RAN conference paper stedenconferentie buitenlandse

RAN conference paper stedenconferentie buitenlandse strijders
Den Haag, 30 januari 2014
De visie van RAN
Met mogelijk tot 2000 buitenlandse strijders in Syrië is de betrokkenheid van Europese burgers nog
nooit zo groot geweest in vergelijking met andere recente conflicten. Deze zogenoemde
buitenlandse strijders zijn voor ons geen buitenlanders. Het zijn EU-burgers en kunnen zelfs bij onze
kinderen in de klas zitten, of de zonen (soms ook dochters) van onze buren kunnen zijn. Hun
radicalisering aanpakken en ze laten stoppen met vechten, is een taak die niet zozeer in Syrië moet
worden uitgevoerd. Dat moet hier gebeuren, thuis in onze Europese steden, waar voor
eerstelijnswerkers een centrale rol is weggelegd.
Lidstaten hebben diverse repressieve maatregelen ingevoerd, zoals het illegaal maken van reizen
naar trainingskampen en het intrekken van identiteitsbewijzen van potentiële strijders. Maar met
repressie alleen is het probleem nog niet opgelost. Preventie, signalering en het aanbieden van
trajecten waarmee (potentiële) buitenlandse strijders kunnen worden geholpen het pad van
gewelddadig extremisme te verlaten, zijn ook noodzakelijk. Dergelijke acties worden vaak op lokaal
niveau georganiseerd.
Zo kunnen eerstelijnswerkers, zoals leraren en jongerenwerkers, bijvoorbeeld worden getraind in het
herkennen en doorverwijzen van personen die worden geronseld voor de jihad. Ook kan worden
samengewerkt met families bij het detecteren én overtuigen van potentiële strijders om hun
betrokkenheid op een niet-gewelddadige manier in praktijk te brengen. Tot slot kunnen
exitprogramma's die hun doeltreffendheid hebben bewezen, worden toegespitst op de doelgroep.
Bijvoorbeeld door ex-radicalen of eerstelijnswerkers in te zetten als door iedereen aanvaarde
tussenpersonen of coaches.
Geopolitieke ontwikkelingen die tot doel hebben een oplossing te vinden voor het conflict in Syrië
zouden de radicale gedachten en handelingen van onze buitenlandse strijders kunnen temperen. We
weten echter dat dat niet genoeg is. Eerstelijnswerkers zijn onmisbaar als het gaat om het
voorkomen van rekrutering en het deradicaliseren van teruggekeerde Syriëstrijders.
Eerstelijnswerkers zoals leraren, jongerenwerkers, buurtagenten en zorgverleners werken op lokaal
niveau in specifieke steden en zijn daarom de aangewezen personen om deze taak te vervullen. En
dat is waarom RAN deze stedenconferentie organiseert: om meer informatie te verzamelen en
leerzame ervaringen uit te wisselen met steden en hun eerstelijnswerkers die al de nodige ervaring
hebben opgedaan met burgers die in Syrië strijden of dat willen gaan doen.
Inleiding
Europese lidstaten en steden zien zich geconfronteerd met het fenomeen van buitenlandse strijders
die naar Syrië afreizen. In de ruimste betekenis van het woord staat “buitenlandse strijders” voor
mensen die vrijwillig hun thuis verlaten om zich bij buitenlandse conflicten aan te sluiten. De mate
waarin buitenlandse strijders naar Syrië reizen, is nog niet eerder zo hoog geweest, vergeleken met
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
1
andere conflicten in de afgelopen decennia. Buitenlandse strijders kunnen op allerlei manieren een
potentieel gevaar vormen voor landen: Waarschijnlijk zullen ze, bij terugkeer, op zijn minst
psychologisch getraumatiseerd zijn door de oorlog en medische zorg, rehabilitatie en reintegratiemaatregelen nodig hebben. En in het buitenland vormen buitenlandse strijders een gevaar,
omdat zij kunnen proberen anderen te rekruteren voor de strijd. Daarnaast kunnen ze meer
vaardigheden verwerven op het gebied van terrorisme en vechten en hun grensoverschrijdende
extremistische netwerken in belangrijke mate uitbreiden. Ten slotte zouden zij, in het uiterste geval,
aansluiting kunnen vinden bij islamitische extremistische groeperingen terwijl ze in het buitenland
aan de strijd deelnemen, en bij terugkeer hun thuisland willen aanvallen om de op Al Qaeda
geïnspireerde ideologie van een mondiale jihad tegen het westen uit te dragen.
Europese burgers die naar het strijdtoneel in Syrië afreizen, verlaten daarbij hun eigen omgeving.
Tijdens hun verblijf in Syrië houden ze misschien contact met de achterblijvers, maar soms zijn ze
maandenlang buiten beeld en blijven familie en omgeving in het ongewisse over hun lot. Uiteindelijk
is het niet te zeggen hoe zij er bij hun terugkeer op psychisch, lichamelijk en ideologisch vlak aan toe
zijn. Dit fenomeen van de buitenlandse strijder zorgt ook voor spanningen binnen lokale
gemeenschappen: andere ouders zijn bang dat hun kinderen ook naar Syrië gaan, spanningen tussen
verschillende groepen binnen een gemeenschap (bijv. etnische of religieuze groepen),
meningsverschillen tussen voor- en tegenstanders over bijvoorbeeld de vraag of teruggekeerde
Syriëstrijders moeten worden geholpen of gestraft.
Centraal in de preventie van radicalisering in de richting van gewelddadig extremisme is vroegtijdige
interventie en een multidisciplinaire aanpak, waarbij lokale actoren het best gepositioneerd zijn om
actie te ondernemen. Dit punt is uitgebreid aan bod gekomen tijdens de High Level Conference
(“Empowering local actors to prevent violent extremism”) van 29 januari 2013 in Brussel. De
stedenconferentie van RAN over buitenlandse strijders bouwt hierop voort. Plaatselijke
eerstelijnswerkers kunnen het verschil uitmaken, omdat zij de inwoners en gemeenschappen het best
kennen en dus de mogelijkheid hebben om zorgwekkende ontwikkelingen te signaleren en daarop te
reageren. Maar ze kunnen ook op maat gemaakte deradicaliserings- en resocialisatietrajecten
uitwerken voor degenen die naar Syrië zijn geweest of dat van plan zijn te gaan doen. Verscheidene
Europese steden hebben al ervaring in het omgaan met buitenlandse strijders en hun sociale omgeving.
Wat heeft men hiervan geleerd en welke ervaringen uit de praktijk zijn ook nuttig voor andere steden
in Europa die met deze zelfde uitdaging worden geconfronteerd? En wat is er aan de basis voor nodig
om hier effectief aan te kunnen werken? Wat zouden lidstaten en/of de EU kunnen doen om dit
mogelijk te maken? De stedenconferentie heeft tot doel kennis en praktijkervaringen uit te wisselen
tussen eerstelijnswerkers uit de verschillende Europese steden1 over hoe om te gaan met het fenomeen
buitenlandse strijders voor, tijdens en na de reis en aanbevelingen te doen op plaatselijk, nationaal en
Europees niveau.
Gelukkig hoeven we niet helemaal vanaf nul te beginnen. Op grond van de kennis en opgedane
ervaringen uit eerdere bijeenkomsten van het Radicalisation Awareness Network biedt dit document
een beginpunt voor de discussie tijdens de stedenconferentie. Eerst wordt een bondige situatieschets
gegeven met betrekking tot de kwestie buitenlandse strijders. Feiten & cijfers, motivationele factoren
en achtergrondverhalen komen kort aan bod. Daar wordt echter slechts oppervlakkig op ingegaan,
omdat de stedenconferentie immers niet tot doel heeft de omvang van het probleem te bespreken
(zoals de situatie op dit moment in Syrië) maar oplossingen aan te dragen in de vorm van goede
werkmethodes. Het grootste deel van dit document zal dan ook gewijd zijn aan goede werkmethodes
voor de omgang met buitenlandse strijders voor, tijdens en na hun reis. De volgende
benaderingswijzen komen uitgebreider aan bod: bewustmaking bij eerstelijnswerkers, bieden van
ondersteuning aan families, inschakelen & empowerment van de omgeving, exitstrategieën:
1
Vilvoorde, Antwerpen, Brussel, Mechelen, Birmingham, Londen, Cardiff, Portsmouth, Aarhus, Kopenhagen (Vestegn),
Odense, Ceuta, Melilla, Frankfurt, Berlijn, Bonn, Göteborg, Örebro, Den Haag, Zoetermeer, Delft, Arnhem, Huizen
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
2
deradicalisering & disengagement, vorming van een institutionele infrastructuur, bieden van
ondersteuning vanuit diverse instanties
Situatieschets
Feiten en cijfers
Het exacte aantal Europese buitenlandse strijders dat naar Syrië is gereisd, is niet bekend. Maar er
zijn verschillende schattingen in omloop. Uitgaande van de informatie die Europese lidstaten zelf
hebben aangeleverd, lijkt een schatting van 1500-20002 buitenlandse strijders redelijk. Het
International Centre for Study of Radicalisation (ISCR) schat dat het aantal strijders uit West-Europa
varieert tussen de 396 en 1937. Dat is drie keer zoveel als hun laatste schatting afgelopen april, toen
dat aantal nog tussen de 135 en 590 lag. West-Europeanen vertegenwoordigen nu tot 18% van de
populatie buitenlandse strijders in Syrië, waarbij de meeste gerekruteerden afkomstig zijn uit
Frankrijk (63-412), Groot-Brittannië (43-366), Duitsland, (34-240), België (76-296) en Nederland (29152). Gemeten in verhouding tot het aantal inwoners per land zijn België (tot 27 buitenlandse
strijders per miljoen inwoners), Denemarken (15), Nederland (9), Zweden (9), Noorwegen (8) en
Oostenrijk (7) de landen die hier het meest mee te maken hebben (Zelin, 2013) We moeten in deze
context echter niet alleen kijken naar de landen, maar ook naar de steden die hier het meest mee te
maken hebben. In de hierboven genoemde landen komt de overgrote meerderheid van buitenlandse
strijders uit een beperkt aantal steden. En deze specifieke steden zijn niet altijd voor de hand liggend;
het gaat niet in alle gevallen om de grootste steden met de grootste moslimgemeenschappen.
Doelgroepen & motivationele factoren
De doelgroepen en motivationele factoren lopen sterk uiteen tussen verschillende landen, maar het
relatief hoge aantal strijders is waarschijnlijk vooral te verklaren uit het feit dat Syrië eenvoudig
bereikbaar is voor Europeanen, in tegenstelling tot conflicten in het verleden in Afghanistan of Irak.
De reis wordt, in het algemeen, ondernomen door jonge mannen in de twintig, maar er zijn ook tal
van uitzonderingen bekend (vrouwen, tieners, hele families). In sommige landen werden
uiteenlopende profielen beschreven:







Criminele groeperingen en bendeleden, bijvoorbeeld in Denemarken;
Werklozen;
Studenten;
Bekeerde moslims;
Mensen uit de middenklasse;
Jonge vrouwen, bijv. in Nederland
Hele families, waaronder ook zeer jonge kinderen, bijv. uit België
Ook de gemelde motivationele factoren zijn zeer divers, inclusief maar niet beperkt tot: humanitaire
redenen, ideologische redenen (zich aangetrokken voelen tot de jihad, nationalistische of
panislamistische achtergronden) en mensen die teleurgesteld zijn in de reacties van nationale
regeringen of op zoek zijn naar avontuur. In termen van motiverende achtergronden kan het
volgende worden vastgesteld:
 Identiteit: Het idee een echte ‘moslim’ te zijn, en zijn/haar plicht te vervullen,
 Religie/theologie: (nauw verbonden met het hierboven genoemde) het is iemands religieuze
plicht,
2
Ministeriële EU-bijeenkomst over buitenlandse strijders, 5 december 2013
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
3






Omgeving: een behoefte die men voelt om actie te ondernemen tegen de gruwelijkheden die
de oemma worden aangedaan; meedoen met broeders en zusters en hen helpen en
verdedigen,
Deel uitmaken van de aangekondigde apocalyptische strijd als vorm van vergelding en de
'bevrijding' van de Al-Aqsamoskee in Jeruzalem,
Geschiedkundig bewustzijn: deelnemen aan de jihad in het geografische en historische
middelpunt van de islam,
Oorlog is te winnen: Assad verslaan is mogelijk, hoewel dit argument aan kracht inboet
naarmate de tijd verstrijkt en de conflicten tussen oppositiegroeperingen toenemen,
Het falen van de internationale gemeenschap om een duurzame vredessituatie van de grond
te krijgen, wordt door extremistische groeperingen aangewend om te rekruteren,
Verwijzing naar Bilad al-Sham3 met betrekking tot het Syrische conflict vindt weerklank bij
degenen die erover denken zich bij het conflict aan te sluiten.
Goede werkmethodes voor de omgang met buitenlandse strijders voor, tijdens en na hun reis
Eerstelijnswerkers hebben diverse mogelijkheden tot hun beschikking om betrokkenheid te
bewerkstelligen. Een aantal EU-lidstaten heeft repressieve juridische maatregelen ingevoerd
waarmee het moeilijker wordt om als buitenlandse strijder naar Syrië te gaan en/of waarmee deze
mensen kunnen worden aangepakt bij terugkeer. Zo kan het bijvoorbeeld verboden worden om naar
trainingskampen of conflicten in het buitenland te reizen (ingevoerd in Frankrijk, Duitsland en
Oostenrijk); lid te worden van binnen- of buitenlandse terroristische organisaties of met dit doel te
reizen. Daarnaast kunnen paspoorten of identiteitskaarten worden ingetrokken. De focus van RAN en
het doel van deze stedenconferentie is echter meer gericht op het bespreken van goede
praktijkvoorbeelden van preventieve maatregelen met betrekking tot het omgaan met buitenlandse
strijders voor, tijdens (hulp) en na de reis (rehabilitatie, re-integratie en in sommige gevallen
deradicalisering). Er zijn verschillende momenten die kunnen worden aangegrepen om mensen te
betrekken. Bijvoorbeeld in het voorstadium (en gericht op individuele risicopersonen, als preventieve
maatregel), contacten leggen met familieleden van personen die naar het buitenland zijn gereisd of
activiteiten uitvoeren in het kader van rehabilitatie en re-integratie voor degenen die zijn
teruggekeerd.
We onderscheiden de volgende benaderingen, die we in dit document onder de loep nemen:
- Bewustmaking bij eerstelijnswerkers;
- Ondersteuning bieden voor families;
- Betrekken van de omgeving;
- Exitstrategieën: deradicalisering & disengagement;
- Vorming van een institutionele infrastructuur, met ondersteuning vanuit diverse instanties.
Deze benaderingswijzen stroken met de algemene aanpak ter preventie en bestrijding van
radicalisering, zoals gepresenteerd in de RAN Collection op 15 januari 2014
(http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-wedo/networks/radicalisation_awareness_network/ran-best-practices/index_en.htm). Elke benadering
wordt kort omschreven, gevolgd door enkele specifieke opgedane ervaringen die we uit onze RANbijeenkomsten hebben gehaald in relatie tot het fenomeen van buitenlandse strijders in Syrië.
Bewustmaking bij eerstelijnswerkers
3
Ook bekend als ‘Groot-Syrië’, de term verwijst naar het herstel van het Arabische kalifaat Bilad al-Sham uit de
Middeleeuwen, waartoe ook het oostelijke gedeelte van de Middellandse Zee of de Levant en West-Mesopotamië
behoorden tijdens de hoogtijdagen van de Arabisch-islamitische beschaving.
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
4
Deze aanpak bestaat uit het bewustmaken van eerstelijnswerkers die te maken hebben met
kwetsbare individuen of groepen bij wie radicalisering op de loer ligt, om ervoor te zorgen dat zij
goed zijn toegerust om radicalisering te herkennen en erop te reageren. In heel Europa zijn
trainingen ontwikkeld, gericht op bewustmaking en kennisverbreding bij eerstelijnswerkers die
verantwoordelijk zijn voor individuen die gevoelig zouden kunnen zijn voor radicalisering.
Eerstelijnswerkers zijn aangewezen als de centrale groep die een belangrijke bijdrage kan leveren
aan deze kwestie. Daaronder vallen bijvoorbeeld leraren, jongerenwerkers, buurtagenten,
medewerkers van de kinderbescherming, (psychiatrische) zorgverleners. Deze groepen staan vaak in
direct contact met potentieel kwetsbare individuen bij wie de kans op radicalisering groot is. In
tegenstelling tot bijvoorbeeld beleidsmakers hebben eerstelijnswerkers - in potentie - de
mogelijkheid om personen te herkennen en door te verwijzen die kwetsbaar zijn voor radicalisering.
Werkers in de publieke sector hebben echter niet altijd genoeg kennis over radicalisering in huis, ze
hebben geen inzicht in waarschuwingssignalen of weten niet hoe ze daarop moeten reageren.
Bewustmaking op dit gebied is dan ook noodzakelijk.
Specifieke opgedane ervaringen en aanbevelingen die relevant zijn voor de kwestie van buitenlandse
strijders, zijn:
 Analyseren en beoordelen van de mate van betrokkenheid van buitenlandse strijders
vanuit hun voetafdruk in sociale media. Vaak is het mogelijk om de mate van
betrokkenheid van buitenlandse strijders te bepalen aan de hand van door hen gekozen
symbolen, pictogrammen en afbeeldingen. Dat kan dienen als vroegtijdige waarschuwing
voor scholen, sociale diensten en handhavingsinstanties dat een persoon daarbij
betrokken is. Het kan ook worden gebruikt als dialoogmechanisme met toekomstige
buitenlandse strijders. Met kennis en interpretatie van vroegtijdige
waarschuwingssignalen op social media kan het dialoogmechanisme op gang worden
gebracht.
 In sommige gevallen anticiperen op een eventuele behoefte aan psychische
hulpverlening. Bewust zijn en herkennen van mogelijke psychische problemen bij de
(potentiële) buitenlandse strijder is essentieel. In sommige gevallen krijgen actoren
specifieke trainingen van psychologen om signalen te kunnen herkennen en middelen in
handen te krijgen waarmee ze het probleem kunnen aanpakken. Het is belangrijk dat
actoren contact hebben met instanties voor de benodigde psychische zorg en dat deze
zorgverleners bij voorkeur ook getraind zijn in het omgaan met gevallen die lijken op die
van buitenlandse strijders. Vanwege culturele gevoeligheden, die een obstakel kunnen
vormen voor het erkennen van psychische problemen, zullen er wellicht innovatieve
methoden aan te pas moeten komen om degene die psychische hulp nodig heeft te
overtuigen.
 Trajecten zijn langdurig en vereisen voortdurende betrokkenheid. Om het langdurige
karakter van trajecten te waarborgen, moeten strategieën worden ontwikkeld. Een
centraal element is scholing: zowel met collega's ('train de trainers') als met andere
partijen in de omgeving, zoals (waar mogelijk) familieleden en scholen of religieuze
instanties. Training kan bestaan uit het verstrekken van hand-outs (hoe potentiële
buitenlandse strijders te signaleren zijn), het gebruik van interne checklists met
geslaagde activiteiten in het verleden, simulaties en rollenspellen en
scholingsbijeenkomsten op individueel of groepsniveau.
Ondersteuning bieden aan families
Familieleden kunnen belangrijke vormen van ondersteuning bieden of een positieve invloed hebben
op een (potentiële) buitenlandse strijder. In veel gevallen kunnen ze helpen bij de preventie of
rehabilitatie, re-integratie en (in mindere mate) deradicalisering. Hierbij dient echter te worden
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
5
aangemerkt dat families ook juist extra gevaar kunnen opleveren, bijvoorbeeld door familieleden te
negeren of door hen te beïnvloeden (of zelfs aan te moedigen) met gewelddadige extremistische
ideologieën. Het is dan ook cruciaal dat families ondersteuning kunnen krijgen.
Specifieke opgedane ervaringen en aanbevelingen in verband met buitenlandse strijders in Syrië zijn:





Bij de ondersteuning van families is het belangrijk dat niet alleen wordt gekeken naar de
ouders, maar naar de gehele samenstelling van de familie. Ook broers, zussen, neven,
nichten en leeftijdsgenoten kunnen worden geconfronteerd met het feit dat een
familielid radicaliseert of zich tot gewelddadig extremisme heeft gekeerd. Men moet zich
realiseren dat zij ook een risicogroep vormen die in de gaten moet worden
gehouden.
Verschillen tussen mannen en vrouwen dienen erkend te worden als belangrijk
aspect bij het ondersteunen van families. Vader, moeder en elk ander familielid heeft
een eigen rol en eigen verantwoordelijkheden en dient dienovereenkomstig te worden
aangesproken. In het verleden is veelal gebleken dat (potentiële) buitenlandse strijders
uit families komen met veel patriarchale tradities, die terecht zijn gekomen in een
nieuwe (vaak westerse) omgeving waar dergelijke normen in twijfel worden getrokken
en de dominante rol van de vader wordt ontkend en verzwakt ten gunste van de
moeder. Kwesties die te maken hebben met verschillen tussen man en vrouw moeten
dan ook bekeken, onderzocht en besproken worden met de betreffende persoon en
meestal ook met zijn/haar familie.
Families vinden het misschien eng om informatie te geven of zijn bang dat ze
gestigmatiseerd worden vanwege hun betrokkenheid bij een interventie. Dit kan
belemmeringen opwerpen bij het inroepen of accepteren van hulp. Er zijn dan ook
creatieve en proactieve manieren nodig om deze belemmeringen weg te nemen.
Vorming van infrastructuren die het families gemakkelijker maken om hulp in te roepen.
Er kan een infrastructuur worden opgezet waarin ouders in ieder geval de mogelijkheid
hebben om hulp in te roepen. Bijvoorbeeld door het instellen van een speciale ‘hotline’
(telefoonnummer) die families kunnen bellen wanneer ze zich zorgen maken over een
familielid (Duitsland) of actief op huisbezoek gaan bij ouders wier kinderen beschouwd
worden als gevoelig voor radicalisering of al geradicaliseerd zijn (België).
Het is van belang dat, waar mogelijk, de familie en andere netwerken proactief worden
aangemoedigd om het betreffende familielid niet af te wijzen of te stigmatiseren.
Betrekken en empoweren van de omgeving
Deze benadering behelst het betrekken en de empowerment van risicogemeenschappen om zo een
vertrouwensband met overheden op te bouwen en gemeenschappen veerkrachtiger te maken.
‘Gemeenschappen’ zijn groepen mensen die al dan niet met elkaar verbonden zijn door hun fysieke
leefomgeving, maar die bovenal hun interesses, belangen, identiteit of buurt als gemeenschappelijke
deler hebben. Dergelijke gemeenschappen kunnen lokaal, nationaal of internationaal zijn, met
specifieke of veelzijdige interesses. Preventie van radicalisering is de gezamenlijke taak van
gemeenschappen, overheden en eerstelijnswerkers. Gemeenschappen kunnen een belangrijke rol
spelen bij het voorkomen van gewelddadig extremisme aan beide uiteinden van het
interventiespectrum: preventie en uitweg uit radicalisering. Aangezien gemeenschappen dus een
belangrijke rol spelen in de preventie van radicalisering, is het van groot belang dat geïnvesteerd
wordt in het betrekken en de empowerment van die omgeving. Deze benadering kan verschillende
vormen aannemen. ‘Betrekken van de omgeving’ kan worden gedefinieerd als het proactief
weerbaar maken van krachten, kennis en vaardigheden van gemeenschappen en partners, niet
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
6
alleen om problemen te kunnen signaleren, maar ook om samen prioriteiten te bepalen en
oplossingen te bedenken en uit te werken. ‘Empowerment van de omgeving’ verwijst naar het
proces dat gemeenschappen in staat stelt meer controle over hun leven te krijgen. Empowerment
van de omgeving is dan ook meer dan het binden, activeren of betrekken van de omgeving. Het
impliceert dat gemeenschappen de verantwoordelijkheid op zich nemen en actief worden en het is
expliciet gericht op maatschappelijke en politieke verandering (Baum, 2008).
Specifieke opgedane ervaringen en aanbevelingen in verband met buitenlandse strijders in Syrië zijn:



Alert zijn op de goede momenten voor het teweegbrengen van betrokkenheid. Uit
ervaring blijkt dat mogelijkheden zich voordoen als hulp met succes van de grond is
gekomen:
o Als andere leden van de gemeenschap op reis zijn geweest kan dat worden
aangegrepen om mensen uit de omgeving of plaatselijke leiders op het gebied van
religie of onderwijs erbij te betrekken.
o Voor (of na) een feestdag of gebeurtenis waar demonstraties of animositeiten uit
voort kunnen komen, kunnen politie of overheden ter plekke de
gemeenschap/scholen/ religieuze instanties benaderen.
o Eerstelijnswerkers kunnen algemene activiteiten als excursies en filmavondjes
gebruiken om het eerste contact te leggen en het gesprek aan te gaan, wat het pad
effent voor het opbouwen van vertrouwen en interventie.
o De politie kan het eerste contact leggen als ouders bezorgd zijn over minderjarige
kinderen of als er problemen in de huiselijke sfeer zijn, waarbij ze bepaalde actoren
kunnen aanbevelen.
Eerstelijnswerkers moeten zich bewust zijn van goede gelegenheden en signalen voor het
teweegbrengen van betrokkenheid. Er bestaat geen waterdichte methode voor het
leggen van het eerste contact. In dit stadium is doorzettingsvermogen essentieel.
Langdurige betrokkenheid kan ook van pas komen wanneer zich ingrijpende incidenten
voordoen, omdat er in dergelijke gevallen behoefte is aan bestaande mechanismen om
betrokken actoren te kunnen bereiken, wat een beroep doet op proactieve in plaats van
reactieve betrokkenheid.
Alert zijn op belanghebbenden en betrokken partijen. Familieleden, lokale
gemeenschappen, leraren, religieuze leiders e.d. die het vertrouwen hebben van de
(potentiële) buitenlandse strijder, kunnen een opening bieden op weg naar
betrokkenheid bij de gemeenschap. In dat geval is het de taak van de andere actoren dat
zij vertrouwen blijven geven op afstand en kunnen instaan voor de betreffende
eerstelijnswerker. Dit kan ook een goed moment zijn om het eerste contact te leggen.
Onder actoren kan worden verstaan familieleden (zowel binnen de familie van de
[potentiële] buitenlandse strijder als in uitgebreidere zin), lokale gemeenschap of
groepen jongeren in de omgeving, leraren of religieuze figuren die het vertrouwen
genieten.
Exitstrategieën: deradicalisering en disengagement
Deze benadering behelst het opstellen van trajecten voor deradicalisering of disengagement met als
doel (gewelddadige) radicalen te re-integreren (deradicalisering) of ze ten minste te weerhouden van
geweldplegingen (disengagement). Zelfs met de beste preventiemaatregelen zullen er altijd
individuen zijn die toch radicaliseren. Als ze eenmaal dat stadium hebben bereikt, vallen ze onder de
verantwoordelijkheid van veiligheidsdiensten/politie en, in sommige gevallen, justitie en
gevangeniswezen. Maar er komt (waarschijnlijk) een dag dat ze hun straf hebben uitgezeten en
moeten re-integreren in de maatschappij. Voor een geslaagde re-integratie in de maatschappij is het
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
7
belangrijk dat er trajecten gericht op deradicalisering of disengagement beschikbaar zijn voor
radicalen. Exittrajecten zijn niet alleen geschikt voor individuen die in de gevangenis hebben gezeten.
Idealiter zou gevangenschap voorkomen moeten worden door dit soort trajecten al aan te bieden
voordat de persoon illegale activiteiten onderneemt.
Het proces van deradicalisering of disengagement omvat gedragsgerichte en cognitieve aspecten,
zoals overtuigingen. Met betrekking tot gedrag ligt de nadruk in de eerste plaats op het stoppen van
geweldshandelingen. Dit wordt doorgaans ‘disengagement’ genoemd. Met betrekking tot attitudes
ligt de focus op het vergroten van iemands vertrouwen in het systeem, de wens om weer deel uit te
maken van de maatschappij en het afwijzen van ondemocratische middelen. Dit wordt
‘deradicalisering’ genoemd. Kort samengevat, en in de woorden van John Horgan (2009), zijn
trajecten voor deradicalisering en disengagement “in het algemeen gericht op individuen die
geradicaliseerd zijn met als doel ze te re-integreren in de maatschappij of ze ten minste te
weerhouden van geweldplegingen.”
Specifieke opgedane ervaringen en aanbevelingen in verband met buitenlandse strijders in Syrië zijn:




Trajecten voor het bewerkstelligen van betrokkenheid werken alleen wanneer ze zijn
gebaseerd op de context en de omgeving. Eerstelijnswerkers dienen te beseffen dat elk
geval weer anders is en gebaseerd op de betreffende persoon. Zo zullen niet alle strijders
die terugkeren uit Syrië gewelddadig zijn of psychisch trauma hebben opgelopen.
Meestal zeggen eerstelijnswerkers dat elk individueel geval anders is en dat er geen
uniforme benadering is. Hierdoor wordt er gerichter gewerkt, wat de kans van slagen
vergroot. De keerzijde is dat het meer tijd vergt en vaak ook duurder is om elke
behandeling af te stemmen op de betreffende persoon.
Voor het aanpakken van deze langetermijnrisico's zijn zowel preventieve als repressieve
maatregelen van belang. Op preventief gebied is het belangrijk dat gewerkt wordt aan
een relatie op basis van vertrouwen en geloof in de teruggekeerde persoon en dat het
individu wordt geholpen op het vlak van psychische vragen/identiteit én praktische zaken
(huisvesting, werk zoeken enz.). Bij aanwezigheid van bestaande preventieprogramma's
(kanalen, netwerk van geschoolde ambtenaren) en exit- en deradicaliseringsinterventies
kunnen op maat gemaakte trajecten worden geboden die aansluiten bij de
beweegredenen van mensen om weg te gaan en weer terug te komen en hun actuele
behoeften. Met betrekking tot repressieve maatregelen kan vervolging een mogelijkheid
zijn als er genoeg bewijsmateriaal verzameld kan worden. En dit hangt ook af van het
geldende juridische systeem.
Het opbouwen van betrokkenheid dient van begin tot eind gecoördineerd te worden door
een capabele tussenpersoon die het vertrouwen geniet. Bij elk traject in dit systeem zijn
verschillende actoren betrokken. Om ervoor te zorgen dat een (potentiële) buitenlandse
strijder zich überhaupt openstelt voor meer betrokkenheid, is de aanwezigheid van een
of meerdere contactpersonen onmisbaar, en zij dienen te beoordelen welke instanties
en gerichte interventies nodig zijn. Het is essentieel dat deze intermediair het
vertrouwen heeft van alle partijen, maar bovenal van de (potentiële) buitenlandse
strijder zelf. Soms kan de interventie direct met de buitenlandse strijders plaatsvinden,
en soms gebeurt dat indirect via de familie of het sociale netwerk.
Actoren die contact maken met een (potentiële) buitenlandse strijder winnen zijn/haar
vertrouwen door transparant, eerlijk en open te zijn. Veel eerstelijnswerkers zijn het
erover eens dat hun doelgroep ontvankelijker wordt wanneer zijzelf helder zijn over hun
bedoelingen. Helderheid kan ook helpen voorkomen dat zich tijdens het contact
onaangename verrassingen voordoen die het vertrouwen schaden. Waar mogelijk dient
het uitwisselen van informatie tussen de handelende persoon/organisatie en de
(potentiële) buitenlandse strijder van twee kanten te komen. Hierbij dient echter te
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
8





worden aangemerkt dat in sommige gevallen geheimhouding is vereist met betrekking
tot veiligheids- en inlichtingendata. In zulke gevallen dienen duidelijke regels en
richtlijnen te worden opgesteld over het uitwisselen van dergelijke informatie.
Afhankelijk van de situatie wordt de ontvanger hiervan op de hoogte gebracht.
Actoren spreken dezelfde taal als hun doelgroep, zowel in de letterlijke zin als in een
breder empathisch en cultureel perspectief. In de praktijk zullen eerstelijnswerkers
merken dat de (potentiële) buitenlandse strijders met wie ze te maken krijgen vaak zeer
uiteenlopen qua taal en cultuur van herkomst. Het is dan ook belangrijk dat
communicatie plaatsvindt in de moedertaal die de (potentiële) buitenlandse strijder
en/of diens omgeving goed beheerst, of dat er een betrouwbare vertaler wordt
ingeschakeld. Verder moeten de actoren die een relatie opbouwen zich bewust zijn van
de culturele normen van de ontvanger, en zij sturen een interventie aan met die normen
in het achterhoofd. Het is zeer belangrijk dat de betreffende werker empathisch is, de
ontvanger met respect behandelt en geen stereotypen of negatieve etiketten toepast. In
die zin kan iedereen met de juiste eigenschappen interveniëren, en dat geldt zowel voor
vrouwen als voor personen met een andere culturele achtergrond dan die van de
buitenlandse strijder – zodra taalbarrières verdwijnen, er begrip voor de cultuur is en er
respect voor de persoon wordt getoond.
Het opbouwen van vertrouwen is een noodzakelijke, langdurige, tijdrovende taak die
gedurende het gehele proces een topprioriteit moet blijven. Op een zichtbare en
constante manier aanwezig en beschikbaar zijn, is essentieel voor het opbouwen van
vertrouwen. Het voordeel is dat de vertrouwensband met de (potentiële) buitenlandse
strijder groeit. Maar het kan ook zijn dat werkers tegen grenzen aanlopen in hun werk en
qua werkdruk. Vaak moeten de mensen die dit werk doen met veel verschillende taken
rekening houden. Er moet dan ook steeds getracht worden het evenwicht te bewaren
tussen de tijd die met de persoon wordt doorgebracht en de door de functieomschrijving
opgelegde beperkingen.
Maak een weloverwogen keuze wie een rol gaat spelen en wie waarschijnlijk niet. Binnen
het complexe systeem van diverse actoren die eventueel een rol zouden kunnen spelen
in de preventie, hulp of rehabilitatie en re-integratie kunnen zich ook een aantal
controversiële figuren bevinden. Zo willen bepaalde aanhangers van de harde lijn (maar
niet noodzakelijkerwijs gewelddadige extremisten) misschien deelnemen aan het
publieke debat over preventie. Of er kunnen voormalige extremisten ('formers') worden
ingezet om potentiële buitenlandse strijders op andere gedachten te brengen. Actoren
kunnen er ook voor kiezen om rekruteerders (van buitenlandse strijders) in te schakelen
of er juist buiten te houden. Er zijn geen vaste afspraken over wie al dan niet een rol
krijgt toebedeeld, maar de actor die het traject implementeert dient een weloverwogen
keuze te maken op basis van de individuele behoeften in elk afzonderlijk geval.
Wees voorbereid op concrete problemen bij de (potentiële) buitenlandse strijder en zorg
dat stappenplannen klaarliggen om dergelijke kwesties en verzoeken aan te pakken.
Vaak, en vooral wanneer het gaat om preventieve interventie, hebben (potentiële)
buitenlandse strijders meer praktische problemen dan alleen maar met betrekking tot
het buitenlandse conflict: daarbij valt te denken aan het ontbreken van een vaderfiguur,
problemen op school, kinderen of werk(loosheid). In veel gevallen kan een
eerstelijnswerker dergelijke problemen niet direct oplossen, maar hij/zij moet bereid zijn
om iemand te vinden die dat wel kan, of aan de ontvanger kunnen uitleggen dat dat
buiten zijn/haar takenpakket valt.
Het buitenlandse conflict wordt vaak alleen aangegrepen om het gesprek op gang te
brengen. Wees voorbereid op een scala aan onderwerpen, van lokaal microniveau tot
internationaal macroniveau. Doorgaans praten (potentiële) buitenlandse strijders in
eerste instantie over hun aannames of ervaringen met betrekking tot het buitenlandse
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
9


conflict. Maar het is belangrijk om hierbij in gedachten te houden dat een breed
spectrum aan onderwerpen op tafel kan komen, zoals de thuissituatie, de omgeving (bijv.
discriminatie of polarisatie), nationale politiek (bijv. het bespreken van het
buitenlandbeleid) of andere teleurstellingen op internationaal vlak. De eerstelijnswerker
dient alle beschikbare actoren en stappenplannen binnen handbereik te hebben om de
behoeften van de ontvanger, voor zover mogelijk, te ondervangen.
Stimuleer kritisch denken en probeer (potentiële) buitenlandse strijders ertoe over te
halen om hun handelingen en eventuele alternatieven te overdenken. Personen die
overwegen om naar het buitenland af te reizen om zich bij een conflict te voegen, zijn
zich veelal niet bewust van alternatieve activiteiten. Eerstelijnswerkers dienen hier de
aandacht op te vestigen, door bijvoorbeeld hulpverleners of militairen uit het nationale
leger uit te nodigen om met de ontvanger over hun ervaringen te praten (afhankelijk van
het specifieke geval). Maar alleen met respect voor de persoon kan iemand bereid
gevonden worden om kritisch na te denken over eigen gedrag en aannames.
Waarschijnlijk heeft de (potentiële) buitenlandse strijder zich er nog niet eerder op een
dergelijke manier mee bezig gehouden.
Het gebruiken van verhalen die de keerzijde belichten, kan nuttig zijn in het proces van
deradicalisering en disengagement. Deze verhalen over keerzijdes dienen te worden
overgebracht door betrouwbare, geloofwaardige en invloedrijke personen (bijv.
voormalige extremisten, slachtoffers, familieleden, religieuze leiders of leiders in de
gemeenschap). Dergelijke verhalen kunnen:
o Reismythes ontkrachten;
o De aantrekkingskracht van de strijd in een ander daglicht stellen en ontdoen van
glamour;
o Alternatieven aandragen voor de steun aan Syrië, zoals het bieden van humanitaire
hulp;
o Ideologische/religieuze argumenten aanvoeren waaruit blijkt dat een goede moslim
niet per se in Syrië hoeft te hebben gestreden.
Vorming van een institutionele infrastructuur, met ondersteuning vanuit diverse instanties.
Deze benadering behelst het scheppen van een institutionele infrastructuur waarmee gewaarborgd
wordt dat risicopersonen al in een vroegtijdig stadium hulp kunnen krijgen vanuit meerdere
instanties. Overheden kunnen radicalisering niet alleen bestrijden. Veel gewelddadige extremisten
hadden op tijd geholpen kunnen worden als eerstelijnswerkers hadden samengewerkt en informatie
hadden uitgewisseld. Een aanpak vanuit meerdere partners waarbij deze de mogelijkheid, kennis en
capaciteit hebben om risicopersonen te identificeren en te helpen, is essentieel. Eerstelijnswerkers in
organisaties waar risicopersonen geïdentificeerd zouden kunnen worden, dienen elkaar te kennen en
in staat worden gesteld om informatie en zorgpunten uit te wisselen en een gezamenlijke aanpak te
ontwikkelen om de risicopersonen te helpen. Om kort te gaan: een aanpak vanuit diverse instanties
en een systeem dat uitwisseling van informatie mogelijk maakt - een institutionele infrastructuur - is
cruciaal voor het identificeren en benaderen van kwetsbare risicopersonen. Doel van deze
benadering is het herkennen van kwetsbare risicopersonen; vaststellen van de aard en omvang van
de potentiële kwetsbaarheid of het risico; ontwikkelen van een passend ondersteuningspakket om
de risicopersonen ervoor te behoeden dat ze verder opschuiven richting gewelddadig extremisme op
basis van een beoordeling van hun kwetsbaarheid, en waarborgen dat relevante informatie sneller,
eerder en integraal gecoördineerd wordt uitgewisseld.
Voor deze benadering gelden de algemene aanbevelingen en leerervaringen van een aanpak vanuit
diverse instanties:
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
10



Het is als het maken van een legpuzzel: een relatie opbouwen met een (potentiële)
buitenlandse strijder en diens omgeving vereist overleg en betrokkenheid van een keur aan
actoren, van micro- tot macroniveau, zoals families (zowel in de kleine kring als uitgebreid),
leden en leiders van de gemeenschap, religieuze geleerden, leraren, lokale overheden, politie
en inlichtingendiensten.
Een benadering vanuit diverse instanties betekent gedeelde verantwoordelijkheid, maar voor
een goede coördinatie dient duidelijk welke partij het voortouw neemt. Idealiter wordt bij
deze partij een centrale tussenpersoon aangewezen.
Het kan ook nuttig zijn om voort te bouwen op bestaande partnerschappen en netwerken.
Feedback
Het secretariaat van RAN stelt feedback naar aanleiding van dit document op prijs, evenals extra
informatie die met het onderwerp te maken heeft. Voor feedback en/of meer informatie kunt u
contact opnemen met Amy-Jane Gielen ([email protected]) of Maarten van de Donk
([email protected]).
RAN conference paper stedenconferentie buitenlandstrijders Den Haag 30 januari 2014
11