Monoloog meisjes toelatingsproef 5 woordkunst-drama SKI Gent Mimi: Oudere mensen. Kinders. Voor mij tellen alle levende wezens. Mensen. Dieren. Planten. Insecten. Ik heb dat nochtans niet van thuis meegekregen. Mijn pa was ne jager. Zo drijfjacht. Ik moest dan voorop met den trommel, om de konijnen uit hun hollekes te jagen, dan konden hij en zijn vrienden d’rop schieten. En als ze nog niet dood waren, moest ik er met ne knuppel op slaan. Op de konijnen en de hazen. Daarachter moest ik ’t vel d’r aftrekken. Meiske of niet, dat telde niet voor mijn pa. Dat was nogal nen Blauwbaard. Bij ons thuis was ’t rauw vlees en dooie beesten. Ik zie uw poep, ik zie zo de schellekes. Excuseer mij dat ik zo spreek. Bij ons thuis was ‘t: hesp, hesp, hesp. Excuseer, mijn gedachten springen. Floepfloepfloep, nen hutsekluts van een omelet. Uit: ‘Maria eeuwigdurende bijstand’ van Arne Sierens
© Copyright 2024 ExpyDoc