezier voor de kinderen, maar ook voor de deelnemers tijdens de training en later in de eigen praktijk­
situatie. Als je zelf geen plezier hebt in bewegen, kun je activiteiten niet goed overbrengen op kinderen.
Kinderen spiegelen zich aan volwassenen en zullen nog meer opgaan in hun spel als een volwassene echt
meespeelt en hun stimuleert in hun spel en bewegingsdrang.
10
Deel 1: Inleiding
Andersoortig materiaal en creativiteit
Ook andersoortig materiaal en creativiteit staan centraal in de training. Kinderen spelen graag met alles
wat los en vast zit. Niet alleen speciaal ontworpen speelgoed spreekt kinderen aan.
Integendeel juist. Alledaagse dingen als kranten, bakjes, dozen, ballen, bierviltjes,
wasknijpers en linten worden gebruikt om mee te spelen. In de
training leer je met dit soort materiaal activiteiten te verzinnen
om de kinderen uit te dagen tot bewegen. Creativiteit is hierbij
van essentieel belang. Het loslaten van standaard spelmateriaal
geeft je als spelleiding meer vrijheid om leuke en uitdagende activiteiten te bedenken. Ook zul je zelf steeds meer materialen gaan
ontdekken waarmee kinderen kunnen bewegen en spelen. In de
training word je gestimuleerd om creatief aan de slag te gaan.
Combineren van praktijk en theorie
De training gaat uit van ervaringsleren. Dit betekent dat
in de training voornamelijk praktische opdrachten en werkvormen aan
de orde komen. Je speelt
samen met andere deelnemers, ontwerpt, ervaart, ontdekt én
leert activiteiten uit te leggen en te
begeleiden. Door zelf deel te nemen aan de
activiteiten, nieuwe activiteiten te verzinnen
én deze te begeleiden maak je je de informatie en activiteiten sneller eigen. Je leert door
te doen. Je ziet je eigen successen en fouten
en ook die van andere deelnemers. De sfeer in
de groep die ontstaat, stimuleert om samen te
komen tot nieuwe, leuke en geschikte beweegspelen. Theoretische uitgangspunten over spelbegeleiding en spelanalyse komen in de praktijk steeds weer
aan de orde.
Volgorde van speluitleg
Een belangrijk onderdeel van de training is het aanleren van een goede speluitleg. Kinderen (maar eigenlijk ook volwassenen) leren vooral door te kijken en minder door alleen maar te luisteren. Het is belangrijk in je uitleg veel aandacht te besteden aan je voorbeeld. Kinderen zien dan wat er moet gebeuren.
Tijdens de training komt de evaluatie van speluitleg met regelmaat aan de orde. Dit loopt als een rode
draad door de training heen.
Loslaten van een vaste activiteitenstructuur
Spel- en beweegactiviteiten met kinderen kun je doen binnen bestaande kaders van een vooraf geplande
activiteit. Je voert de activiteit uit zoals die is beschreven. Maar soms wil de groep ineens een andere
activiteit dan jij hebt bedacht of ze verzint zelf een variant. Het is dan handig als je over vaardigheden
beschikt om in te gaan op de wensen van de groep. Vaak betekent dit dat je de bestaande structuur
moet loslaten. Bijvoorbeeld de kinderen niet netjes in een rijtje zetten, maar kris kras door elkaar. Of,
de kinderen niet laten wachten op elkaar of om de beurt laten spelen, maar de kinderen zoveel mogelijk
tegelijkertijd laten bewegen. Het loslaten van een vaste structuur kan ook van belang zijn als je bijvoorbeeld merkt dat een activiteit te moeilijk is voor jongere kinderen, of te makkelijk voor kinderen in de
bovenbouw leeftijd. Het is dus belangrijk dat je leert kansen te zien om een vaste structuur los te laten.
In de training leer je hoe je dat kunt doen.
11
Deel 1: Inleiding
4. Leeswijzer bij de handreiking
De handreiking
De handreiking van de training Beweegplezier vanaf 4 ondersteunt de training. De handreiking bestaat
uit vier delen. In het eerste deel, de inleiding, staat waarom de training en de bijbehorende handreiking is ontwikkeld. In het tweede deel staan alle thema’s uitgewerkt die tijdens de training aan de orde
komen. Per thema is een (groot) aantal voorbeeldactiviteiten opgenomen. Deze activiteiten worden uitgevoerd tijdens de training en kunnen ook later gebruikt worden in de eigen praktijksituatie. In het derde
deel staat belangrijke (theoretische) achtergrondinformatie. Het vierde deel van de handreiking bestaat
uit bijlagen met ondersteunend materiaal.
De thema’s kort toegelicht
De handreiking is opgebouwd uit 10 thema’s. In het eerste thema staat het ervaren van plezier centraal.
Met elkaar kennismaken, zelf weer even kind zijn en op kunnen gaan in de aangeboden activiteiten is het
hoofddoel van dit thema. Het tweede thema is gericht op het uitleggen van een spel en op spelanalyse.
De thema’s daarna bestaan uit steeds andere soorten beweegspelen, zoals thematisch werken, buitenspelen, gezelschapsspelen, andersoortig materiaal, grote organisatievormen en sportactiviteiten.
Alle thema’s in deel 2 van de handreiking zijn beschreven in een vaste volgorde. Hieronder staat een
voorbeeld van de opbouw van een thema.
Titel van het
thema:
Waar gaat het thema over en
waarom is het geschikt?
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
Thema 1 Spelbeleving
De eerste bijeenkomst van de training staat in het teken van kennismaken met de andere deelnemers
aan de training én het ervaren van plezier aan spelen en bewegen. Het is belangrijk om eventuele belemmeringen los te laten zodat je vrij en met plezier kunt bewegen en spelen. De sfeer in de groep is van
grote invloed op de spel- en plezierbeleving. Zelf (weer) plezier beleven aan bewegen en spelen is nodig
als je met kinderen aan het werk gaat. Je kunt beweegspelen op kinderen pas echt goed overbrengen als
je zelf enthousiast bent en plezier hebt in wat je doet.
Leerdoelen:
Wat kun je na afronding van het
thema?
Leerdoelen
Na afronding van dit thema ken je verschillende beweegspelen gericht op kennismaking en het creëren
van sfeer in de groep. Je ziet mogelijkheden om binnen je eigen praktijksituatie ruimte te maken voor
deze activiteiten en je hebt nieuwe ideeën opgedaan voor kennismakingsspelen. Door het creëren van
een veilige sfeer ben je in staat de kinderen vrij en met plezier te laten deelnemen aan de activiteiten.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• BRES Spelenboek, 2003: Kennismakingsspelen, pagina 65 ev.
• Deel 3: 1. Speels indelen van groepjes
Aan de orde komen
• Kennismakingsspelen en sfeer creëren
• Spelplezier met wasknijpers
Bijbehorende theorie,
achtergrondinformatie en
bijlagen:
Welke theorie, achtergrond­
informatie en bijlagen
ondersteunen het thema?
Benodigd materiaal
• Karton voor naamkaartjes
• Stiften
• Flap-over / groot vel papier
• Stopwatch
• Ballen
• Veel wasknijpers in ten minste 4 verschillende kleuren
• Dozen, bakken of emmers
• Pylonen
Aan de orde komt:
Wat wordt er behandeld?
Benodigd materiaal:
Welk materiaal heb je nodig
om de beweegspelen van dit
thema uit te voeren?
21
BP Deel 2.indd 21
12
06-02-2007 15:04:52
Deel 1: Inleiding
De voorbeeldactiviteiten
Elke voorbeeldactiviteit in deel 2 van de handreiking is ook beschreven volgens een bepaald stramien.
Hieronder staat een voorbeeld van één van de activiteiten met een toelichting erbij.
Doelgroep:
Voor welke leeftijdsgroep is dit spel
geschikt?
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
3. Wie ben ik?
doelgroep:
• deelnemers training
SPELTIP Het spel ‘wie ben ik’ kun
aantal deelnemers:
je ook met kinderen spelen als je
• alle deelnemers aan de training
kaartjes gebruikt met bijvoorbeeld Dismateriaal:
ney-figuren, beroepen of dieren. Je kunt
• karton voor naamkaartjes, evenveel als er deelals spelleider deze kaartjes vooraf zelf maken (voor
nemers zijn
de jongste kinderen) of ieder kind een dier, beroep
• 10 stiften
of disneyfiguur laten opschrijven / tekenen. Verder
• 1 flap-over / groot vel papier
speel je het spel zoals beschreven.
• wasknijpers, evenveel als er deelnemers zijn
opstelling:
• geef iedereen een kaartje en laat daarop in 1 of 2 woorden opschrijven waaraan hij/zij denkt als je
zegt: spelen in jouw kindertijd. Neem de kaartjes weer in.
• schud de kaarten door elkaar
• knijp bij alle deelnemers met een wasknijper een kaartje op de rug
• laat iedereen in 2-tallen tegenover elkaar gaan staan
doel van het spel:
• er achter komen wat er op het kaartje op de
eigen rug staat
uitleg:
• laat elk 2-tal elkaar 2 vragen stellen en er
achter zien te komen welk woord er op het
kaartje op de eigen rug staat. Vragen mogen
alleen beantwoord worden met ja en nee.
• wissel steeds na 2 vragen van 2-tal net zolang
totdat iedereen weet wat op het kaartje op
de eigen rug staat
• als het woord geraden is, tekent (dus niet
schrijft) de deelnemer het woord op een groot
vel papier / flap-over
variatie:
• gebruik de naamkaarten uit het vorige naamkaartenspel. Laat op de achterkant de tekst
voor dit spel schrijven. Keer na dit spel de
kaartjes om zodat er een naam van iemand
uit de groep komt te staan. Doe nu hetzelfde
spel. Laat deelnemers erachter komen van
welke deelnemer de naam op de rug staat.
Aantal deelnemers:
Hoeveel kinderen heb
je minimaal nodig
om dit spel te kunnen spelen?
Materiaal:
Welk materiaal heb je
nodig om dit spel te
kunnen uitvoeren?
Opstelling:
Wat moet je doen
voordat je kunt
beginnen met dit
spel (waar ligt het
materiaal, waar
staan de kinderen)?
Doel van het spel:
Waar gaat het om bij
dit spel?
Uitleg:
Wat gaan de kinderen
doen?
Variatie:
Wat kun je doen om
dit spel uitdagender te
maken?
SPELTIPS
•
•
• Stel de vraag: waar denk je aan bij spelen toen je klein was? Geef dat weer in 1 woord. Dit kan
ook een kreet zijn bijvoorbeeld ‘plezier’.
• Bespreek de tekeningen die op de flap-over staan met de groep, wat valt op? Vaak zijn de meeste
tekeningen buitenactiviteiten.
Stel de vraag: wat denk je dat kinderen van tegenwoordig zullen tekenen als je hun over 15 jaar vraagt om dit
spel te spelen? Geef aan dat het doel van de cursus is dat we hopen door kinderen verschillende beweegactiviteiten aan te bieden, zij later ook met dit soort tekeningen komen en niet met tekeningen van computerspelletjes, DVD, playstation en televisie.
Geef ruimte om te praten en vraag eventueel hoe dat bij deelnemers in hun praktijksituatie is.
24
BP Deel 2.indd 24
06-02-2007 14:57:19
Het BRES Spelenboek en Aan (de) slag met sporten in de BSO
De training is ontwikkeld met als basis het BRES Spelenboek. Veel ideeën voor beweegspelen in de
handreiking zijn ontleend aan dit Spelenboek. Bij een aantal thema’s wordt verwezen naar het BRES
Spelenboek, 2003. Dit is onder andere het geval bij estafettes, kringspelen, tikspelen, teamspelen en
speurtochten. Aanbevolen wordt dit BRES Spelenboek voorafgaand aan de training aan te schaffen of te
lenen bij de bibliotheek. Het BRES Spelenboek is te koop bij diverse boekhandels.
Het laatste thema behandelt sportactiviteiten uit het activiteitenboek ‘Aan (de) slag met sporten in de
BSO’. Tijdens de training is het voor de deelnemers niet noodzakelijk om over deze map te beschikken.
Wel is gebleken dat activiteiten uit deze map in de praktijk heel goed bruikbaar zijn. Je kunt overwegen
het aan te schaffen. Dit kan via de website van NISB: www.nisb.nl.
Trainer Voor trainers is het essentieel om over het BRES Spelenboek en het activiteitenboek Aan (de) slag
met sporten in de BSO te beschikken.
13
Deel 1: Inleiding
5. Leeswijzer bij de training
Trainingsbijeenkomsten
Een training bestaat uit een aantal trainingsbijeenkomsten. Tijdens sommige trainingsbijeenkomsten
komen meerdere thema’s aan de orde. Een trainingsbijeenkomst is dus niet gelijk aan één thema. Het
behandelen van de meeste thema’s neemt ongeveer twee uur in beslag. Sommige thema’s vragen iets
meer tijd, sommige thema’s nemen minder tijd in beslag. Als richtlijn kan worden aangehouden: in totaal
zeven bijeenkomsten van 2,5 uur.
De trainer bepaalt zelf, afhankelijk van de beschikbare tijd per bijeenkomst, hoeveel en welke thema’s
tijdens een bijeenkomst behandeld worden. Hierbij is het wel verstandig om rekening te houden met een
bepaalde volgorde waarin de thema’s aan de orde komen.
De volgorde van de thema’s in de training
De trainer kan tijdens de bijeenkomsten de volgorde van de thema’s aanhouden zoals in de handreiking.
De thema’s staan in een bewust gekozen thematische volgorde. Een voorbeeld: van kennismaking en
plezierbeleving (makkelijker) naar grote organisatievormen (moeilijker) en van speluitleg (theoretische
invalshoek) naar uiteenlopende spelvormen (praktisch).
De plaats van het thema ‘speluitleg’ tijdens de trainingsbijeenkomsten, is van belang. In de handreiking
is dit het tweede thema. De manier waarop een activiteit wordt uitgelegd, bepaalt in grote mate het
succes van de activiteit. Omdat tijdens de training met regelmaat aandacht wordt besteed aan evaluatie
van speluitleg, is het van belang dit thema in het begin van de training te geven.
Hieronder staat een voorbeeld van de training Beweegplezier vanaf 4
zoals deze is gegeven tijdens verschillende trainingen.
Bijeenkomst 1: thema 1, 2 en 3
Bijeenkomst 2: thema 4
Bijeenkomst 3: thema 5
Bijeenkomst 4: thema 6
Bijeenkomst 5: thema 7 en 8
Bijeenkomst 6: thema 9
Bijeenkomst 7: thema 10 en afsluiting
Als de trainer kiest voor een andere volgorde van de
thema’s, dan is het verstandig rekening te houden met:
• De opbouw van makkelijker-moeilijker
• Het thema ‘speluitleg’ aan het begin van de training
•De afname van de concentratie bij een hele dag training
Mogelijke opzet van de training
De trainingsbijeenkomsten kunnen op verschillende manieren worden gekoppeld. Er kan gekozen worden
voor:
a)Hele cursusdagen waarbij twee bijeenkomsten worden gehouden op één dag. Een bijeenkomst in de
ochtend gevolgd door een pauze en een bijeenkomst in de middag. In deze vorm zal de training drieëneenhalve dag omvatten. Deze vorm is voornamelijk geschikt als er meerdere deelnemers van ver
komen.
b)Halve cursusdagen waarbij de trainingsbijeenkomst wordt gehouden in de ochtend of in de middag.
Voor deze vorm kan gekozen worden als een training lokaal plaatsvindt en deelnemers in de omgeving
wonen van de locatie van de training. De training omvat op deze manier zeven halve dagen.
c)Cursusavonden als de deelnemers de training niet overdag kunnen volgen. De training omvat op deze
manier zeven avonden.
14
Deel 1: Inleiding
TIP Trainer Soms is het niet de bedoeling dat alle onderwerpen in de cursus aan de orde komen
of wordt gevraagd op basis van één thema een workshop te geven. Dat kan! Houd dan wel rekening
met de hiervoor geschetste mogelijke combinaties van thema’s binnen één (of meer) bijeenkomst(en).
Probeer altijd in te gaan op aspecten uit thema 2. Speluitleg en spelanalyse. Dit heeft namelijk veel invloed
op het succes van de uit te voeren activiteiten. Je kunt tijdens een workshop bijvoorbeeld altijd activiteit nummer 1,
van thema 2. Speluitleg en spelanalyse, doen.
Opbouw van een trainingsbijeenkomst
Zoals gezegd, kan het aantal thema’s dat binnen één trainingsbijeenkomst wordt behandeld variëren.
Echter, elke bijeenkomst kent een vaste structuur, met een ‘kop en een staart’.
1.Aankondiging van de thema’s (en eventuele onderwerpen daarbinnen) die tijdens de bijeenkomst
worden behandeld
2. Uitvoeren eigen opdracht deelnemers (dit geldt niet voor de eerste bijeenkomst)
3. Evaluatie eigen opdracht deelnemers
4. Uitvoering thema
a. Toelichting op de voor het betreffende thema belangrijke theoretische achtergrondinformatie
b.Uitvoering activiteiten waarbij de trainer de rol heeft van spelleider en de deelnemers zelf de activiteit doen en ervaren
5. Volgend thema
Tijdens de laatste bijeenkomst wordt de training afgerond door deze met de groep te evalueren en
certificaten uit te reiken.
De deelnemersmap
Aan het begin van de eerste bijeenkomst ontvangen deelnemers de deelnemersmap: de handreiking van
de training Beweegplezier vanaf 4. De inhoud van de deelnemersmap is gelijk aan de map van de trainer.
De trainer heeft als taak te zorgen dat de deelnemers hierover de beschikking krijgen door de map te
kopiëren of het pdf-bestand te downloaden. Informatie over het pdf-bestand kan via NISB worden verkregen.
15
Deel 1: Inleiding
De eigen opdrachten
Vanaf het tweede thema moeten deelnemers beweegspelen voorbereiden en uitvoeren. Dit gebeurt aan
de hand van een intekenlijst. Op de intekenlijst staat de soort opdracht, en de datum waarop de activiteit
moet worden uitgevoerd. In de bijlage staat een voorbeeld van een intekenlijst opdrachten deelnemers
(deel 4, bijlage 1). De meeste activiteiten worden individueel voorbereid en uitgevoerd. De voorbereiding
en uitvoering van een aantal opdrachten gebeurt in tweetallen. De opdrachten worden steeds als eerste
activiteit tijdens de bijeenkomsten uitgevoerd.
Deelnemers beschrijven de door hun voorbereide activiteit altijd op een opdrachtformulier (deel 4, bijlage 2). De deelnemer die de activiteit heeft voorbereid, speelt en begeleidt de activiteit. De andere
deelnemers voeren de activiteit uit. Daarna wordt geëvalueerd.
Bij de voorbereiding van de opdrachten wordt gebruik gemaakt van het BRES Spelenboek. Dit betekent
dat deelnemers die de eigen opdracht voor de volgende bijeenkomst gaan voorbereiden het BRES Spelenboek mee naar huis moeten nemen.
16
Deel 1: Inleiding
Bij een aantal thema’s verzinnen deelnemers ook tijdens de trainingsbijeenkomst activiteiten, om ze vervolgens uit te voeren tijdens de bijeenkomst. Deze opdrachten staan in de handreiking bij de betreffende
thema’s als opdracht beschreven.
TIP Trainer Kopieer de eigen opdrachten van deelnemers en deel ze uit in de groep. Zo krijgen
de deelnemers een nog uitgebreider repertoire aan beweegspelen.
De evaluatie van de eigen opdracht
Er zijn verschillende manieren om de eigen opdrachten van deelnemers in de cursus te evalueren: de
plenaire evaluatie, direct coachen en microteaching.
Plenaire evaluatie
Elke door de deelnemers voorbereide en begeleide activiteit, wordt geëvalueerd. De trainer bespreekt
samen met de deelnemers de volgende punten:
a) Wordt het materiaal goed gebruikt?
b) Zit er voldoende beweging in?
c) Is het haalbaar voor de doelgroep?
d) Zijn er eventuele aanpassingen?
e) Hoe was de (volgorde van) speluitleg?
Een evaluatie van de wijze waarop een deelnemer het spel uitlegt, kan door sommige deelnemers als
bedreigend worden ervaren. Daarom is het belangrijk altijd eerst het woord aan de persoon zelf te
geven. Laat daarna de groep de goede punten benadrukken en samen de verbeterpunten zoeken. Deze
wijze van evaluatie levert voor de hele groep directe feedback op. Het stimuleren van het geven van
positieve feedback moet centraal staan.
Direct coachen
Een andere manier voor (bij)sturing en evaluatie is ‘direct coachen’. Deze evaluatie richt zich voornamelijk op degene die op dat moment de activiteit uitlegt en begeleidt. Direct coachen is een vorm waarbij
de trainer achter de deelnemer staat. De trainer geeft alleen aanwijzingen daar waar dat nodig is, zodat
de deelnemer direct zelf kan bijsturen, herstellen en/of veranderen. Deze directe ervaring blijkt voor de
deelnemer vaak beter te beklijven dan achteraf evalueren. Het geeft ook een positieve ervaring: ‘ik kan
het zelf’! Belangrijk is dat de trainer deze vorm wel vooraf bespreekt met de groep en uitlegt wat het
voordeel van deze directe bijsturing is. Het is belangrijk dat alleen op kernpunten gestuurd wordt en op
onderdelen die op dat moment aan de orde zijn.
Micro-teaching
Evalueren kan ook via de vorm ‘micro-teaching’ waarbij de deelnemer leert te begeleiden door de activiteit twee keer achter elkaar te geven. Na de eerste lesbeurt kan de deelnemer met alle tips uit de evaluatie zichzelf herstellen in een tweede lesbeurt.
17
18
E
L
DE
2
E
TH
A
M ’S
DEEL 2
r
e
i
z
e
l
p
g
B e we e vanaf 4
Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar
19
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
Thema 1 Spelbeleving
De eerste bijeenkomst van de training staat in het teken van kennismaken met de andere deelnemers
aan de training én het ervaren van plezier aan spelen en bewegen. Het is belangrijk om eventuele belemmeringen los te laten zodat je vrij en met plezier kunt bewegen en spelen. De sfeer in de groep is van
grote invloed op de spel- en plezierbeleving. Zelf (weer) plezier beleven aan bewegen en spelen is nodig
als je met kinderen aan het werk gaat. Je kunt beweegspelen op kinderen pas echt goed overbrengen als
je zelf enthousiast bent en plezier hebt in wat je doet.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema ken je verschillende beweegspelen gericht op kennismaking en het creëren
van sfeer in de groep. Je ziet mogelijkheden om binnen je eigen praktijksituatie ruimte te maken voor
deze activiteiten en je hebt nieuwe ideeën opgedaan voor kennismakingsspelen. Door het creëren van
een veilige sfeer ben je in staat de kinderen vrij en met plezier te laten deelnemen aan de activiteiten.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• BRES Spelenboek, 2003: Kennismakingsspelen, pagina 65 ev.
• Deel 3: 1. Speels indelen van groepjes
Aan de orde komen
• Kennismakingsspelen en sfeer creëren
• Spelplezier met wasknijpers
Benodigd materiaal
• Karton voor naamkaartjes
• Stiften
• Flap-over / groot vel papier
• Stopwatch
• Ballen
• Veel wasknijpers in ten minste 4 verschillende kleuren
• Dozen, bakken of emmers
• Pylonen
21
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
1.1 Kennismakingsspelen en sfeer creëren
Door kennismakingsspelen gericht op bewegen en plezier maakt de (nieuwe) groep op een speelse
manier kennis met elkaar. Beweegspelen gericht op kennismaken zijn leuk, uitdagend en het voorkomt
dat kinderen zittend aan tafel moeten vertellen wie ze zijn. Door middel van geschikte beweegspelen
worden alle namen op een speelse wijze geleerd en herkend. Door het herhalen van de namen tijdens het
spel leren kinderen de namen snel en op een leuke manier kennen.
Activiteiten
1. Leer de namen kennen (naamkaarten-estafette 1)
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•karton voor naamkaartjes, evenveel als er
kinderen zijn
•4 stiften
opstelling:
•geef iedereen een stukje karton en laat iedereen zijn eigen naam daarop schrijven
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•leren kennen van de namen van de andere kinderen
uitleg:
•laat de kinderen met het eigen naamkaartje in de hand, door elkaar lopen
•geef een teken, waarop iedereen het kaartje op de grond legt, met de naam naar beneden
•geef weer een teken, waarop iedereen een willekeurig naamkaartje van de grond raapt en het
brengt naar diegene van wie het naamkaartje is
•speel het spel een paar keer achter elkaar
SPELTIP Dit spel kan ook worden gedaan met jongere kinderen. Spreek dan af dat kinderen die
nog niet kunnen lezen naar de spelleider mogen komen, zodat die de naam kan voorlezen.
22
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
2.Verzamel de namen (naamkaarten-estafette 2)
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•karton voor naamkaartjes, evenveel als er
kinderen zijn
•4 stiften
opstelling:
•geef iedereen een stukje karton en laat iedereen zijn eigen naam daarop schrijven
•verzamel de naamkaartjes en schud ze door
elkaar
•leg alle naamkaartjes op de kop in het midden van de zaal
•verdeel de kinderen in groepjes van 3-4 kinderen
•plaats de groepjes op 2 tot 3 meter afstand van de kaartjes achter een pylon
doel van het spel:
•het in estafettevorm verzamelen van de namen van de eigen groep
uitleg:
•laat de eerste van elke groep naar het midden rennen, een naamkaartje pakken en zonder daarop te
kijken terugrennen naar de eigen groep
•kijk welke naam erop staat. Is het een naam van iemand uit de eigen groep dan mag de tweede van
de groep een nieuw naamkaartje gaan halen
•is de naam niet van iemand uit de eigen groep, dan neemt de volgende van de groep het kaartje
mee naar het midden, legt die op de kop op de grond en neemt een nieuw naamkaartje mee
•laat doorgaan tot alle namen van de eigen groep zijn verzameld
variatie:
•verzamel de naamkaartjes van de groep links van je
TIP Gebruik zoveel mogelijk van de ruimte zodat de kinderen veel kunnen bewegen en er veilig
gerend kan worden.
23
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
3. Wie ben ik?
doelgroep:
•deelnemers training
SPELTIP Het spel ‘wie ben ik’ kun
aantal deelnemers:
je ook met kinderen spelen als je
•alle deelnemers aan de training
kaartjes gebruikt met bijvoorbeeld Dismateriaal:
ney-figuren, beroepen of dieren. Je kunt
•karton voor naamkaartjes, evenveel als er deelals spelleider deze kaartjes vooraf zelf maken (voor
nemers zijn
de jongste kinderen) of ieder kind een dier, beroep
•10 stiften
of disneyfiguur laten opschrijven / tekenen. Verder
•1 flap-over / groot vel papier
speel je het spel zoals beschreven.
•wasknijpers, evenveel als er deelnemers zijn
opstelling:
•geef iedereen een kaartje en laat daarop in 1 of 2 woorden opschrijven waaraan hij/zij denkt als je
zegt: spelen in jouw kindertijd. Neem de kaartjes weer in.
•schud de kaarten door elkaar
•knijp bij alle deelnemers met een wasknijper een kaartje op de rug
•laat iedereen in 2-tallen tegenover elkaar gaan staan
doel van het spel:
•er achter komen wat er op het kaartje op de
eigen rug staat
uitleg:
•laat elk 2-tal elkaar 2 vragen stellen en er
achter zien te komen welk woord er op het
kaartje op de eigen rug staat. Vragen mogen
alleen beantwoord worden met ja en nee.
•wissel steeds na 2 vragen van 2-tal net zolang
totdat iedereen weet wat op het kaartje op
de eigen rug staat
•als het woord geraden is, tekent (dus niet
schrijft) de deelnemer het woord op een groot
vel papier / flap-over
variatie:
•gebruik de naamkaarten uit het vorige naamkaartenspel. Laat op de achterkant de tekst
voor dit spel schrijven. Keer na dit spel de
kaartjes om zodat er een naam van iemand
uit de groep komt te staan. Doe nu hetzelfde
spel. Laat deelnemers erachter komen van
welke deelnemer de naam op de rug staat.
SPELTIPS
• S
tel de vraag: waar denk je aan bij spelen toen je klein was? Geef dat weer in 1 woord. Dit kan
ook een kreet zijn bijvoorbeeld ‘plezier’.
• Bespreek de tekeningen die op de flap-over staan met de groep, wat valt op? Vaak zijn de meeste
tekeningen buitenactiviteiten.
•Stel de vraag: wat denk je dat kinderen van tegenwoordig zullen tekenen als je hun over 15 jaar vraagt om dit
spel te spelen? Geef aan dat het doel van de cursus is dat we hopen door kinderen verschillende beweegactiviteiten aan te bieden, zij later ook met dit soort tekeningen komen en niet met tekeningen van computerspelletjes, DVD, playstation en televisie.
• Geef ruimte om te praten en vraag eventueel hoe dat bij deelnemers in hun praktijksituatie is.
24
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
4. Rugtekenen
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 2
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•raden wat op de rug is getekend
uitleg:
•laat van elk 2-tal 1 kind iets op de rug tekenen van het andere kind. Het andere kind
moet raden wat op zijn rug is getekend.
•wissel een paar keer van 2-tal
variatie:
•maak gebruik van een thema, laat bijvoorbeeld iets tekenen van de lente of een dier
5. Interviewspel
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 2
materiaal:
•1 stopwatch
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•zoveel mogelijk van elkaar te weten komen in 1 minuut
uitleg:
•laat de kinderen elkaar 1 minuut lang vragen stellen
•laat de kinderen daarna met de ruggen tegen elkaar gaan staan en stel als spelleider een aantal
vragen die de kinderen over elkaar moeten beantwoorden. Voorbeelden van vragen zijn ‘wat is de
achternaam van de ander?’, ‘welke kleur ogen heeft de ander?’.
•bij een goed antwoord krijgt het kind 1 punt
•wissel na elk interview van 2-tal
•wie heeft de meeste punten na 3 interviews?
Interviewvragen
1.Weet je hoe oud de ander is?
2.Heeft de ander broers of zussen?
3.Wat voor kleur schoenen heeft de ander aan?
4.Draagt de ander een sieraad?
5.Welke kleur ogen heeft de ander?
6.Heeft de ander huisdieren?
25
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
6.Naambal (kringspel met bal)
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
TIP Trainer Geef de bruikbaarheid
•minimaal 6
van dit spel aan voor de praktijk van
materiaal:
je deelnemers. De eerste vorm gebruik je
•1 bal
voor jonge kinderen, de variatie voor oudere
•1 stopwatch, zie variatie
kinderen.
opstelling:
•kringopstelling
•geef 1 kind de bal
doel van het spel:
•de namen van de andere kinderen leren kennen
uitleg:
•laat het kind met de bal, de bal naar een ander kind gooien en daarbij zeggen ‘alsjeblieft …naam
ontvanger…’
•de ontvanger antwoordt ‘dank je wel …naam gooier…’ en gooit daarna de bal naar een ander kind en
zegt ‘alsjeblieft …naam ontvanger…’
•laat de bal op deze manier de hele kring rondspelen zodat de kinderen de namen leren kennen
variatie:
•de bal in vaste volgorde rond gooien: gooi de bal naar iemand tegenover je, je mag niet terug
gooien naar de gooier en er moet een vaste volgorde in zitten. Na een poosje proberen, neem je als
spelleider de tijd op. Laat de kinderen nog even oefenen om het nog sneller te laten gaan. Er hoeft
nu niet meer ‘alsjeblieft…naam ontvanger….’ en ‘dank je wel…naam gooier….’ gezegd te worden.
•als je dit spel met twee groepen speelt, kun je er een wedstrijd van maken. Welke groep gooit de bal
het snelste rond?
26
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
1.2 Spelplezier met wasknijpers
Spelen met wasknijpers is leuk. Het is vrolijk en voor veel kinderen nieuw materiaal.
Doordat het materiaal onbekend is, is het handig te gebruiken om sfeer te creëren in de groep. Activiteiten met wasknijpers zijn uitdagend en gezellig. Kinderen komen in contact met elkaar en kunnen
samenwerken tijdens de activiteiten waardoor ze elkaar ontmoeten en leren kennen.
Activiteiten
1. Knijperspel
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•veel knijpers in verschillende kleuren
•4 pylonen
opstelling:
•maak een groot vierkant met behulp van 4 pylonen
•leg een hoop gekleurde knijpers bij elke pylon
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kleren versieren door van de ene pylon naar de andere te lopen
uitleg:
•laat de kinderen bij elke pylon 1 wasknijper pakken en op hun eigen kleding vastmaken
•laat de kinderen zolang doorgaan tot ze mooi versierd zijn met de wasknijpers
•praat met de kinderen over wat ze gedaan hebben: waar maken ze de wasknijpers vast, welke kleuren pakken ze?
•maak daarna 2-tallen. Laat de 2-tallen samen de plaatsen met wasknijpers aflopen en bij elkaar een
wasknijper opknijpen. Ook achter op de kleding kunnen wasknijpers komen.
•maak 4-tallen en loop met de groep naar een pylon en knijp eerst een knijper op je eigen kledingstuk en vervolgens bij ieder ander van de groep. Iedereen van de groep doet dit. Loop vervolgens
naar een volgende pylon en doe hetzelfde. Laat de knijpers zitten.
•kijk naar wat de groep doet. De knijpers worden nu overal op vastgemaakt.
27
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
2. Knijperestafette (sluit aan op 1. Knijperspel)
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•veel knijpers in verschillende kleuren
•bak, doos, of emmer (zie variatie)
opstelling:
•groepen van ten minste 3 kinderen vrij in de
ruimte, duidelijk als groep zichtbaar
•geef elk kind van de groep een nummer
doel van het spel:
•knijpers van de kleren afhalen door middel
van een wedstrijd
uitleg:
•op teken van de spelleider begint nummer 1
van elke groep alle knijpers van zijn kleding
af te halen, waarbij de andere kinderen alleen
aanwijzingen mogen geven waar de knijpers
zitten, maar niet mogen helpen om de knijpers
te verwijderen. De knijpers mogen gewoon op
de grond vallen.
•als nummer 1 klaar is, mag nummer 2 enzovoort
•laat de groep zitten op de grond als de hele
groep klaar is zodat de spelleider kan zien
welke groep als eerste klaar is
variatie:
•laat nadat iedereen versiert is, de kinderen de wasknijpers weer bij de pylonen leggen. Bij elke pylon
mag steeds maar 1 wasknijper worden teruggelegd. Wie heeft er na een bepaalde tijd de minste
wasknijpers aan de kleren hangen?
•laat alle kinderen bij de bak komen. Laat de kinderen de wasknijpers in de bak doen door eerst alle
blauwe wasknijpers van zich af te halen, daarna de rode, enzovoort.
•laat de kinderen bij elkaar de wasknijpers eraf halen en in de bak gooien
TIP Als één groep groter is dan de andere groepen, kun je in de grootste groep twee nummers 1
aanwijzen, waarbij beide nummers 1 tegelijk beginnen met de knijpers van de kleding te halen. Zo is
er altijd sprake van een gelijke strijd tussen de groepen.
28
Deel 2: Thema 1: Spelbeleving
3. Knijper opruim spel (sluit aan op 2. Knijperestafette)
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•1 bak of emmer voor wasknijpers
•veel wasknijpers in verschillende kleuren
opstelling:
•knijpers verspreid in de ruimte
•de bak of emmer voor de wasknijpers in het midden van de ruimte
•de groepen uit het vorige spel
doel van het spel:
•knijpers opruimen
uitleg:
•geef elke groep een kleur, in de kleuren van de wasknijpers
•op teken van de spelleider moet elke groep zo snel mogelijk zijn kleur in de knijperbak doen
•wie is het eerste klaar?
variatie:
•laat de jongste kinderen zo snel mogelijk alle knijpers in de bak gooien. Speel daarna het spel nog
eens en kijk of het sneller kan.
•verdeel de ruimte in 2 vakken en verspreid hierin de knijpers. Laat 2 groepen tegen elkaar strijden.
SPELTIP Kinderen vinden het erg leuk als ze zelf de knijpers in de ruimte mogen gooien. Laat de
kinderen om de beurt de bak met knijpers leeg gooien terwijl de rest van de groep aan de kant zit.
TIP Vertel je groep niet dat je een spel gaat spelen om op te ruimen. De kinderen hebben niet door
dat ze opruimen als het in een spel gebeurt.
29
Deel 2: Thema 2: Speluitleg en spelanalyse
Thema 2 Speluitleg en spelanalyse
De manier waarop een spel of activiteit wordt uitgelegd én de volgorde waarin, bepaalt in grote mate het
succes van de activiteit. Kinderen moeten de activiteit begrijpen om die goed te kunnen spelen. (Jonge)
kinderen kunnen niet teveel informatie tegelijkertijd opnemen. Het is moeilijk voor hen, om de activiteit
zonder dat een voorbeeld is gegeven, uit te voeren. Kinderen kunnen niet zo lang wachten en stilstaan.
Ze willen zo snel mogelijk beginnen. Hoe doe je dat?
Soms loopt een spel niet zoals je zou willen. Hoe komt dat nou? Stop je met het spel of probeer je het
spel aan te passen? Aan de hand van een ezelsbruggetje kun je erachter komen waarom een spel niet
loopt. Met een kleine aanpassing kun je een spel weer nieuw leven inblazen.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema weet je hoe je op een juiste manier een beweegspel uitlegt aan kinderen
zodat je snel kunt beginnen. Je leert je de juiste speluitleg eigen te maken. Je leert welke elementen er
zijn waardoor een spel wel of niet goed loopt. Je leert hoe je een spel kunt aanpassen zodat het weer
interessant en uitdagend wordt.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• Deel 3: 2. Speluitleg
• Deel 4: Bijlage 3. Kaarten speluitleg
• Deel 3: 3. Stormanalyse
Aan de orde komen
• Het uitleggen van een spel
• Het analyseren van spel
• Opdracht deelnemers
Benodigd materiaal
• Pylonen met een rechte bovenkant
• Kaartjes met volgorde speluitleg
30
Deel 2: Thema 2: Speluitleg en spelanalyse
2.1 Het uitleggen van een spel
Om een spel goed, kort en duidelijk uit te leggen kun je gebruik maken van een bepaalde methode van
speluitleg. Het is belangrijk om tijdens de uitleg van het spel direct te laten zíen wat de kinderen gaan
doen. Wanneer laat je wat zien, en wanneer vertel je wat? Belangrijk is om de speluitleg duidelijk en kort
te geven, zonder veel te praten, maar door te laten zíen wat de kinderen gaan doen. De vaste volgorde
van speluitleg geeft je houvast bij het uitleggen van een spel. Hierdoor zullen kinderen eerder aan de
slag kunnen en zullen ze beter onthouden wat er moet gebeuren.
Activiteiten
1. Volgorde speluitleg
activiteit voor:
•deelnemers aan de training
aantal deelnemers:
•alle deelnemers aan de training
materiaal:
•pylonen met rechte bovenkant, per groep 2
pylonen
•kaartjes met volgorde speluitleg, evenveel
setjes kaarten als er groepen zijn (zie Deel 4:
bijlage 3. Kaarten speluitleg)
opstelling:
•zet evenveel pylonen aan 1 kant in de ruimte
als er groepen zijn. Doe dit ook aan de overkant, recht tegenover de andere pylonen.
•leg onder elke pylon aan de overkant een stapel bij elkaar horende kaartjes met speluitleg, door
elkaar gehusseld
•maak groepjes van 4-5 deelnemers
•plaats achter elke pylon zonder kaartjes eronder 1 groepje
doel van het spel:
•alle kaartjes ophalen aan de overkant en de kaartjes daarna in de juiste volgorde leggen
uitleg:
•laat de eerste van elke groep naar ‘zijn’ pylon rennen, een kaartje pakken, dit bovenop de pylon
leggen en weer terugrennen. Het kaartje mag niet vallen anders moet de deelnemer terug om het
kaartje er opnieuw bovenop te leggen.
•de tweede van de groep doet hetzelfde, dan de derde, enzovoort
•zorg dat alle kaartjes onder de pylon vandaan zijn en bovenop de pylon liggen
•speel hierna nog een keer de estafette, en laat de eerste van elke groep 1 kaartje van de stapel
kaartjes op de pylon pakken en deze mee terug nemen naar zijn eigen groep, dan nummer 2 enzovoort, totdat alle kaartjes zijn opgehaald
•laat de groep de kaartjes in de goede volgorde op de grond leggen: ‘welke volgorde gebruik je om
een spel uit te leggen aan kinderen’?
SPELTIP Geef, nadat de groepen de kaartjes hebben neergelegd in de volgorde zoals het volgens
hen moet, twee keer een uitleg van hoe je aan een groep kinderen een estafette uitlegt. Geef de
eerste uitleg totaal fout: leg alles meteen uit, zonder materiaal, zonder veld, zonder indeling van de
groep, praat veel en geef geen voorbeeld. Geef in de tweede uitleg het goede voorbeeld: zet het materiaal vast klaar, deel de groepen in, geef het speelveld aan en laat in een voorbeeld zíen wat moet gebeuren.
Zorg dat jouw twee vormen van uitleg veel van elkaar verschillen. Laat hierna de groepen terug gaan naar hun
kaartjes om eventueel de volgorde waarin ze de speluitlegkaartjes hebben gelegd, te veranderen.
31
Deel 2: Thema 2: Speluitleg en spelanalyse
2.2 Het analyseren van een spel
Een stormachtig spel verloopt snel, goed, is uitdagend en biedt voldoende variatie. Zorg er dus voor dat
er altijd STORM zit in je spel. STORM is het ezelsbruggetje voor het aanpassen van een spel. In een spel
zitten verschillende elementen die je tijdens het spel kunt aanpassen om het spel beter te laten lopen.
Met het ezelsbruggetje STORM kun je deze elementen makkelijk onthouden.
S = Spelers
T = Tijd
O = Organisatie
R = Regels
M = Materiaal
Trainer Bespreek met de deelnemers de
tekst van de STORM-analyse in Deel 3: 3. Stormanalyse. Geef de deelnemers daarna de opdracht
hieronder.
2.3 Opdracht deelnemers
Verzin in 2-tallen een beweegspel en voer dit uit met de groep. Pas twee elementen van de STORManalyse aan tijdens het spel.
32
Deel 2: Thema 3: Estafettes
Thema 3 Estafettes
Estafettes zijn zeer geschikt om te doen met kinderen. Een simpele estafette is uit te voeren voor de
kleinste kinderen, een moeilijkere, uitdagende estafette is geschikt voor de bovenbouw leeftijd. Bij een
estafette staan de kinderen achter elkaar in een rij met een gelijk aantal kinderen. Het basisprincipe van
een estafette is dat de nummers 1 van elke groep naar een bepaald punt rennen, een opdracht vervullen, terug rennen waarna de nummers 2 naar het punt rennen enzovoort. Kinderen vinden een estafette
spannend en de estafette zit vol actie. Een estafette kun je op veel manieren aanpassen zodat het voor
kinderen een heel ander spel wordt. De aanpassingen kunnen klein zijn. Estafettes zijn er in veel verschillende vormen en organisaties. Ook kun je een estafette combineren met andere activiteiten. Denk
bijvoorbeeld aan een estafette waarbij aan de overkant een puzzel moet worden opgelost, een woord
moet worden uitgebeeld of een toren moet worden gebouwd.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema ken je verschillende estafettevormen. Je hebt ideeën opgedaan voor nieuwe
en op de leeftijd afgestemde estafettes. Je weet hoe je de organisatievorm van een estafette kunt
veranderen zodat het een ander spel wordt. Je bent creatiever geworden in het bedenken van nieuwe
estafettes.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• BRES Spelenboek, 2003: Estafettevormen, pagina 43 ev.
• Deel 3: 4. Organisatievormen
• Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette levens
Aan de orde komen
• Basisestafettevormen
• Andere estafettevormen
• Opdracht deelnemers
Benodigd materiaal
• Pylonen
• Kranten
• Papier
• Pennen
• Alle letters van het woord levens, apart op een vel papier
• Een kaart met de woorden die je kunt maken met het woord levens
• Ballen
• Dobbelstenen
• Krijt
• Eventueel vier banken
33
Deel 2: Thema 3: Estafettes
3.1 Basisestafettevormen
In een basisestafette wordt gerend van punt A naar punt B. Bij punt B kan een opdracht worden gedaan,
er kan op verschillende manieren worden voortbewogen of er kan onderweg een hindernis moeten worden genomen.
Activiteiten
1. Heen en weer
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•pylonen, per groep 2
opstelling:
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
doel van het spel:
•zo snel mogelijk naar de overkant rennen en terug
uitleg:
•op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk naar de pylon aan
de overkant, lopen om de pylon heen en rennen zo snel mogelijk terug.
•de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en tikken de nummers 2 aan. Die mag dan gaan
rennen, enzovoort.
•laat de groep als iedereen klaar is juichend gaan zitten
•welke groep is als eerste klaar?
SPELTIP Laat de loper achter de eigen groep langs rennen om te voorkomen dat het volgende
kind te vroeg vertrekt of dat de eerstvolgende loper al halverwege het veld staat te wachten tot hij
wordt aangetikt.
34
Deel 2: Thema 3: Estafettes
2.Treinestafette
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•pylonen, per groep 2
opstelling:
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
doel van het spel:
•zo snel mogelijk met de groep naar de overkant en terug rennen, in treinvorm
uitleg:
•op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk naar de pylon aan
de overkant, lopen om de pylon heen en rennen zo snel mogelijk terug
•de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en pakken de hand van de nummers 2
•laat de kinderen vervolgens in een 2-tal, daarna 3-tal enzovoort om de pylon aan de overkant heen
rennen. De handen worden vastgehouden.
•laat de groep als iedereen is geweest juichend gaan zitten
•welke groep is als eerste klaar?
TIPS Het gaat bij een estafette om het groepsgebeuren en niet om het individu. Zorg ervoor dat
je gelijke groepen maakt die ongeveer even sterk zijn. Zet snelle en minder snelle, jonge en oudere
kinderen samen in een groep.
Laat de kinderen nooit tot aan een muur lopen omdat ze misschien niet op tijd kunnen stoppen. Zet de
pylon ruim van de muur af. Maak je een streep, zet dan ruim voor de muur een eindstreep.
35
Deel 2: Thema 3: Estafettes
3. Kranten estafette
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•pylonen, per groep 2
•kranten, per kind 1 grote pagina
opstelling:
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
•geef elk kind een grote pagina van een krant
doel van het spel:
•met de krant op de buik en zonder de handen te gebruiken naar de overkant rennen
uitleg:
•op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk met de krant tegen
hun buik naar de pylon aan de overkant, lopen om de pylon heen en rennen zo snel mogelijk terug.
Door de snelheid van het rennen, blijft de krant tegen de buik plakken.
•de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en tikken de nummers 2 aan. Die mag nu gaan
rennen met de krant tegen de buik aan, enzovoort.
•laat de groep als iedereen klaar is juichend gaan zitten
•welke groep is als eerste klaar?
4.ABC - estafette
doelgroep:
•7-12 jaar
SPELTIP De letters moeten goed
aantal kinderen:
leesbaar opgeschreven worden.
•minimaal 8
materiaal:
•pylonen, per groep 2
•papier, per groep 1 vel
•pennen, per groep 1
opstelling:
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
doel van het spel:
•zo snel mogelijk (een deel van) het alfabet bij de pylon aan de overkant leesbaar op een papier
schrijven
uitleg:
•vertel de kinderen tot welke letter zij het alfabet moeten opschrijven (bijvoorbeeld tot de P)
•op teken van de spelleider rennen de nummers 1 van elke groep zo snel mogelijk naar de andere
pylon, schrijven daar op een vel papier de letter A en rennen zo snel mogelijk terug naar de groep
•de nummers 1 rennen achter de eigen groep langs en tikken de nummers 2 aan. Die mag nu gaan
rennen en de letter B opschrijven, enzovoort.
•laat de groep juichend gaan zitten, als ze tot de juiste letter is gekomen
•welke groep is als eerste klaar?
36
Deel 2: Thema 3: Estafettes
5. Letter estafette
doelgroep:
SPELTIP De jongste kinderen kun•4-12 jaar
nen vaak nog niet (goed) lezen. Geef
aantal kinderen:
de oudere kinderen de opdracht de jon•minimaal 8
gere kinderen te helpen.
materiaal:
•pylonen, per groep 1
•alle letters van het woord levens, apart op een vel papier
•een kaart met de woorden die je kunt maken met het woord levens (zie Deel 4: Bijlage 4. Letter­
estafette levens)
•krijt
opstelling:
•maak 2 groepen
• plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep
•trek aan de andere kant van de ruimte een lijn
•geef elke kind 1 letter van het woord levens (bij kleine groepjes per kind meerdere letters)
doel van het spel:
•aan de overkant van de ruimte het woord vormen dat de spelleider roept. De letters moeten voor de
buik worden gehouden.
uitleg:
•noem als spelleider een woord van de kaart met de woorden die je kunt maken met het woord
levens
•laat de kinderen die de letters van dat woord in hun handen hebben zo snel mogelijk naar de lijn toe
rennen en daar het woord vormen in de goede volgorde met de letters voor de buik
•na goedkeuring van de spelleider mag iedereen weer terug naar zijn plaats en roept de spelleider
een ander woord
variatie:
•laat als laatste het woord ZES maken. De N kan op zijn kant als Z worden gebruikt.
37
Deel 2: Thema 3: Estafettes
3.2 Andere estafettevormen
Andere estafettevormen zijn vormen waarbij de organisatie anders is dan de basisestafette van A naar B.
Voorbeelden hiervan zijn een estafette op de plaats en een estafette in een spaakwiel.
Activiteiten
1. Koningsbalestafette, een estafette op de plaats
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•pylonen, per groep 2
•ballen, per groep 1
opstelling:
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep
en op 4 meter afstand 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
•wijs per groep 1 kind aan als ‘koning’, plaats
de ‘koning’ bij de pylon aan de overkant, en
geef elke koning een bal in de handen
doel van het spel:
•zo snel mogelijk de bal naar de kinderen uit
de eigen groep spelen terwijl iedereen op de
plaats blijft staan
uitleg:
•op teken van de spelleider gooit de koning de
bal naar de voorste van de eigen groep bij de
andere pylon. Deze vangt de bal, gooit de bal
terug en gaat zitten op zijn eigen plek.
•de koning gooit nu naar de volgende in de rij,
deze gooit terug en gaat ook zitten op zijn
eigen plek, enzovoort
•de groep die als eerste zit, heeft gewonnen
•laat de kinderen om de beurt koning zijn
SPELTIP Als de groepen niet even groot zijn laat je in de kleinste groep voor een tweede keer
naar de eerste in de rij gooien om zo het spel eerlijker te maken.
38
Deel 2: Thema 3: Estafettes
2.Spaakwiel estafette, in de vorm van een spaakwiel
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•5 pylonen, of 4 banken
•dobbelstenen, per groep 1
•pennen, per groep 1
•papier, per groep 1 vel
opstelling:
•zet 4 banken in een spaakwiel of zet 1 pylon in het midden en 4 pylonen eromheen op ongeveer
4 meter afstand van de middelste pylon. Maak dus een kruisfiguur, het spaakwiel.
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•laat de kinderen zitten in een rijtje tussen de middelste en hun eigen pylon in, of op de bank
doel van het spel:
•zo snel mogelijk de estafette lopen en zoveel mogelijk punten halen
uitleg:
•op teken van de spelleider gooien de nummers 1 met een dobbelsteen
•het aantal ogen dat met de dobbelsteen gegooid wordt, moet om het spaakwiel heen worden
gerend. Bij een 5 worden 5 rondjes gelopen, bij een 1 maar 1.
•als nummer 1 aan het lopen is, mag nummer 2 alvast gooien zodat hij weet hoeveel rondjes hij
straks moet gaan lopen
•als nummer 1 zijn rondjes heeft gelopen dan gaat hij zitten en gooit opnieuw met de dobbelsteen.
Het aantal ogen dat dan is gegooid, wordt opgeschreven op een papier.
•nummer 2 gaat meteen lopen als nummer 1 binnen is
•elk kind gooit dus 2 keer met de dobbelsteen. 1 keer voor het aantal te lopen rondjes en 1 keer om
het getal op te schrijven.
•ga door totdat alle kinderen aan de beurt zijn geweest
•laat de groep als iedereen binnen is juichend gaan zitten
•tel per groep alle cijfers die op papier staan bij elkaar op
•de groep die als eerste binnen is krijgt 2 punten extra. Welke groep heeft de meeste punten?
SPELTIPS Let op dat iedereen om de buitenste pylonen heen rent in verband met de veiligheid
van de zittende kinderen in het midden.
Bij dit spel gaat het niet alleen om snelheid, maar ook om geluk. Als je als groep als eerste klaar bent, is
het nog niet zeker of je daadwerkelijk gewonnen hebt. De andere groep kan meer punten hebben gegooid.
3.3 Opdracht deelnemers
Verzin in 2-tallen een estafette en voer die met de hele groep uit.
De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten:
• Wordt het materiaal goed gebruikt?
• Zit er voldoende beweging in?
• Is het haalbaar voor de doelgroep?
• Zijn er eventuele aanpassingen?
• Hoe was de (volgorde van) speluitleg?
39
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
Thema 4 Thematisch werken
Bij thematisch werken gaat het om het aanbieden van beweeg- en spelactiviteiten aan de hand van een
thema. Vaak wordt er binnen school, buitenschoolse opvang of buurthuis met projecten en thema’s
gewerkt. Ook beweegactiviteiten kunnen thematisch worden uitgevoerd. Heel makkelijk eigenlijk. Hiervoor hoef je geen nieuwe spelletjes te bedenken of te maken. Bestaande spelen worden door een kleine
aanpassing een ander spel voor kinderen. Denk maar eens aan krantenproppen die sneeuwballen worden, hoepels die tijgerkooien worden en kinderen die bomen zijn en met hun takken in de wind zwieren.
Met enige creativiteit kun je thema’s bedenken die passen bij de leeftijd van de kinderen of aansluiten
bij het seizoen of een project op school.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema kun je binnen een thema verschillende beweegactiviteiten verzinnen. Je weet
hoe je thematisch werken aanpakt, welke thematische spelen uitdagend zijn en passen bij de doelgroep. Je
weet waar je aan moet denken tijdens je voorbereidingen en waarom je kiest voor een bepaald thema.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• Deel 3: 8. Thematische activiteiten
• Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette matroos
• Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover
• Deel 4: Bijlage 6. Indelingskaarten piraat / zeerover
• Deel 4: Bijlage 7. Zeerovers en piraten ren je rot
• Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel
• Deel 4: Bijlage 9. Kaartjes uitbeeldspel zeerovers en piraten
• BRES Spelenboek, 2003: Spelweek in het thema Indianen, pagina 334 ev.
• BRES Spelenboek, 2003: In het dierenbos, pagina 317 ev.
Aan de orde komen
• Varen op zee, thematisch beweegverhaal voor kinderen in de leeftijd van 4-8 jaar
• Piraten en zeerovers, thematisch beweegverhaal voor kinderen in de leeftijd van 8-12 jaar
Benodigd materiaal
• Bal
• Stopwatch
• (Kapiteins)hoed
• Matten / hoepels
•Klein materiaal, van alles 4 stuks (tennisballen,
blokjes, lintjes, pylonen, ringen, enzovoort.)
• Afzetlint of krijt
• Blinddoeken / theedoeken
• Pylonen
• Letters letterestafette matroos
• Kaart met woorden letterestafette matroos
•Indelingskaartjes met de woorden piraat en zeerover erop
•Papier, scharen, lijm, plakband, viltstiften, kleur­potloden
•Aluminiumfolie: zilverklompjes met gedeeltes van de code erin
• Code en codesleutel
• Foamballen
• Kaarten met vak JA, vak Nee, vak Put
• Ren je rot vragen met de antwoorden
• Knijpers
• Lintjes
• Fluitje
• Kaartjes uitbeeldspel zeerovers en piraten in 2-voud
• Tennisballen
• Certificaten matroos, piraat, zeerover
40
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
4.1 Varen op zee (leeftijd 4-8 jaar)
In dit thema worden (bekende) beweegspelen uitgevoerd binnen het thema: varen op zee. Het verhaal
gaat over een kapitein en zijn matrozen. De kapitein en de matrozen varen op zee en komen onderweg
langs verschillende eilanden waar ze aan land gaan. Op elk thema-eiland worden beweegspelen uitgevoerd.
TIP De activiteiten in dit thema kun je combineren met knutselactiviteiten. Laat de kinderen een
verrekijker maken van wc-rolletjes om de eilanden te zoeken. Of maak samen een matrozenhoed, om
het echte matrozengevoel te krijgen.
Activiteiten
1. Naambal (kringspel met bal)
VERHAALLIJN De groep wordt bij elkaar geroepen. De spelleider is de kapitein. De kapitein vertelt dat hij een
reis gaat maken op zee. Hij is op zoek naar goede matrozen. De kinderen kunnen met de kapitein mee als matroos,
maar ze moeten wel activiteiten uitvoeren om te laten zien dat ze als matroos op het schip kunnen werken. Maar ….
matrozen kunnen pas goed samenwerken als ze elkaars namen goed kennen.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•1 bal
opstelling:
•kringopstelling
•geef 1 kind de bal
doel van het spel:
•de namen van de andere matrozen leren kennen
uitleg:
•laat alle kinderen voor zichzelf een matrozennaam verzinnen en die vertellen
•het kind met de bal gooit de bal naar een
andere matroos en zegt daarbij ‘alsjeblieft
…matrozennaam ontvanger…’
•de ontvanger antwoordt ‘dank je wel …matrozennaam gooier…’ en gooit daarna de bal naar
een ander kind en zegt ‘alsjeblieft …naam
matrozenontvanger…’
•laat de bal op deze manier de hele kring rond spelen zodat iedereen een keer de bal heeft gegooid
en ontvangen
•herhaal het rondje en paar keer zodat iedereen de matrozennamen kent
variatie:
•als gooien en vangen nog niet lukt dan kun je de kinderen de bal naar elkaar toe laten brengen of
laten rollen
SPELTIP Bij de jongste kinderen is het slim om als spelleiding de kinderen een naam te geven. Het
zelf bedenken van een naam kan soms moeilijk zijn.
41
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
2.Interviewspel
VERHAALLIJN De kapitein en de matrozen kennen nu elkaars namen. Dan is het tijd om elkaar beter te leren
kennen.
doelgroep:
•4-8 jaar
Voorbeelden van vragen zijn:
aantal kinderen:
Wat is de achternaam van de andere matroos?
•minimaal 6
Welke kleur ogen heeft de andere matroos?
materiaal:
Welke hobby’s heeft de andere matroos?
•1 stopwatch
Hoe oud is de andere matroos?
opstelling:
Welke huisdieren heeft de andere matroos?
•2-tallen
Wat is de lievelingskleur van de andere matroos?
doel van het spel:
•kom zoveel mogelijk van elkaar te weten
uitleg:
•zet de matrozen in 2-tallen bij elkaar
•laat de matrozen elkaar vragen stellen. Ze moeten zoveel mogelijk van elkaar te weten komen. De
gesprekken duren 1 minuut.
•laat na 1 minuut de matrozen met de rug tegen elkaar staan en stel als kapitein een aantal vragen
die de matrozen over elkaar moeten beantwoorden
•wissel na een gesprek van partner, doe dit meerdere malen
SPELTIP Jonge kinderen vinden het vaak moeilijk om zelf vragen te verzinnen. Laat jonge kinderen met de gezichten naar elkaar toe staan en stel als spelleiding zelf de vragen.
TIP Spel 1 en 2 zijn dezelfde spelen als in thema 1 spel 5 en 6. Nu zijn de spelen in een thema
geplaatst. Voor kinderen is het hierdoor een ander spel.
42
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
3. Bumpity bump bump bump
VERHAALLIJN De matrozen kennen elkaars namen en weten al veel van elkaar. Nu moeten ze proberen de
namen van de andere matrozen goed te onthouden om elkaar snel te kunnen roepen. Want als het stormt op zee en
de zeilen moeten vlug naar beneden worden gehaald…
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•geen
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•vlug kunnen opnoemen van de namen van alle
matrozen
uitleg:
•noem als kapitein een naam van een matroos
•zeg daarna gelijk ‘links’ of ‘rechts
•de matroos die zijn naam hoort, moet de
naam van de matroos noemen die links of
rechts van hem staat, afhankelijk van wat de
kapitein heeft gezegd
•probeer het spel in een redelijke snelheid te
spelen zodat het spannend blijft
variatie:
•verander regelmatig de kring zodat iedereen
naast iemand anders komt te staan
•breng er spanning in door na de naam van
de matroos ‘links, bumpity bump bump bump’ of ‘rechts, bumpity bump bump bump’ te zeggen. De
matroos die zijn naam hoort, moet in de tijd dat de kapitein ‘bumpity bump bump bump’ zegt, de
naam van de juiste matroos noemen.
•laat de matroos waarvan de naam is genoemd de volgende naam zeggen
TIP Als kinderen nog niet weten wat links of rechts is, kan met kleuren worden gewerkt. Een rode
stip op de linker hand en een blauwe stip op de rechterhand. Zeg dan in plaats van ‘links’ ‘rood’ of in
plaats van ‘rechts’ ‘blauw’.
43
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
4.Aan boord gaan
VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen kunnen eindelijk vertrekken. De matrozen en de kapitein gaan aan
boord van het schip.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
Mogelijkheden liedjes:
•1 (kapiteins)hoed
Varen varen over de baren
opstelling:
Schuitje varen theetje drinken
•rij achter elkaar
doel van het spel:
•in een rij zingend aan boord van het schip gaan
uitleg:
•laat de kapitein voorop lopen met de matrozen achter zich aan
•verzin een lied over varen op zee
•bij het volgende lied mag een matroos voorop lopen. Die matroos mag de kapiteinshoed op.
•zien de matrozen het schip al?
5. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet……
VERHAALLIJN De matrozen moeten goed opletten. Denk maar eens aan gevaar door rotsen in zee, andere schepen, zandbanken en piraten. De kapitein bedenkt een oefening voor de matrozen zodat ze goed op blijven letten
tijdens de reis. Terwijl de matrozen op het schip zijn, speelt de kapitein het volgende spel.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•1 (kapiteins)hoed
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•de matrozen moeten leren opletten
uitleg:
•wijs 1 kind aan als kapitein en geef die de
kapiteinshoed
•laat de kapitein iets uit de ruimte in zijn gedachten nemen en zeggen ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
en de kleur is …’noem een kleur-…’
•laat de matrozen om de beurt 1 keer raden wat de kapitein in zijn gedachten heeft
•de matroos die het geraden heeft, mag de kapiteinshoed op en het volgende raadsel verzinnen
44
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
6.De schat zoeken
VERHAALLIJN Eindelijk is het zover. Eén van de matrozen ziet land. LAND IN ZICHT! Het blijkt schateiland te zijn!
De kapitein en de matrozen gaan van boord om het schateiland te onderzoeken. De matrozen zien een plek met veel
schatten en mooie dingen. De matrozen moeten proberen de schatten mee terug te nemen naar het schip.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•matten / hoepels, minimaal 4
•klein materiaal (tennisballen, blokjes, lintjes,
pylonen, ringen, enzovoort)
opstelling:
•maak 2 groepen van 4
•geef elke groep een eigen mat / hoepel
•leg op de mat / in de hoepel verschillende
kleine materialen (de schatten)
doel van het spel:
•proberen de schatten te stelen van de mat / hoepel zonder getikt te worden door de schatbewaarder
uitleg:
•wijs 1 matroos van de groep aan als schatbewaarder. Laat deze op de eigen mat staan. Hij moet
ervoor zorgen dat de schatten niet van de mat worden gepakt.
•laat de andere matrozen uit de groep proberen om de schatten te stelen door de schatten van de
eigen mat af te pakken
•als de schatbewaarder een matroos aantikt tijdens het stelen van een schat, moet de schat worden
teruggelegd op de mat
•heeft een matroos een schat gestolen dan mag hij het aan de kant neerleggen
•zorg ervoor dat de matrozen genoeg ruimte hebben om rondom de mat te lopen
variatie:
•begin met weinig materialen, en voeg steeds meer materialen toe
45
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
7. Levend kwartet (sluit aan op vorige activiteit)
VERHAALLIJN De matrozen weten nu hoe ze de schatten moeten stelen. Maar er blijken van elke schat 4 dezelfde te zijn. De kapitein vertelt dat de schatten met zijn 4-en bij elkaar (een kwartet) veel waard zijn. De matrozen
moeten proberen een kwartet bij elkaar te stelen van dezelfde voorwerpen.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 12
materiaal:
•matten / hoepels (minimaal 4)
•klein materiaal, van elk 4 (tennisballen, blokjes, lintjes, pylonen, enzovoort)
•afzetlint of krijt
opstelling:
•maak 3 groepen van 4
•geef elke groep een eigen mat / hoepel
•leg op elke mat verschillende voorwerpen,
van elk soort 1
doel van het spel:
•proberen om samen met de groep een kwartet te stelen
uitleg:
•wijs 1 matroos van de groep aan als schatbewaarder. Laat deze op de mat staan. Hij moet
ervoor zorgen dat de schatten niet van de
mat worden gepakt.
•laat de groep met elkaar afspreken welk voorwerp ze bij de andere groep gaan stelen
•laat de matrozen bij de andere groepjes proberen voorwerpen te stelen
•als een voorwerp is gestolen van een andere groep moet het op de eigen mat worden neergelegd
•als de groep een kwartet heeft, wordt het kwartet uit het spel gehaald en is van de groep die het
heeft gestolen
•de schatbewaarder mag vanaf zijn eigen mat matrozen van de andere groep proberen te tikken
•als de schatbewaarder spelers aantikt tijdens het stelen van een schat moet de schat worden teruggelegd
•is een matroos getikt door de schatbewaarder, ook al steelt die niet, dan moet hij eerst bij een
andere groep proberen iets te stelen voordat hij het weer mag proberen bij dezelfde groep
46
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
8.Commando pinkelen
VERHAALLIJN De matrozen zijn heel snel geworden in het vorige spel. Maar hun reactievermogen is nog niet
getest. De kapitein heeft een spel bedacht waarmee hij dit kan testen.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
Opdrachten:
materiaal:
Hoog = armen hoog
•geen
Zij = armen zijwaarts
opstelling:
Voor = armen voor
•kringopstelling
Pinkelen = op de plaats dribbelen
doel van het spel:
Spreid = staan met benen gespreid
•luisteren naar de kapitein (spelleider) en de
opdracht juist uitvoeren
uitleg:
•de kapitein heeft opdrachten voor verschillende bewegingen (zie kader)
•noem als kapitein 1 van de opdrachten en doe deze voor. De matrozen moeten de opdracht zo snel
en zo nauwkeurig mogelijk opvolgen.
variatie:
•de kapitein kan de kinderen misleiden door andere bewegingen uit te voeren dan de opdracht die hij
geeft. De kinderen moeten uitvoeren wat de kapitein zegt, niet wat hij doet.
•de kinderen mogen alleen reageren als de kapitein het woord ‘commando’ voor de opdracht zegt. Bij
bijvoorbeeld ‘commando hoog’ moeten de kinderen de opdracht uitvoeren. Bij alleen ‘hoog’ mogen
ze niet reageren.
•welke kinderen doen het heel lang goed?
VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen gaan weer aan boord om verder te varen op zoek naar het volgende
eiland. Dit doen ze in spelvorm. De kapitein loopt voorop met de matrozen achter zich aan, ze zingen een lied over
varen (zie activiteit 4).
47
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
9. Ik zie een spook
VERHAALLIJN Na een tijdje varen ziet één van de matrozen een eiland. LAND IN ZICHT! Het schip komt aan op
spokeneiland. De kapitein en matrozen gaan heel voorzichtig van boord.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•geen
opstelling:
•halve cirkel, in een rij naast elkaar
doel van het spel:
•elkaar vertellen dat er een spook is
uitleg:
•de kapitein begint en zegt tegen degene die
naast hem staat ‘ik zie een spook’
•de ander vraagt ‘waar’?, waarop de kapitein
antwoord ‘daar’ en met zijn rechter arm naar
voren wijst
•degene die naast de kapitein staat, doet en
zegt hetzelfde tegen degene die naast hem
staat. Ga zo de hele rij af.
•de laatste matroos zegt tegen de kapitein ‘ik
zie een spook’
•de kapitein neemt het weer over, begint
opnieuw en wijst nu met zijn linker arm naar
voren. Ga zo weer de hele rij af.
•Als laatste beweging gaat de kapitein op de hurken zitten. Weer wordt de hele rij afgegaan.
•als iedereen op de hurken zit, zegt de kapitein weer ‘ik zie een spook’. De ander vraagt ‘waar’? Als
de kapitein antwoordt ‘daar’, dan laat hij zich vallen tegen degene die naast hem zit. Als het goed
gaat, valt de hele rij als dominostenen om.
SPELTIP Laat telkens iemand anders de kapitein spelen, want iedereen vindt het leuk om de
groep om te duwen.
48
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
10. Blindemannetje
VERHAALLIJN Op het spokeneiland is het erg donker. De matrozen moeten proberen hun weg te vinden op het
donkere eiland.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•4 blinddoeken / theedoeken
•eventueel klein materiaal (tennisballen, blokjes, lintjes, pylonen, enzovoort)
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•vertrouwen op de partner als je in het donker
loopt
uitleg:
•blinddoek 1 matroos van het 2-tal en laat de ander leiden door de geblinddoekte matroos vast te
pakken
•laat de 2-tallen vrij in de ruimte rond lopen
•na een poosje wordt gewisseld
variatie:
•laat de kinderen verschillende materialen en voorwerpen voelen en herkennen
•laat meerdere kinderen geblinddoekt lopen met 1 leider
SPELTIP De kinderen moeten elkaar kunnen vertrouwen. Het is dus niet erg als er vriendjes bij
elkaar gaan staan.
VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen gaan weer aan boord om verder te varen op zoek naar het volgende
eiland. Dit doen ze in spelvorm. De kapitein loopt voorop met de matrozen achter zich aan, ze zingen een lied over
varen (zie activiteit 4).
49
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
11. Schipper mag ik over varen
VERHAALLIJN Als de matrozen weer aan boord zijn gegaan, komen ze onderweg een ander schip tegen. Dit
schip wil de matrozen niet zomaar langs laten gaan. De matrozen moeten eerst een opdracht uitvoeren.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
Lied:
•krijt
Schipper mag ik over varen ja of nee?
opstelling:
Moet ik dan nog geld betalen ja of nee?
•maak een lijn en trek aan de overkant ook
Schipper: ja
een lijn
Kinderen: hoe?
•plaats de kinderen in een rij naast elkaar achSchipper: zoals ik dat doe!
ter de lijn
doel van het spel:
•naar de overkant proberen te komen zonder getikt te worden
uitleg:
•de schipper (spelleider) staat voor de groep
•laat de matrozen het lied ‘schipper mag ik overvaren’ zingen
•als de schipper ‘nee’ antwoordt op de vraag mogen alle matrozen naar de overkant lopen
•als de schipper ‘ja’ antwoordt, vraagt de groep ‘hoe’?
•de schipper antwoordt ‘zoals ik dat doe’
•doe als schipper voor met welke beweging alle matrozen naar de overkant moeten gaan. Als de
matrozen op die manier naar de overkant gaan, mag de schipper proberen om matrozen te tikken.
•de schipper moet ook met dezelfde beweging proberen te tikken
•wie getikt is, gaat bij de schipper staan en wordt ook schipper
TIP Zorg voor een opbouw in dit spel: laat eerst alleen overlopen. Laat dan overlopen zoals de schipper aangeeft, maar zonder tikken. Speel later met een tikker.
50
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
12. Lopen als een……
doelgroep:
•4-8 jaar
VERHAALLIJN De matrozen zijn het andere schip
aantal kinderen:
gepasseerd. Ze varen weer verder. Opeens ziet een
•minimaal 4
matroos een eiland. LAND IN ZICHT! De kapitein en de
materiaal:
matrozen gaan aan land op diereneiland. Op het eiland
•geen
komen ze verschillende dieren tegen.
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•lopen zoals de dieren lopen
uitleg:
•de kapitein vraagt ‘wie weet hoe een tijger loopt?’
•de matrozen laten het zien door te lopen als een tijger
•laat verschillende dieren uitbeelden
•laat de matrozen zelf ook dieren verzinnen
13. Alle vogels vliegen
VERHAALLIJN De matrozen hebben allerlei dieren gezien. Sommige dieren kunnen vliegen en andere weer niet.
De kapitein wil wel eens zien of de matrozen weten welke dieren kunnen vliegen.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•geen
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•alleen met de armen vliegen als een dier
wordt genoemd dat kan vliegen
uitleg:
•zeg als kapitein ‘alle vogels vliegen’ waarop
alle matrozen met hun armen zwaaien alsof ze vliegen
•zeg daarna ‘alle –ander dier- vliegen’. De matrozen mogen alleen vliegbewegingen maken als het
dier dat genoemd wordt, kan vliegen. Als het dier niet kan vliegen moeten de armen stil hangen
langs het lichaam.
variatie:
•de spelleider kan de kinderen misleiden door vliegbewegingen te maken als het dier niet kan vliegen
•gebruik andere bewegingsvormen zoals sluipen of springen
•laat de kinderen een dier bedenken
VERHAALLIJN De kapitein en zijn matrozen gaan weer aan boord om verder te varen op zoek naar het volgende
eiland. Dit doen ze in spelvorm. De kapitein loopt voorop met de matrozen achter zich aan, ze zingen een lied over
varen (zie activiteit 4).
51
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
14. Letter estafette
VERHAALLIJN De matrozen zijn weer aan boord gegaan en varen rustig verder. Na enige tijd komt er een eiland
in zicht. LAND IN ZICHT! Het schip komt aan bij lettereiland. Er moeten voldoende matrozen op het schip zijn die
kunnen lezen, anders kunnen ze niet al het werk uitvoeren. Op lettereiland moeten de matrozen woorden leren
maken.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•2 pylonen
•alle letters van het woord matroos, apart op
een vel papier
•een kaart met de woorden die je kunt maken
met het woord matroos (zie Deel 4: Bijlage 4.
Letterestafette matroos)
•krijt
opstelling:
•maak 2 groepen
•zet de groepen bij een pylon aan de ene kant van de ruimte
•trek aan de andere kant van de ruimte een lijn
•geef elk kind 1 of meerdere letter(s) van het woord matroos
doel van het spel:
•aan de overkant van de ruimte het woord vormen dat de kapitein roept
uitleg:
•roep als kapitein een woord van de kaart met de woorden die je kunt maken met het woord
matroos
•laat de matrozen die de letters van dat woord in hun handen hebben zo snel mogelijk naar de lijn
rennen en daar het woord vormen in de goede volgorde met de letters voor de buik
•na goedkeuring van de kapitein mag iedereen weer terug naar zijn plaats en roept de kapitein een
volgend woord
SPELTIP De jongste kinderen kunnen vaak nog niet (goed) lezen. Geef de oudere kinderen de
opdracht de jongere kinderen te helpen.
VERHAALLIJN De matrozen hebben ontzettend goed hun best gedaan. Ze hebben een matrozendiploma verdiend! Sluit het thema af door de matrozen te feliciteren met het behalen van hun matrozen diploma (zie Deel 4:
Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover).
52
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
4.2 Piraten en zeerovers (leeftijd 8-12 jaar)
In dit thema worden (bekende) beweegspelen uitgevoerd binnen het thema: zeerovers en piraten. Het
verhaal gaat over twee groepen die tegen elkaar strijden, de piraten en de zeerovers.
Dit thema kun je spelen met een grote groep kinderen. Maak dan 4 (of meer) groepen. Bijvoorbeeld: een
groep rode piraten, een groep groene piraten, een groep rode zeerovers en een groep groene zeerovers. De
groepen zeerovers en piraten strijden tegen elkaar in een thematisch spel, in 4 verschillende groepen.
Activiteiten
1. Indeling groepen
VERHAALLIJN Er zijn piraten en zeerovers, maar wie is wie?
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•4 kaarten met het woord piraat en 4 kaarten
met het woord zeerover (zie Deel 4: Bijlage 6.
Indelingskaarten piraat/zeerover)
opstelling:
•rij naast elkaar
doel van het spel:
•indelen van de groepen zeerovers en piraten
uitleg:
•deel kaartjes uit met hierop de woorden piraat
en zeerover
•laat de kinderen met dezelfde kaartjes elkaar
op zoeken
variatie:
•om meerdere groepen te vormen, kan gewerkt
worden met verschillende kleuren. Kaartjes
met piraat in het rood geschreven en piraat in
het groen geschreven. Hetzelfde doe je voor
de zeerovers.
TIP Voor meer ideeën voor het indelen van groepen op een speelse manier, zie Deel 3: 1. Speels
indelen van groepjes.
53
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
2. Verzin een yell en maak een vlag
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
materiaal:
•4 vellen papier (A4)
•2 scharen
•2 lijmpotten
•2 rollen plakband
•meerdere viltstiften
•meerdere kleurpotloden
opstelling:
•kinderen in hun groepen bij elkaar
doel van het spel:
•groepen herkenbaar maken
uitleg:
•laat elke groep een eigen naam bedenken
•geef elke groep 1 of 2 vel(len) A4-papier om
een vlag te maken die betrekking heeft op de
naam van hun groep
•laat elke groep een yell verzinnen
•laat de groepen om de beurt hun vlag tonen en
VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten
zich van elkaar onderscheiden om tegen elkaar te kunnen strijden. De groepen maken een vlag en een yell.
hun yell horen
3. Ontcijfer de code
VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten een estafette spelen waarin een opdracht zit. Ze gaan proberen de andere groep te verslaan met het ontcijferen van een code.
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
materiaal:
•4 pylonen
•aluminiumfolie: 26 zilverklompjes met gedeeltes van de code erin
•code en codesleutel (zie Deel 4: bijlage 8. Geheime code piratenspel)
opstelling:
•basisestafette opstelling
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun eigen pylon
•geef elk kind van de groep een nummer
doel van het spel:
•zo snel mogelijk ontcijferen van een code
uitleg:
•op teken van de spelleider rennen de nummers 1 naar de pylon aan de overkant, pakken daar een
zilverklompje en rennen terug naar de groep, rennen achter hun groep langs en tikken de nummer
2 aan
•nummer 2 rent naar de overkant enzovoort, net zo lang totdat alle zilverklompjes zijn opgehaald
•in elk zilverklompje zit een papiertje verborgen met een gedeelte van een te ontcijferen code
• nadat het laatste zilverklompje is opgehaald mag de ontcijfercode worden opgehaald bij de spelleider
•laat de piraten en zeerovers hun code ontcijferen
•welke groep is als eerste klaar?
54
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
4.Het schaduw spel
VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten elkaar goed kunnen schaduwen. Hierin worden ze getraind in
het volgende spel.
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
materiaal:
•4 pylonen
opstelling:
•zet 4 pylonen in een vierkant, neem zoveel
mogelijk ruimte
•zet de groepen diagonaal tegen over elkaar
bij een pylon (aan beide kanten van de groepen is dus steeds 1 pylon vrij)
doel van het spel:
•schaduwen van de tegenstander
uitleg:
•oefen het spel. De spelleider roept een cijfer, bijvoorbeeld 3, waarna door elke groep, met de klok
mee, 3 pylonen wordt opgeschoven. Roep verschillende cijfers. Er mag ook -2 gezegd worden. Dit
betekent 2 pylonen terug (dus tegen de klok in).
•speel het spel. De piraten zijn de leiders. De zeerovers moeten nadoen wat de piraten doen. Lopen
de piraten 3 pylonen verder, dan moeten de zeerovers dat ook doen.
•wissel na een paar keer van rol
variatie:
•in plaats van lopen mogen ook andere vormen van bewegen worden gebruikt
•de groepen moeten precies tegelijkertijd bij de pylon zijn
5. Help, we liggen onder vuur
doelgroep:
VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers zijn in
•8-12 jaar
gevecht en vallen elkaar aan. Ze moeten zich tegen
aantal kinderen:
elkaar verdedigen.
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
materiaal:
•1 foambal
opstelling:
•piraten: kringopstelling
•zeerovers: in een rij achter elkaar, met de
handen op elkaars schouders, in het midden
van de kring
doel van het spel:
•de eigen groep verdedigen tegen een aanval
van buitenaf
uitleg:
•geef de piraten een kanonskogel (foambal) en
laat hun proberen de achterste van de rij zeerovers af te gooien op de rug
•de zeerovers proberen dit te voorkomen door snel rond te draaien en daardoor de kanonskogel te
ontwijken
•is de achterste zeerover geraakt, dan komt deze vooraan te staan
•speel het spel totdat alle zeerovers 1 keer zijn geraakt
•wissel de groepen. Welke groep is het snelst af?
55
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
6.Het grote zeerovers en piraten ren je rot
VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers moeten een test doen. Ze gaan vragen beantwoorden over piraten en
zeerovers.
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
materiaal:
•ren je rot vragen met de antwoorden, (zie
Deel 4: Bijlage 7. Zeerovers en piraten ren je
rot)
•kaarten voor vak JA, vak NEE, vak PUT
•goudklompjes (knijpers)
opstelling:
•zet de groepen achter een lijn in de ruimte
•leg aan de overkant van de ruimte aan de linkerkant een kaart met JA
•leg aan de overkant van de ruimte aan de rechterkant een kaart met NEE
•leg aan de zijkant van de ruimte een kaart met PUT
doel van het spel:
•vragen beantwoorden door in het juiste vak te gaan staan
uitleg:
•de spelleider stelt de zeerovers en piraten een vraag. In de tijd dat de spelleider zegt ‘ren je rot’,
rennen de zeerovers en piraten naar het vak met volgens hen het juiste antwoord
•de zeerovers en piraten die het antwoord goed hebben mogen een goudklompje (knijper) ophalen
bij de spelleider
•degenen die het antwoord fout hebben moeten 1 vraag overslaan in de put
•welke piraat of zeerover heeft de meeste goudklompjes verzameld en welke groep heeft uiteindelijk
gewonnen?
TIP Dit spel kun je ook spelen met jongere kinderen. Stel dan eenvoudige vragen, eventueel binnen
een ander thema of als losse activiteit.
56
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
7. De gouden staart stelen
VERHAALLIJN De piraten en de zeerovers weten van elkaar dat ze gouden linten in bezit hebben. De groepen
proberen elkaars gouden lint te bemachtigen.
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
materiaal:
•lintjes, minimaal 16
•1 fluitje
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•gouden linten van de andere groep stelen
uitleg:
•geef alle zeerovers en piraten een gouden lint, die ze in hun kleding stoppen alsof ze een staart
hebben. Het gouden lint moet zichtbaar zijn en lang genoeg om te kunnen pakken. Het gouden lint
mag niet vastzitten aan de kleding.
•op teken van de spelleider mag iedereen een lint gaan stelen door aan de linten van de andere
groep te trekken
•iedereen moet proberen zoveel mogelijk linten te stelen
•de gestolen linten moeten in de hand vastgehouden worden, maar er moet altijd een lint aan de
kleding hangen. Wordt het eigen lint gestolen dan moet een lint uit de hand aan de broek worden
vastgemaakt. Heeft het kind geen lint in de hand, dan kan het een nieuw lint halen bij de spelleider.
variatie:
•speel het spel eerst met 1 ‘steler’. De rest van de groep mag niet stelen. Speel daarna met meerdere
‘stelers’, en tot slot gaat iedereen stelen.
57
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
8.Het uitbeeldspel
VERHAALLIJN Het is belangrijk dat de zeerovers en piraten elkaar met weinig woorden goed begrijpen. Daarom
gaan ze voor hun eigen groep woorden uitbeelden. Welk groep is sneller klaar?
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
SPELTIP Laat de groepen tegenover•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
gesteld rennen, de piraten van A naar B
materiaal:
en de zeerovers van B naar A. Zo horen
•kaartjes met woorden die moeten worden uitde groepen elkaar niet tijdens het raden van
gebeeld in 2-voud (zie Deel 4: Bijlage 9. Kaartjes
wat wordt uitgebeeld.
uitbeeldspel zeerovers en piraten)
•4 pylonen
opstelling:
•basisestafette opstelling
•plaats bij iedere groep 1 pylon vóór de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun eigen pylon
•geef elk kind van de groep een nummer
•leg aan de andere kant van de ruimte bij de pylon de uitbeeldkaartjes, voor elke groep eigen kaartjes
doel van het spel:
•uitbeelden van de woorden op de kaartjes
uitleg:
•op teken van de spelleider rennen de nummers 1 naar de pylon aan de overkant, pakken een kaartje,
kijken naar het woord, leggen het kaartje opzij (niet op de stapel), rennen terug naar de groep en
gaan voor de groep staan
•nummer 1 probeert uit te beelden wat op het kaartje staat. Er mag niet worden gepraat.
•de andere groepsleden proberen te raden wat wordt uitgebeeld. Doe dit zachtjes, want de andere
partij heeft dezelfde kaartjes.
•bij een goed antwoord rent nummer 2 naar de overkant, enzovoort
•als alle woorden zijn geraden, gaat de hele groep op de grond zitten en juichen
•welke groep is het eerste klaar?
58
Deel 2: Thema 4: Thematisch werken
9. Op zoek naar de schat
VERHAALLIJN De zeerovers en piraten weten dat ergens een schat ligt verborgen. Maar waar? Ze gaan op zoek.
doelgroep:
•8-12 jaar
TIP Bij de bovenbouw leeftijd kun je
aantal kinderen:
de score per groep per spel bijhouden
•minimaal 8 (4 piraten, 4 zeerovers)
op een flap-over. Aan het eind van de activimateriaal:
teiten wordt gekeken welke groep de meeste
•10 pylonen
spelen heeft gewonnen.
•8 schatten (tennisballen)
•2 blinddoeken (theedoeken)
opstelling:
•2 groepen
•maak een parcours met pylonen, voor iedere
groep een eigen parcours
•leg aan het eind van het parcours de 4 tennisballen (de schat)
doel van het spel:
•geblinddoekt op zoek gaan naar een schat
uitleg:
•doe uit elke groep 1 piraat en 1 zeerover een
blinddoek om
•draai deze piraat en zeerover een paar maal
in het rond
•laat de geblinddoekte piraat en zeerover een
parcours lopen op zoek naar de schat
•de andere kinderen uit de eigen groep mogen
de geblinddoekte piraat en zeerover helpen,
maar mogen hun niet aanraken. Ze mogen wel
praten.
•alle kinderen krijgen een beurt
•welke groep heeft het snelst alle schatten
gevonden?
variatie:
•er mag alleen gepraat worden met behulp van de windstreken: noord = rechtdoor, oost = rechts,
zuid = achteruit en west = links
SPELTIP Zorg ervoor dat de kinderen serieus blijven. Als er niet goed wordt geleid kan een kind
ergens tegenaan lopen. Let dus altijd goed op de veiligheid.
VERHAALLIJN De piraten en zeerovers hebben ontzettend goed hun best gedaan. Ze hebben door het uitvoeren
van deze moeilijke opdrachten een diploma verdiend!
Sluit het thema af door de piraten en zeerovers te feliciteren met het behalen van hun diploma en reik
de diploma’s uit (zie Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover).
59
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
Thema 5 Buiten spelen
In elk jaargetijde is het heerlijk om met de kinderen buiten te spelen. Buiten kunnen kinderen zich uitleven en lekker rennen. Buiten spelen biedt andere beweegmogelijkheden dan binnen. Je speelt andere
beweegspelen en je kunt andere beweegvormen aanbieden. Buiten spelen is goed en leuk.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema ken je verschillende beweegspelen voor buiten en kun je in korte tijd leuke
en uitdagende activiteiten uitvoeren als je met de kinderen buiten bent. Ook kun je op verschillende
manieren speurtochten uitzetten, afgestemd op de leeftijd van de kinderen.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• BRES Spelenboek, 2003: Nog meer ideeën voor spelen in het bos, pagina 271 ev.
• BRES Spelenboek, 2003: Tochten, pagina 222 ev.
• BRES Spelenboek, 2003: Speedplay, pagina 201 en 202
Aan de orde komen
• Spannende beweegspelen buiten
• Speurtochten
Benodigd materiaal
• Verschillende kleuren viltstiften
• Fluitje
• Stopwatch
• Bounce ball set
• Pylonen
• 2 setjes speelkaarten
60
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
5.1 Spannende beweegspelen buiten
Het is handig om verschillende spelen voor buiten te kennen die in korte tijd kunnen worden opgezet
en uitgevoerd. Spelen die voor spanning en plezier zorgen. Spelen die mét of zonder materiaal worden
gespeeld, waarbij iedereen kan meedoen en waarbij je gebruik maakt van de ruimte om je heen. De spelen kunnen worden gespeeld in een wijk, op een plein, in een park of bos.
Activiteiten
1. Stippenspel
doelgroep:
•7-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 12
materiaal:
•6 verschillende kleuren viltstiften
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•zoveel mogelijk verschillende kleuren stippen
verzamelen
uitleg:
•geef ongeveer 6 kinderen ieder een andere
gekleurde stift en laat deze kinderen zich verstoppen voor de rest van de groep
•laat de overige kinderen de kinderen met de stiften gaan zoeken
•zodra een kind iemand met een stift gevonden heeft, krijgt het van diegene een stip op de hand
•de kinderen die zoeken, moeten proberen om alle 6 kleuren stippen te krijgen door de 6 kinderen te
zoeken
•de kinderen die verstopt zitten, mogen maar een beperkt aantal stippen zetten (minder dan dat er
kinderen zijn)
•als een kind ergens komt waar alle stippen al zijn uitgedeeld, heeft het pech en krijgt hij geen stip
meer
•zodra het aantal stippen van de kinderen die verstopt zitten bereikt is, komen ze terug naar de verzamelplaats
•welk kind heeft alle (of de meeste) kleuren stippen op zijn hand?
SPELTIP Pas het aantal verstoppers met stiften aan, aan de grootte van de groep. Hoe meer kinderen gaan zoeken hoe meer stippen er mogen worden uitgedeeld en hoe meer verstoppers er zijn.
61
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
2.Zoek je partner
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•je partner zoeken
uitleg:
•maak 2-tallen en spreek af wie nummer 1 en
wie nummer 2 is
•de nummers 1 gaan zich verstoppen en blijven zitten op de plaats waar ze zich verstopt
hebben
•de nummers 2 gaan zoeken
•wissel van rol
variatie:
•nummer 1 mag zich verplaatsen terwijl nummer 2 zoekt
•wijs een buutplaats aan. Nummer 1 mag zich
verplaatsen naar de buutplaats. Als hij de buutplaats weet te bereiken zonder gezien te worden is
hij vrij.
3. Roep je partner
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•je partner zoeken door zijn naam te roepen
uitleg:
•maak 2-tallen en spreek af wie nummer 1 en
nummer 2 is
•de nummers 1 gaan zich verstoppen en blijven zitten op de plaats waar ze zich verstopt
hebben
•de nummers 2 gaan zoeken en mogen de
naam van nummer 1 roepen
•nummer 1 roept de naam van nummer 2
terug
•alle kinderen roepen door elkaar, dus er moet
goed geluisterd worden
62
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
4.Besluip je partner
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•je partner zoeken door naar elkaar toe te sluipen
uitleg:
•maak 2-tallen en spreek af wie nummer 1 en nummer 2 is
•de nummers 1 gaan zich verstoppen aan de ene kant van het veld, de nummers 2 aan de andere
kant
•nummer 1 zoekt nummer 2 en andersom door elkaar te besluipen
•als je je partner ziet roep je heel hard zijn naam
•wie ziet wie het eerst?
5. Luisteren naar de geluiden
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 3
materiaal:
•stopwatch
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•luisteren hoeveel geluiden je kunt horen
uitleg:
•laat de kinderen hun ogen dicht doen
•laat de kinderen 1 minuut luisteren naar de geluiden die er zijn
•bespreek na 1 minuut hoeveel geluiden de kinderen gehoord hebben en welke geluiden dit waren
SPELTIP Dit spel kun je gebruiken als rustspel tussen actievere vormen in of als afsluiting na wat
drukkere activiteiten. Het spel is erg leuk om in een bos te spelen omdat daar veel verschillende
geluiden te horen zijn.
63
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
6.Bounce ball
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
SPELTIP Speel met zo weinig moge•minimaal 6
lijk regels. Laat het spel vrij verlopen
materiaal:
en grijp alleen in als er gevaarlijk spel
•1 bounce ball set
ontstaat.
•4 pylonen
opstelling:
•maak 2 groepen
•maak 2 doelen in de ruimte
•geef elk team een doel om te verdedigen
doel van het spel:
•scoren bij de tegenstander met de bal
uitleg:
•laat elk team zoveel mogelijk goals maken en zoveel mogelijk tegengoals voorkomen
•speel met een zachte bal
•de sticks moeten laag bij de grond blijven.
variatie:
•er mag gescoord worden via zowel de voor- als de achterkant van het doel
64
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
7. Bosjassen
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
Rangorde:
•minimaal 8
van hoog naar laag: joker, aas, heer, vrouw,
materiaal:
boer, 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2. De 2 verslaat
•1 set spelkaarten, gesplitst in rood en zwart
de joker.
opstelling:
•maak 2 groepen
•van elke groep is 1 kind de ‘post’
•geef de ‘post’ van elke groep een stapel rode
of zwarte kaarten
•laat de groepen allebei een andere kant op
gaan en een plek zoeken voor hun eigen
‘post’
doel van het spel:
•met de eigen groep zoveel mogelijk kaarten
bemachtigen door kinderen van de andere
groep te tikken
uitleg:
•laat de post elk kind uit de eigen groep
1 kaart geven
•laat elke groep de tegenpartij zoeken en proberen deze te tikken
•als een kind getikt is, laten de kinderen elkaar
hun kaart zien. Wie de hoogste kaart heeft,
heeft gewonnen en krijgt de kaart van de
ander erbij.
•een kind dat geen kaart meer heeft, haalt
een nieuwe kaart bij zijn eigen ‘post’
•een kind dat een kaart heeft gewonnen, moet
eerst een kaart inleveren bij de eigen post. Er mag niet met meerdere kaarten worden gelopen.
•probeer zoveel mogelijk kaarten van de tegenpartij te verzamelen
variatie:
•maak het makkelijker door alleen de cijfers 2 tot en met 10 te gebruiken
•maak voor de jongste kinderen gebruik van dierenkaarten: leeuw, olifant en muis. De olifant is bang
voor de muis, de muis is bang voor de leeuw en de leeuw is bang voor de olifant.
SPELTIP Dit spel is leuk om te spelen in een groot gebied waarvan een gedeelte is afgezet en
waar naar de tegenpartij gezocht moet worden, bijvoorbeeld in een bos.
65
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
5.2 Speurtochten
Bij een speurtocht speuren kinderen in groepjes naar een spoor. Het accent ligt op het volgen van het
spoor. De kinderen verplaatsen zich via een vooraf bepaalde en aangegeven route. Een speurtocht kan
opdrachten bevatten die onderweg moeten worden uitgevoerd. Speurtochten zijn geschikt voor verschillende leeftijden. De jongste kinderen vinden alleen het volgen van een spoor al spannend, terwijl kinderen in de bovenbouw leeftijd het leuk vinden met opdrachten te werken.
Een speurtocht kan worden uitgezet van punt A naar B
of bij hetzelfde punt beginnen en eindigen. Het uitzetten van het spoor kan op verschillende manieren. Op de
plek zelf, bijvoorbeeld met pijlen op de grond. Maar ook kan gebruik worden gemaakt van kaarten, plattegronden, beschrijvingen of andere materialen die duidelijk maken welke kant het spoor op gaat. Een tocht
organiseren is uitdagend, spannend en leerzaam. Wel vraagt het organiseren ervan veel voorbereiding. Het
kost tijd om een goede, duidelijke route te zoeken, deze te noteren en er opdrachten bij te bedenken. Op
de volgende pagina’s staan verschillende manieren om een tocht uit te zetten.
In het BRES Spelenboek wordt uitgebreid ingegaan op de voorbereiding, het organiseren en uitzetten
van speurtochten. Op de volgende pagina’s staan enkele voorbeelden van speurtochten opgenomen, die
ook zijn beschreven in het BRES Spelenboek.
66
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
Mogelijkheden voor speurtochten
• Natuurspoor
Zet een speurtocht uit met voorwerpen uit de
natuur, zoals dennenappels, veren, takken of
eikels. Het natuurspoor geeft de richting aan waar
de kinderen naar toe moeten. Je moet wel zeker
weten dat de voorwerpen blijven liggen, anders is
de kans groot dat de kinderen de verkeerde richting uit gaan of niet meer weten waar ze heen
moeten.
• Draadje om boom tocht
Maak een speurtocht door met een draadje aan
boomtakken de richting aan te geven. De kinderen
moeten de bomen volgen waar een draadje aan
zit. Vul de tocht aan met opdrachten, bijvoorbeeld
tel - bij de vijfde boom met draadje - met elkaar
hardop tot 100.
• De rebus tocht
Maak rebussen waarbij de oplossing de richting
aangeeft waarin de kinderen moeten lopen. De
speurtocht begint met het ontcijferen van een
rebus. Tijdens de tocht, bij een kruispunt waar een verandering is, moeten de kinderen steeds weer een
rebus oplossen.
• Klokkentocht
Maak klokken waarbij de wijzers aangeven welke richting de speurtocht op gaat. De klokken kunnen
worden meegegeven in een boekje of onderweg worden opgehangen. De klok staat op 12.00 uur =
rechtdoor. De klok staat op 14.45 uur = linksaf. De klok staat op 15.15 uur = rechtsaf. Je kunt met andere
tijden, andere richtingen aangeven.
• Symbolentocht
Een symbolentocht is een tocht op papier. Bepaalde tekens of symbolen geven de richting aan. Elke keer
dat van richting veranderd kan worden, moet op papier gekeken worden welk symbool er voor dat kruispunt staat aangegeven. Geef de symbolen in een boekje mee aan de groep(en). Bijvoorbeeld voetbal =
rechtdoor, fluitje = links, vlag = rechts. Je kunt nog meer voorwerpen, dus richtingen, opnemen.
Een symbolentocht kun je koppelen aan een thema. Je kunt ieder thema nemen en de voorwerpen die
in het thema passen koppelen aan een richting. Denk bijvoorbeeld eens aan een EK of WK voetbal, een
muzieknotentocht, of een verkeersbordentocht.
• Kralentocht
Maak een ketting met kralen, waarbij de kleuren van de kralen de richting aangeven. Het begin en het
einde moeten duidelijk zijn aangegeven in de ketting door middel van bijvoorbeeld een knoop of lintje.
Elke kleur kraal heeft zijn eigen richting. Bijvoorbeeld blauw = rechtdoor, rood = rechts en geel = links.
• Overtrekkaart tocht
Geef op overtrekpapier aan welke route moet worden gelopen. De route is gemaakt door op een plattegrond van het gebied waar de tocht gelopen gaat worden, overtrekpapier te leggen en de route op
dit overtrekpapier te tekenen. De groep moet het overtrekpapier op de plattegrond leggen en er achter
komen welke route ze moet lopen.
67
Deel 2: Thema 5: Buiten spelen
• Kruispuntentocht
• Bolletje-pijltje tocht
• Strippenkaarttocht
Teken alle kruispunten die je
tegenkomt in de route op papier,
met de kruispunten op volgorde
achter elkaar. In elk kruispunt
geef je met een pijl aan welke
richting de kinderen op moeten.
Maak een boekje waarin op volgorde de kruispunten weergegeven zijn aan de hand van bolletjes en pijltjes. Het bolletje geeft
aan waar je vandaan komt, het
pijltje geeft aan waar je naar toe
moet. Alle wegen of paden zijn
teruggebracht tot lijnen. Bij elk
kruispunt moeten de kinderen
kijken wat in het boekje staat.
Deze weergave van een tocht
lijkt op een strippenkaart. De
tocht is alleen te lopen als de
kinderen er van tevoren mee
geoefend hebben. De tocht is
voornamelijk te gebruiken bij de
bovenbouw leeftijd. De route
wordt weergegeven door een
verticale rechte lijn. De start is
onderaan. Bij elk kruispunt stellen de kinderen de vraag: als
ik naar het kruispunt kijk, op
de weg waar ik nu sta, hoeveel
wegen tel ik dan links van de weg
waar ik sta, en hoeveel wegen
tel ik rechts van de weg waar ik
nu sta? De dwarsstreepjes op de
verticale lijn geven de wegen of
paden aan op het kruispunt die
NIET ingeslagen moeten worden.
Die laat je dus liggen.
Trainer Laat bij voldoende tijd de deel­
nemers een speurtocht uitzetten voor elkaar.
Maak groepjes van 4 en geef opdracht een
korte speurtocht voor te bereiden. De speurtocht wordt door een andere groep gelopen.
Op deze manier kunnen deelnemers leren van
wat goed of juist fout ging.
• Opdrachttocht
Bij opdrachttochten lopen kinderen van de ene naar de andere opdracht. De opdrachten kunnen gevarieerd zijn maar je kunt ook kiezen voor opdrachten in dezelfde categorie. De keuze wordt voornamelijk bepaald door de mogelijkheden die de omgeving biedt. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de
opdrachten. De route hoeft dan ook niet moeilijk te zijn. De groepjes mogen niet fout lopen.
68
Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen
Thema 6 Gezelschapsspelen
In gezelschapsspelen staat de speelruimte centraal. In de speelruimte worden allerlei verschillende gezelschapsspelen in groepjes aan tafel uitgevoerd. De groepjes bestaan uit vier tot zes spelers. De activiteiten kun je onder andere gebruiken als programma bij slecht weer. Gezelschapspelen kunnen ook worden
gespeeld als er veel kinderen zijn. Je maakt dan meerdere kleine groepjes die tegelijkertijd spelletjes aan
tafel doen.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema ken je verschillende gezelschapsspelen die je aan tafel in groepjes kunt spelen. Je weet hoe je de groepen van samenstelling en van spel kan laten veranderen door het gebruik van
een vakopschuifsysteem.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• BRES Spelenboek, 2003: Tafelspelen, pagina 68 ev.
• BRES Spelenboek, 2003: Vakopschuifsysteem, pagina 15
Aan de orde komt
• Spelletjes aan tafel
Benodigd materiaal
• Opgerolde krant
• Dobbelstenen
• Een vel papier waar de kinderen hun hand op kunnen leggen
• Speelkaarten
• Pen
• Papier
• Knopen of munten
• Pokerbeker of andere beker
• Bierviltje
• Houten kralen met touwtje eraan
• Plastic bekertjes
69
Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen
6.1 Spelletjes aan tafel
Er zijn vele verschillende spelletjes die aan tafel in groepjes gespeeld kunnen worden. De spelletjes
kunnen uitgevoerd worden met gebruik van slechts enkele kleine materialen. Als er gespeeld wordt met
meerdere groepen, is het leuk om de verschillende spelletjes in verschillende groepssamenstellingen te
spelen. Dit kun je als volgt doen:
• Maak groepjes
• Geef binnen een groepje elk kind een nummer
•Na het eerste spelletje schuiven de kinderen met een even nummer naar de tafel rechts en de kinderen met een oneven nummer naar de tafel links. Op deze manier verander je steeds de samenstelling
van een groep bij een nieuw spel.
Activiteiten
1. Wees op je hoede
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•1 opgerolde krant
•2 dobbelstenen
•papier A4-formaat
opstelling:
•kinderen rond de tafel
doel van het spel:
•zo veel mogelijk punten halen
uitleg:
•leg een papier in A4-formaat op tafel
•laat elk kind hierop 1 hand leggen
•geef 1 kind een opgerolde krant in zijn hand én de dobbelstenen. Dit kind is de werper. De werper
noemt vóór het gooien 2 cijfers, bijvoorbeeld 2 en 4.
•laat de werper de dobbelstenen gooien. Als één van de door hem genoemde cijfers wordt gegooid
(in het voorbeeld 2 of 4), moeten de kinderen hun hand van het A4-tje trekken. De werper moet
proberen de kinderen met de krant op hun handen te tikken, binnen het A4-tje.
•elke geraakte hand levert een punt op voor de werper
•als een kind zijn hand terugtrekt terwijl er geen 2 of 4 wordt gegooid, krijgt de werper ook een
punt
•wissel van werper na 1 keer gooien
•slaat de werper terwijl er geen 2 of 4 wordt gegooid, dan krijgen de andere spelers een punt
•wie heeft de meeste punten?
variatie:
•laat de werper 1 cijfer kiezen in plaats van 2
70
Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen
2. Ezelen
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•1 set speelkaarten
•1 pen
•1 vel papier per kind
•3 knopen of munten, 1 minder dan er kinderen zijn
opstelling:
•kinderen rond de tafel, met ieder een vel papier voor zich
doel van het spel:
•met kaarten een kwartet vormen en proberen niet de ezel te zijn
uitleg:
•geef ieder kind 1 kwartet kaarten: 4 boeren, 4 vrouwen, enzovoort, zodat je weet dat je voldoende
kwartetten hebt om het spel te spelen
•neem als spelleider de kwartetten in, schud de kaarten en deel ze uit aan de kinderen
•leg in het midden van de tafel knopen of munten, één minder dan er kinderen zijn
•vertel de kinderen dat ze een kwartet moeten vormen
•laat de kinderen uit hun eigen kaarten een kaart kiezen die ze niet willen hebben
•op teken van de spelleider worden de kaarten die ze niet willen hebben, met de afbeelding naar
beneden, doorgeschoven naar de linker buurman. Ieder kind krijgt dus een nieuwe kaart van de
rechter buurman.
•als 1 van de kinderen een kwartet heeft, wordt het kwartet op tafel gelegd en mag het kind uit het
midden een knoop pakken. De andere kinderen moeten reageren door ook een knoop uit het midden te pakken.
•het kind dat geen knoop heeft kunnen pakken, krijgt als straf de letter ‘E’ op zijn papier
•herhaal het spel
•als een kind al een ‘E’ op zijn kaart heeft staan, krijgt het de letter ‘Z’, daarna weer een ‘E’ en tot
slot een ‘L’
•wie als eerste het woord ‘EZEL’ op zijn kaart heeft staan, heeft verloren
variatie:
•de kinderen kunnen een opdracht verzinnen voor degene die als eerste het woord ‘EZEL’ op zijn
kaart heeft staan
•het werken met kleine voorwerpen zoals munten of knopen is niet noodzakelijk. Je kunt ook een
vuist op tafel laten leggen, of een duim. Wie het laatst is, krijgt dan één van de letters van het
woord ‘EZEL’.
71
Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen
3. Van 1 tot 15 en weer terug
doelgroep:
•7-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•3 dobbelstenen
•1 pen
•1 vel papier per kind
opstelling:
•kinderen rond de tafel
doel van het spel:
•door te rekenen naar 15 komen en weer terug naar 1
uitleg:
•laat om de beurt gooien met 3 dobbelstenen
•het kind moet proberen met de geworpen ogen door middel van optellen, vermenigvuldigen, aftrekken en delen van 1 tot en met 15 te tellen
•elke dobbelsteen mag maar eenmaal voor hetzelfde getal gebruikt worden
•het is niet noodzakelijk alle drie de dobbelstenen te gebruiken
•wanneer een speler niet ineens tot de 15 komt, dan schrijft hij op tot hoever hij gekomen is en gaat
de volgende beurt met het volgende getal verder. Bij 15 aangekomen tel je terug naar 1. Je moet
twee keer 15 gooien.
•wie is het eerste terug bij 1?
Voorbeeld: Een speler gooit 3, 6 en 4. Kijk hieronder tot hoever hij kan komen.
1 = 4 - 3
2 = 6 - 4
3 = ligt op tafel
4 = ligt op tafel
5 = (3 + 6 = 9) - 4
6 = ligt op tafel
7 = 3 + 4
8 = (6 : 3 = 2) x 4
9 = 6 + 3
10 = 6 + 4
Verder kan deze speler niet komen. Hij schrijft 10 op zijn blaadje.
72
Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen
4. Dag Boer
doelgroep:
•7-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•1 set speelkaarten
opstelling:
•kinderen rond de tafel
doel van het spel:
•zo weinig mogelijk kaarten krijgen
uitleg:
•schud de kaarten en leg ze omgekeerd neer
op de tafel
•draai de eerste kaart om
•is dit het cijfer 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10 dan gebeurt er niets. Is dit 1 van de plaatjes boer, vrouw,
heer, aas of joker dan gebeurt het volgende:
boer = dan zegt de groep ‘dag boer’
vrouw = iedereen slaat met zijn hand op de tafel
heer = iedereen brengt de soldatengroet, saluut
aas = iedereen legt zo snel mogelijk een vuist op tafel
joker = iedereen brengt de carnavalsgroet ‘alaaf’
•het kind dat zich vergist in het teken dat moet worden gemaakt, of dat als laatste reageert, krijgt
alle kaarten die er tot dan toe zijn omgekeerd
•na afloop van het spel, als alle kaarten zijn omgekeerd, telt elk kind hoeveel kaarten hij heeft gekregen. Degene met het minste aantal kaarten is de winnaar!
5. Weg of ik heb je
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•1 dobbelsteen
•1 pokerbeker of andere beker
•1 bierviltje
•4 houten kralen, elk aan een touwtje
opstelling:
•kinderen rond de tafel
doel van het spel:
•zo weinig mogelijk punten krijgen
uitleg:
•geef 1 van de kinderen de (poker)beker met de dobbelsteen erin. De andere kinderen hebben een
houten kraal met een touwtje eraan.
•leg midden op de tafel een bierviltje
•laat de kinderen hun kralen op het bierviltje leggen en het touwtje vasthouden
•het kind met de beker gooit de dobbelsteen met de (poker)beker en tilt de beker op
•ligt er een 1 of een 6, dan zet hij zo snel mogelijk de beker op alle kralen die op het bierviltje liggen
en probeert ze te vangen. De andere kinderen proberen de kralen zo snel mogelijk van het bierviltje
af te trekken.
•ligt er een 2, 3, 4 of 5 boven, dan mag er niet gevangen worden
•om beurten mag ieder kind 3 keer gooien met de dobbelsteen
•wie gevangen wordt, krijgt een strafpunt
•wie heeft de minste punten?
variatie:
•laat de kinderen zelf 2 cijfers kiezen
73
Deel 2: Thema 6: Gezelschapsspelen
6. Geef dat ding eens door
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•12 plastic bekertjes
opstelling:
•kinderen rond de tafel
doel van het spel:
•de bekertjes goed doorgeven zonder fouten te maken
uitleg:
•geef ieder kind een plastic bekertje en zorg dat het op de kop voor zich wordt geplaatst op de
tafel
•het bekertje wordt steeds aan het kind aan de linkerkant doorgegeven op het liedje ‘geef dat ding
eens door’
•je ontvangt steeds een nieuw bekertje van je rechter buurman
•de bekers worden telkens doorgegeven op het woordje ding en door
•bij de laatste regel houden alle kinderen de beker vast op ‘niet, zetten het weer voor zichzelf neer
en geven het weer door op ‘hoor’.
•hierna begint het lied weer van voren af aan
•hoe lang kan de groep het volhouden zonder fouten te maken?
variatie:
• voer het tempo op zodra het lukt om een aantal rondjes foutloos achter elkaar te spelen
•geef het bekertje niet aan de linker, maar aan de rechter buurman door
Geef dat ding eens door,
Geef dat ding eens door,
Geef dat ding eens door,
Maar niet vergissen hoor.
74
Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen
Thema 7 Lijf aan lijf spelen
Lijfelijk contact is waar het bij deze spelvormen om gaat. Kinderen moeten aan elkaar zitten. Houd er
rekening mee dat niet elke groep deze werkvormen aan kan en dat de activiteiten dus niet geschikt zijn
voor iedere groep. Werk je met een nieuwe onbekende groep, laat de lijf aan lijf spelen dan nog even
achterwege en begin er pas mee als je de groep kent en ook de kinderen in de groep elkaar kennen. Bij
lijf aan lijf spelen gaat het niet om winnen of verliezen maar om samenwerken. Je moet elkaar helpen,
steunen en rekening houden met elkaar. Vertrouwen hebben in en respect hebben voor elkaar is de basis
van deze activiteiten. Plezier hebben in de spelen staat voorop, maar de spelen moeten serieus worden
uitgevoerd willen ze kans van slagen hebben.
Bij de lijf aan lijf spelen leg je eerst duidelijk uit wat de bedoeling is van de spelen en wat je van de kinderen verwacht. Als kinderen niet aan alle activiteiten willen deelnemen, laat ze dan ook de vrijheid om
alleen te kijken, dwing kinderen niet mee te doen aan de spelen als ze echt niet willen.
Leerdoelen
Na afronding van dit thema ken je verschillende lijf aan lijf spelen en weet je wanneer en hoe je deze
kunt gebruiken. Je kent en hebt verschillende samenwerkingsspelen ervaren en kunt deze in de praktijk
veilig en verantwoord uitvoeren. Je kent nieuwe spelen waarbij kinderen op elkaar moeten vertrouwen
en je weet met welke groep je deze spelen het best kunt uitvoeren.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• Geen
Benodigd materiaal
• Geen
Aan de orde komen
• Samenwerkingsvormen
• Spelen met vertrouwen
75
Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen
7.1 Samenwerkingsvormen
Bij de volgende activiteiten is het belangrijk dat er goed wordt samengewerkt. De spelen kunnen alleen
slagen als samen wordt nagedacht over hoe de activiteit kan worden uitgevoerd. Laat bij de spelen de
kinderen die elkaar kennen en vertrouwen met elkaar werken. Door in tweetallen te beginnen, krijg je
een vorm van gewenning aan de eigenheid van deze activiteiten. Voordat de kinderen het door hebben,
ben je met de hele groep bezig aan het oplossen van een spel.
Activiteiten
1. Duwbakken
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•wennen aan lijfelijk contact
•samen proberen verschillende bewegingen uit
te voeren
uitleg:
•plaats de 2-tallen met de ruggen tegen elkaar aan en laat ze al leunend tegen elkaar aan door de
ruimte lopen
•laat de 2-tallen met de ruggen tegen elkaar op de grond gaan zitten en opstaan zonder de handen
te gebruiken
•laat 4-tallen met de ruggen tegen elkaar op de grond gaan zitten en opstaan zonder de handen te
gebruiken
•bij meer kinderen, de kinderen in 2 rijen met de ruggen tegen elkaar op de grond laten zitten en
opstaan zonder de handen te gebruiken
2.Tik de knie
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•punten scoren door de knie van de ander te
tikken
uitleg:
•laat de kinderen 1 hand op de rug houden
•de kinderen moeten proberen de knie van hun tegenstander aan te tikken
•als de knie van de tegenstander wordt geraakt heb je een punt
•wissel van 2-tal
variatie:
•probeer een ander lichaamsdeel te tikken, bijvoorbeeld rug of schouder
76
Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen
3. Chinees worstelen
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•de ander uit balans brengen
uitleg:
•plaats elk 2-tal tegenover elkaar met de handen plat tegen elkaar aan
•de voeten staan iets uit elkaar en moeten op
de plaats blijven staan
•probeer elkaar uit balans te krijgen
•wie zijn voet het eerst verplaatst, is af
SPELTIP De kinderen moeten gebruik maken van elkaars gewicht. Er moet niet getrokken en
geduwd worden maar gevoeld worden of je de ander uit balans kunt brengen.
4. De Knoop
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•geen
opstelling:
•kringopstelling met handen los
doel van het spel:
•uit de knoop komen
uitleg:
•laat de kinderen de ogen dicht doen en met
de handen omhoog langzaam naar het midden van de kring lopen
•de kinderen moeten twee handen vinden en deze vast pakken
•als elk kind twee handen vast heeft, mag iedereen zijn ogen open doen
•probeer zonder elkaar los te laten uit de knoop te komen
SPELTIP Het zal niet altijd lukken om uit de knoop te komen. Als het niet lukt maak dan één paar
handen los.
77
Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen
5. Vliegtuig
doelgroep:
•7-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•geen
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•bij elkaar op schoot gaan zitten zonder te vallen
uitleg:
•zet de kinderen in een kring met de schouders tegen elkaar aan
•laat alle kinderen een kwartslag naar links draaien
•laat nog een stap naar binnen zetten
•laat de kinderen langzaam naar beneden zakken en op de knieën van het kind achter zich gaan zitten. Iedereen zit op schoot bij iemand en de kring is gesloten.
variatie:
•laat iedereen de handen in de lucht houden
SPELTIP Let erop dat een kind niet opeens uit de kring stapt. De kring valt dan in elkaar en de
kinderen vallen allemaal om! Vertel dit vooraf aan de kinderen.
6. In de knoop
doelgroep:
•6-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 2
materiaal:
•geen
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•uit de knoop proberen te komen
uitleg:
•maak 2-tallen
•1 kind vouwt zijn vingers in elkaar en houdt
de armen voor zich uit. Het andere kind gaat met zijn armen door de armen van de ander heen en
pakt de ander achter zijn rug vast.
•probeer uit de knoop te komen zonder de handen van elkaar los te maken
TIP De oplossing: het kind met de handen achter de rug van het andere kind moet hurken en de
armen over de billen van de ander naar beneden schuiven. Het andere kind stapt uit de handen van
het gehurkte kind.
78
Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen
7.2 Spelen met vertrouwen
Zoals de naam spelen met vertrouwen al zegt gaat het hier om het kunnen vertrouwen op elkaar. Bij
spelen met vertrouwen begin je in kleine groepjes van minimaal 5 kinderen. Na het oefenen van de activiteit in een kleine groep kunnen de activiteiten met de hele groep of met een grotere groep worden
gespeeld. Het gaat hierbij om het kunnen vertrouwen op je vriendjes en vriendinnetjes. Als spelleiding
moet je dit proces goed in de gaten houden. Bij het niet serieus uitvoeren van de activiteiten moet worden gestopt. Zonder serieuze inzet zijn de activiteiten niet veilig uit te voeren. Speel deze activiteiten
alleen als je weet dat de groep dit aankan. Het gaat er hier om dat de kinderen zich veilig voelen om
deel te nemen aan het spel. Als de veiligheid en het vertrouwen in elkaar er is, zullen de kinderen plezier
beleven aan deze spannende activiteiten.
Activiteiten
1. Houten Klaas
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 5
materiaal:
•geen
opstelling:
•kringopstelling dicht bij elkaar, met 1 kind in het midden
doel van het spel:
•elkaar leren vertrouwen, je laten rondduwen als een houten Klaas
uitleg:
•alle kinderen pakken het kind dat in het midden staat vast, en bewegen deze voorzichtig de groep
rond
•het kind in het midden moet zich zo stijf als een plank maken
variatie:
•als het goed gaat en het vertrouwen is er dan kunnen de kinderen in de kring de handen iets verder
weg houden zodat de bewegingsuitslag groter wordt
TIP Let bij deze activiteiten goed op de aandacht van de kinderen. Als de aandacht verslapt, kan het
kind in het midden niet goed worden vastgehouden en vallen.
79
Deel 2: Thema 7: Lijf aan lijf spelen
2. De hoogte in
doelgroep:
•8-12 jaar
SPELTIP Als kinderen niet durven
aantal kinderen:
deelnemen,
dwing ze dan niet. Laat
•minimaal 6
de
kinderen
die
worden opgetild zelf
materiaal:
aangeven
of
ze
hoger
willen of niet.
•geen
opstelling:
•kringopstelling dicht bij elkaar
doel van het spel:
•elkaar leren vertrouwen, je in de lucht laten tillen door de andere kinderen
uitleg:
•zet 1 kind in het midden. Kies hiervoor het kind dat zelf aangeeft dat het durft
•laat iedereen om het kind in het midden staan
•laat de kinderen het kind in het midden ondersteunen vanaf de voeten tot en met het hoofd
•laat het kind in het midden zachtjes naar achteren leunen, hij leunt hierbij op de handen van de
andere kinderen
•als iedereen het kind in het midden vast heeft, tillen ze hem langzaam omhoog. Als het kind dat ligt
het durft en zelf aangeeft dat het verder wil, kunnen de andere kinderen hem optillen tot boven het
hoofd.
•laat het middelste kind weer langzaam zakken met de voeten naar beneden
•zet zijn voeten als eerste op de grond neer
80
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
Thema 8 Spelen met andersoortig materiaal
Er worden vaak activiteiten uitgevoerd met bekend en standaard spelmateriaal zoals ballen of hoepels.
Vaak is het niet makkelijk zelf nieuwe materialen te bedenken waarmee je leuke activiteiten kunt doen.
Toch is er veel materiaal beschikbaar dat je kunt gebruiken om leuke en uitdagende spelen te organiseren. Kinderen spelen met alles om hun heen. Niet alleen het bekende spelmateriaal daagt kinderen uit
tot bewegen. Grote, dure materialen zijn niet per definitie het leukst om mee te spelen. Met andersoortig materiaal zoals linten van crêpepapier, linten van lakens, half opgeblazen luchtbedden, bierviltjes,
plastic bakjes, lakens, wc-rolletjes, dozen, bellenblaas, frisdrankflessen of tapijttegels, kun je vele leuke
en uitdagende beweegspelen verzinnen. Door kinderen te laten spelen met andersoortig materiaal zullen
er nieuwe activiteiten ontstaan. Ze ontdekken steeds weer nieuwe dingen om te doen.
Leerdoelen Na afronding van dit thema kun je activiteiten bedenken met verschillende soorten andersoortig materiaal. Je leert materialen te zien als potentieel spelmateriaal. Je weet hoe je nieuw materiaal tot leven
brengt als je er creatief mee omgaat. Je ervaart verschillende nieuwe beweegactiviteiten met verschillende materialen.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie
en bijlagen
• Deel 3: 5. Vrij spel en geleid spel
• Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen
Aan de orde komen
•Spelen met wasknijpers, met opdracht deelnemers
•Spelen met bierviltjes, met opdracht deelnemers
• Spelen met kranten, met opdracht deelnemers
• Spelen met de parachute
Benodigd materiaal
• Veel gekleurde wasknijpers
• Bakken om knijpers in te doen
• 1 touw of waslijn
• Kranten
• Krantensnippers
• Hoepels
• 4 gekleurde linten
• Bierviltjes (met 2 verschillende kanten)
• Muziek
• Krijt
• Doos, krat of bak
• Pylonen (met open bovenkant)
• Tafels
• Krantenrol
• Kranten in stukjes gescheurd als een puzzel
• Lijst met zinnen uit erbij horende kranten
• Stiften
• Parachute of groot laken
• Bal
81
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8.1 Spelen met wasknijpers
Spelen met wasknijpers is leuk. Het is vrolijk materiaal en voor veel kinderen is het nieuw materiaal. Knijpers dagen uit om er van alles mee te doen: te ontdekken, te spelen, te bewegen. Door creatief te zijn
en naar de kinderen te kijken, zul je zien dat er heel veel verschillende (beweeg)spelen zijn te verzinnen
met wasknijpers. Wasknijpers zijn kleurrijk. Veel wasknijpers bij elkaar zorgt voor een vrolijk en lekker
chaotisch gezicht. Het is goedkoop materiaal waardoor je een grote hoeveelheid wasknijpers kunt aanschaffen voor weinig geld. Met een heleboel wasknijpers is er voor ieder kind genoeg materiaal en zelfs
van het opruimen kun je een leuk spel maken. Activiteiten met wasknijpers zijn geschikt voor kinderen
van verschillende leeftijden.
TIPS
Om de kinderen kennis te laten maken met het nieuwe materiaal wasknijpers, is het leuk en leerzaam
om de kinderen eerst door vrij spel te laten ontdekken wat ze met de wasknijpers kunnen doen. Later in
de training gaan we daar nog op in. Door vrij te spelen, krijgen de kinderen de kans om te exploreren en het
materiaal te leren kennen. Als je direct met spelactiviteiten begint, zullen de kinderen nog te veel gefascineerd zijn
door het nieuwe materiaal en daardoor meer moeite hebben te luisteren naar de uitleg van het spel.
Laat de kinderen zoveel mogelijk tegelijk spelen en bewegen. Zorg dus voor meerdere speelplekken met knijpers of
voor een spel waarbij alle kinderen tegelijk met de knijpers kunnen spelen en bewegen.
Gaan de wasknijpers kapot dan kun je de twee plastic kanten gebruiken om mee te knutselen. Met de plastic kanten
kun je mooie figuren maken door ze op een vel papier te plakken. Het ijzeren tussenstuk gooi je weg.
Door de kleuren van de wasknijpers kun je inspelen op het (her)kennen van de verschillende kleuren. Ook de jongste
kinderen kunnen dit als ze nog geen kleuren kunnen benoemen, maar wel de verschillende kleuren kunnen zien.
Activiteiten
1. Het grote beginspel
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•veel wasknijpers in verschillende kleuren
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•de kinderen vrij laten spelen en het materiaal
laten ontdekken
uitleg:
•gooi de hele bak met wasknijpers door de ruimte en maak er een ‘rotzooi’ van. Alleen het maken van
‘rotzooi’ vinden de kinderen al geweldig.
•laat de kinderen met de wasknijpers doen wat ze willen. Ze zullen erin gaan liggen, zwemmen, doorheen schaatsen, de wasknijpers ergens opknijpen of iets gaan bouwen.
•stimuleer de kinderen door ze te wijzen op de spelletjes die andere kinderen doen en door hun
eventueel zelf ideeën aan te reiken
82
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
2. Gooien en smijten
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•1 bak of emmer voor wasknijpers
•veel wasknijpers in verschillende kleuren
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•wasknijpers in de bak doen
uitleg:
•laat de kinderen de wasknijpers door de ruimte gooien of laat twee kinderen dat samen
doen
•zorg dat de andere kinderen op veilige afstand
staan
•laat de kinderen de bak door middel van een
spel weer vullen
•voorbeeld: raap eerst met de kinderen de
blauwe wasknijpers op, dan alle rode, de gele,
enzovoort
variatie: •laat verschillende kinderen verschillende kleuren oprapen en in de bak doen
•geef opdracht alle witte wasknijpers zo snel mogelijk in de bak te doen
•laat alle rode wasknijpers verzamelen en neem de tijd op hoe snel je dat met z’n allen kunt doen
•maak 2 groepen, spelleiding en kinderen. Wie is sneller met het oprapen van de wasknijpers, de
spelleiding (rood en wit) of de kinderen (groen en blauw)?
•laat de kinderen van een afstand de wasknijpers in de bak gooien. Zet hiervoor pylonen om de bak
heen, waar de kinderen achter moeten staan bij het gooien. Zo houden ze voldoende afstand bij het
gooien en kunnen ze elkaar niet raken.
•maak 3 groepen en geef elke groep een kleur. Op teken van de spelleider moet elke groep zijn eigen
kleur zo snel mogelijk in de grote wasknijperbak doen.
•verdeel de wasknijpers in 2 of 3 vakken. Plaats in elk vak een gelijk aantal kinderen. Laat de kinderen met hun eigen groep de wasknijpers zo snel mogelijk opruimen.
SPELTIP Kinderen vinden het erg leuk als ze zelf de knijpers door de ruimte mogen gooien. Laat de
kinderen om de beurt de bak met knijpers leeg gooien terwijl de rest van de groep aan de kant zit.
83
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
3. De juiste kleur
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•4 bakken of emmers in de kleur van de wasknijpers
•wasknijpers in 4 verschillende kleuren
•pylon met open bovenkant (zie variatie)
opstelling:
•plaats aan één kant in de ruimte de 4 bakken in de kleuren van de wasknijpers
•leg aan de andere kant van de ruimte een hoop wasknijpers op de grond
•zet de kinderen bij de hoop wasknijpers
doel van het spel:
•kinderen de juiste kleur wasknijpers in de daarbij behorende bak laten doen
uitleg:
•laat alle kinderen een wasknijper pakken, naar de overkant rennen en de knijper in de juiste kleur
bak aan de andere kant van de ruimte doen
•laat de kinderen zo vaak heen en weer lopen dat alle wasknijpers van de grond zijn en in de bakken
liggen
variatie:
•plaats pylonen in plaats van bakken. Zet op elke pylon een wasknijper waarmee wordt aangegeven
welke kleur in die pylon moet. Laat de kinderen de wasknijpers door de open bovenkant van de
pylon doen. Maak het spannend door met z’n allen de pylon op te tillen en te kijken of alle wasknijpers goed zijn weggebracht.
TIP Zijn er geen bakken in de kleur van de wasknijpers, geef dan aan welke kleur de bak heeft door
er (een paar) wasknijpers in de bedoelde kleur op te knijpen. Zo kunnen de kinderen zien welke kleur
in welke bak hoort.
84
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
4. Zoek de goede kleur
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•bak met wasknijpers in verschillende kleuren
•voorwerpen in de ruimte met verschillende kleuren, eigen speelruimte
opstelling:
•groepje kinderen bij de bak met wasknijpers
doel van het spel:
•kinderen een wasknijper op voorwerpen van dezelfde kleur laten knijpen
uitleg:
•deel de wasknijpers één voor één uit aan de kinderen. Elk kind krijgt 1 wasknijper per keer. Deel
eerst alle kinderen een rode knijper uit en laat de kinderen in de speelruimte de wasknijper vastknijpen op een voorwerp van die kleur.
•deel vervolgens de blauwe wasknijpers uit enzovoort
•laat de kinderen daarna de wasknijpers ophalen door eerst alle rode wasknijpers te verzamelen, dan
de blauwe, enzovoort. Een kind mag niet zijn eigen wasknijper ophalen. Zo zorg je ervoor dat alle
knijpers weer worden verzameld.
variatie:
•deel meerdere wasknijpers tegelijkertijd uit aan elk kind en laat ze de wasknijpers knijpen op een
voorwerp in dezelfde kleur als de wasknijper. Laat dan alle wasknijpers verzamelen en maak het
spannend door de kinderen te stimuleren goed te zoeken: ‘wie ziet er toch nog een wasknijper’?
5. Verstop de wasknijper
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•veel wasknijpers in verschillende kleuren
opstelling:
•2-tallen
doel van het spel:
•kinderen wasknijpers laten verstoppen en
zoeken
uitleg:
•geef 1 kind van elk 2-tal 2 wasknijpers
•laat het andere kind van het 2-tal zijn ogen dicht doen
•laat het kind met de wasknijpers de wasknijpers ergens in de ruimte verstoppen
•als de wasknijpers verstopt zijn, mag het andere kind de wasknijpers gaan zoeken
variatie:
•laat twee kinderen wasknijpers verstoppen voor de groep. Geef hun evenveel wasknijpers om te
verstoppen als er kinderen zijn die moeten zoeken. Dus voor elk kind 1 wasknijper.
TIP Geef elk 2-tal een eigen kleur: 2 kinderen krijgen 2 blauwe wasknijpers, weer 2 andere 2 gele
wasknijpers. Zo weet elk kind welke wasknijpers hij moet zoeken.
85
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
6. De was ophangen
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•1 touw of waslijn
•1 mand met kranten
•wasknijpers in verschillende kleuren
opstelling:
•span aan de ene kant van de ruimte een touw
op schouderhoogte van de kinderen en zet
daarnaast een mand met kranten
•plaats aan de andere kant van de ruimte een hoop wasknijpers
•zet de kinderen bij de hoop wasknijpers
doel van het spel:
•kinderen de was op laten hangen
uitleg:
•laat de kinderen aan de ene kant van de ruimte 2 wasknijpers pakken
•laat de kinderen naar de overkant lopen en een krant uit de mand halen, en deze met de wasknijper
ophangen aan het touw
•de kinderen moeten steeds opnieuw 2 wasknijpers halen
variatie:
•speel op tijd, hoe lang doen de kinderen erover om alle kranten (netjes) op te hangen?
•speel het spel in twee groepen in estafetteopstelling, welke groep is het eerste klaar?
7. Even rust: bouwen met wasknijpers
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 2
materiaal:
•wasknijpers in verschillende kleuren
opstelling:
•leg op verschillende plekken hoopjes wasknijpers op de grond
doel van het spel:
•kinderen rust geven en laten bouwen met
wasknijpers
uitleg:
•laat de kinderen bouwen met de wasknijpers,
ze kunnen er van alles van maken: letters,
cijfers, eigen bouwwerkjes
variatie:
•laat de kinderen een hele hoge toren bouwen
•laat de kinderen een lange slang maken: hoe
lang kan de slang worden die we maken, kunnen we die samen optillen?
86
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8. Knutselen met wasknijpers
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 2
materiaal:
•wasknijpers in verschillende kleuren
•2 hoepels
opstelling:
•leg 1 hoopje wasknijpers in het midden van de ruimte
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kinderen laten knutselen met wasknijpers
uitleg:
•geef elk kind een hoepel
•laat kinderen van een hoepel een mooie zon maken door er wasknijpers op te knijpen
•laat kinderen een eigen variatie maken met de hoepel en de wasknijpers
9. Versier het lint
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•4 linten, in 4 verschillende kleuren
•wasknijpers, in dezelfde 4 kleuren als de linten
opstelling:
•leg 1 hoopje wasknijpers in het midden van de ruimte
•kinderen in vrije opstelling
uitleg:
•hang bij 4 kinderen 1 gekleurd lintje om de borst: 1 kind rood, 1 kind blauw, enzovoort
•laat deze kinderen door de ruimte lopen. Ze mogen niet stil staan.
•laat de kinderen die geen lintje om hebben, een wasknijper van de hoop pakken en deze vastmaken
op het lintje van het kind met het lintje van dezelfde kleur. Een gele wasknijper moet op een geel
lintje, een rode op een rood lintje.
•ga door tot de hoop wasknijpers op is
variatie:
•hang de lintjes ergens op in de ruimte en laat die lintjes door de kinderen versieren
•geef elk kind een eigen lintje, zodat ze het eigen lintje kunnen versieren met de goede kleur. Leg
dan verschillende hopen wasknijpers verspreid in de ruimte zodat de kinderen lekker bewegen.
TIP Zorg ervoor dat de linten niet alleen om de nek en de keel van de kinderen hangen, maar aan de
ene kant over de schouder en aan de andere kant in de zij, dus schuin. Dit is veiliger.
8.1.1 Opdracht deelnemers
Verzin, in groepjes, een beweegspel met wasknijpers. Voer het spel uit met de groep.
De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten:
• Wordt het materiaal goed gebruikt?
• Zit er voldoende beweging in?
• Is het haalbaar voor de doelgroep?
• Zijn er eventuele aanpassingen?
• Hoe was de (volgorde van) speluitleg?
87
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8.2 Spelen met bierviltjes
Bierviltjes zijn leuk om mee te spelen. Er zijn heel veel verschillende beweegactiviteiten te verzinnen met
bierviltjes. Vraag bij een café of restaurant of je een stapel bierviltjes kunt krijgen om mee te spelen met
de kinderen. Vaak krijg je de bierviltjes zo mee. Bierviltjes hebben niet het eeuwige leven in de handen
van kinderen. Gelukkig is de aanschaf ervan gemakkelijk en kost het niet veel. Voor kinderen is het nieuw
materiaal en je zult zien dat de kinderen zelf met leuke en nieuwe ideeën komen als je ze de ruimte geeft
om te ontdekken wat met de bierviltjes allemaal kan.
TIPS Schaf bierviltjes aan met twee verschillende kanten. Hiermee kun je nog meer leuke spelactiviteiten doen.
Laat de bierviltjes door de kinderen beschilderen in verschillende kleuren. Dit is een leuke knutselactiviteit
en je kunt de bierviltjes gebruiken voor je spel.
Activiteiten
1. Het grote beginspel
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•bierviltjes
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kinderen zelf laten ontdekken wat ze met
bierviltjes kunnen doen
uitleg:
•gooi de hele zak bierviltjes in de ruimte of laat
de kinderen er een ‘rotzooitje’ van maken
•laat de kinderen ontdekken wat ze met bierviltjes kunnen doen. Gaan ze stapelen, rollen, rondlopen? Speel in op activiteiten die je
ziet.
TIP Laat niet voluit gooien. Oudere kinderen kunnen hard gaan gooien. Dat kan gevaarlijk zijn.
Let op de kinderen bij deze activiteit!
• Wat doen ze?
• Waar maken ze gebruik van?
• Hoe gebruiken ze het materiaal?
•Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten?
•Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren.
88
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
2. Lichaamsdelen
doelgroep:
•4-10 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•bierviltjes
opstelling:
•bierviltjes kris kras door elkaar op de grond
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•de bierviltjes aanraken met verschillende
lichaamsdelen
uitleg:
•laat de kinderen lopen over de bierviltjes
•zeg ‘2 voeten’ en de kinderen moeten met 2
voeten op een bierviltje blijven staan
•zeg ‘voeten en handen’ en de kinderen moeten met de voeten en handen op de bierviltjes
staan
•zeg ‘bil’ en de kinderen moeten met de billen
op het bierviltje gaan zitten, enzovoort
variatie:
•maak gebruik van gekleurde, geverfde bierviltjes. Geef de kinderen de opdracht een hand op een
geel bierviltje te zetten en een voet op een rood bierviltje. Zo creëer je het spel ‘twister’ waaraan
iedereen kan meedoen.
3. Bierviltjes op de eigen kant draaien
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•bierviltjes, met 2 verschillende kanten
opstelling:
•bierviltjes kris kras door elkaar op de grond
•maak 2 groepen
doel van het spel:
•bierviltjes op de ‘eigen’ kant draaien
uitleg:
•geef de ene groep de opdracht alle bierviltjes met de tekst omhoog te leggen, geef de andere groep
de opdracht alle bierviltjes met de blanco kant omhoog te leggen
•stop na een minuut en tel van welke groep er de meeste bierviltjes liggen
SPELTIP Laat de kinderen op hun knieën de viltjes omdraaien. Als ze lopen bukken ze zich waardoor ze met het hoofd tegen een ander kunnen aankomen.
89
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
4. Stoelendans met bierviltjes
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•bierviltjes
•muziek (zie variatie)
opstelling:
•bierviltjes kris kras door elkaar op de grond
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kinderen laten lopen op de bierviltjes en reageren op een teken
uitleg:
•laat de kinderen naast de bierviltjes lopen. Op
teken van de spelleider moeten ze met beide
voeten op een bierviltje staan.
variatie:
•maak er een stoelendans van door muziek te
gebruiken. Als de muziek stopt moeten de
kinderen met beide voeten op een bierviltje
staan, is de muziek aan, dan moeten ze bewegen. Haal steeds een aantal bierviltjes weg. Wie blijft er als laatste over?
5. Witte kant naar boven
doelgroep:
•4-10 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•bierviltjes
opstelling:
•bierviltjes kris kras door elkaar op de grond
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•de witte kant naar boven draaien
uitleg:
•laat de kinderen zo snel mogelijk alle bierviltjes met de witte kant naar boven draaien
•hoe lang doen ze erover?
variatie:
•maak 2 groepen. Laat de groepen om de beurt de activiteit doen. Welke groep is het snelst?
90
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
6.Bierviltjes opruimen
doelgroep:
•4-10
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•bierviltjes
opstelling:
•bierviltjes kris kras door elkaar op de grond
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kinderen de bierviltjes laten opruimen in een
spelvorm
uitleg:
•geef als opdracht: ‘als ik ja zeg gaan we zo veel mogelijk bierviltjes oppakken’
•laat de kinderen alle bierviltjes in het midden van de zaal opstapelen. Hoe hoog kan de toren worden zonder dat hij omvalt?
variatie:
•Voor de oudere kinderen: laat de kinderen ieder voor zich bierviltjes rapen. Wie heeft de hoogste toren?
SPELTIP Vertel de kinderen niet dat je een spel gaat spelen om op te ruimen. Het spel op zich is
al leuk en dat ze ondertussen opruimen is handig.
7. Een weg leggen
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•bierviltjes
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kinderen een weg laten leggen om erover te
lopen
uitleg:
•geef de helft van de kinderen een stapel bierviltjes en laat ze daarmee een weggetje leggen op de grond
•laat de neergelegde weggetjes door de andere kinderen volgen
•wissel van rol
variatie:
•maak 2-tallen en laat nummer 1 voor nummer
2 een weg leggen
•wissel van rol
91
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8. Over de lijn
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•bierviltjes
•krijt
opstelling:
•zet de kinderen in een rij naast elkaar aan de ene kant van de ruimte
•trek met krijt een lijn aan de andere kant van de ruimte
doel van het spel:
•de bierviltjes over een lijn gooien
uitleg:
•laat de kinderen proberen de bierviltjes één voor één achter de lijn te gooien
•hoeveel viltjes komen er achter de lijn te liggen?
variatie:
•maak 2 groepen, welke groep gooit de meeste bierviltjes over de lijn?
•laat de kinderen gooien in verschillende cirkels, hoepels of in een doos
•maak verschillende afstanden tot de cirkels, hoepel of doos, zodat er moeilijke en makkelijke doelen
bijzitten
8.2.1 Opdracht deelnemers
Verzin, in groepjes, een beweegspel met bierviltjes. Voer het spel uit met de groep.
De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten:
• Wordt het materiaal goed gebruikt?
• Zit er voldoende beweging in?
• Is het haalbaar voor de doelgroep?
• Zijn er eventuele aanpassingen?
• Hoe was de (volgorde van) speluitleg?
92
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8.3 Spelen met kranten
Een krant is leuk materiaal waarmee je kunt spelen en bewegen. Geef een kind een krant, en het gaat
direct op onderzoek uit. Er kan worden gescheurd, gevouwen, gewapperd, gelopen. Je kunt er een prop
van maken en erop zitten. Er zijn heel veel leuke spelen te bedenken met kranten.
Activiteiten
1. Het grote beginspel
TIP Als je vindt dat krantenpapier
teveel afgeeft, kun je ook gebruik
maken van tijdschriften.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten
opstelling:
•alle kranten op een hoop
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•kinderen hun eigen spel laten spelen met kranten
uitleg:
•laat de kinderen zelf ontdekken wat ze met kranten kunnen doen. Ze mogen lopen, rennen, scheuren, enzovoort.
•speel in op de activiteiten die je ziet
•vraag de kinderen wat een krant allemaal kan zijn. Een handdoek? Een hoedje? Een boek of een
raam?
Trainer De activiteiten 2 tot en met 9 op de volgende pagina’s worden in een thema uitgevoerd. Het
thema is: een kapitein op zee. De activiteiten volgen elkaar op. De activiteiten kunnen ook als losse spelactiviteit worden uitgevoerd of worden gebruikt in Thema 4: 4.1 Varen op zee.
Let op de kinderen bij deze activiteit!
• Wat doen ze?
• Waar maken ze gebruik van?
• Hoe gebruiken ze het materiaal?
•Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten?
•Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren.
93
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
2.Krant dragen zonder handen
VERHAALLIJN We zijn allemaal matrozen. We lopen lekker op het strand. Ik heb een krantje in mijn handen en ik
kan die krant op heel veel verschillende manieren dragen.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten
opstelling:
•leg kranten op de grond (groot formaat krant)
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•de krant dragen zonder de handen te gebruiken
uitleg:
•laat alle kinderen een krant pakken die bestaat uit twee delen van een grote krant
•vouw de krant twee keer dubbel (dus een keer over de aanwezige vouw, en dan nog een keer)
•laat de kinderen de krant dragen zonder de handen te gebruiken (onder de arm, op het hoofd, tussen de kin, tussen de knieën)
variatie:
•laat de kinderen de krant in 2-tallen dragen, zonder hun handen te gebruiken
•op welke manieren kan dat?
3. Krant op de buik houden
VERHAALLIJN De kapitein wordt moe van het vasthouden van de krant. Hij wil de krant niet meer dragen maar
de krant moet wel mee. Weet een andere kapitein misschien hoe we de krant kunnen dragen zonder hem vast te
houden?
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten (helemaal uitgevouwen)
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•de krant op je buik houden zonder dat de
krant met de handen wordt vastgehouden
uitleg:
•geef de kinderen een krant
•laat de kinderen de krant op de buik houden,
zonder die vast te houden. Vouw de krant
helemaal uit en laat de krant tegen je buik
plakken door snel te lopen / rennen.
94
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
4.Even uitrusten op het strand
VERHAALLIJN De kapitein is moe geworden. Hij wil even lekker uitrusten op het strand in het zonnetje. Hij legt
zijn handdoek neer op het strand en gaat lekker liggen in de zon.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten (helemaal uitgevouwen)
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
• de krant als handdoek gebruiken op het strand
uitleg:
•geef ieder kind een krant in de hand
• laat de kinderen de handdoek open vouwen en
neerleggen op de grond. Ze gaan liggen op de krant en doen net of ze op het strand in de zon liggen.
•kun je helemaal op de krant zitten als je hem 1 maal dubbelvouwt?
•hoe klein kun je de krant maken zodat je er nog helemaal op kunt zitten?
5. Hoofdpijn van de zon
VERHAALLIJN De kapitein krijgt hoofdpijn van die felle zon. Wat moeten we daar nou aan doen? We kunnen
een hoedje maken! Let op, en doe maar eens mee. Kijk eens, nu heb ik een echte kapiteinshoed en ben ik een echte
kapitein en kijk mij eens lopen. Ik ben een echte trotse kapitein. Wie weet er een leuk liedje over de zee, matrozen
of varen?
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten
•Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•van de krant een hoed maken
uitleg:
•vouw een hoed van de krant en laat de kinderen meteen meevouwen
•laat de kinderen de hoedjes op doen, ze zijn nu allemaal echte kapiteins
•laat de kinderen rondlopen met de hoed
•zing een liedje met de kinderen over het thema
Varen varen over de baren,
varen varen over de zee,
varen varen over de baren,
varen varen over de zee,
hoezee!
Schuitje varen, theetje drinken,
varen wij naar de Overtoom,
drinken wij zoete melk met room,
zoete melk met brokken,
kindje mag niet jokken!
95
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
6. Een kapitein moet ook een schip hebben
VERHAALLIJN De kapitein loopt over het strand en kijkt naar de zee. Hij ziet allemaal schepen op het water. De
kapitein zou zelf ook wel zo’n schip willen hebben want zonder schip ben je ook geen echte kapitein. Maar hé, kijk
eens wat ik kan. Ik maak gewoon van mijn hoed een schip. Zie je dat? Met mijn schip kan ik varen over zee.
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten
•Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•van de krant een schip maken
uitleg:
•vouw van het hoedje een schip en laat de kinderen meteen meevouwen
•laat de kinderen rondlopen en varen met het schip
7. Het gaat stormen
VERHAALIJN Het gaat stormen op zee. Het schip gaat heen en weer. O jee, mijn schip botst tegen een ander
schip. De voorkant van mijn schip valt eraf. Even later botst mijn schip weer en valt de achterkant eraf. Het waait zo
hard dat ook de mast afbreekt. O nee, mijn schip is weg en ik sta dan toch maar mooi in mijn hemd!
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten
•Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen
opstelling:
•kringopstelling
doel van het spel:
•van de krant een hemd maken
uitleg:
•maak van het schip een hemd door eerst
de voorkant van het schip eraf te scheuren,
daarna de achterkant en als laatste de mast
•laat de kinderen meteen meedoen
•laat de kinderen het hemd over hun hoofd
doen
96
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8. Scheuren Jan
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•kranten
•Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen
opstelling:
•kringopstelling met handen vast
•ieder kind heeft een hemd van kranten aan
doel van het spel:
•tijdens het zingen van een liedje plezier maken
met kranten
uitleg:
•laat de kinderen met het hemd aan in de kring lopen
•zing met de kinderen de volgende tekst op de melodie van ‘heb je wel gehoord van de zeven, de
zeven’
heb je wel gehoord van scheuren Jan, scheuren Jan,
heb je wel gehoord van die rare man,
hij zegt dat ik niet scheuren kan, maar ik kan scheuren als de beste man,
en dat is 1 (scheur het kranten hemd van je af),
en dat is 2 (scheur de krant doormidden),
en dat is 3 (scheur de krant weer doormidden)
en dat is 4.....5.... totdat je bij 6 heel veel krantensnippers hebt,
en dat is 7 (gooi de krantensnippers in de lucht)
9. Opruimen!
doelgroep:
•4-8 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 4
materiaal:
•de krantensnippers uit het vorige spel
•doos, krat of bak voor het opruimen
opstelling:
•krantensnippers op de grond
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•met de kinderen de gemaakte ‘troep van krantensnippers’ opruimen
uitleg:
•maak van het opruimen van de krantensnippers een spel
•opdracht: ‘kunnen we heel snel alle snippers in de vuilniszak doen?’, of ‘wie kan heel snel alle stukjes krant in de doos doen?’
variatie:
•maak 2 groepen. De ene groep zijn de kinderen, de andere groep is de aanwezige spelleiding. Ieder
krijgt een eigen doos, krat of bak voor het opruimen. Welke doos is straks het volst?
•maak 2 groepen van de kinderen, welke groep heeft als eerste zijn deel van het veld leeg?
97
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
10. Proppen gooien
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•kranten
•lijn / krijt
•2 tafels
opstelling:
•trek aan één kant van de ruimte een lijn
•zet 2 tafels aan de andere kant van de ruimte op ongeveer 5 meter afstand
•maak 2 groepen
•zet de kinderen in een rij naast elkaar achter de lijn
doel van het spel:
•zoveel mogelijk proppen op tafel gooien
uitleg:
•geef iedereen 3 pagina’s van een krant en laat daar proppen van maken
•laat de kinderen om de beurt een prop vanaf de lijn op hun eigen tafel gooien
•zijn alle proppen gegooid dan wordt er gekeken welke groep de meeste proppen op de tafel heeft
gegooid
variatie:
•laat de gegooide proppen op de tafel liggen en probeer met nieuwe proppen de proppen van de
andere groep van de tafel te gooien
11. Kranten tikspel
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•1 krantenrol
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
doel van het spel:
•probeer een ander kind te tikken met de krantenrol
uitleg:
•wijs 1 tikker aan die de krantenrol krijgt
•laat de tikker een ander kind proberen te tikken met de krantenrol
•een kind dat is getikt, wordt de tikker en krijgt de krantenrol
•wie is nooit de tikker geweest?
98
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
12 Krantenpuzzel
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•kranten in stukken gescheurd als een puzzel,
minimaal 6 stukken
•pylonen
opstelling:
•basisestafette opstelling
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon voor de groep
en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
•leg bij de pylonen aan de overkant de gescheurde stukken krant
doel van het spel:
•zo snel mogelijk de krantenpuzzel in elkaar zetten
uitleg:
•laat de kinderen om de beurt naar de overkant rennen en een stuk krant ophalen
•als alle stukken zijn opgehaald moet de krant in elkaar gepuzzeld worden
•wie heeft als eerste de puzzel af?
13. Zoek de zin
doelgroep:
•7-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•kranten
•lijst met zinnen uit de kranten
•2 stiften
•pylonen
opstelling:
•basisestafette opstelling
•maak 2 groepen
•geef elk kind van de groep een nummer
•plaats bij iedere groep 1 pylon voor de groep en 1 pylon aan de overkant van de ruimte
•zet de groep in een rij achter hun pylon
•leg bij de pylonen aan de overkant de kranten met de zinnen erin
doel van het spel:
•zo snel mogelijk alle zinnen opzoeken in de krant
uitleg:
•geef de groepen zinnen op papier die in de krant staan die aan de overkant ligt
•laat de kinderen om de beurt naar de overkant rennen en zo snel mogelijk 1 van de zinnen opzoeken in de krant
•als de zin gevonden is dan wordt die omcirkeld met de stift
•wie heeft als eerste alle zinnen gevonden?
99
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
14. Krantendans
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•kranten
opstelling:
•2 kringen, een binnenkring en een buitenkring
doel van het spel:
•zo snel mogelijk je partner zoeken en samen op de krant gaan zitten
uitleg:
•maak 2-tallen
•geef 1 kind van elk 2-tal een krant
•plaats nummer 1 in de buitenkring en nummer 2 in de binnenkring
•zet de muziek aan, en laat de kinderen in de kring op de muziek rondlopen in tegenovergestelde
richting
•stop de muziek en laat de 2-tallen hun eigen partner opzoeken, de krant neerleggen en zo snel
mogelijk samen op de krant gaan zitten
•wie zit als laatste?
variatie:
•laat na elke poging elk 2-tal een stukje van hun krant afscheuren, het 2-tal moet helemaal, dus met
de billen en met de voeten, op de krant zitten. Van het verliezende 2-tal wordt een groter stuk krant
afgescheurd.
8.3.1 Opdracht deelnemers
Verzin, in groepjes, een beweegspel met kranten. Voer het spel uit met de groep.
De activiteit wordt na afloop geëvalueerd aan de hand van de volgende punten:
• Wordt het materiaal goed gebruikt?
• Zit er voldoende beweging in?
• Is het haalbaar voor de doelgroep?
• Zijn er eventuele aanpassingen?
• Hoe is de (volgorde van) speluitleg?
100
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
8.4 Spelen met de parachute
Spelen met een parachute betekent voor kinderen altijd plezier. Het is spannend om onder de parachute
te zitten, er onder door te lopen of er een bal op te laten rollen. De parachute beweegt en maakt wind.
Kinderen vinden een parachute geweldig spelmateriaal.
TIPS Als je niet de beschikking hebt over een parachute, maak dan gebruik van oude lakens aan
elkaar genaaid. Je kunt ook parachutestof kopen waar je zelf een groot doek (diameter ten minste 2,5
meter) van kunt maken. Kijk naar mogelijkheden om samen met anderen een parachute aan te schaffen.
Activiteiten
1. Windkracht
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•de parachute in de storm laten wapperen
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•zorg dat de kinderen wind maken door hun handen in op- en neergaande richting te bewegen
•geef de sterkte van de ‘windkracht’ duidelijk aan, bijvoorbeeld windstil, windkracht 2, dan 8 of 9 en
ten slotte orkaankracht
2. De wolk
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•de parachute op de wind laten vliegen
uitleg:
•laat de kinderen vanuit hurkzit de parachute
vastpakken
•zorg dat ze de parachute zo hoog mogelijk opheffen, de parachute vult zich met lucht
•herhaal dit verschillende malen
•hoe hoog kan de parachute?
•hoe lang kan de parachute in de lucht blijven?
10 1
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
3. Onder de wolk
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•onder de parachute doorlopen
uitleg:
•geef elk kind een nummer
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•laat de kinderen de parachute omhoog brengen
•geef een teken waarop nummer 1 als de parachute hoog is onder de parachute door mag lopen
variatie:
•laat meerdere nummers tegelijk onder de parachute doorlopen, let hierbij goed op de andere kinderen in verband met botsingen
•maak gebruik van de kleuren van de parachute. De kinderen die bij het rode gedeelte staan, mogen
onder de parachute doorlopen naar een ander rood stuk van de parachute. Doe hetzelfde voor de
andere kleuren.
4. Bol en hol
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•de parachute zo in beweging brengen dat hij hoog en bol staat, dan hol en vervolgens weer vlak
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•laat de kinderen de parachute omhoog brengen
•laat de kinderen tegelijkertijd snel naar het midden lopen (gesloten) en direct daarna weer naar
buiten lopen (open). De parachute gaat hoog en bol staan, dan hollen en vervolgens is de parachte
weer vlak.
•doe dit een paar keer achter elkaar
102
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
5. Iglo
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•van de parachute een iglo maken
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•zorg dat de kinderen de parachute omhoog brengen met uitgestrekte arm
•loop met alle kinderen enkele stappen naar het midden, trek de parachute over het hoofd, achter de
rug langs en ga op de rand van de parachute zitten. Je maakt zo een iglo.
6. Een vluchtig contact
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•de parachute de lucht in brengen, loslaten, er even onder lopen en de parachute weer opvangen
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen laag bij de grond vasthouden
•zorg dat de parachute krachtig omhoog wordt gebracht
•laat de parachute op het hoogste punt los
•loop daarna allemaal snel naar het midden, onder de parachute, tik iemand aan en loop terug om de
parachute nog net voordat hij op de grond valt op te vangen
SPELTIP Geef een teken als de parachute op het hoogste punt is, zodat iedereen de parachute
tegelijkertijd los laat.
103
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
7. Carrousel
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•4 pylonen rondom de parachute
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•de parachute in beweging omhoog en omlaag
bewegen
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•loop met z’n allen rond
•laat de parachute bij de pylonen omhoog of juist omlaag bewegen
8. Hollen en nog eens hollen
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•een rondje om de parachute rennen
uitleg:
•geef elk kind een nummer
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•zorg dat de parachute door de hele groep hoog in de lucht wordt gebracht en gehouden
•op teken van de spelleider laat nummer 1 de parachute los, rent om de groep en de parachute heen,
en pakt de parachute weer vast op zijn eigen plaats
•daarna is nummer 2 aan de beurt enzovoort
10 4
Deel 2: Thema 8: Spelen met andersoor tig materiaal
9. Over de parachute lopen
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•lopen over de wolken
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen op de grond vasthouden
•zorg dat ze met hun handen de parachute laten bewegen, omhoog en omlaag (wapperen). De parachute gaat op sommige plekken bollen. De wind komt eronder.
•laat steeds 3 kinderen over de bewegende parachute lopen
•wissel van kinderen
•de kinderen die wapperen, mogen niet aan de parachute trekken
10. De bal rondspelen
doelgroep:
•4-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 6
materiaal:
•parachute
•1 bal
opstelling:
•parachute uitgevouwen op de grond
•kinderen rondom parachute
doel van het spel:
•een bal rondspelen op de parachute
uitleg:
•laat de kinderen de parachute met beide handen vasthouden
•leg de bal op de parachute
•probeer de bal rond te spelen door de parachute van hoog naar laag te bewegen in een wave-vorm
10 5
Deel 2: Thema 9: Grote organisatievormen
Thema 9 Grote organisatievormen
Grote organisatievormen zijn gezelschapsspelen, gericht op beweging. Ze bieden mogelijkheden voor
gezellig samen bezig zijn. De spelen zijn heel geschikt om te doen met grotere groepen, bijvoorbeeld in
een wijk, een buurthuis, binnen de opvang of bij een verjaardagsfeest. Grote organisatievormen vragen
om goede voorbereiding en nemen meer tijd in beslag dan kleinere spelen. Voorbeelden van grote organisatievormen zijn: spelenkermis, levend toto, levend ganzenbord, levend bingo, 999 en de volgordeloop.
Tijdens de bijeenkomst wordt het spel 999 uitgevoerd.
Trainer Tijdens de training kunnen in de eigen opdrachten die door de deelnemers moeten worden
uitgevoerd de volgende grote organisatievormen aan de orde komen: spelenkermis, volgordeloop en levend
ganzenbord.
Leerdoelen Na afronding van dit thema weet je wat grote organisatievormen zijn en hoe je met grote groepen kunt
werken binnen deze grote organisatievormen. Je kunt de organisatievormen verschillende inhoud geven
en aanpassen aan de leeftijd van de kinderen. Je hebt geleerd dat je door het veranderen van de inhoud
een organisatievorm kunt aanpassen aan bijvoorbeeld een thema.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• BRES Spelenboek, 2003: Organisatievormen, pagina 12 ev.
• BRES Spelenboek, 2003: Speels bingo, pagina 78 tot en met 114
• Deel 4: Bijlage 11. Scoreformulier 999
Aan de orde komt
• 999
Benodigd materiaal
• Tennisballen
• Stopwatch
• Zinnen met dierennamen en antwoorden
• Scoops
• Dobbelstenen
• Pennen
• Papier
• Scoreformulier 999
• Pittenzakken
• Ander klein materiaal
• Uitleg kaarten van de 5 spelen
• Doos
10 6
Deel 2: Thema 9: Grote organisatievormen
9.1 999
In het spel 999 moeten 9 verschillende kleine spelletjes worden gespeeld. Alle spelletjes worden gespeeld
in 2-tallen die steeds van samenstelling wisselen. De kinderen moeten elkaar uitdagen. Elk spel wordt
gespeeld met een nieuwe partner.
Activiteit
1. 999
doelgroep:
•8-12 jaar
aantal kinderen:
•minimaal 8
materiaal:
•tennisballen
•stopwatch
•zinnen met dierennamen
•antwoorden van de dierennamen
•scoops
•dobbelstenen
•pennen
•papier
•scoreformulier 999
•pittenzakken
•ander klein materiaal
•uitleg kaarten van de 5 spelen
•doos
opstelling:
•kinderen in vrije opstelling
•spelletjes verspreid in de ruimte
doel van het spel:
•je scoreformulier vol maken met cijfers en na optellen zo dicht mogelijk bij het getal 999 komen
uitleg:
•maak 2-tallen om te beginnen
•laat alle kinderen 9 spelletjes spelen
•er zijn 5 spelletjes klaargezet, 4 spelletjes moeten de kinderen zelf verzinnen
•een nieuw spel verzin je samen met je speelpartner
•de kinderen moeten elkaar uitdagen bij elk spel
•laat elk kind na elk spel een andere tegenstander zoeken
•bij elk spel is er een winnaar en een verliezer
•de winnaar mag 2x gooien met de dobbelsteen en een getal uitkiezen dat hij opschrijft op zijn formulier
Voorbeeld:
•de verliezer mag 1 x gooien met de dobbelsteen en moet dat
getal op zijn formulier schrijven
Spel 999
•er zijn 9 vakjes op het formulier, voor elk spel 1 vakje
1
4
3
•in elk vakje moet een getal komen te staan. Je mag zelf kiezen
in welk vakje je het getal invult. Je moet rekenen om zo dicht
mogelijk bij het getal 999 te komen.
4
5
4
•aan het einde van de activiteiten tel je per kolom de getallen
van boven naar beneden bij elkaar op, als een rekensom van 3
3
1
2
cijfers
+
9
0
9
•wie komt het dichtste bij het getal 999?
107
Deel 2: Thema 10: Aan (de) slag met spor ten in de BSO
Thema 10 Aan (de) slag met sporten in de BSO
Kinderen willen actie, willen bewegen. Dat kan door het doen van leuke, uitdagende en recreatieve
spelactiviteiten zoals beschreven in de vorige thema’s. Maar kinderen laten bewegen, kan ook door het
doen van korte, eenvoudige en leuke sportactiviteiten. Voor groepsleiding van de BSO is een activiteitenboek ontwikkeld: ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’. In het activiteitenboek zijn voor 10 verschillende
sporttakken sportactiviteiten beschreven, die je als spelleiding kunt gebruiken voor de groep waarmee je
werkt. De activiteiten zijn afgestemd op de basisschoolleeftijd en snel en eenvoudig uit te voeren.
Leerdoelen Na afronding van dit thema weet je hoe je kunt werken met het activiteitenboek ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’. Je kunt speelse sportactiviteiten voor kinderen in de basisschool leeftijd begeleiden en je
weet waarop je moet letten als je kinderen sportactiviteiten laat doen.
Bijbehorende theorie, achtergrondinformatie en bijlagen
• Geen
Aan de orde komt
• Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’
Benodigd materiaal
• Activiteitenboek ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’
• Sport- en spelmateriaal uit het activiteitenboek
108
Deel 2: Thema 10: Aan (de) slag met spor ten in de BSO
10.1 Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de
BSO’
Door in deze werkvorm te werken met het activiteitenboek, merk je dat het makkelijk is om de activiteiten te gebruiken in de praktijk. Door te werken met het activiteitenboek kun je kinderen op een leuke
en uitdagende manier kennis laten maken met verschillende takken van sport én wat heel belangrijk is,
veel (sport)plezier laten beleven.
Activiteit
1. Werkvorm ‘Aan (de) slag met sporten in de BSO’
doelgroep:
•deelnemers training
aantal deelnemers:
•alle deelnemers aan de training
materiaal:
•activiteitenboek
•sport- en spelmateriaal uit het activiteitenboek
opstelling:
•groepjes van 4
doel van de activiteit:
•kennismaking met het activiteitenboek
uitleg:
•elke groep kiest 1 activiteit uit het boek
•de activiteit wordt in 5 minuten voorbereid
•de activiteit wordt met de andere groepen gespeeld
•alle activiteiten worden nabesproken
•herhaal dit enkele malen
TIP Zorg ervoor dat de groepen ieder een andere tak van sport kiezen voor de activiteiten zodat er
verschillende sporten worden behandeld.
Trainer Gebruik de aandachtspunten uit het activiteitenboek om de activiteiten na te bespreken. Welke
aanpassingen kun je doen? Hoe maak je het makkelijker of moeilijker?
10 9
110
E
L
DE
3TH
I
R
O
E E
DEEL 3
r
e
i
z
e
l
p
g
B e we e vanaf 4
Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar
111
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
1. Speels indelen van groepjes
Veel activiteiten worden uitgevoerd in groepjes. Het is handig om verschillende varianten te kennen van
de manier waarop je groepjes op een speelse wijze kunt indelen. Hieronder staan een paar werkvormen
om groepjes in te delen. De tekst is opgesteld door de Stichting Bewegingsrecreatie en Spel (BRES), sinds
1999 opgegaan in het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB).
1. Zoek de personen met dezelfde kaartjes
a) Zing tot je elkaar vindt
Geef iedere deelnemer een kaartje met de titel
van een (voor de groep bekend) lied. Het aantal
titels is gelijk aan het aantal groepjes dat je wilt
hebben. Van iedere titel zijn evenveel kaartjes
als het aantal deelnemers per groepje. Heeft
iedereen een kaartje ontvangen, geef dan het
startsein. Iedere deelnemer begint ‘zijn’ lied te
zingen en wandelt luid zingend rond. Wanneer
hij of zij iemand tegenkomt die hetzelfde zingt,
geven ze elkaar een arm.
Zijn alle groepjes compleet, laat iedereen zijn
lied nog een keer zingen.
b) Piep tot je elkaar vindt
Geef de deelnemers een kaartje met een dier
erop: kat, hond, ezel, haan…
c) Vind je familie
Geef de deelnemers een kaartje met de naam
van een familie erop: familie Huppel, familie Ski, familie van de Langzame, familie Treurnis, familie
Pas op de plaats, familie Lachebak. De deelnemers beelden, zonder geluid te maken, de naam van de
familie uit, terwijl ze door de ruimte bewegen. Vooral in groepen met honderd of meer deelnemers is
deze werkvorm heel plezierig, omdat het een werkvorm is, zonder geluid.
d) Het grote orkest
Geef de deelnemers een kaartje met een instrument erop: viool, trombone, slagwerk, trompet, vleugel…
e) Zo emotioneel
Geef de deelnemers een kaartje met een emotie erop: blij, boos, bang, verlegen, verliefd, verdrietig…
f) Op het sportveld
Geef de deelnemers een kaartje met een sport erop: hockey, volleybal, turnen, basketbal, golf, zwemmen, boksen…
g) Beroepenspel
Geef de deelnemers een kaartje met een beroep erop: tuinman, detective, glazenwasser, tandarts,
piloot…
2. Pak de kaart
Leg willekeurig kaarten in de ruimte op de grond. Het kunnen kaarten zijn van verschillende kleuren of
speelkaarten, zoals azen, boeren, vrouwen, heren. De deelnemers lopen door de ruimte en pakken een
kaart. Deelnemers met een kaart in dezelfde kleur of met dezelfde afbeelding vormen een groepje.
3. Op 1 been
Vraag aan de deelnemers om op 1 been te gaan staan. Doorgaans gaat de helft op het linker been staan
en de andere helft op het rechter been. Laat de ‘linkerbenen’ en de ‘rechterbenen’ ieder een groep
vormen. Zijn er vier groepjes nodig, zet dan de twee groepen apart en vraag iedereen om 1 arm op te
steken. Nu splits je de groep nog een keer in ‘rechterarmen’ en ‘linkerarmen’. Deze werkvorm is geschikt
als je 2 of 4 groepen wilt vormen.
113
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
4. Kleur bekennen
Speel met ballen in zoveel kleuren als je groepen
wilt hebben. Begin met, bijvoorbeeld, een rode
bal. Laat de deelnemers de bal naar elkaar overgooien en hierbij in beweging blijven. Gooi even
later een blauwe bal in de groep. Daarna een witte
enzovoort. Uiteindelijk ontstaan er rondom de ballen groepjes.
5. Lintjesregen
Speel een tikspel. Wijs 1 tikker aan. Elke speler die
getikt wordt, krijgt een lintje van een bepaalde
kleur. De spelers die getikt zijn helpen de tikker
mee. Uiteindelijk heeft iedereen een lintje gekregen en ontstaan groepjes van deelnemers met een
lintje in dezelfde kleur.
6. Zomer, herfst, winter, lente
Laat deelnemers die geboren zijn in hetzelfde seizoen een groepje vormen. Als je meer groepjes
wilt vormen, neem dan telkens twee maanden.
7. Wie de schoen past…
Laat elke deelnemer een schoen uittrekken. Leg
alle schoenen op een hoop en maak er zoveel
groepjes van als je hebben wilt. Nu moet iedereen
zijn/haar eigen schoen weer opzoeken en met de ‘andere schoenen’ een groepje vormen.
8. Welke kleur heb ik
Stop verschillende gekleurde papiertjes in een zak of doos. Neem zoveel kleuren als je groepen wilt hebben, bijvoorbeeld 4. Neem van iedere kleur zoveel papiertjes als je kinderen in het groepje wilt hebben.
Laat de deelnemers een papiertje pakken zonder te kijken. Dezelfde ‘kleuren’ vormen een groepje.
9. Touwtje trekken
Zorg voor evenveel touwtjes als er deelnemers zijn. Knoop steeds zoveel touwtjes aan elkaar als je deelnemers in een groep wilt hebben. Neem de touwtjes in je hand en zorg ervoor dat de knopen niet te zien
zijn en de uiteinden vrij hangen. Nu pakt iedereen een uiteinde van een touwtje vast en de begeleider
laat de touwtjes los. De deelnemers die ‘aan elkaar vast zitten’ vormen een groepje.
10. Aantal (g)roepen
Bepaal hoeveel groepen je wilt vormen. Laat de deelnemers door elkaar lopen. Roep een getal bijvoorbeeld 2. De deelnemers moeten zo snel mogelijk met dit aantal bij elkaar gaan staan. Roep daarna weer
een getal, waarop de deelnemers met dit aantal bij elkaar gaan staan. Roep als laatste het getal van het
aantal mensen dat je in een groep wilt hebben.
11. Tweetallen
Laat de deelnemers een kring vormen. Iedereen sluit de ogen. Laat de deelnemers een stap naar voren
doen, een arm uitsteken en de hand of arm van een ander vastpakken. De mensen die elkaar vasthouden
vormen een tweetal.
114
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
2. Speluitleg
Het is belangrijk dat een activiteit voor (jonge) kinderen snel en duidelijk wordt uitgelegd. De manier
waarop een spel of activiteit wordt uitgelegd én de volgorde waarin, bepaalt namelijk in grote mate het
succes van de activiteit. Kinderen moeten de activiteit begrijpen. Kinderen kunnen niet veel informatie
tegelijkertijd opnemen. Het is moeilijk voor hen om de activiteit uit te voeren zonder dat er een voorbeeld is gegeven. Kinderen kunnen ook niet zo lang wachten en stilstaan. Ze willen zo snel mogelijk
beginnen. Het is dus belangrijk om de speluitleg snel en duidelijk te geven, en tijdens de uitleg direct te
laten zíen wat de kinderen straks gaan doen. Hiervoor bestaat een vaste volgorde.
1. Indelen van de groep
Het is belangrijk dat kinderen snel weten wat straks hun taak wordt. Je deelt dus eerst de groep in, waarbij je aangeeft wie wat is. Speel je tikkertje, dan zeg je direct wie wat is, zodat de kinderen weten wat
hun taak gaat worden. Zijn ze tikker of loper? Doordat de kinderen een ‘taak’ hebben, zullen ze beter
opletten omdat ze willen weten wat ze als tikker of loper moeten doen. Door vooraf in te delen voorkom
je ook het ‘ikke ikke ikke’ effect omdat iedereen de tikker wil zijn.
2. Opstelling kinderen
Je zorgt dat de kinderen op de plaats staan van waaruit straks gespeeld wordt. Dat kan zijn in rijtjes, in
een kring of vrij in de ruimte. Stel de kinderen op voordat je gaat uitleggen.
3. Aangeven van het speelveld
Hierna geef je aan binnen welke ruimte wordt gespeeld, of welke materialen erbij horen. Dit doe je door
te laten zien wat het speelveld is. Zo is voor de kinderen meteen duidelijk waar het spel zich gaat afspelen.
4. Doel van het spel en hoe te spelen / voorbeeld
Zonder een doel heb je geen spel. Dus geef altijd het doel van het spel aan. Niet door uit te leggen dat
het doel is: ‘we gaan straks bewegen’, maar door te laten zien wat de kinderen moeten doen: ‘zo meteen
gaat de tikker op deze manier tikken’. Geef dus tijdens de uitleg van het doel direct het voorbeeld. Kinderen zijn visueel ingesteld, ze leren het snelst door te kijken naar wat er moet gebeuren. Kortom, wat
je uitlegt, laat je meteen zien! Maak alles visueel met je voorbeeld.
5. Belangrijkste spelregels
Geef zo min mogelijk regels aan het begin. Vertel alleen wat ze moeten weten om het spel te kunnen
spelen. Later kun je regels toevoegen als dat nodig blijkt te zijn.
6. Spelen
Ga zo snel mogelijk aan de slag. Kinderen willen bewegen. Begin dus direct met het spel als je bovenstaande hebt gedaan.
7. Stoppen – onderbreken / nieuwe regels / inbreng groep / rustmoment
Stop het spel na een tijdje. Dit geeft je de mogelijkheid een nieuwe regel in te voeren of om even rust
te houden. Je kunt de kinderen vragen hoe ze het vinden en of het goed gaat. Het is leuk om te vragen
naar de ‘rol’ die de kinderen hadden: ‘hoe ging het tikker?’, ‘wat waren de lopers snel, hè?’.
115
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
3. STORManalyse
Soms loopt een spel niet zoals je zou willen. Stop dan niet meteen met het spel maar probeer het spel
aan te passen. Aan de hand van een ezelsbruggetje kun je erachter komen waarom een spel niet goed
loopt. Met een kleine aanpassing kun je een spel weer nieuw leven inblazen. Een stormachtig spel verloopt snel, goed, is uitdagend en biedt voldoende variatie. Zorg er dus voor dat er altijd STORM zit in
je spel, elementen die je kunt aanpassen om het spel anders te laten verlopen. Met het toepassen van
STORM kun je een spel eenvoudig veranderen.
S
Hoe kan ik de Spelers aanpassen?
Het aanpassen van de spelers in een spel kan ervoor zorgen dat een spel evenwichtiger verloopt. Denk
bijvoorbeeld aan: teveel tikkers, waardoor een spel steeds te snel is afgelopen. Of andersom, als er te
weinig tikkers zijn en de tikker de lopers niet kan tikken. Denk ook eens aan: maken van gelijke groepen.
Wint de ene groep elke keer, wissel dan enkele spelers of deel de groepen opnieuw in.
T
Hoe kan ik spelen met de Tijd?
Zorg ervoor dat je een spel niet te lang laat duren. Stop het spel als het nog leuk is, maar zorg er ook voor
dat je een spel niet te snel stopt als de kinderen nog enthousiast aan het spelen zijn. Je kunt ook grenzen
stellen aan de tijd bij een spel. Maak het spannend om binnen een bepaalde tijd te spelen. Wie heeft na 5
minuten de meeste doelpunten gemaakt? Of wie heeft na 1 minuut de meeste kinderen getikt?
O
Hoe pas ik mijn Organisatie aan?
Let goed op de organisatie van je spel. Met het aanpassen van je organisatie kun je een spel eenvoudig
beter laten verlopen. Denk bijvoorbeeld aan: Is je veld niet te groot voor het aantal spelers? Moet de tikker niet teveel gebied bewaken in zijn eentje? Is de afstand van de estafette niet te klein? Hoe zorg ik er
voor dat de kinderen in het bos weten waar ze mogen spelen? Hoe kan ik ervoor zorgen dat de kinderen
niet op elkaar hoeven te wachten? Kan ik het spel meerdere keren uitzetten?
R
Welke Regels pas ik toe?
Zorg ervoor dat je een spel niet stil laat vallen doordat er teveel regels zijn waarop gelet moet worden.
Probeer alleen de belangrijkste regels uit te leggen en kom pas later met andere (minder belangrijke)
regels. Voeg regels pas in als blijkt dat die regels ook daadwerkelijk nodig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan: je mag niet trekken aan kleding, als blijkt dat dit wel wordt gedaan.
M
Hoe kan ik door Materiaal het spel aanpassen?
Door gebruik te maken van ander materiaal in hetzelfde spel kun je dat spel een andere wending geven.
Soms zijn maar kleine aanpassingen nodig. Denk bijvoorbeeld aan spelen met een kleinere of zachtere
bal met 4-jarigen in plaats van een grote harde basketbal. Maak het spel uitdagender door met twee ballen te spelen. Biedt, als dat kan, zoveel materiaal aan dat alle kinderen hun eigen spel kunnen spelen. Of
maak eens met ander materiaal een nieuwe estafettevorm.
116
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
4. Organisatievormen
Veel bewegingsspelen worden uitgevoerd in een bepaalde vaste organisatie. Vaak is deze vaste organisatie bruikbaar voor meerdere bewegingsspelen.
Een voorbeeld:
Een wasknijperspel wordt uitgevoerd in een organisatievorm van de ene kant van de ruimte naar de
andere kant van de ruimte, van A naar B (basisestafette). Binnen dit spel moet het materiaal, de wasknijpers, naar de overkant worden gebracht. De wasknijpers moeten in de juiste bak worden gestopt.
Gebruik je nu geen wasknijpers maar krantenknipsels die aan de overkant over een lijn moeten worden
opgehangen dan is de inhoud van het spel, dat wil zeggen het materiaal en wat je ermee doet anders,
maar de organisatie: van A naar B (basisestafette) is hetzelfde.
De basisestafette van A naar B kun je doen in de lengte van de ruimte maar ook in de breedte of zelfs
door schuin over te steken. De organisatievorm blijft hierdoor hetzelfde maar je gebruikt de ruimte
steeds anders. Voor de kinderen is het hierdoor elke keer weer een ander spel terwijl je dezelfde organisatievorm gebruikt.
Zo zijn er vele soorten organisatievormen die je keer op keer kunt gebruiken. Door het materiaal te veranderen of de plek aan te passen, maak je in korte tijd een nieuw spel.
Vaste organisatievormen waarvan je de inhoud kunt aanpassen zijn bijvoorbeeld:
• 999 (zie Deel 2: Thema 9. Grote organisatievormen)
• Levend toto
• Levend bingo
• Levend ganzenbord
• Overloopspelen
• Estafettespelen
• Spelenkermis
5. Vrij spel en geleid spel
Er is een groot verschil tussen vrij spel en geleid spel. Bij ‘vrij spel’ wordt geen gebruik gemaakt van
opdrachten. Wel bied je als begeleider het materiaal aan. Een kind doet met dat materiaal wat het zelf
wil en zelf kan. ‘Geleid spel’ is een spel met opdrachten en verloopt dus volgens een min of meer vast
stramien.
117
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
In het schema hieronder staan de verschillen tussen ‘vrij en geleid spel’. Bijvoorbeeld waar je op moet
letten bij het begeleiden van ‘vrij spel’, en welke ruimte je de kinderen biedt.
Spelvormen
Vrij spel
Wat is het
Vrij spel is spel zonder opdrachten en zonder dat een kind op zijn beurt hoeft te wachten. Kinderen krijgen materiaal aangeboden en bepalen zelf wat ze ermee gaan doen
en ontdekken zelf wat ze ermee kunnen doen. De kinderen zijn zelfstandig bezig en
ieder kind speelt op zijn eigen niveau.
Als je nieuw materiaal gebruikt, is het altijd slim om kinderen eerst vrij te laten spelen.
Je kunt dan goed observeren wat kinderen doen en hun stimuleren in het spel. Elk kind
mag met het materiaal doen wat hij / zij kan. Je laat kinderen dus kennismaken met
het materiaal. Ieder kan zo zijn eigen mogelijkheden ontdekken. Nadat je vrij spel hebt
gedaan kun je overgaan naar geleid spel.
Vrij spel kan binnen maar ook heel goed buiten plaatsvinden.
Met wie
Vrij spel kan gespeeld worden door alle leeftijdsgroepen.
Vooral kinderen tot een jaar of 6 vinden het fijn om via vrij spel de wereld te ontdekken.
Taak spelleider
De spelleider heeft als taak beweegmogelijkheden te creëren. Dit betekent dat je
ervoor zorgt dat er voldoende ruimte is en voldoende materiaal, afgestemd op de leeftijd van het kind.
Ook ben je observator en de persoon die alles coördineert. Als kinderen je hulp nodig
hebben of die inroepen dan help je ze. Je hebt de tijd de kinderen individueel te ondersteunen.
Je bent tevens verantwoordelijk voor de veiligheid tijdens het bewegen en spelen. Als
spelleider moet je dus waakzaam zijn en alles in de gaten houden, ook als je zelf niet
mee doet.
Bij kinderen tot een jaar of 6 kun je in beperkte mate ook opdrachten geven ‘wat kun je
met deze flessen allemaal doen’, ‘probeer zelf eens iets te bedenken.’
Je bent stimulator en inspirator.
Waar moet je op letten
Bij vrij spel is het belangrijk dat je vooraf bedenkt welk materiaal je wilt gebruiken. Bij
de nog wat jongere kinderen kun je één soort materiaal aanbieden. Bij oudere kun je
ook verschillende materialen aanbieden. Zorg dat er voor ieder wat wils is.
Bij vrij spel is het ook belangrijk dat er voor elk kind materiaal is om mee te spelen!
Drie ballen voor acht kinderen kan vervelende situaties met zich meebrengen. Zorg
ervoor dat ten minste elk kind een bal heeft, maar het is nog beter om meer materiaal
te hebben dan er kinderen zijn.
Bij vrij spel is van alles mogelijk. Kinderen kunnen met het materiaal gaan zitten,
springen, lopen en rennen. Zorg er dus voor dat er voldoende veilige ruimte is om te
bewegen.
Let op de kinderen bij vrij spel:
- Wat doen ze?
- Waar maken ze gebruik van?
- Hoe gebruiken ze het materiaal?
- Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten?
- Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren!
Materialen
Voor vrij spel kan zeer uiteenlopend materiaal gebruikt worden. Voor klein materiaal
valt te denken aan wasknijpers, ballonnen, (tennis)ballen, hoepels, bierviltjes, lege
plastic flessen, blokken, pittenzakjes, doeken, dozen, touwen.
Geschikt als groot materiaal zijn matrassen, matten, karren, banken en tunnels.
118
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
Geleid spel
Spelvormen
Bij geleid spel biedt de spelleider een spel aan waaraan in principe alle kinderen deelnemen. De spelleider bepaalt de lijnen van het spel. Kinderen kunnen wel meedenken.
Geleid spel is gebonden aan regels.
Geleid spel vindt bij voorkeur plaats in een grote ruimte zoals een speelplaats of speelzaal. Je kunt het doen tijdens een buitenspeeluurtje of bijvoorbeeld tijdens beschikbaarheid van een speelzaal of sporthal.
Geleid spel kan elke dag uitgevoerd worden. Je kunt de kinderen laten kiezen of ze mee
willen doen, meestal komen ze er vanzelf bij als je begint met de kinderen die meteen
willen meespelen. Door het uitdagend aanbieden van de activiteiten zullen de kinderen
worden geprikkeld om mee te doen.
Wat is het
Geleid spel kan gespeeld worden door alle leeftijdsgroepen.
Als je nieuw materiaal introduceert, kun je ook de oudere kinderen voorafgaand aan
geleid spel met vrij spel laten beginnen. Ze ontdekken en exploreren dan zelf.
Met wie
Als spelleider heb je de taak het spel voor te bereiden en daarna te begeleiden. Je
zorgt voor de aanwezigheid van materiaal en een veilige speelomgeving.
Je leidt het spel waarbij je let op de regels van het spel, samenspel, veiligheid en
plezier.
Als je het spel leidt, is het van belang op een aantal punten te letten. Vertel zo min
mogelijk. Wat je vertelt, vergeten (jongere) kinderen heel snel. Kinderen leren door te
kijken en niet door te luisteren.
Herhaal het spel meerdere keren. Kinderen leren van herhaling.
Maak gebruik van de fantasiewereld van de kinderen. Maak gebruik van aanwezige
materialen, dat scheelt tijd.
Als spelleider heb je ook de taak aan te moedigen. Dat kan vanaf de zijlijn, maar door
zelf mee te spelen daag je de kinderen eerder uit om mee te doen.
Om het begin en eind van een activiteit aan te kondigen kun je gebruik maken van een
trommel, ratel of fluitje of je klapt in je handen.
Als je klaar bent met de activiteit, kun je de kinderen laten helpen met opruimen. Vaak
kan dat in de vorm van een spelletje, ‘kunnen we heel snel…?’
Taak spelleider
Geleid spel speel je volgens een vaste opzet. Je deelt de groep in (als nodig) en je geeft
aan wat het speelveld is.
Als er veel kinderen zijn laat iedereen dan in een kring staan of zitten. Ga zelf niet in
het midden staan, want dan sta je met je rug naar sommige kinderen toe. Ga dus zelf
ook in die kring staan of zitten zodat iedereen je kan zien. Gebruik de methode van
speluitleg die is behandeld in Deel 2: Thema 2. Speluitleg en spelanalyse.
Doe met de jongste kinderen niet alleen maar spelletjes die gericht zijn op winnen en
verliezen. Het belang van samen spelen en plezier hebben, staat voorop.
Waar moet je op letten
Omdat je bij geleid spel vaak van te voren bedenkt welke activiteit je wilt doen, weet
je welk materiaal je nodig hebt. Materiaal is echter niet altijd nodig, denk bijvoorbeeld
aan kringspelletjes, tikspelletjes, verstopspelletjes en zangspelletjes.
Materialen
119
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
6. Wenken voor de praktijk
Hieronder staan enkele wenken voor de praktijk voor spelleiders die aan de slag gaan met spel- en
beweegactiviteiten.
Wat heb je nodig?
Ruimte om te bewegen. Dit hoeft geen aparte zaal of kamer te zijn. Vaak kunnen activiteiten gewoon in
de groepsruimte gedaan worden als spelmateriaal en meubilair aan de kant wordt geschoven. Verder is
materiaal nodig, zoals ballen, kranten, bierviltjes of wasknijpers. Het materiaal dat wordt gebruikt, hoeft
niet veel geld te kosten. In de handreiking staan verschillende spel- en beweegactiviteiten met materiaal
dat vrijwel direct beschikbaar of waar je makkelijk aan kunt komen, zoals bierviltjes of kranten. Maak
gebruik van de beschikbare ruimte, ga niet in een hoekje spelen maar gebruik zoveel mogelijk ruimte om
te spelen.
Welke activiteit kies je?
De keuze die je maakt voor een spel- en beweegactiviteit heeft vooral te maken met kenmerken van de
groep. Sommige beweegspelen zijn uitermate geschikt voor jongere kinderen tot een jaar of zes à zeven.
Andere beweegspelen zijn juist meer geschikt voor de bovenbouw leeftijd. Voor welke leeftijd beweegspelen geschikt zijn, staat bij de activiteiten in de handreiking geschreven. Je kunt eventueel zelf proberen de activiteit makkelijker te maken of juist moeilijker. Op die manier kun je de activiteit aanpassen aan
een andere leeftijdsgroep, maar ook aan kinderen die bijvoorbeeld motorisch minder sterk zijn.
Verder hangt de activiteit die je kiest af van de mogelijkheden die je hebt qua tijd en ruimte en aanwezig
materiaal. Je moet bijvoorbeeld ruimte vrijmaken om te kunnen spelen en de ruimte daarna eventueel
weer geschikt maken voor andere activiteiten. Niet altijd beschik je over voldoende materiaal of is er
geen materiaal voor handen. Probeer dan beweegactiviteiten te doen waarvoor je geen materialen nodig
hebt.
Ook de grootte van de groep speelt een rol. De meeste spelen kunnen door veel kinderen tegelijkertijd
worden gedaan. Bij veel activiteiten in de handreiking staat een minimaal aantal kinderen. Soms is de
groep waarmee je aan de slag wilt kleiner of groter. Je kunt het beste zelf bekijken wat er dan mogelijk is
door bijvoorbeeld een variant te verzinnen. Het aantal kinderen waarmee je kunt bewegen, is afhankelijk
van de ruimte die je hebt, het materiaal, je eigen ervaring als spelleider met het uitvoeren van beweegactiviteiten, de leeftijdsopbouw van de groep kinderen en het aantal aanwezige spelleiders.
Voor sommige activiteiten moet je groepen maken waarbij de ene groep tegen de andere speelt. Vaak
heb je dan vier kinderen per groep nodig. Maar er zijn ook activiteiten die je niet in groepjes speelt en
die je met veel meer of juist minder kinderen kunt doen. Zelfs met twee kinderen kun je beweegspelletjes doen. Het is dan wel verstandig op te letten of de kinderen het leuk blijven vinden. Dat kinderen
plezier beleven aan wat ze doen staat voorop, want iets wat je leuk vindt, wil je steeds weer doen.
De rol van de spelleider
Het is van belang dat je de activiteit goed voorbereidt en dat je met enthousiasme aan de slag gaat. Als
spelleider van de activiteit ben je organisator, stimulator en observator. Je moet ervoor zorgen dat al het
benodigde materiaal aanwezig is en dat de ruimte speelklaar is. Je moet het spel duidelijk en beknopt
kunnen uitleggen en de kinderen, als nodig, begeleiden tijdens het spel. Hoe beter de voorbereiding,
hoe beter de beweegspelen zullen kunnen worden uitgevoerd. Als stimulator ben je gangmaker. Soms is
het nodig de kinderen een duwtje in de rug te geven of om zelf mee te spelen. Als observator houd je in
de gaten of de beweegspelen aanslaan en of de activiteit in de ruimte niet leidt tot onveilige situaties.
Je kijkt of alle kinderen aan bod komen, of ze de activiteit begrijpen en natuurlijk of ze er plezier aan
beleven.
120
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
7. Veiligheid
Kinderen letten niet of maar beperkt op veiligheid. Als spelleider van een spel- en beweegactiviteit heb
je de taak kinderen te stimuleren om te bewegen, maar je hebt ook een rol in het zorgen voor veiligheid.
Veiligheid moet onophoudelijk aandacht hebben. Kinderen kunnen zo in hun spel opgaan of zo enthousiast worden, dat ze obstakels niet zien.
Ongelukken zijn nooit helemaal te voorkomen. Maar door als spelleider van tevoren een inschatting te
maken van wat mis kan gaan, kun je sommige ongelukken voor zijn. Het is belangrijk aandacht te hebben
voor veiligheid als je de activiteit voorbereidt én tijdens het uitvoeren van de spel- en beweegactiviteiten. Bij de voorbereiding zorg je ervoor dat de speelruimte zo veilig mogelijk is gemaakt en dat materiaal
wordt gebruikt dat veilig is.
Als je gaat spelen en bewegen, beoordeel je vooraf de veiligheid om te voorkomen dat door vallen, struikelen, snijden, glijden, botsen, enzovoort blessures ontstaan.
Speel je binnen, bijvoorbeeld in een groepsruimte of (gym)lokaal, let dan op:
• Scherpe voorwerpen
• Uítstekende voorwerpen
• Voldoende uitloopruimte
• Rondslingerende spullen en materiaal
Ga je naar een veld of plein in de buurt, let dan op:
• Kuilen
• Obstakels
• Rondslingerende spullen en materiaal
• Scherpe voorwerpen op de grond
Als je buiten gaat spelen is het verstandig om een EHBO-set mee te nemen, een telefoon en een lijst met
belangrijke telefoonnummers. Dan kun je snel helpen en handelen als dat nodig is.
8. Thematische activiteiten
Hieronder staan voorbeelden voor het uitvoeren van thematische activiteiten (zie ook Deel 2: Thema 4.
Thematisch werken). Deze kunnen je ideeën geven voor het bedenken, voorbereiden en uitvoeren van
thematische activiteiten. Sommige voorbeelden zijn meer geschikt voor jongere kinderen, zoals het thema
‘welkom’ met een kennismakingsliedje. Andere voorbeelden zijn (ook) geschikt voor kinderen in de bovenbouwleeftijd. Wees creatief en probeer aan de hand van een thema beweegactiviteiten op te zetten.
Thema herfst:
•Zakdoekje leggen met herfstblaadjes. Welke activiteiten kun je nog meer doen met ‘natuurlijk herfstmateriaal’? Denk eens aan dennenappels overbrengen van de ene kant naar de andere kant van de
ruimte, vergooien met takken, enzovoort.
Thema dieren:
•De ratten en raven moeten elkaar tikken, afhankelijk van of je als spelleider ‘ratten’ of ‘raven’ zegt.
Dan zien ze roodkapje lopen door het bos. Oh jee, de wolf komt eraan. Die wil roodkapje wel opeten,
maar ook de ratten en raven. De wolf wordt nu de tikker die de ratten en raven tikt. Roodkapje mag de
kinderen verlossen door te tikken.
Thema water:
•Maak met kranten een weg over de rivier. De kranten zijn de stenen in de rivier. Waar gaan jullie naar
toe? Het regent daar! Pak een paraplu, hou de kranten boven je hoofd. We gaan schuilen bij de rotsen.
Er komt een beer achter de rotsen vandaan. Snel… terug over de rivier.
12 1
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
Thema kleur:
• Spelen met crêpepapier
• Spelen met gekleurde knijpers (zie ook Deel 2: Thema 8. Spelen met andersoortig materiaal)
Thema welkom:
• Zing een kennismakingsliedje dat je kunt uitbeelden
Ik heb een brilletje al voor mijn ogen
(handen voor de ogen als brilletje)
Om te zien wie er dansen mogen
Ik heb een brilletje al voor mijn ogen
O, ik zie het al ik dans met jou
(Liedje herhalen in tekst lalalalalala en de kinderen
dansen met iemand uit de groep)
Thema vakantie:
•Pak de koffers in, stap in de auto of het vliegtuig en ga op reis. Wat doe je allemaal op vakantie? Ken
je vakantieliedjes die je kunt uitbeelden terwijl je zingt?
Verzin zelf eens iets bij de volgende thema’s, laat je creativiteit de vrije loop:
• Toveren
• Politie
• Brandweer
• Vreugde en verdriet
• Popgroep
• Afrika
• Sinterklaas
9. Andersoortig materiaal
Veel activiteiten worden uitgevoerd met bekend en standaardmateriaal zoals ballen, pylonen, papier,
kaarten en hoepels. Je kunt ook andersoortig materiaal gebruiken voor het uitvoeren van uitdagende
beweegactiviteiten. Kinderen worden door alles wat ze om zich heen zien geprikkeld. Door kinderen te
laten spelen met andersoortig materiaal zullen er nieuwe beweegactiviteiten ontstaan en kom je steeds
weer op nieuwe ideeën.
• Legen dozen
• Wc-rolletjes
• Stukjes touw
•Lege frisdrankflessen gevuld met kralen,
macaroni, zeepsop, maïs
• Bladeren van bomen
• Tissues
• (Schoonmaak)doekjes
• Plastic bekertjes
• Stapplaten Ikea
• Half opgeblazen luchtbedden
• Lakens
• Hoepels
• Linten
122
•
•
•
•
•
Stokken
Tapijttegels
Plastic bloempotten
Fietsbanden
Tennisbalkokers
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
10. G ebruikte literatuur en aanbevolen
literatuur
Boeken met theoretische informatie
Titel: Auteur: Jaar: Uitgever:
ISBN: Titel: Jaar: Organisatie: Editie: Uitgever: ISBN: Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Titel:
Auteur: Jaar:
Editie:
Uitgever:
Nummer:
ISBN:
Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Alles wat u wilt weten over kinderen
en eten: dé gezonde voedingsgids voor
ouders
Karin Amstutz (1964-)
cop. 2006
Utrecht [etc.]: Lifetime
90-215-4109-2
Eerste hulp bij kinderongevallen: een
handleiding voor acute hulp
2001
Opleidingsinstituut Rescue
3e opl
Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg
90-352-2190-7
Kind in ontwikkeling: een handreiking
bij de observatie van jonge kinderen
R.A.C. Bilo (1954-); Hendrik Willem Adriaan Voorhoeve (1926-); Johannes Maria
Koot (1950-)
cop. 1999
5e herz. dr
Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom
90-352-2064-1
Kinderen en gezondheid : praktisch en
medisch handboek van 0 tot 12 jaar
Hanneke Molenaar (1952-); Nienke ten
Hoor
2006
1e dr
Utrecht : Spectrum
(Brinkman) B0720080
90-274-2545-0 geb., 978-90-274-2545-4
geb.
Titel:
Opvoeden door stoeien: tolerantie en
sociaal gedrag door contact en ontdekkend bewegen
Auteur:
Yos Lotens (1957-)
Jaar:
cop. 2004
Uitgever:
Rijswijk : Elmar
ISBN:
90-389-1562-4
Nummer:
(Brinkman) B0416813
Samenvatting: Didactische handleiding voor leerkrachten
in met name het basisonderwijs.
Titel: Vallen en opstaan: valoefeningen voor
kinderen: leren voor later
Auteur: Yos Lotens (1957-)
Jaar: cop. 2005
Uitgever: Rijswijk: Elmar
ISBN: 90-389-1656-6
Samenvatting: Handleiding voor docenten bewegings­­
onderwijs die werken met (kleine) kinderen.
Titel: Auteur: Jaar: Uitgever:
ISBN: Nummer:
Vrij buiten: buitenspeelruimten voor
4- tot 12-jarigen: werkboek voor buiten­
schoolse opvang en basisscholen
E.K. Hoekstra; H.M.J.A. van Liempd; Fiona
de Vos; M.G.J. Julien
cop. 2000
[Den Haag]: Elsevier bedrijfsinformatie
90-5749-649-6 in ringband
(Brinkman) B0205355
Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht
S.I. de Vries
2005
Leiden: TNO Kwaliteit van Leven
90-5986-165-5
Titel: Kleuterstappen in beweging:
bewegingszorg voor het jonge kind
Auteur: Els Bertrands; Christine De Medts; Gisèle
Descheppere
Jaar: 2003
Uitgever: Leuven ; Leusden: Acco
ISBN: 90-334-5067-4
Samenvatting: Handboek voor leerkrachten in het basisonderwijs.
123
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
Boeken met activiteiten
Titel:
Auteur:
Aan (de) slag met sporten in de BSO
Brig Duesmann-Oosterlaan, Yrsa Wagemaker, Corine van Esch
Jaar:
2005
Uitgever:
Nederlands Instituut voor Sport en
Bewegen (NISB)
Samenvatting: Kinderen willen actie, bewegen op de BSO.
In dit activiteitenboek zijn voor 10 sporten
speelse activiteiten beschreven waarmee
je als groepsleiding aan de slag kan óp of
in de buurt van je eigen BSO-locatie
Titel:
Auteur:
Jaar:
Editie:
Uitgever:
Bijlage:
ISBN:
Nummer:
Bewegingsonderwijs in het speellokaal
Chris Hazelebach
cop. 2001
[4e dr.]
Nijverdal : ‘t Web
cd-rom
90-73218-08-X in ringband
(Brinkman) B0142087
Titel: Auteur:
Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Nummer: Samenvatting:
BRES spelenboek
Frank Neefs; Co Velthuis
2003
[11e] geheel herz. dr
Haarlem: De Vrieseborch
90-6076-506-0 geb.
(Brinkman) B0317541
Een verzameling zeer gevarieerde spellen
om binnen en buiten te gebruiken voor
alle leeftijden. Bevat duidelijke instructies en situatietekeningen.
Titel:
Buitengewoon: hoe je de buitenruimte
en het buitenspelen op het kinderdagverblijf leuk en bijzonder maakt
Marjoke van de Plassche; Jenny van Herrewegen; Jan Kersten
cop. 2002
Nijmegen: SOM onderwijs- en milieuprojecten Heilig Landstichting: Bureau Niche
90-72716-25-6
Auteur:
Jaar:
Uitgever: ISBN: Titel: Uitgever: Artikelnr.: Samenvatting:
Titel: Uitgever: Artikelnr.: Speelkriebels voor kleuters: een ontwikkelingsgerichte kijk op bewegingsspelen
Auteur: Veerle Florquin; Els Bertrands
Jaar: 1995
Uitgever: Leuven; Amersfoort: Acco
Bijlage: symbolenkaart
ISBN: 90-334-1426-0, 90-334-3104-1 pbk
Samenvatting: Verzameling bewegingsspelletjes voor
kinderen van ca. 2 tot 6 jaar. Tevens
wordt in een theoretisch deel het belang
ervan voor de ontwikkeling van het kind
uiteengezet.
Titel: Speelkriebels voor kleuters: didactische
map
Auteur: Veerle Florquin; Els Bertrands
Jaar: 1996
Uitgever: Leuven; Amersfoort: Acco
ISBN: 90-334-3678-7
Samenvatting: Vergrote tekeningen uit het boek
Speelkriebels voor kleuters
Titel:
Auteur:
Jaar:
Uitgever:
ISBN:
Nummer:
Spel en recreatiesport
Huib van den Bergh; Hans Westhoff
cop. 1975
Amsterdam : Stichting Spel en Sport
Geb : f. 22.50
(Brinkman) B7605920
Titel:
Auteur:
Spel en spelen
Frea R. Janssen-Vos; Nellie den Dikken;
Hanneke Verkleij
2001
5e dr
Assen: Van Gorcum
Kleuters in de basisschool
90-232-2510-4
Jaar:
Editie:
Uitgever:
Reeks:
ISBN:
Titel:
Jaar:
Editie:
Uitgever:
Nummer:
Het nieuwe spelenboek
1993
11e dr
Amsterdam: Stichting Spel en Sport
(Brinkman) B9627352
Auteur:
Jaar:
Editie:
Uitgever:
ISBN:
Nummer:
Titel: Kleuter in beweging: voor school en
vereniging
Ans Göring-Lamers; Han van Dijk
cop. 2002
Meppel: Edu’Actief
cd
90-6053-004-7 geb.
Auteur: Jaar: Uitgever: Bijlage: ISBN: 12 4
Peuter in Beweging, Boek + CD
KNGU (www.kngu.nl)
01006009
Titel: Feestelijke lessen met bewegen en
voeding
Auteur:
Linda Willemsen
Jaar:
2006
Uitgever:
Nederlands Instituut voor Sport en
Bewegen (NISB)
Samenvatting: Ideeënboek voor de basisschool
Titel:
Kleutergym alternatieve materialen
KNGU (www.kngu.nl)
1006007
Een boek over alternatieve materialen die
gebruikt kunnen worden bij kleutergym
Titel:
Sporten en spelen voor iedereen : MBO
Welzijn
W.M.F.M. Oehlen
2002
1e dr., 6e opl
Utrecht [etc.]: ThiemeMeulenhoff
90-238-3701-0
(Brinkman) B0211310
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
Boeken met bewegen op muziek
Titel:
Auteur:
Jaar: Uitgever: Bijlage:
Bewegen op muziek, Boekje + CD
Benny Vreden
1989
Hilversum: Benny Vreden Producties
Boekje met beweegideeën
Titel: Auteur: Boem-ra-ta-ka-ta, CD
Jolet Leenhouts; Ria Visch; Lydi Groenewe-gen; Herman Johannes Broekhuizen
(1922)
Jaar: 2004
Uitgever: Bussum, Van Waarden Producties
ISBN: 90-77455-16-7 geb.
Samenvatting: Verzameling bekende liedjes die worden
gezongen in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en de onderbouw van de
basisschool, voorzien van spelideeën,
kleurige tekeningen en cd.
Titel: Auteur: Jaar: Uitgeversnr:
De liedjesspeeltuin 4, CD
Dirk Scheele
2000
EMI: 5 29037
Titel: Hinkel de pinkel: spelliedjes voor peuters en kleuters, Boek
Auteur: Jolet Leenhouts; Jean van Vugt; Herman
Johannes Broekhuizen (1922-)
Jaar: cop. 2001
Uitgever: Bussum: Trude van Waarden Produkties
ISBN: 90-75564-55-4 geb.
Samenvatting: Min of meer bekende liedjes, voorzien
van muzieknotatie en aanwijzingen voor
spelletjes. Met kleurrijke, paginagrote
illustraties. Vanaf ca. 2 jaar.
Titel: Titel: Stap maar in: rij-, vaar- en vliegliedjes
voor peuters en kleuters, CD
Auteur: Jolet Leenhouts; Ageeth de Haan; Stefan
Terpstra
Jaar: cop. 2002
Uitgever: Bussum: Van Waarden Produkties
ISBN: 90-75564-62-7
Samenvatting: Achttien liedjes, voorzien van muzieknota-tie en spelsuggesties, waarbij de
thema’s rijden, varen en vliegen centraal
staan. Met kleurrijke paginagrote illustraties. Vanaf ca. 3 jaar.
Titel: Vallen en opstaan: liedjes voor peuters
en kleuters, Boek
Auteur: Herman Link; Sjoerd Kuyper (1952-); Theo
Olthuis (1941-); Jolet Leenhouts; Stefan
Terpstra
Jaar: 2003
Uitgever: Bussum: Van Waarden Produkties
ISBN: 90-75564-65-1 geb.
Samenvatting: Verzameling van twaalf liedjes voor peuters en kleuters met achterin het boek
de muzieknotaties. Met vrolijk gekleurde
tekeningen. Vanaf ca. 3 jaar.
Titel: Vallen en opstaan: liedjes voor peuters
en kleuters, CD
Auteur: Sjoerd Kuyper (1952-); Herman Link; Theo
Olthuis (1941-)
Jaar: 2003
Uitgever: Bussum: Trude Van Waarden Produkties
Omvang: 1 compactdisc (ca. 41 min.)
Uitgeversnr.: CD 08039
Samenvatting: Veertien liedjes over gevoelens
Hinkel de pinkel: spelliedjes voor peuters en kleuters, CD
Auteur: Jolet Leenhouts; Jean van Vugt; Herman
Johannes Broekhuizen (1922-)
Jaar: cop. 2001
Uitgever: Bussum: Trude van Waarden Produkties
ISBN: 90-75564-54-6 geb.
Samenvatting: Min of meer bekende liedjes, voorzien
van muzieknotatie en aanwijzingen voor
spelletjes. Vanaf ca. 2 jaar.
Titel: Titel: Auteur: Jaar: Editie: Uitgever: ISBN: Titel: Auteur: Jaar: Uitgever: ISBN: Samenvatting:
Titel: Muzikaal spelenboek
Ger Storms
1989
9e dr
Katwijk: Servire
90-6325-107-6
Stap maar in: rij-, vaar- en vliegliedjes
voor peuters en kleuters, Boek
Auteur: Jolet Leenhouts; Ageeth de Haan; Stefan
Terpstra
Jaar: cop. 2002
Uitgever: Bussum: Van Waarden Produkties
ISBN: 90-75564-62-7
Samenvatting: Achttien liedjes, voorzien van muzieknotatie en spelsuggesties, waarbij de
thema’s rijden, varen en vliegen centraal
staan. Met kleurrijke paginagrote illustraties. Vanaf ca. 3 jaar.
Vier, drie, twee, één....zing maar mee:
16 kinderliedjes van Dirk Scheele met
meezing-/karaoke-CD
Auteur: Dirk Scheele
Jaar: cop. 2003
Uitgever: [S.l.]: UniSong
ISBN:
90-808027-1-9
Samenvatting: Cd is een meezing-cd. Met aanwijzingen
voor gebuik als zangspelletjes in klasverband. Voor zang met gitaarakkoorden.
Zingen is leuk!, Boekje + CD
Jolet Leenhouts; Ageeth de Haan
2004
Bussum: Trude van Waarden Producties
90-77455-30-2 geb.
Achttien liedjes die worden gezongen in
peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en
de onderbouw van de basisschool, voorzien van kleurige tekeningen.
12 5
Deel 3: Theorie en achtergrondinformatie
11. Interessante websites
www.akta.nl
Onderzoeks- en adviesbureau dat de invloed van
de gebouwde omgeving op mensen onderzoekt.
Akta adviseert toekomstige gebruikers bij het
ontwikkelen van plannen die leiden tot ‘passende’
accommodaties.
www.beweegkriebels.nisb.nl
Beweegkriebels geeft ouders en professionals
ideeën, tips en informatie over bewegen met
baby’s, dreumesen en peuters
www.boink.info
Belangenvereniging Ouders In de Kinderopvang
(BOINK)
www.bureauniche.nl
Begeleiding en stimuleren van organisaties in de
kinderopvang, overheden en bedrijven om natuur
te integreren in werk en leefomgeving
www.catalpa.nl
Landelijke organisatie voor kinderopvang
www.gezondebasis.nl
Alles over gezonde voeding en waarom bewegen
zo belangrijk is
www.marktplan.nl
Marktplan helpt geïnteresseerden bij de conceptontwikkeling van multifunctionele accommodaties en op het gebied van stimuleren van sport en
bewegen binnen de kinderopvang
www.minidisco.nl
Moderne kindermuziek en mini-discomuziek om op
te dansen
www.nisb.nl
Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen
www.nizw.nl
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
www.peuterplace.nl
Veel informatie voor ouders, peuters en kleuters
www.pinkelotje.nl/kinderliedjes.html
Kinderliedjes met muzieknotatie en spelmogelijkheden
www.skon.nl
Stichting Kinderopvang Nederland
www.kinderinfo.nl
Informatie over jonge kinderen
www.voedingscentrum.nl
Eerlijk over eten: uitgebreide informatie over
gezond en veilig eten met baby’s, dreumesen en
peuters
www.kngu.nl
Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (informatie over ouder- en kindgym)
www.30minutenbewegen.nl
Website van de campagne 30 minuten bewegen
(Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen)
12. Leveranciers spel- en beweegmaterialen
Nijha, sterk in beweging
Hanzeweg 2
Postbus 3
7240 AA Lochem
T 0573-288555
W www.nijha.nl
E [email protected]
Rolf b.v.
Mercuriusweg 14
4051 CV Ochten
T 0344-647645
W www.rolf.nl
E [email protected]
Janssen Fritsen Nederland b.v.
Rakthof 14
Postbus 110
5700 AC Helmond
T 0492-530930
W www.janssen-fritsen.nl
E [email protected]
Heutink
Nijverheidstraat 45
7461 AD Rijssen
T 0548-336666
W www.heutink.nl
E [email protected]
12 6
E
L
DE
4
BI
G
A
L
J EN
DEEL 4
r
e
i
z
e
l
p
g
B e we e vanaf 4
Over bewegen met kinderen van 4-12 jaar
12 7
Deel 4: Bijlage 1. V oorbeeld intekenlijst opdrachten deelnemers
DATUM bijeenkomst
OPDRACHT
NAAM
10 minuten:
Reactiespel
1)
10 minuten:
Tikspel
2)
10 minuten:
Estafette spel
1)
10 minuten:
Kringspel
2)
10 minuten:
Overloop spel
1)
10 minuten:
Tikspel
2)
10 minuten:
Reactiespel
3)
20 minuten:
Zweedsloop spel/ vraag ren spel
1)
2)
20 minuten:
Levend ganzenbord
1)
2)
20 minuten:
Spelenkermis
1)
2)
12 9
Deel 4: Bijlage 2. Opdrachtformulier
Opdracht:
Naam activiteit: Activiteit voor: Aantal deelnemers:
Doel van het spel:
Uitleg:
Opstelling (tekenen):
Materiaal:
Let op:
Opmerkingen:
130
Datum:
Deel 4: Bijlage 3. Kaar ten speluitleg
Doel van het spel
en hoe te spelen
Voorbeeld
#
#
Indelen groep
Opstelling spelers
Aangeven speelveld
Spelen
#
#
Belangrijkste
spelregels
#
Stoppen – onderbreken
Nieuwe regels
Inbreng groep
Rustmoment
13 1
Deel 4: Bijlage 4. Letterestafette levens en matroos
Hieronder staan de woorden die gemaakt kunnen
worden bij de letterestafette levens.
Hieronder staan de woorden die gemaakt kunnen
worden bij de letterestafette matroos.
2 letters
2 letters
• EN
• OS
• MA
• RA
3 letters
•
•
•
•
•
ELS
LES
EEN
VEL
VEN
4 letters
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
VEEL
SLEE
LEEN
LENS
SNEL
LEES
EVEN
SNEE
EENS
VEEN
3 letters
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
ROS
MOS
MAT
TAM
SOM
TOR
ROT
RAT
OMA
OOM
RAS
TAS
4 letters
6 letters
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• NEVELS
• LEVENS
5 letters
Woorden met de Z erin,
dit is de N op zijn zijkant
• STRAM
• MORST
• SOORT
• EZEL
• ZES
6 letters
5 letters
•
•
•
•
NEVEL
LEVEN
VELEN
VLEES
MAST
STAM
STOM
ROOS
OOST
STRO
TRAM
TROM
TROS
• STROOM
7 Letters
• MATROOS
132
Deel 4: Bijlage 5. Certificaten Matroos, Piraat, Zeerover
Op deze pagina staan voorbeelden van de certificaten voor: Matroos, Piraat en Zeerover.
C e rti f icaat
Naam
Piraat
van het jaar
G efe l cite e rd
Met het beha
len van je
ma
o
l
p
i
d
n
e
z
o
r
t
a
M
Namens de Ka
pitein
Van
Datum
Voor
Datum
C e rti f icaat
Zeerover
van het jaar
Van
Voor
Datum
133
Deel 4: Bijlage 6. Indelingskaar ten piraat / zeerover
Hieronder staan kaartjes met de tekst piraat en zeerover. De kaarten kun je uitknippen en aan de kinderen geven voor het indelen van de groepen. De piraten horen bij elkaar en de zeerovers horen bij elkaar.
Bij het indelen in 4 groepen zet je gekleurde strepen onder het woord piraat of zeerover. Dezelfde kleuren horen bij elkaar.
PIRAAT
PIRAAT
PIRAAT
PIRAAT
PIRAAT
PIRAAT
PIRAAT
ZEEROVER
ZEEROVER
ZEEROVER
ZEEROVER
ZEEROVER
ZEEROVER
ZEEROVER
ZEEROVER
#
PIRAAT
Deel 4: Bijlage 7. Zeerovers en piraten ren je rot
Hieronder staan vragen die horen bij het spel ‘het grote zeerovers en piraten ren je rot’.
Vragen:
1. Hebben piraten en zeerovers vaak een rode zakdoek bij zich? JA
2. Is de walvis het mascottedier van de zeerovers en piraten? NEE
3. Behoren flensjes, augurken en kokos tot een piratenlunch? JA
4. Zijn een afgeknipte spijkerbroek en een rood wit gestreept shirt de kleding
van zeerovers en piraten? JA
5. Hebben zeerovers en piraten vaak een houten arm? NEE
6. Ligt het zuiden aan de andere kant van het noorden? JA
7. Is de papegaai het mascottedier van de zeerovers en piraten? JA
8. Bestaan piraten en zeerovers nog steeds? JA
9. Zijn zeerovers en piraten meestal op het land actief? NEE
10. Heeft kapitein Haak een hekel aan Peter Konijn? NEE
13 4
Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel
ZILVEREILAND (12)
DIAMANTEILAND (13)
!
=Z
‘
=D
%
=I
%
=I
v
=L
T
=A
p
=V
•
=M
û
=E
T
=A
&
=R
F
=N
û
=E
Ñ
=T
%
=I
û
=E
v
=L
%
=I
T
=A
v
=L
F
=N
T
=A
‘
=D
F
=N
‘
=D
13 5
Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel
GOUDENEILAND (12)
13 6
BRONZENEILAND (13)
“
=G
M
=B
O
=O
&
=R
J
=U
O
=O
‘
=D
F
=N
û
=E
!
=Z
F
=N
û
=E
û
=E
F
=N
%
=I
û
=E
v
=L
%
=I
T
=A
v
=L
F
=N
T
=A
‘
=D
F
=N
‘
=D
Deel 4: Bijlage 8. Geheime code piratenspel
CODESLEUTEL
T
=A
F
=N
M
=B
O
=O
)
=C
h
=P
‘
=D
%
=Q
û
=E
&
=R
6
=F
¶
=S
“
=G
Ñ
=T
¡
=H
J
=U
%
=I
p
=V
#
=J
©
=W
Ñ
=K
±
=X
v
=L
Ü
=Y
•
=M
!
=Z
!
13 7
Deel 4: Bijlage 9. Kaar tjes uitbeeldspel zeerovers en piraten
Dit zijn uitbeeldwoorden die je kunt gebruiken. Je hebt per uit te beelden woord net zoveel kaartjes
nodig als er groepen zijn.
HOUTEN POOT
OP DE UITKIJK STAAN
ENTEREN (AANVALLEN)
ZWAARD
KAPITEIN 1-OOG
#
PIRATENVLAG
MAN OVERBOORD
SCHIP
KIELHALEN
PAPAGAAI
PIRAAT
MAST
13 8
Deel 4: Bijlage 10. Een hoed vouwen
13 9
Deel 4: Bijlage 11. Scoreformulier 999
SCOREFORMULIER
SPEL 999
#
Naam:
+
Totaal
140
Deel 4: Bijlage 11. Scoreformulier 999
Spel 1
Aan de ene kant van de ruimte liggen 5 tennisballen. Aan de andere kant ligt een mat / hoepel. Wie
brengt het snelst de ballen naar de overkant? De ballen moeten op de mat liggen.
Spel 2
In elke zin zitten 2 dierennamen. Wie heeft de meeste dierennamen na 5 minuten? Controleer de gevonden dieren bij elkaar!
Zoek de dieren:
Antwoorden dieren namen zoeken:
1. De pastoor at veel mosterd
1. Rat en os
2. Ze zitten onder een paar dekens
2. Ree en paard
3. Deze late lui schijnen dronken
3. Ezel en luis
4. Zijn ko en kobe ernstige jongens?
4. Koe en beer
5. Louize brak een schenkbord
5. Zebra en hen
6. Ze behandeling een rapenveld
6. Eland en apen
7. Wat een middeleeuwse vlegel toch
7. Leeuw en egel
8. Zijn broek vloog in een hoek
8. Roek en vlo
9. Gans zijn leven was een drama
9. Gans en eend
10.Palermo ligt langs een vuile stroom
10.Mol en uil
11.De ladder week sterk uit
11.Adder en ekster
12.De rook walmde over de kotter
12.Kwal en otter
13.We spijkerden hesp in een schouw
13.Wesp en spin
14.Eli belde soms langer dan nodig
14.Libel en slang
15.De spade brak onder zijn schoen
15.Pad en hoen
16.Alle landen waren geschonden
16.Eland en hond
17.Heeft dr. Sam u gemeesterd?
17.Mug en mees
18.Ik ga zelden uit en versnipper geen tijd
18.Gazel en snip
19.Maria moest er prei en sla kopen
19.Oester en slak
20.Ik bedreig er hem schertsend mee.
20.Reiger en hert
Spel 3
Er wordt met scoops en een tennisbal over de bank / lijn heen gespeeld. Elke keer als de bal bij de ander
op de grond komt heeft degene die gooide een punt. Is een bal uit gegooid dan heeft de ander een punt.
Wie het eerst 10 punten heeft, heeft gewonnen.
Spel 4
Er wordt met de dobbelsteen gegooid. Als je 6 gooit, pak je de pen en schrijf je zo snel mogelijk, maar
wel leesbaar, de cijfers 1 t/m 100 op. De ander gooit intussen door. Gooit de ander 6 dan wordt de pen
afgepakt en gaat de ander schrijven. Het gaat erom wie het eerst bij het getal 100 is. De dobbelsteen
moet goed rollend worden gegooid!
Spel 5
Aan de ene kant van de ruimte liggen pittenzakjes. Aan de andere kant staat een korf (doos).
Er zijn 5 pittenzakjes. Ieder mag twee keer met de 5 zakjes gooien.
Wie heeft er de meeste pittenzakjes in de korf (doos)?
141
Colofon
Colofon
Uitgave
Fotografie
Deze handreiking is een uitgave van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB)
en is tot stand gekomen met medewerking van
Grontmij | Marktplan.
Voermans Van Bree fotografie
Jaap Oosterlaan
Yrsa Wagemaker
Met dank aan kinderen van de Anne-Frank school
te Arnhem
Training
De training Beweegplezier vanaf 4 is ontwikkeld
door Yrsa Wagemaker, projectleider Sportieve
Opvang, NISB.
Projectleiding
Yrsa Wagemaker, NISB
Tekst en eindredactie
Yrsa Wagemaker, NISB
Brig Duesmann-Oosterlaan, Grontmij | Marktplan
Lotte Jansen, NISB
Vormgeving en productie
VUURWERK communicatie en vormgeving, Arnhem
Redactieadres
Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen
Postbus 64, 6720 AB Bennekom
T (0318) 49 09 00
F (0318) 49 09 95
E [email protected]
W www.nisb.nl
© NISB, februari 2007
Yrsa Wagemaker en Lotte Jansen
142
Brig Duesmann-Oosterlaan